32 Mededelingen

De voorzitter:

Collega's. Voordat ik de vergadering sluit, wil ik graag nog kort het woord tot u richten. Het is immers de laatste vergadering van 2020.

Het is al veel en vaak gezegd, en we zeggen het ook vandaag weer: 2020 was een uitzonderlijk jaar, voor iedereen. De coronapandemie heeft een grote impact op ieders leven. Sinds maart zijn ten minste 10.000 mensen aan het virus overleden, en nabestaanden missen hun dierbaren nog dagelijks. Veel ouderen zijn eenzaam, omdat zij al maanden afstand houden tot hun dierbaren. Jongeren kunnen niet die onbezorgde tijd hebben die wij hun allen zo gunnen. Lange tijd hoopten we dat de eerder genomen maatregelen voldoende zouden zijn. Helaas zijn de besmettingscijfers dusdanig dat harde maatregelen nodig zijn.

De lockdown die sinds vannacht onze nieuwe werkelijkheid is, was onvermijdelijk. Voor veel Nederlanders is dat een zeer hard gelag: voor de medewerkers in de zorg die al maanden bedrieglijk onvermoeibaar doorwerken en die zich opnieuw schrap zetten voor meer opnames in de ziekenhuizen en meer coronazorg in de verpleeghuizen; voor de ondernemers die wellicht nog een sprankje hoop hadden op verlichting van de maatregelen, maar die nu hun zaak moeten sluiten of nog steeds dicht moeten houden; voor de scholieren die deze week op school nog kerstvieringen zouden hebben, maar die nu weer thuis komen te zitten; voor hun ouders, die voor een deel opnieuw de rol van docent op zich zullen nemen. Voor veel Nederlanders zal bovendien het vooruitzicht van een feestelijke periode die op geheel andere wijze moet worden ingevuld een grote teleurstelling zijn. Dat is begrijpelijk. Maar we doen het omdat we de besmettingscijfers alleen op deze manier omlaag kunnen krijgen.

Collega's. Aan het eind van deze laatste vergadering wil ik naast alle zorgen nog even kort met u stilstaan bij het afgelopen jaar, zonder een heel chronologisch jaaroverzicht te geven. Die zult u de komende weken op veel andere manieren voorgeschoteld krijgen.

Wie ons een jaar geleden had voorspeld dat wij — althans de meesten van ons — vandaag hier in de Ridderzaal met Eerste Kamermondkapjes op zouden lopen, zonder elkaar de hand te schudden, dat wij op 1,5 meter afstand van elkaar plenair bijeen zouden komen, al zes maanden via Teams onze commissievergaderingen zouden houden en dat er een digitaal quorum zou zijn; we hadden diegene niet serieus genomen. Daarvan ben ik overtuigd. Met een digitaal quorum leveren wij als Eerste Kamer door het beperken van reisbewegingen ook onze bescheiden bijdrage aan het veilig houden van Nederland in deze coronatijd, terwijl het werk gewoon door kan gaan.

Maar het is zo en we doen het. Als ik dan een beetje onbescheiden mag zijn: we doen het binnen alle beperkende maatregelen helemaal zo slecht nog niet. We zijn dit jaar 40 keer plenair bijeengekomen. We hebben zelfs een aantal tweedaagsen gehad, zoals nu, en er hebben meer dan 550 commissievergaderingen plaatsgevonden. Voorop staat immers dat het werk in onze parlementaire democratie doorgaat. Ere wie ere toekomt: dat was niet gelukt zonder alle medewerking van u, Kamerleden, van de fractiemedewerkers en bovenal van de griffiemedewerkers. Heel veel dank daarvoor.

(Applaus)

De voorzitter:

Behalve alle wetgeving die de aanpak van het coronavirus en de coronacrisis met zich meebrachten, hebben we in dit eerste volle kalenderjaar van deze Kamer, die in juni 2019 is aangetreden, ook veel andere onderwerpen behandeld, zowel plenair als in de commissies en in de fracties.

Bovendien stonden wij in oktober en november stil bij het herstel van de parlementaire democratie, dit jaar 75 jaar geleden, en brachten wij als Eerste Kamer in eigen beheer een fraai en alom gewaardeerd boek uit: Oorlogslichting.

Als voorzitter wil ik u complimenteren met de goed gevoerde plenaire discussies. Ik maak bijna alle debatten mee, en ik zie hoe hard er gewerkt wordt, in een over het algemeen constructieve houding ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het kabinet. Die houding, maar ook de hoffelijkheid waarmee die gepaard gaat, leidt niet zelden tot resultaat, bijvoorbeeld in de vorm van toezeggingen van de kant van de regering. De minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media verwoordde het bij de behandeling van de Mediawet onlangs nog als volgt: "Daarom is het zo fijn debatteren hier in de Eerste Kamer". Dit was nadat mevrouw Veldhoen zei dat haar motie overbodig was geworden door een toezegging van de minister. Sommigen van u gaan overigens wel erg ver in hun hoffelijkheid en doen zelfs een toezegging aan de bewindspersoon, in plaats van andersom. Zoals mevrouw Oomen, die beloofde een monument op te richten voor de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als de nieuwe Inburgeringswet ertoe bijdraagt dat meer mensen geïntegreerd zijn in onze samenleving.

(Hilariteit)

De voorzitter:

Ik zie dat als voorzitter dan wel door de vingers, maar het moet niet te vaak gebeuren, want voor je het weet eindig je met een hele monumententuin.

En wanneer mevrouw Vos een wetsvoorstel eigenlijk nog niet goed genoeg vindt, maar ook niet heel slecht, vergelijkt zij dat wetsvoorstel met de moonwalk van Michael Jackson: "Je danst wel, maar je komt niet vooruit".

De goed gevoerde discussies vallen overigens niet alleen mij op. Ook op Twitter kreeg de Eerste Kamer onlangs een compliment van een volger die schreef: "Even een bedankje aan de senatoren, want wat betogen zij beheerst en wat zijn de discussies netjes." Zo ziet u maar, op social media is het allemaal zo slecht nog niet.

Natuurlijk, de debatten worden hoffelijk, maar wanneer u dat nodig acht, soms ook op het scherp van de snede gevoerd. Dit voorjaar bijvoorbeeld trapte een meerderheid van u, onder leiding van de heer Kox, op de rem, door middel van een motie van afkeuring voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Over die motie van afkeuring zijn al veel analyses geschreven, maar — en dan kijk ik even naar de heer Van Rooijen, die dit jaar meerdere keren naar Anne Vondelings "lam of leeuw" verwees — op dat moment toonde de Eerste Kamer dat zij ook van zich af kan bijten.

Taal is natuurlijk hét wapen in de politieke arena. Daarin gaat soms ook het een en ander mis. Zo vroeg mevrouw Stienen per abuis om steun voor gedeputeerden in plaats van steun voor gedupeerden.

Een groot deel van de debatten ging dit jaar — hoe kan het ook anders — over coronawetgeving: de coronaspoedwet, de CoronaMelder, verschillende aanzienlijke noodpakketten om ondernemers en bedrijven overeind te houden, zoals de NOW-regeling, soms ook wel op z'n Engels als "now" uitgesproken. Het ontlokte bij senator Schalk de verzuchting bij andere tijdelijke voorstellen waarover hij twijfelde, of die "nou, nou, nou" wel zo nodig waren.

Een nieuw woord in het Kamervocabulaire kwam van mevrouw Faber, die sprak over het "klimaatkalifaat", een samentrekking, een contractie, van twee termen waarmee de PVV niet veel op heeft. Min en min is plus, nietwaar, mevrouw Faber?

Collega's. Graag kijk ik ook nog kort vooruit naar 2021. In maart vinden de verkiezingen voor de Tweede Kamer plaats. Een aantal van u staat, tot ons groot verdriet, op de kandidatenlijst. Mevrouw BIK-Bikker-Best, mevrouw Teunissen en de heer Van Dijk menen dat de Eerste Kamer het politieke beginstation is en geen eindstation, zoals in de buitenwereld wel wordt gedacht. Gelukkig droeg de heer Ganzevoort eerder dit jaar wel bij aan het heersende imago van de Eerste Kamer, door in het debat over de fusietoets in het voortgezet onderwijs te zeggen: "Daar, minister, kunt u mij dag en nacht voor wakker maken, bij voorkeur overdag." Een letterlijk citaat.

Komende zomer verhuizen wij naar onze tijdelijke locatie aan het Lange Voorhout en de Kazernestraat. Dat gebouw is ietsje groter, dus een dringend verzoek om eventuele verder fractiesplitsingen op te houden tot na die verhuizing naar de tijdelijke huisvesting. Ik kijk dan even indringend naar de fracties aan mijn rechterzijde. In ons huidige pand hebben wij echt geen ruimte meer.

(Hilariteit)

De voorzitter:

Tot slot, collega's. De komende vijf weken van lockdown, met daarin de kortste dag van het jaar, zullen zwaar zijn. In diezelfde weken vieren we echter ook het feest van het licht en de hoop en begint er een nieuw jaar. Van de Vlaamse dichter Herman de Coninck is het gedicht Winter. Dat sluit aan bij de decemberperiode, in het bijzonder bij de decemberperiode van dit uitzonderlijke jaar.

winter. je ziet weer de bomen

door het bos, en dit licht

is geen licht maar inzicht:

er is niets nieuws

zonder de zon.

en toch is ook de nacht niet

uitzichtloos, zolang er sneeuw ligt

is het nooit volledig duister, nee,

er is de klaarte van een soort geloof

dat het nooit helemaal donker wordt.

zolang er sneeuw is, is er hoop.

Ik spreek hier graag de hoop uit dat er in het nieuwe jaar weer meer licht en inzicht zal zijn, en uitzicht op een einde aan de huidige situatie. Het was mij een groot genoegen het afgelopen jaar met u samen te werken. Ik kijk uit naar een voortzetting daarvan in het komende jaar.

Voor nu wens ik u goede en gezonde feestdagen!

(Applaus)

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Kox het woord wenst.

De heer Kox (SP):

Dank u wel, voorzitter. Het laatste woord zal vandaag, zoals altijd, aan de Voorzitter zijn. Voorzitter word je op basis van het vermogen om door anderen gekozen te worden en jezelf daarna waar te maken. Ikzelf vraag om het voorlaatste woord als nestor. Daar hoef je niks voor te doen en niks voor te kunnen; je moet gewoon even langer blijven zitten dan iemand anders en dan ben je het al. Maar ik ben toch blij dat u het mij op basis van die zwakke fundering toch vergunt om nog een voorlaatste woord te spreken, met name tot u en de Griffie.

Ruim anderhalf jaar geleden werd u Voorzitter van deze Kamer. Ik heb u sindsdien eigenlijk alleen nog maar zien lachen. Als iemand plezier heeft in zijn werk, doet mij dat altijd erg goed, omdat werk de bron van heel veel rijkdom is; niet alleen van geld, want dat valt hier best mee, maar vooral de rijkdom van iets doen wat de moeite waard is. Soms kunnen wij politici het doen voorkomen dat we het allemaal voor het vaderland doen en dat het zwaar is — 80 uur in de week — maar ik zie deze Voorzitter 80 uur in de week genieten van het feit dat hij onze Voorzitter is. En dat heeft zijn effect op deze Kamer.

Ik weet dat het voor velen een avontuur was om met Jan Anthonie Bruijn in de stoel als nieuwe Kamer te beginnen, maar ik weet nu dat heel veel mensen buitengewoon tevreden zijn over de kwaliteit van het leidinggeven aan de Kamer, maar ook over de stijl van het leidinggeven aan de Kamer. Er mag gelachen worden en dat is in een eerbiedwaardig genootschap als de senaat toch best wel fijn. Onze Voorzitter is daar niet vies van en dat stellen we allemaal zeer op prijs. We stellen het ook zeer op prijs dat hij dit jaar onze Kamer voorgezeten heeft. Ik weet niet of het een voordeel is dat de Voorzitter ook nog immunopatholoog is. Je moet opzoeken wat dat is en dan denk je: het kan geen kwaad om in coronatijd daarvoor iemand te hebben. Af en toe laat de Voorzitter ook merken dat hij daar verstand van heeft.

Het is in ieder geval een zwaar jaar geweest, niet alleen vanwege de verhuizing naar dit gebouw, het gedoe eromheen, en het organiseren van Prinsjesdag. Ik weet dat achter de glimlach van de Voorzitter ook veel zorgen hebben gezeten over hoe we het allemaal geregeld moesten krijgen. Zoals de Voorzitter zelf zei: de parlementaire democratie heeft dit jaar doorgewerkt. Ik denk dat we daar allemaal buitengewoon tevreden mee kunnen zijn, en trots.

Natuurlijk kunnen complimenten aan de Voorzitter niet gemaakt worden als de Voorzitter zich niet gesteund weet door alle mensen achter hem: de mensen van de Griffie en alle medewerkers hier. Ik wil dan ook namens ons allen niet alleen de Voorzitter bedanken voor het afgelopen jaar, maar met name ook al die hardwerkende mensen bij de Griffie. Ik denk dat we gezien hebben hoe mensen dit jaar letterlijk tot het gaatje zijn gegaan om ons van dienst te zijn. Dat is een hele prestatie. In het arbeidscontract staat niet dat dat moet, maar het is wel gebeurd, meneer de Griffier. Het was ook wennen aan dit nieuwe team, maar volgens mij gaat dat wel goed. De Griffier en de Voorzitter werken volgens menigeen heel goed samen.

Mag ik ook een woord van dank uitspreken aan twee groepen waar we het niet zo vaak over hebben? Dat zijn allereerst de mensen die dit boek dat u ons cadeau hebt gegeven, vervaardigd hebben. Dat zijn de fotografen die in dit huis rondlopen zonder iets te zeggen: Hans Kouwenhoven, Jeroen van der Meyde en Serge Ligtenberg.

(Applaus)

De heer Kox (SP):

Het is heel fijn om straks, wanneer we in de lockdown zitten, plaatjes te gaan kijken. Natuurlijk ga je eerst op zoek of je er zelf ook op staat. We staan er allemaal op, dus wees gerust. Dat is belangrijk.

Ik zou ook een woord van dank willen uitspreken naar de mensen van de Dienst Verslag en Redactie, die daar altijd maar zo achter die computer zitten te zitten, maar die je altijd binnen een dag verrassen met jou op te sturen wat je allemaal gezegd hebt. Ik weet niet hoe jullie dat doen, collega's, maar ik lees dat weleens na en dan denk ik: nou, heb ik dat allemaal gezegd? Dat had ook wel de helft korter gekund.

(Hilariteit)

De heer Kox (SP):

Ik wil de mensen van de Dienst Verslag en Redactie daarvoor bedanken, en ik zou aan de Voorzitter in overweging willen geven om in de toekomst een keer een informeel verzoek aan de Dienst Verslag en Redactie te richten om ons te berichten hoeveel korter het eigenlijk had gekund om hetzelfde te zeggen als we wilden zeggen. Ik zie daarnaar uit en zal zelf kritisch zijn. Ik zal zeker scoren dat het korter had gekund. Ik kom nu dus bijna bij het einde. Bedankt, Dienst Verslag en Redactie, voor al jullie goede werk.

(Applaus)

De heer Kox (SP):

Je zal het maar meemaken om in een huis te zitten waarin elk woord dat je zegt opgeschreven wordt. Ik weet niet hoe het bij u thuis gaat, maar thuis wordt van mij niks opgeschreven en hier elk woord.

Voorzitter. Zoals u al zei komen we aan het einde van dit jaar. Het was een moeilijk jaar. U hebt het in ernstigere woorden gezegd. Daar ben ik niet toe bevoegd. Het is wel zo dat we nu in onze lockdown gaan tot 12 januari. We kunnen gaan nadenken. Dat moet ons, als Kamerleden van de Kamer van reflectie, in principe redelijk afgaan. Of het ergens toe leidt, weet ik niet. We gaan het in ieder geval doen. We doen dat op een beetje kale manier. We gaan zo geen glas heffen. We gaan niet samen aan tafel. We gaan geen handdruk geven en een omhelzing is al helemaal ver weg. Dat doen we allemaal niet. Maar — en dat wordt gelukkig in de Handelingen opgeschreven — we houden het allemaal wel tegoed. Dat heb ik net met verschillende collega's afgesproken. Het gaat niet over. Wij houden recht op dat glas, op dat diner en op die handdruk en die knuffel.

Als we het daarover eens zijn, mag ik nogmaals de Voorzitter, de Griffie, iedereen die ons werk hier mogelijk maakt, ontzettend bedanken voor dit jaar. Ik bedank ook de minister natuurlijk. Ik heb van mevrouw Oomen gehoord dat ze bij dat standbeeld een koolmees als prototype in haar hoofd heeft. Dat kan nog wel makkelijk ergens terecht.

(Hilariteit)

De heer Kox (SP):

Ik wens ons allemaal dat we de winter goed doorkomen en dat we een gelukkig en vooral gezond 2021 mogen beleven. Ik wens ons allen een zalig nieuwjaar. Dank u wel.

(Applaus)

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Dan wens ik u, collega's, nogmaals goede en gezonde feestdagen.

Naar boven