Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 2 april 2008 over grootschalige elektriciteitsopslag.

De voorzitter:

Met de Kamer is overeengekomen dat bij komende VAO's het kerstregime van toepassing is. Dit betekent dat er alleen moties kunnen worden ingediend.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik wilde een hele ode gaan houden aan Zuid-Limburg, maar dat zal ik dan maar achterwege laten.

De voorzitter:

Dat kunt u de volgende keer doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ondergrondse pompaccumulatiecentrale (OPAC) tijdens de realisatie- en exploitatiefase een positief effect heeft op de werkgelegenheid in (Zuid-)Limburg;

voorts overwegende dat een OPAC een innovatieve bijdrage zou kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling op weg naar onafhankelijkheid, leveringszekerheid en duurzame energievoorzieningen en voor stabilisering kan zorgen van het stroomnet als belangrijke elektriciteitsbuffer voor heel Nederland;

constaterende dat ons omringende landen als België, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië al jaren dergelijke systemen gebruiken voor onder meer stabilisering van het nationale elektriciteitsnet;

verzoekt de regering, de mogelijkheden, de haalbaarheid en het rendement van OPAC onafhankelijk te laten onderzoeken door Kema,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(29023).

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Om in het binnenkort te verschijnen Energierapport de juiste cijfers te krijgen over de noodzaak en de haalbaarheid van grootschalige energieopslag, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat grootschalige opslag van energie een positieve bijdrage kan leveren aan de verduurzaming van de Nederlandse energiehuishouding;

overwegende dat in de voorliggende rapporten over de wenselijkheid en de haalbaarheid van grootschalige energieopslag in Nederland te eenzijdig is uitgegaan van grootschalige inzet van kolencentrales bij de elektriciteitsopwekking en van de export van duurzame energie naar het buitenland;

overwegende dat voor het verantwoord positioneren van de grootschalige energieopslag in het energierapport een bredere visie op de toekomstige ontwikkelingen gewenst is;

verzoekt de regering, aan Kema te verzoeken, een beoordeling te geven van de haalbaarheid en de wenselijkheid van grootschalige energieopslag in Nederland, uitgaande van meerdere realistische scenario's voor de samenstelling van de energiemix en de infrastructuur in de komende decennia, waarbij ook de voorzieningszekerheid van elektriciteit in Nederland en de aandacht voor combinaties van functies en mogelijkheden nadrukkelijk worden meegenomen;Hessels

verzoekt de regering, bij de opstelling van het energie-rapport mede uit te gaan van de bevindingen van Kema,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hessels, Graus, Samsom, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Duyvendak, Zijlstra en Van der Vlies.

Zij krijgt nr. 52(29023).

De heer Jansen (SP):

Met de intentie van de motie kan ook de SP-fractie het wel eens zijn. Die steun heeft de heer Hessels dus. In het dictum staat echter dat het onderzoek moet worden opgedragen aan Kema. Ik heb nagevraagd hoe het mogelijk is dat het onderzoek van TU Delft en ECN zo beperkt was. Dit kwam simpelweg doordat de onderzoeksopdracht zo beperkt was. Als deze wordt uitgebreid, kunnen TU Delft en ECN het onderzoek ook uitvoeren. Ik wijs de heer Hessels erop dat Kema als consultants- en engineeringsbedrijf betrokken is geweest bij twee van de drie plannen die Kema nu voor ons zou moeten gaan uitzoeken, te weten CAES en het plan-Lievense. Vindt de heer Hessels dit verstandig uit het oogpunt van onafhankelijk advies aan de Kamer?

De heer Hessels (CDA):

Kema is een zeer gerenommeerd en groot instituut, waaraan wij heel vaak advies vragen. ECN of, beter gezegd, de vakgroep van TU Delft, die een van de vorige onderzoeken deed, is zeer gespecialiseerd in de onderzeese "power grids" van windparken naar aangesloten landen. Het is dus geen wonder dat daarvandaan een advies kwam voor een extra kabel naar Noorwegen. Ik zou het een goede aanvulling vinden als het onderzoek nog breder plaatsvindt en als bijvoorbeeld met een bredere doelstelling ook ECN gevraagd zou worden om deze cijfers aan te leveren. Ik heb lang gezocht en kwam steeds uit bij Kema als de meest waardevolle instantie en als de instantie met het meeste verstand van zaken. Daarom wordt Kema genoemd in mijn motie; als het breder getrokken kan worden, dan graag.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Er zijn twee moties ingediend. Voordat ik op de motie-Graus op stuk nr. 51 kom, wil ik zeggen dat het erom gaat dat de initiatiefnemers, in dit geval van OPAC, hun business case uitwerken. Ik kan natuurlijk niet hun business case uitwerken; dat gaat niet. Deze motie vraagt in feite om mogelijkheden, haalbaarheid en rendement van OPAC onafhankelijk te laten onderzoeken door Kema. In eerste instantie zullen de initiatiefnemers hun business case op tafel moeten leggen, wat tot nu toe niet is gebeurd. Er valt dus verder niets te onderzoeken. Ik kan niets doen en aanvaarding van deze motie moet ik dus ontraden. Zelfs al wordt de motie aanvaard, dan nog is deze onuitvoerbaar.

Ik gaf al aan dat de initiatiefnemers van OPAC belang hebben bij de uitwerking van hun business case; dat moeten zij zelf doen. Als uit die uitwerking andere conclusies volgen dan nu uit de huidige onderzoeken naar voren komen, dan ontstaan er andere randvoorwaarden. Dan hebben wij een heldere agenda voor nader onderzoek en dan komt ook een eventuele rol van de overheid nader in beeld. Op dit moment is dat echter niet het geval. Ik heb al aangegeven dat ik deze problematiek – ik herken en erken deze – in het Pentalaterale forum wil agenderen. Die inbreng wil ik ook dan baseren op die heldere agenda voor nader onderzoek.

Verder worden op dit moment nog twee grote Europese studies verricht naar de inpassing van grootschalig windvermogen: de EWIS, een technische studie die met name verricht wordt door de gezamenlijke TSO's, en Trade Wind, een marktinpassing door de industrie in overleg met de TSO's. Een vervolgstudie, zoals die in feite nu wordt voorgesteld, zal echt iets moeten toevoegen aan hetgeen al in Europees verband gebeurt.

Ik ben het met de heer Jansen eens dat tegelijkertijd de positie van Kema wel aparte aandacht verdient. Het is een van de partners van Trade Wind. Het is inderdaad ook initiatiefnemer van het Energie-eiland. Je kunt dus niet direct zo'n aanvullende studie aan Kema gunnen. Kema kan echt niet gezien worden als een onafhankelijke consultant. Conform mijn eerdere toezeggingen blijf ik uiteraard bereid om de opslagproblematiek in het eerste overleg van het Pentalaterale forum op 6 juni aan de orde te stellen. Daarbij wil ik uiteraard zo veel mogelijk gebruikmaken van de aspecten die uit de business cases van de initiatiefnemers naar voren komen. Ik hoop dus ook dat zij daarmee komen.

Er is een onderzoek, een business case en eventueel, als er andere zaken uit voort komen, een vervolgonderzoek; dat is de volgorde en niet andersom. Ik wil daarom vragen om de motie-Hessels op stuk nr. 52 aan te houden, omdat ik in het Pentalaterale forum van 6 juni wil kijken hoe ver het staat met die twee Europese studies.

De heer Hessels (CDA):

De strekking van mijn motie is heel duidelijk, zoals de minister ook heel goed heeft gezien. Er moet niet ingezet worden op een project of op de drie nu voorliggende projecten; ik ben het met de minister eens dat daar nu inderdaad geen verdere beoordeling over gegeven kan worden.

Mijn motie strekt er echter toe om in het algemeen breder te kijken naar de toegevoegde waarde van energieopslag in Nederland. De huidige cijfers gaan uit van erg veel kolencentrales in 2020. De mogelijkheid bestaat nu dat dat niet zo zou zijn. Is de minister bereid om dit bij de opstelling van het energierapport breder te bekijken en daar op welke manier dan ook meerdere scenario's bij te betrekken?

Minister Van der Hoeven:

Bij de opstelling van het energierapport zal ik zeker het thema energieopslag aan de orde stellen. Dat heb ik ook toegezegd. De heer Hessels vraagt mij echter aan Kema te verzoeken, een beoordeling te geven van de haalbaarheid en de wensen voor grootschalige energieopslag. Ook verzoekt hij mij de bevindingen van Kema mee te nemen in het energierapport. Ik heb gezegd dat in het energierapport zeker over energieopslag zal worden gesproken. Ook heb ik gezegd dat ik het pentalaterale verband aan de orde zal stellen. Ik kan mij goed voorstellen dat wij verder met elkaar spreken na afloop van al die gesprekken. Ik begrijp dat de heer Hessels zegt dat dit onderwerp nu nog niet is afgerond. Zijn motie helpt echter niet echt. Daarom vraag ik hem de motie aan te houden, zodat wij daarover op een later moment kunnen spreken. Dan weet hij ook wat er op 6 juni is besproken en weet hij wat in het energierapport staat. Ik heb heel goed naar hem geluisterd. In het energierapport komt ook het onderwerp energieopslag als zodanig aan de orde.

De heer Hessels (CDA):

Ik probeer inderdaad de brug te slaan tussen mijn verzoek over Kema en hetgeen de minister zegt. Ik heb nog de volgende vraag. Is de minister bereid om in het energierapport niet uitsluitend uit te gaan van een prognose van vijf kolencentrales in 2020, ongeacht wie dat onderzoek doet, maar dat in het energierapport breder te bezien en in dat hele kader een energierapport te schrijven met ook aandacht voor energieopslag?

Minister Van der Hoeven:

Het element energieopslag komt aan de orde. Dat zal ook wel moeten, want het gaat niet alleen over kolencentrales, maar over de energiemix van de toekomst. Daarin komt ook de grootschalige windenergie aan de orde. Om die reden stel ik voor dat rapport af te wachten en daarover vervolgens het debat te voeren. Op dat moment ben ik daar graag toe bereid.

De voorzitter:

Ik zie de heer Graus bij de microfoon staan. Wij hebben zijn motie al behandeld. Omdat hij gewacht heeft, kan ik zo veel correct gedrag niet negeren. Ik stel hem in staat een vraag te stellen.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. De minister ging na de behandeling van mijn motie direct door met haar reactie op de motie van de heer Hessels. Zo snel ben ik niet.

Ik begrijp dat de minister altijd wil zeggen wat allemaal niet kan, maar alles kan. Wij klonen schapen, landen op de maan en maken hartspieren uit stamcellen, dat heeft zij misschien wel gezien. Ik vertrouw op wat de minister de vorige keer min of meer heeft beloofd en ik zal daarover niet flauw meer doen. Het gaat om werkgelegenheid, onafhankelijkheid, leveringszekerheid en duurzame energie. Zij staat daar toch voor als minister. Ik begrijp dat zij zegt dat de initiatiefnemers met een businesscase moeten komen. Ik vertrouw er echter op dat zij er ook alles aan zal doen, mogelijk had ik dat beter moeten verwoorden, om het mogelijk te maken.

Minister Van der Hoeven:

Dat weet ik niet, want ik ken die businesscase niet. De heer Graus kan niet van mij verwachten dat ik los van een businesscase over ondergrondse energieopslag ga zeggen dat OPAC het project is dat het moet worden. Dat kan ik niet zeggen. Dat begrijpt de heer Graus ook wel. Nogmaals, initiatiefnemers moeten met hun plannen voor de draad komen. Dat hebben zij tot op dit moment nog niet gedaan. Het kan echt niet zo zijn dat ik iets onderzoek waarvan ik nog helemaal niet weet hoe de businesscase er uit komt te zien. Dat gaat echt niet. Ik ontraad dus het aannemen van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande donderdag zal over de ingediende moties worden gestemd.

Naar boven