32 500 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2011

Nr. 9 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 oktober 2010

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Snijder-Hazelhoff

De griffier van de commissie,

Dortmans

1

Hoe zijn de bezuinigingsmaatregelen aangekondigd door Balkenende IV (3,2 miljard euro) neergedaald op uw begroting?

De bezuinigingen van € 1,8 mld. in 2011 oplopend tot € 3,2 mld. vanaf 2015 hebben de volgende gevolgen voor de begroting:

  • Inhouden loonbijstelling 2010: € 9 mln. structureel vanaf 2010.

  • Inhouden incidentele loonontwikkeling 2012–2015: structurele taakstelling van € 2,7 mln. in 2012 oplopend tot € 10,8 mln. in 2015.

  • Niet uitkeren intensiveringsmiddelen Coalitieakkoord Balkenende IV:

    • Tranche 2011: € 32 mln. structureel;

    • Tranche 2012: € 18 mln. structureel;

    • Tranche 2013: € 1 mln. structureel;

Totale taakstelling telt op tot € 51 mln. structureel vanaf 2013.

Doelmatigheidskorting Rijksdienst: 1,5% vanaf 2012 op personeel en materieel. Dit betekent een structurele taakstelling van € 13,3 mln. vanaf 2012.

2

Kunt u per artikel een overzicht geven van de ontwikkeling van de apparaatuitgaven als percentage van de volledige uitgaven gedurende de voorbije vier jaar?

In onderstaand overzicht treft u per begrotingsartikel een overzicht aan van de apparaatsuitgaven in de periode 2007 tot en met 2010. De begrotingsartikelen 22 (agrarische ruimte) en 27 (bodem, water en reconstructie in zandgebieden) hebben geen apparaatsuitgaven.

Ontwikkeling apparaatsuitgaven (in mln. €) als % van de volledige uitgaven per begrotingsartikel
 

2007

2008

2009

2010

Artikel 21 Duurzaam Ondernemen

    

– Apparaatsuitgaven

21

22

23

19

– Totale uitgaven

265

404

287

323

– % apparaatsuitgaven

8

5

8

6

Artikel 23 Natuur

    

– Apparaatsuitgaven

7

7

12

12

– Totale uitgaven

520

559

546

503

– % apparaatsuitgaven

1

1

2

2

Artikel 24 Landschap en recreatie

    

– Apparaatsuitgaven

6

6

6

0

– Totale uitgaven

180

193

125

138

– % apparaatsuitgaven

3

3

5

0

Artikel 25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid

    

– Apparaatsuitgaven

7

6

7

6

– Totale uitgaven

111

137

108

72

– % apparaatsuitgaven

6

4

6

8

Artikel 26 Kennis en innovatie

    

– Apparaatsuitgaven

13

13

13

12

– Totale uitgaven

915

985

1 017

994

– % apparaatsuitgaven

1

1

1

1

Artikel 29 Algemeen

    

– Apparaatsuitgaven

206

188

207

226

– Totale uitgaven

267

250

304

278

– % apparaatsuitgaven

77

75

68

81

3

Op welke wijze is in de begroting tegemoet gekomen aan de kritiek van de Algemene Rekenkamer over de begroting van 2010, met name waar het ging om het ontbreken van concrete en afrekenbare doelen?

LNV is aan de kritiek van de AR in het Rapport «Rijk verantwoord 2009» tegemoet gekomen door in de begroting 2011 voor de afgesproken doelstellingen zo veel mogelijk concrete streefwaarden op te nemen, die ingaan op de effecten van beleid. In de begroting 2011 zijn daartoe 17 nieuwe outcome/output-indicatoren opgenomen.

4

Kunt u uiteenzetten wat de bezetting is in het aantal fte vast personeel, fte ingehuurd personeel en fte consultant in de decentrale LNV-kantoren?

EL&I/LNV zit verdeelt over vele grotere en kleinere regionale kantoren. Om deze reden is het niet mogelijk om exact aan te geven hoeveel FTE vast personeel op de kantoren zit. Daarnaast is met de Kamer afgesproken de externe inhuur in budget uit te drukken. Hierdoor is het niet mogelijk vast te stellen hoeveel FTE ingehuurd personeel en consultants actief zijn, laat staan per kantoor van LNV.

5

Wanneer over EU-cofinanciering wordt gesproken, welk percentage bedoelt u dan: 25, 50 of 75%?

Het tweede Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma voor de periode 2007–2013 (POP2) kent een cofinancieringpercentage van 50% door de EU. Alleen voor de additionele gelden die in 2009 beschikbaar zijn gekomen voor de nieuwe uitdagingen met de GLB aanpassingen in 2009 (de «Health Check») en het Economisch Herstelprogramma, hanteert de Europese Commissie een percentage van 75% Brusselse cofinanciering en 25% nationale financiering.

6

Kunt u een overzicht geven van alle voor Nederland geldende derogaties op gebied van landbouw, natuur en milieuwetgeving alsmede wanneer deze aflopen?

Voor de Nederlandse landbouw en natuur zijn de volgende derogaties op EU-richtlijnen van belang:

  • Een derogatie van de Nitraatrichtlijn. Nederland heeft een derogatie van de norm van het gebruik van maximaal 170 kg stikstof uit dierlijke mest voor mest van graasdieren van veehouderijbedrijven die aan een aantal eisen voldoen. Deze derogatie loopt tot en met 31 december 2013.

  • Een derogatie van de termijn in de EU-richtlijn luchtkwaliteit waarop voldaan moet worden aan de normen voor de kwaliteit van de lucht. Fijn stof moet in juni 2011 overal in Nederland aan de norm voldoen en stikstofdioxide op 1 januari 2015 (met uitzondering van de agglomeratie Heerlen/Kerkrade, daar loopt deze derogatie tot 1 januari 2013).

7

Kunt u voor alle door u uitgevoerde subsidieregelingen een overzicht geven van de benodigde uitvoeringskosten, in de vorm van een overzicht met per regeling het aantal benodigde fte per 100 000 euro uitgekeerde subsidie?

In bijlage 12 zijn de subsidieregelingen opgenomen met per regeling het subsidiebedrag voor 2011 en het aantal benodigde fte per € 100 000 uitgekeerde subsidie.

8

Hoe hoog zijn de geraamde kosten voor het Nederlands aalbeheerplan? Hoeveel draagt de sector zelf bij aan de kosten van het herstel van de aalstand, waarbij u 350 000 euro ter beschikking heeft gesteld?

De kosten voor de visserijgerelateerde maatregelen uit het Nederlands aalbeheerplan bestaan uit de tegemoetkoming die aalvissers ontvangen vanwege het visverbod (zie de brief van mijn voorganger van 17 juni 2010, Kamerstuknummer 32123XIV, Nr. 212) en de subsidie die ik jaarlijks ter beschikking stel voor de uitzet van glasaal (€ 375 000). Daarnaast draagt de sector bij aan de kosten voor de uitzet van aal. Hiervoor is de Stichting Duurzame Palingsector Nederland (DUPAN) opgezet. De sector heeft inmiddels al ruim € 180 000 geïnvesteerd in DUPAN. Onderdeel van DUPAN is een aalherstelfonds waarmee de uitzet van glas- en pootaal wordt gefinancierd. DUPAN verwacht dit jaar € 100 000 te kunnen investeren in de uitzet van aal. Afhankelijk van de verkoop van duurzame aal kan dit bedrag hoger uitvallen.

9

Hoeveel geld wordt er in de komende jaren uitgetrokken voor de sanering van de visserijvloot?

Op dit moment is sanering van de visserijvloot niet aan de orde. Het beleid is gericht op versterking van de marktoriëntatie, innovatie en verduurzaming van de vloot en visketen.

10

Welk deel van het onderzoeksbudget voor visserij gaat naar onderzoek voor betere vangst-, bedwelming- en dodingmethoden en waar is dit in de begroting opgenomen? Vindt er daarnaast nog ander onderzoek plaats dat voor het welzijn van vissen van belang is? Zo ja, welk onderzoek?

Praktisch al het onderzoek in de visserij heeft innovatie en verduurzaming als doel. De innovatie en verduurzaming komen in het bijzonder tot uiting in vangsttechnieken. Alle onderzoeksprojecten op het gebied van wilde vangst hebben een element van selectiviteit van vangsttechnieken in zich. Voor sommige projecten zoals de pulskor en de mosselzaadinvanginstallaties (MZI's) geldt dit het volledige onderzoeksproject; voor andere projecten, bijvoorbeeld in de innovatietrajecten of de onderzoeken in kader van Natura 2000, is het één van de aspecten. Onderzoek naar betere vangstmethoden is daarin niet los te zien.

Daarnaast is kort geleden een project gestart voor proeven met welzijnsvriendelijke dodingsmethoden aan boord van een vaartuig. Hiervoor is een bedrag van 0,35 miljoen euro uitgetrokken.

Voorts is in onderzoeksbudget beschikbaar voor o.a. vervolgonderzoek naar waterkwaliteit voor viskweek in recirculatiesystemen (RAS) en gezondheid van vis in RAS.

In het kader van fundamenteel onderzoek naar natuurlijk gedrag en fysiologie in relatie tot houderij-omstandigheden is dit jaar een project van start gegaan over de meervalkweek in recirculatiesystemen.

11

Bent u bereid om in Europees verband de dieronvriendelijkheid van de vangst- en dodingsmethode in de zee- en kustvisserij te agenderen en te pleiten voor een transitie naar meer diervriendelijker vangst- en dodingsmethode? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

In Europees verband zet ik mij reeds in voor verschillende aspecten van dierenwelzijn in de keten, waaronder dodingsmethoden. In de beoordelingcriteria die het Visserij Innovatie Platform(VIP) hanteert bij de selectie van innovatieprojecten is dierenwelzijn opgenomen.

De beoordelingscriteria komen uit het Europees Visserijfonds aangezien de projecten mede uit dit Fonds gefinancierd worden. Met de Europese Commissie is dit voorjaar overeengekomen dat onder duurzaamheid ook dierenwelzijn kan worden verstaan.

Zodoende heb ik de subsidieregeling «Innovatie in de visketen» aangepast en hebben vissers bij de openstelling van de regeling dit jaar (maart en augustus) projecten kunnen indienen.

Dat heeft in ieder geval geleid tot een project dat door mij is gehonoreerd voor proeven met welzijnsvriendelijke dodingsmethoden aan boord van een vaartuig. Als dit project concrete resultaten oplevert die breed gebruikt kunnen worden zal ik deze resultaten delen met de Europese Commissie.

12

Wordt er vanuit de overheid geld geïnvesteerd in Visstand Beheer Commissies? Zo ja, hoeveel en waar is dit in de begroting opgenomen?

Ja, in 2009 is € 1 mln voor het project ondersteuning Visstand Beheer Commissies toegekend voor de jaren 2009 tot en met 2011. Voor 2011 is van dit bedrag nog € 0,3 mln te besteden. Daarnaast is in 2011 ook een bedrag van € 0,04 mln gereserveerd voor de VBC benedenrivieren. De investeringen in Visstand Beheer Commissies zijn opgenomen onder begrotingsartikel U21.14 instrument Innovatie, Kennisontwikkeling en verspreiding.

13

Kunt u een overzicht geven van de gerealiseerde verbeteringen in 2010 ten behoeve van migratiemogelijkheden voor vissen? Zo nee, waarom niet?

Maatregelen ten behoeve van vismigratie zijn opgenomen in de Kaderrichtlijn Water stroomgebiedbeheerplannen die begin dit jaar naar de Europese Commissie zijn gestuurd. Daarnaast zijn de maatregelen meer in detail vastgelegd in de waterbeheerplannen van de waterschappen en in het Beheer- en Ontwikkelplan van Rijkswaterstaat. In het Nationaal Waterplan is toegezegd dat de Kamer jaarlijks, van de minister van Verkeer & Waterstaat (nu de minster van Infrastructuur en Milieu), een voortgangsrapportage ontvangt over de voortgang van de uitvoering van het plan, waaronder de maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water. Dit is voor de eerste maal voorzien in mei 2011.

14

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanwijzing van beschermde (natuur)gebieden op zee? Is hiervoor geld gebudgetteerd? Zo ja, hoeveel en waar is dit in de begroting opgenomen en waar wordt het geld precies voor gebruikt?

De Natura 2000-gebieden in de 12 mijlzone zullen binnen afzienbare tijd worden aangewezen. Op dit moment werk ik aan de finalisering van de twee aanwijzingsbesluiten voor de Natura 2000 gebieden Vlakte van de Raan en de wijziging van de Noordzeekustzone.

De Natura 2000-gebieden in de exclusieve economische zone (EEZ) kunnen eerst worden aangewezen na het van kracht worden van het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met uitbreiding van de werkingssfeer van beide wetten naar de exclusieve economische zone.

Voor de aanwijzing op zichzelf is geen apart budget opgenomen. Wel is budget gereserveerd om onderzoek te doen naar relevante aspecten rond de aanwijzing van de beschermde Natura 2000 gebieden. De betalingen worden gefinancierd uit de operationele doelstelling 23.13 beheer EHS, onder de rubriek overig beheer.

15

Op welke wijze vindt monitoring van de visstand, alsmede de staat van het ecosysteem, in de Noordzee en Waddenzee plaats? Is hier budget voor gereserveerd? Zo ja, hoeveel en waar is dit in de begroting opgenomen en waar wordt het geld precies voor gebruikt? Zo nee, waarmee wordt dit dan gefinancierd?

De taken die vallen onder «wettelijk visserij onderzoek» zijn de wettelijk en/of beleidsmatig verplichte monitorings-activiteiten naar de visserij-bestanden in het mariene milieu (Noordzee, Waddenzee, en Atlantische Oceaan) en in de binnenvisserij. Op grond van deze gegevens worden bijvoorbeeld de vangstadviezen door de Visserij-raad vastgesteld. Het merendeel van deze activiteiten zijn tot in detail voorgeschreven in communautaire regelgeving.

Met de Wettelijke onderzoekstaken (WOT) is ca. € 5 mln gemoeid. De Europese Commissie draagt hieraan ca. € 1 mln bij. Daarnaast draagt de EC nog ca. € 1 mln bij aan met de WOT samenhangende kosten.

De monitoring van de visstand vindt plaats door middel van surveys op zee, van bemonstering van de vangsten, van discard-onderzoek, van wetenschappelijk onderzoek en uitwisseling van onderzoek dat door andere Lidstaten wordt uitgevoerd. Er vindt onder nauwgezette regels uitwisseling van gegevens plaats met andere Lidstaten. Uit efficiency-overwegingen nemen Lidstaten communautaire onderzoeksverplichtingen van elkaar over.

De monitoring van de staat van het mariene ecosysteem op de Waddenzee is, voorzover op mijn begroting verantwoord, begroot op een bedrag van ca. € 0,5 mln; dit vindt op reguliere wijze jaarlijks plaats.

Wat betreft de monitoring van de staat van het ecosysteem op de Noordzee verwijs ik naar de begroting van mijn ambtsgenoot van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

16

Op welke wijze wordt de naleving van de Visserijwet gecontroleerd? Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar, is dit afdoende en waar is dit in de begroting opgenomen?

De nVWA heeft in haar controle op de naleving van de Visserijwet twee belangrijke handhavingsdoelen namelijk. de zeevisserij en kunst -en binnenvisserij

De controle in de zeevisserij is gericht op:

  • controle op zee door de inzet van het Inspectievaartuig Barend Biesheuvel. Hierbij ligt het accent op de naleving van technische maatregelen zoals het gebruik van tuigen en netten met de juiste maaswijdte. Daarnaast vindt controle plaats op het juist bijhouden van de visactiviteiten in het visserijlogboek en op de aan boord gehouden vis, naar kg per soort en minimummaat.

  • controle aan de wal: gedurende de aanlandingsfase, de lossing van vis, het sorteren en wegen voor het vermarkten van vis en in de fase van het transport van vis. Aansluitend daarop wordt zorg gedragen voor een adequate vangstregistratie van de vis en de validatie van deze vangstcijfers door middel van cross checks van de verschillende brondocumenten als het logboek, de definitieve vangstopgave en verkoopggevens, aangevuld met beschikbare bevindingen vanuit ingestelde controles.

Controle in de Kust-en Binnenvisserij is gericht op bestrijding van visstroperij. Hiervoor worden regionale stroperijteams ingezet waarin de nVWA samenwerkt met de KLPD en de regiopolitie. De controle richt zich op de naleving van m.n de technische maatregelen en correct bijhouden van het visserij logboek.Hiermee was in 2009 een bedrag gemoeid van € 5,9 mln. Dit bedrag is te vinden onder begrotingsartikel U 22.22 apparaatsuitgaven Baten-Lastendiensten

17

Hebben de handhavingdiensten afgelopen jaar overtredingen van de Visserijwet geconstateerd? Zo ja, hoe vaak en wat voor soort overtredingen betrof dit?

De nVWA heeft de volgende overtredingen van de Visserijwet geconstateerd:

Aard overtreding

Proces Verbaal

Waarschuwing

aanlanden van vis

1

16

techn maatregelen op zee

13

17

vangstregistratie (tolerantie marge)

10

17

binnenvisserij

3

9

kustvisserij

3

3

motorvermogen

3

 

vervoer van vis

2

4

vessel monitoring system (vms)regeling

3

 

18

Worden de kortingen die zijn toegepast op de EHS, in het kader van het crisispakket zoals afgesproken, alsnog ter beschikking gesteld in 2011?

Ja. Het is ook zichtbaar in de meerjarencijfers van de begroting 2011 in de artikelen 23.11 en 24.13.

19

Hoeveel geld is er beschikbaar voor de uitvoering van Natura 2000 en waar in de begroting zijn deze budgetten opgenomen?

In totaal is er in 2011 voor het programma Natura 2000 € 9,5 mln. beschikbaar, waarvan € 7,3 mln. programmagelden (budgettaire tabel 23.14 op pagina 75) en € 2,2 mln. van de apparaatsuitgaven van artikel 23 (pagina 68). Inrichtingswerkzaamheden worden betaald vanuit de bestaande budgetten voor inrichting EHS (23.12). Het grootste deel van de uitvoeringskosten van de beheerplannen zal echter voor rekening zijn van de provincies. Voor sommige maatregelen in het kader van Natura 2000 (bv. stalmaatregelen en luchtwassers) kan ook aanspraak gemaakt worden op regelingen en middelen op begrotingsartikelen 21 «duurzaam ondernemen» en 22 «agrarische ruimte»

20

Welke budget is er beschikbaar voor de terreinbeherende organisaties in het kader van Natura 2000 en de EHS? Aan welke voorwaarden is dit verbonden en waar is dit in de begroting opgenomen?

De budgetten voor het beheer van natuur binnen en buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en in Natura 2000 gebieden (die overigens grotendeels overlappen met de EHS) door de terreinbeherende organisaties (waaronder SBB) zijn begroot op de artikelen 23.13 en 23.14.

Voor beheer van natuur binnen de EHS (23.13) gaat het hier om de posten «programma beheer» (€ 106 mln. in 2011) en «beheer door SBB» (€ 51,5 mln. in 2011). Voor beheer van natuur buiten de EHS, maar inclusief stukken Natura 2000 (23.14) gaat het hier om de posten «beheer natuur buiten de EHS» (€ 10,5 mln. in 2011) en «beheer door SBB» (€ 11,7 mln. in 2011).

21

Op welke manier bent u van plan om de hoeveelheid Natura 2000-habitats met eengunstige staat van instandhouding van 8% structureel te verbeteren? Kunt u een overzicht geven van de passende maatregelen die sinds 2000 zijn genomen om de verslechtering tegen te gaan?

Zie het antwoord op vraag 22.

22

Op welke wijze heeft de voortdurende achteruitgang van open duin en heidegebieden geleid tot het nemen van maatregelen volgens de Natura 2000-voorschriften?

De staat van instandhouding van Natura 2000-habitats zal worden verbeterd met de inzet van beheerplannen voor alle Natura 2000-gebieden. In de beheerplannen worden de noodzakelijke maatregelen beschreven om de instandhoudingsdoelstellingen te halen. Het gaat daarbij om beheermaatregelen, inrichtingsmaatregelen en maatregelen gericht op het verbeteren van de milieucondities.

23

Op welke wijze wordt de naleving van de Natuurbeschermingswet gecontroleerd? Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar, is dit afdoende en waar is dit in de begroting opgenomen?

De naleving van de Natuurbeschermingswet wordt gecontroleerd door de provincies. Voor zover het gaat om door mij verstrekte vergunningen, op basis van het Besluit vergunningsverlening Natuurbeschermingswet 1998, is de nVWA de handhavende instantie.

De nVWA heeft de afgelopen jaren nauwelijks overtredingen met betrekking tot verleende vergunningen geconstateerd. Wel zijn in 2010 enkele overtredingen vastgesteld met het illegaal uitzaaien van schelpdieren. Deze zijn bestuursrechtelijk gesanctioneerd met dwangsommen.

24

Hebben de handhavingsdiensten afgelopen jaar overtredingen van de Natuurbeschermingswet geconstateerd? Zo ja, hoe vaak en wat voor soort overtredingen betrof dit?

Zie het antwoord op vraag 23.

25

Op welke wijze wordt de naleving van de Flora- en faunawet gecontroleerd? Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar, is dit afdoende en waar is dit in de begroting opgenomen?

De naleving van de Flora- en faunawet wordt gecontroleerd door de nVWA, de politie, de douane en bijzondere opsporingsambtenaren bij medeoverheden en de terreinbeherende organisaties zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten.

De handhaving van de Flora- en faunawet geschiedt volgens het concept «Programmatisch handhaven», waartoe mijn voorganger in 2008 een convenant nalevingstrategie natuurwetgeving gesloten heeft met de staatssecretaris van Financiën, de voorzitter van het Interprovinciaal Overleg en het Openbaar Ministerie.

De handhaving van de CITES regelgeving is neergelegd bij de douane, die de buitengrenzen controleert en bij de nVWA en de politie die zich vooral concentreren op de binnenlandse handel. De Dienst Regelingen van mijn ministerie verstrekt vergunningen en is tevens gemandateerd om bestuursrechtelijk op te treden.

Voor de strafrechtelijke vervolging is het Functioneel Parket verantwoordelijk. De nVWA overlegt met het Functioneel Parket en de politie over grote strafrechtonderzoeken en wisselt opsporingsinformatie uit.

In 2009 heeft de nVWA in het kader van de Flora- en faunawet 58 processen-verbaal en 74 waarschuwingen aangezegd, voor 2010 zijn tot nu toe 28 processen-verbaal en 35 waarschuwingen gegeven. Deze overtredingen betreffen het in bezit hebben zonder (juist) certificaat, handel zonder (juist) certificaat, invoer zonder juiste documenten c.q smokkel, het ontbreken van kenmerken zoals ring of chip, administratieve overtredingen en de wildvang van vogels.

Voor het verbeteren van de samenwerking bij het handhaven van de natuurwetgeving en de handel in flora en fauna wordt een ketendossier CITES ontwikkeld. Ten behoeve van dit ketendossier dat betrekking heeft op de handel in beschermde dieren en planten, werken de ketenpartners nVWA, Dienst Regelingen, Openbaar Ministerie, Politie en Douane samen om de informatie-uitwisseling met betrekking tot de handhaving van CITES efficiënter en effectiever vorm te geven.

26

Hebben de handhavingsdiensten afgelopen jaar overtredingen van de Flora- en faunawet geconstateerd? Zo ja, hoe vaak en wat voor soort overtredingen betrof dit?

Zie het antwoord op vraag 25.

27

Hoeveel geld is er voor 2011 aangemerkt voor de uitvoering van de verbetering van de samenwerking tussen betrokken diensten bij de handhaving van de regelgeving omtrent de handel in flora en fauna en natuurwetgeving?

Zie het antwoord op vraag 25.

28

Op welke wijze wordt de naleving van de Boswet gecontroleerd? Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar, is dit afdoende en waar is dit in de begroting opgenomen?

De naleving van de Boswet wordt gecontroleerd door de provincies. De taken voor de nVWA op dit terrein beperken zich vooral tot bossen op rijksgronden.

Bij de Boswet wordt de naleving als hoog beoordeeld en zijn de afgelopen jaren geen grote risico’s vastgesteld die als prioriteit in de handhaving moeten worden opgepakt. De meldingen over overtreding van de Boswet hebben de afgelopen jaren niet geleid tot strafrechtelijk of bestuursrechtelijk optreden door de nVWA.

29

Hebben de handhavingsdiensten afgelopen jaar overtredingen van de Boswet geconstateerd? Zo ja, hoe vaak en wat voor soort overtredingen betrof dit?

Zie het antwoord op vraag 28.

30

Bent u bereid om een plan van aanpak op te stellen om de lokale effecten op de biodiversiteit van de buitenlandse productie van agrarische producten, alsmede producten ten behoeve van de agrarische producten hier, gezien onze verantwoordelijkheid inzake het afremmen van biodiversiteitverlies? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Verduurzaming van internationale handelsketens blijft een prioriteit, zoals blijkt uit de in het regeerakkoord aangekondigde versterking van het Initiatief Duurzame handel. In het beleidsprogramma «Biodiversiteit werkt 2008–2011» is deze prioriteit reeds opgenomen. Nederland richt zich daarbij op het verduurzamen van de handelsketens, bijvoorbeeld bij hout (FLEGT), de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO), de Round Table on Responsible Soy (RTRS) en de Roundtable for a Sustainable Cocoa Economy (RSCE).

Behoud van biodiversiteit is bij deze initiatieven opgenomen als één van de criteria. Het Nederlandse bedrijfsleven speelt daarbij een voortrekkersrol. Met hun inzet leveren het Nederlandse bedrijfsleven en de Nederlandse overheid een wezenlijke bijdrage aan het behoud van biodiversiteit, ook in buitenlandse productiegebieden.

Het opstellen van een plan van aanpak om locale effecten op de biodiversiteit van de buitenlandse productie van agrarische producten in beeld te brengen, vind ik echter een stap te ver gaan. Dit is de verantwoordelijkheid van nationale regeringen in de betreffende gebieden.

31

Bent u van plan invulling te geven aan de aanbeveling van de Balans voor de leefomgeving (PBL, 2010) om bij de verduurzaming van de landbouw en visserij zorg te dragen dat er op de productiegronden ruimte voor biodiversiteit blijft? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo neen, waarom niet?

Ja. Ruimte voor biodiversiteit op de productiegronden is een belangrijke component van de verduurzaming van de landbouw en de visserij. Ik wil hieraan bijvoorbeeld invulling geven door agrarische ondernemers te belonen voor het leveren van diensten op het gebied van landschap en natuur. Ook middelen uit het Europees Landbouw- en Visserijbeleid wil ik mede voor dit doel inzetten.

Als één van de bijdragen aan de verduurzaming van de landbouw zet ik in op een stimuleringsbeleid voor functionele agrobiodiversiteit (FAB) (zie ook Kamerstuk 26 407, nr 38). Door het benutten van de biodiversiteit op en om de landbouw, hoeven boeren minder gebruik te maken van chemische middelen. Een voorbeeld hiervan is de akkerranden ten behoeve van natuurlijke plaagbeheersing. Vanuit de health checkmiddelen van Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is er € 6 mln. beschikbaar gesteld voor het uitrollen van deze FAB-randen in 2011 tot en met 2013 (zie ook Kamerstuk 28 625, nr 6).

32

Bent u bereid een extra inspanning te verrichten om de voortdurende achteruitgang van kwetsbare soorten en kwetsbare ecosystemen te stoppen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Extra financiële middelen om de achteruitgang van biodiversiteit te stoppen zijn vanwege de ombuigingen niet beschikbaar. Bij onder andere de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur zal uiteraard wel worden gezorgd dat de beschikbare middelen zo effectief mogelijk besteed worden. Overigens investeert het kabinet vier keer € 25 mln. in de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ten behoeve van N2000-gebieden.

33

Bent u bereid een extra inspanning te verrichten om de bedreigde soorten die ook een lagere genetische diversiteit hebben te beschermen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

In het biodiversiteitsbeleid zijn ten aanzien van in het wild levende soorten geen doelen gesteld op het niveau van genetische variatie. Daarom is de mate van genetische variatie van een soort op zichzelf geen aanleiding voor het wel of niet verrichten van extra inspanningen. Wel wordt genetische variatie in acht genomen tijdens herintroducties van soorten.

34

Bent u bereid een extra inspanning te verrichten om de voortdurende achteruitgang van open duin en heide ecosystemen te stoppen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 22.

35

Bent u bereid extra inspanning te verrichten om de matige en onvoldoende kwaliteit van het oppervlaktewater volgens de KRW-meetlat te verbeteren? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Nee. Er is al een groot aantal maatregelen ingezet dat moet leiden tot een verbetering van de waterkwaliteit, zoals het verminderen van de verliezen van nutriënten naar grond- en oppervlaktewater door de implementatie van het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn.

36

Is er informatie of monitoring aangaande de aanwezige genetische diversiteit van kleine wilde populaties? Op welke wijze neemt u dat in uw beleid gericht op het beschermen van biodiversiteit mee?

Omdat er voor in het wild levende soorten geen doelen zijn gesteld op het genetische niveau, wordt er vanuit het rijk geen structurele monitoring ondersteund, geïnitieerd of benut van de genetische variatie binnen soorten, anders dan in het kader van herintroducties.

37

Op welke wijze vindt er een landelijke coördinatie, afstemming of ondersteuning plaats met betrekking tot het leefgebiedenbeleid en ziet u hier mogelijkheden voor verbetering?

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de leefgebiedenbenadering is in 2009 aan de provincies overgedragen. Gezien deze verantwoordelijkheid, behoren het verkennen en gebruiken van mogelijkheden tot verbetering ook tot de taken van de provincies. De provincies overleggen onderling en met de vereniging Soortenbescherming Nederland over de uitvoering van de leefgebiedenbenadering.

38

Hoe beoordeelt u de conclusie van de Balans voor de leefomgeving (PBL, 2010) dat agrarisch weidevogelbeheer niet effectief is? Bent u van plan dit beleid aan te scherpen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Met de invoering van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer per 1 januari 2010 is een aan agrarisch weidevogelbeheer impuls aan gegeven. Het is echter te kort om inzichtelijk te maken of de verwachte verbetering in effectiviteit werkelijk heeft plaatsgevonden.

Dit jaar is er een evaluatie van het weidevogelverbond uitgevoerd. Deze is input voor nader overleg met de provincies over de verdere invulling van het weidevogelbeheer.

39

Bent u voornemens om de internationale aansluiting van gebieden te verbeteren zodat soorten beter kunnen migreren? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

De internationale aansluiting van natuurgebieden maakt deel uit van het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000. Bij de uitwerking van de Ecologische Hoofdstructuur is de verbondenheid met natuur over de grenzen in Duitsland en België steeds een aandachtspunt geweest.

Op regionaal niveau zijn afspraken zijn gemaakt om beleid en beheer over de grenzen te laten aansluiten. Op internationaal niveau wordt samengewerkt aan de bescherming van trekroutes van bijvoorbeeld vogels, vleermuizen en zeezoogdieren.

40

Bent u bereid met spoed de robuuste verbindingszones te begrenzen om zo het functioneren van de EHS veilig te stellen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

In het regeerakkoord is opgenomen dat beschikbare middelen robuuste verbindingen (inclusief Oostvaarderswold) binnen de Ecologische Hoofdstructuur te realiseren worden geschrapt. Over de beleidsmatige en budgettaire invulling wordt uw Kamer nader geïnformeerd.

41

Zijn er mogelijkheden om via Europese gelden het tekort voor natuurbeheer aan te vullen? Zo ja, op welke wijze en staat u hier positief tegenover? Zo nee, waarom niet?

Het huidige Gemeenschappelijk Landbouwbeleid biedt de mogelijkheid om Europees geld te gebruiken voor nationale maatregelen op het gebied van agrarisch natuurbeheer, onder andere in Natura 2000-gebieden. Dit is echter alleen mogelijk in combinatie met de inzet van nationale middelen (cofinanciering). Met het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013, dat door de Europese Commissie is goedgekeurd, is de inzet van Europees geld voor agrarisch natuurbeheer vastgelegd.

De mogelijkheden die het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zal bieden voor de periode ná 2013, zal afhangen van de dan geldende regelgeving. De mededeling daarover wordt in november verwacht, de wetgevingsvoorstellen zullen naar verwachting medio 2011 volgen.

42

Hoe staat het met de geluidsbelasting op natuurgebieden? Bent u bereid deze belasting terug te dringen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Geluidsbelasting op natuurgebieden is onderdeel van de beschermingsregimes voor Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000. Deze beschermen kwetsbare natuurgebieden tegen ontwikkelingen met een negatief effect op de natuurwaarden. Het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur heeft alleen betrekking op nieuwe projecten, plannen en handelingen binnen de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur. Het gaat dan om geluidsbelasting en het effect daarvan op de wezenlijke kenmerken en waarden. Voor Natura 2000 geldt dat het beschermingsregime alleen van toepassing is op specifiek genoemde natuurwaarden. Deze hebben niet allemaal last van geluid, maar waar nodig wordt de geluidsbelasting in beheerplannen verminderd. Deze bescherming, ook tegen geluidsbelasting, vind ik afdoende.

43

Bent u bereid extra inspanning te verrichten om de voortdurende verdroging van natuurgebieden aan te pakken? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

De concrete aanpak van verdroging in natuurgebieden vindt plaats onder regie van provincies. Het is aan hen te bepalen waar en op welke termijn inzet nodig is. Hiernaast vindt een extra impuls plaats via de «Strategie Water en Natura 2000», die puntsgewijs aangeeft hoe men per gebied tot realisatie van de wateropgave kan komen en beschrijft welke prioritaire acties nodig zijn. De strategie is bestuurlijk geaccordeerd en de voortgang wordt nu bewaakt door het regiebureau Natura 2000.

44

Hoeveel geld is er beschikbaar voor het ganzenbeleid en waar is dit in de begroting opgenomen?

In de begroting is een bedrag van € 1,25 mln. opgenomen voor het ganzenbeleid onder artikel 23.13. Daarnaast gaat er geld naar het ganzenbeleid via de opvangovereenkomsten in de foerageergebieden en via de schadevergoedingen van het Faunafonds.

45

Kunt u toelichten of het Koninklijk Huis landbouw- of natuursubsidies ontvangt? Zo ja, hoeveel en waar is dit in de begroting opgenomen?

Ja, het koninklijk huis ontvangt subsidies voor (agrarisch) Natuurbeheer. Hiertoe is voor 2011 voor het «beheer van de kroondomeinen» € 0,433 mln. gereserveerd op de begroting van LNV. Dit is in de begroting opgenomen onder de post «overig beheer» op artikel 23.13, pagina 72.

46

Kunt u toelichten of het Koninklijk Huis in het kader van afschot gelden vanuit de overheid ontvangt? Zo ja, hoeveel en waar is dit in de begroting opgenomen?

Nee, het koninklijk huis ontvangt geen gelden vanuit de overheid in het kader van beheer en schadebestrijding.

47

Wat zijn de gevolgen van de korting op het budget van het Faunafonds? Zal deze korting van het Faunafonds betekenen dat het aandeel wat geïnvesteerd wordt in het ontwikkelen van alternatieven voor het afschieten van dieren gekort zal worden?

Zie het antwoord op vraag 336.

48

Zijn gelden uit het budget voor duurzaam ondernemen beschikbaar voor het ontwikkelen van alternatieven die gewasschade op dier- en milieuvriendelijke wijze kunnen voorkomen?

Ja. Het betreft een bedrag van € 6 mln. ten behoeve van demonstratie van zogenaamde FAB-randen (FAB= Functionele Agro Biodiversiteit).

49

Kunt u toelichten hoeveel budget is gereserveerd in het kader van beheer en schadebestrijding van soorten en waar dit in de begroting is opgenomen?

De provincies zijn verantwoordelijk voor (fauna)beheer en schadebestrijding. Alleen het Faunafonds, dat ook gedecentraliseerd zal worden, komt nog ten laste van het rijk. Het budget voor 2011 bedraagt € 7,9 mln en is opgenomen onder artikel 23.14.

50

Kunt u toelichten hoeveel geld vorig jaar is uitgetrokken in het kader van beheer en schadebestrijding van soorten?

Zie het antwoord op vraag 49.

In 2009 is aan de wettelijke taken van het Faunafonds € 9,3 mln uitgegeven.

51

Wat is het totaalbedrag dat wordt uitgegeven aan de verbetering van dierenwelzijn en over welke posten is dat verdeeld? Welke afrekenbare prestaties worden aan de uitgavenverbonden?

In 2011 wordt in totaal circa € 54,8 mln. uitgegeven aan de verbetering van het dierenwelzijn. Dit bedrag bestaat uit middelen op de verschillende beleidsartikelen in de LNV-begroting (€ 28,3 mln.), fiscale middelen (circa € 15 mln.) en Europese middelen (€ 11,5 mln.).

OD 21.12 «Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn»

Het totaalbudget van € 9,7 mln. voor uitgaven in 2011 ter verbetering van het dierwelzijn in artikel 21.12 wordt besteed aan:

  • Bijdrage Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming € 0,6 mln. waarvan € 0,3 mln. uit de post «projecten gezelschapsdieren». In verband met het toezicht op de Amvb Gezelschapsdieren is voorzien in deze ophoging van de oorspronkelijk begrootte € 0,3 mln.

  • Bijdrage Stichting Zeldzame Landbouwhuisdierrassen € 0,2 mln.

  • Bekostiging van de opvang van in beslaggenomen dieren € 1.7 mln.

  • Projecten gezelschapsdieren € 1.96 mln. waaronder de financiering van het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG), diverse onderzoeken en financiële ondersteuning van een certificatiesysteem van de sector

  • Projecten landbouwhuisdieren € 4.2 mln. waaronder uitvoering acties nota dierenwelzijn, convenant tussensegment, onderzoek naar en innovaties in integraal duurzame stallen, uitrol Welfare Quality, ondersteuning van diverse sectorprojecten ter verbetering van dierenwelzijn en diergezondheid

  • Bijdrage medebewindstaken fokkerij door PVE € 0,06 mln.

  • Investeringsregeling duurzame stallen: subsidie voor de nieuwbouw van of aanpassing tot integraal duurzame stallen voor voorloperbedrijven in de melkveehouderij, pluimveehouderij en varkenshouderij € 1.3 mln. Voor de investeringsregeling is ook nog eens € 3,4 Europees geld beschikbaar (100% EU cofinanciering)

OD 21.13 «Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw»:

  • € 0,5 mln. (schatting op basis van ervaringscijfers) binnen het budget voor de innovatieregeling Dier en € 0,06 mln. binnen biologische landbouw (ondersteuning biologische sector voor een dierenwelzijnsproject door Biologica), en een nader te bepalen budget uit de pilotprojecten intensieve veehouderij die ingezet worden in het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij

OD 25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatronen

LNV verstrekt subsidie aan het Voedingscentrum Nederland (VCN) ten behoeve van voorlichting, communicatie en educatie over voeding aan consumenten. Door het VCN wordt ook aandacht besteed aan het onderwerp dierenwelzijn in het project Duurzaam eten 2011 (voorheen campagne voedselkwaliteit). In totaal krijgt VCN voor projectsubsidies in 2011 € 2,2 mln., waarvan circa een derde deel gaat naar de campagnes specifiek voor dierenwelzijn: € 0,7 mln.

Artikel 26.15 Kennisontwikkeling en innovatie

  • Regeling Kennisverspreiding en Innovatie Groen Onderwijs (KIGO): € 0,5 mln.

  • Biologische landbouw, deelthema dierenwelzijn: € 0,7 mln.

  • Verduurzaming productie en transitie, onderzoek dierenwelzijn- en diergezondheid € 2,0 mln.

  • Voor het kennisverspreidingsproject «Verbetering van management rond dierenwelzijn in de praktijk» is een bedrag van ongeveer € 1 mln. gereserveerd voor 2011

Artikel 26.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs

  • KennisBasis: € 1,4 mln.

  • NWO-programma: waardering van Dierenwelzijn € 0,6 mln.

  • Financiering via de Groene Kennis Coöperatie van het programma «welzijn van dieren» met € 0,13 mln. per jaar. Dit programma loopt door tot medio 2011 (einde schooljaar), daarna gaat het deels op in het nieuwe programma «dier».

Handhaving

In 2011 gaat er naar handhaving, toezicht en uitvoering van het dierenwelzijnsbeleid door de NVWA en Dienst Regelingen circa € 11 mln.

Fiscale regelingen

Het kabinet stimuleert daarnaast investeringen in integraal duurzame en diervriendelijke stallen via de fiscale regelingen Milieuinvesteringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieuinvesteringen (VAMIL). Zoals in de Nota dierenwelzijn is aangegeven zijn de bedragen van MIA en VAMIL niet gelabeld. Indicatief is er gemiddeld circa € 15 mln. per jaar beschikbaar voor het stimuleren van welzijnsinvesteringen.

Europese middelen 

  • In 2011 komt er € 11,5 mln beschikbaar uit artikel 68 GLB voor dierenwelzijn. Te verdelen over:

  • – investeringsregeling duurzame stallen € 9,5 mln.

  • – managementmaatregelen € 1 mln.

  • – diervriendelijk produceren € 1 mln.

Bij de beantwoording van vraag 53 zal ik verder ingaan op de afrekenbare prestaties.

52

Kunt u per diergroep (landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren, vissen, dieren in het wild, dieren in de vermaakindustrie) specificeren welk deel van de het budget ter verbetering van het dierenwelzijn aan hen wordt besteed?

Zie het antwoord op vraag 51.

53

Op welke wijze geeft u invulling aan het nationaal en internationaal optimaliseren van het welzijn en de gezondheid van dieren, welke afrekenbare prestaties formuleert u daarbij en welke budgetten zullen hieraan worden besteed?

De wijze waarop ik invulling geef aan het nationaal en internationaal beleid voor het welzijn en de gezondheid van dieren is op hoofdlijnen beschreven in het regeerakkoord. Dit kabinet wil een sterke, innovatieve en duurzame agro-foodsector waarbij ondernemers aandacht hebben voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dierenwelzijn is een integraal onderdeel van een dergelijke duurzame agro-foodsector. Ik zal maatschappelijk verantwoord ondernemen steunen en ondernemers faciliteren bij diervriendelijker produceren in het kader van artikel 68 van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Daarnaast zal dit kabinet actief inzetten op hogere eisen aan dierenwelzijn in Europees verband. Het huidige Europese Actieplan voor dierenwelzijn (2006–2010) wordt nu geëvalueerd en de Europese Commissie zal naar verwachting medio 2011 haar nieuwe Actieplan dierenwelzijn opleveren. Zie ook antwoord op vragen 73-120-121.

Het kabinet zal verder inzetten op de aanpak van dierenmishandeling door inzet van 500 animalcops en een apart alarmnummer voor dieren.

Mijn voorganger heeft de Nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid in oktober 2007 uitgebracht. In deze nota’s zijn ambities en lange termijndoelstellingen voor dierenwelzijn en diergezondheid geformuleerd en de aanpak om deze doelstellingen te bereiken. Bij veel van de meer dan 200 acties uit deze nota’s zijn de sector en de keten zelf aan zet, en dat sluit aan bij het beleid van dit kabinet dat ondernemers zelf verantwoordelijk zijn en aandacht moeten hebben voor mensen, milieu en maatschappij.

Aan de ambities uit de beide nota’s hebben overheid, maatschappelijke organisaties en sector afgelopen 3 jaar hard gewerkt.

Daarnaast wordt momenteel het wetsvoorstel voor een Wet dieren (Kamerstukken II 2007/08, 31 389, nr. 3) behandeld in de Eerste Kamer. Ik werk aan het opstellen van de uitvoeringsregels bij dat wetsvoorstel, waarin onder andere regels over dierenwelzijn worden vervat.

Voor de beschikbare budgetten voor de verbetering van dierenwelzijn in 2011 verwijs ik naar het antwoord op vraag 51.

In 2008 en 2009 is een jaarlijkse voortgangsrapportage uitgebracht waarin de stand van zaken beschreven is van de uitvoering van beide beleidsnota’s. In 2010 is daarnaast voor het eerst een «Staat van het dier» uitgebracht. Dit betreft een monitoringsrapportage waarin het niveau van dierenwelzijn en diergezondheid van gehouden dieren in Nederland wordt beschreven. Deze rapportage geeft inzicht in de ontwikkeling van het welzijn en de gezondheid van gehouden dieren en het effect van het dierenwelzijns- en diergezondheidsbeleid. Zie ook de brief aan de kamer van 30 juni jl. over dit onderwerp (TK 28 286, nr. 309). Ik ben voornemens ook in 2011 een voortgangsrapportage uit te brengen over de stand van zaken in 2010.

In de huidige begroting zijn de volgende twee indicatoren als afrekenbare prestaties voor dierenwelzijn opgenomen, te weten:

  • in 2010 moet gemiddeld 75% van de regelgeving op het terrein van dierenwelzijn worden nageleefd en in 2011 80%.

  • in 2010 moet minimaal 2,8% van de stallen integraal duurzaam zijn en in 2011 minimaal 5%.

54

Kunt u toelichten wanneer u zelf de regie gaat voeren over het beoogde dierenwelzijnsbeleid, zodat daadwerkelijk stappen gezet zullen worden die het welzijn van dieren daadwerkelijk vergroten?

Zie het antwoord op vraag 53.

55

Kunt u uiteenzetten hoe uw doelstellingen ten aanzien van dierenwelzijn zullen leiden tot een daadwerkelijke verbetering van het welzijn van dieren in Nederland en hoe u deze ambities in cijfers gaat vatten?

Zie het antwoord op vraag 53.

56

Hoeveel veehandelaren en veetransporteurs zijn er in Nederland en hoeveel doen er daarvan nu mee aan Dierwaardig Vervoer? Kunt u die deelname ook uitdrukken in aantallen jaarlijks vervoerde dieren en het percentage hiervan dat nu onder Dierwaardig Vervoer wordt vervoerd?

Bij het Productschap van Vee en Vlees staan per 1 januari 2010 1667 veehandelsbedrijven geregistreerd.

Bij de nVWA staan per 1 oktober 2010 301 veehandelaren/exporteurs en 1 700 transporteurs geregistreerd (189 voor lang transport en 1 511 voor kort transport). Aan het kwaliteitssysteem Dierwaardig Vervoer nemen 127 vervoerders deel. Volgens opgave van de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee (NBHV) vervoeren de deelnemers aan Dierwaardig Vervoer jaarlijks tussen de 27 en 32 miljoen varkens en biggen. Daarvan is 95% bestemd voor de export en 5% voor binnenlands vervoer. Niet bekend is welk percentage van het totaal aantal vervoerde varkens dit betreft.

57

Welke acties worden er op het moment ondernomen en gepland om de fokkerijproblemen bij landbouwhuisdieren aan te pakken? Hoe wordt hierbij ingezet op het verbeteren van de natuurlijke weerstand van dieren tegen ziektes? Hoeveel geld is er in dit kader beschikbaar, hoe wordt dit geld besteed en waar is dit in de begroting opgenomen?

Met fokkerij kunnen welzijnsproblemen in de veehouderij worden aangepakt. Vanuit het onderzoek wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de ontwikkeling van rassen met minder welzijnsproblemen, zoals het aantal keizersneden in de dikbilhouderij. Het project Natuurlijke Luxe van de Federatie Vleesveestamboeken, heeft als doel om koeien van extreem bespierde rassen weer in staat te stellen om natuurlijk af te kalven. Dit project loopt goed en de eerste resultaten zijn perspectiefvol. Streven en verwachting is nog steeds dat 50% reductie in 10 jaar goed mogelijk is. Onderzoekers geven aan dat ze verwachten dat er 16 tot 20 jaar is nodig is om te bereiken dat 90% natuurlijk afkalft. Op korte termijn kan mogelijk 5% reductie worden bereikt (2010–2011), maar daarna is tijd nodig om voldoende moederdieren te fokken die de gewenste eigenschappen bezitten om natuurlijk te kunnen afkalven (breed bekken). Ook KI organisaties denken hierover mee. Eind 2009 is besloten om het project voor nog eens twee jaar te financieren in de vorm van procesbegeleiding door WUR-ASG. Voor 2011 is dat € 25 000.

Voor stamboekvee gelden speciale regels die in Europees verband zijn vastgelegd. Het Productschap (PVE) voert deze regelgeving in medebewind uit voor LNV. Het PVE houdt onder meer toezicht op de wijze waarop stamboeken hun fokkerij uitvoeren. Hiervoor staat in 2011 € 60 000,- op de begroting.

Natuurlijke weerstand tegen ziekten is een belangrijk onderdeel van het adaptatievermogen van dieren. Het adaptatievermogen is een centraal thema in het kennisbasisonderzoek aan diergezondheid en dierenwelzijn (thema 8). Fokkerij is één van de manieren die bestudeerd wordt om de natuurlijke weerstand van landbouwhuisdieren te verbeteren (binnen thema 8 wordt hieraan € 200 000 besteed). Het project Weerbaar Vee streeft naar het verbeteren van de gezondheid van rundvee door op het niveau van het immuunsysteem te sturen met voeding, huisvesting, opfok, management en fokkerij. Het ministerie ondersteunt dit project.

Het thema «robuustheid en adaptatievermogen» is in 2008 opgenomen in het onderzoeksprogramma «waardering van dierenwelzijn» van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en LNV. Een belangrijk accent daarbij ligt op het adaptatievermogen van het dier. Jaarlijks gaat er € 0,6 mln naar het NWO programma vanuit de EL&I begroting. Ook in het kader van het project Familiekudde is er aandacht voor robuuste dieren en natuurlijke weerstand. Tot slot kan worden gemeld dat in de Vleeskuikenrichtlijn is bepaald dat de invloed van genetisch factoren op het welzijn van vleeskuikens moet worden onderzocht. Daarover zijn in de zomer twee rapporten van de EFSA verschenen. De Europese Commissie komt voor het eind van dit jaar met een reactie op deze rapporten.

58

Welke concrete acties worden op dit moment ondernomen en gepland om ingrepen bij dieren in de bio-industrie uit te bannen? Hoeveel geld is er in dit kader beschikbaar, hoe wordt dit geld besteed en waar is dit in de begroting opgenomen?

Er worden om verschillende redenen nog diverse ingrepen toegepast. Deze zijn bij wet toegestaan, en dienen over het algemeen om erger leed te voorkomen. In totaal is voor 2011 een bedrag van circa € 1 mln beschikbaar uit artikel 26 van de LNV begroting.

Bij varkens gaat het om onderzoek naar alternatieven voor castratie, couperen/tanden slijpen en om onderzoek om van 3 identificatie-ingrepen voor zeugen naar 2 ingrepen te komen. 

Bij pluimvee betreft het een «Plan van aanpak Ingrepen bij pluimvee» waarin de sector – in overleg met LNV en Dierenbescherming- toewerkt naar een situatie waarbij het verrichten van ingrepen niet meer nodig is. Naast onderzoek betreft het ook kennisoverdracht. Het onderzoek en de kennisoverdracht worden medegefinancierd door de sector.

Een aantal rundveehouders passen nog koudmerken toe. Ter uitvoering van de motie Waalkens (kamerstukken II 2007–2008, 28 286  nr 209) is de vrijstelling voor het koudmerken (vriesbranden) in het Ingrepenbesluit van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren met drie jaar verlengd tot 1 juli 2011. Na 1 juli 2011 dienen ondernemers overgeschakeld te zijn op reeds voorhanden zijnde alternatieven zoals de hals- of pootband.

In 2009 en 2010 is onderzoek gedaan naar de mogelijk- en wenselijkheid van hoornloos fokken. Aan het onderzoek heeft ook Productschap Zuivel bijgedragen.

59

Hoe wordt de zorgvuldigheid rondom het doden van dieren op dit moment gewaarborgd en welke concrete plannen heeft u om dit in de toekomst te verbeteren? Kunt u in het beantwoorden van deze vraag ook concreet ingaan op het doden van pluimvee en op het ritueel onverdoofd slachten?

De nVWA houdt toezicht op de naleving van het Besluit doden van dieren. Voor het doden van pluimvee met het waterbad gelden vanaf september 2009 aangescherpte normen. Indien overtredingen worden geconstateerd wordt handhavend opgetreden. De nVWA houdt ook toezicht op de naleving van de regelgeving met betrekking tot het ritueel onverdoofd slachten. Bij de grote slachterijen wordt permanent toezicht gehouden. De nieuwe Verordening (EG) Nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren tijdens het doden, die op 1 januari 2013 in werking treedt, beoogt het welzijn van dieren bij het doden verder te bevorderen. Een exploitant van een slachthuis moet bijvoorbeeld op grond van artikel 6 van die verordening standaardwerkwijzen opstellen waarin wordt vastgelegd hoe verschillende onderdelen van het dodingsproces dienen te verlopen. De feitelijke uitvoering van deze standaardwerkwijzen moet vervolgens door de medewerkers van het slachthuis worden gemonitord en vastgelegd. De VWA zal ook toezicht houden op de naleving ervan. Dit komt de zorgvuldigheid ten goede.

60

Is het nalevingsonderzoek over ritueel slachten inmiddels is afgerond? Zo ja, wat is de uitkomst van het onderzoek?

Voor de inventarisatie die de nVWA in 2009 heeft uitgevoerd naar het onbedwelmd slachten van dieren verwijs ik u naar de brief van mijn ambtsvoorganger van 30 juni 2010 (Kamerstuknummer 26 991, nr. 279).

61

Kunt u aangeven of u al overleg heeft gehad met belanghebbende religieuze organisaties, de Dierenbescherming en de KNMvD over het rapport «Ritueel slachten en het welzijn van dieren»? Zo ja, wat waren de uitkomsten daarvan? Zo nee, waarom niet en wanneer verwacht u dat dit overleg plaatsvindt?

Zoals is gemeld in de brief aan de Kamer van 4 februari 2009 (Kamerstuknummer 28 286 nr. 259) hebben destijds eerste gesprekken plaatsgevonden over reversibel bedwelmen met vertegenwoordigers van Joodse en Islamitische gemeenschappen. In de brief van 9 december 2008 is de Kamer gemeld dat naar aanleiding van de resultaten van het ASG rapport over ritueel slachten een vervolgoverleg zou worden gepland met de religieuze organisaties. In afwachting van de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van Thieme met betrekking tot het onbedwelmd ritueel slachten (Kamerstuknummer 31 571, nr. 3) heeft mijn voorganger daarna besloten geen maatregelen of besluiten te nemen. Gegeven het ingediende initiatiefwetsvoorstel wens ik de parlementaire behandeling daarvan af te wachten alvorens ik in nader overleg treedt met de genoemde organisaties.

62

Kunt u uiteenzetten hoe het staat met het onderzoek naar de kritische punten in het gehele traject van aanvoer tot aan het verdoven en doden van varkens?

Het onderzoek is gestart. De verwachting is dat het onderzoek eind 2011 afgerond zal zijn.

63

Is het onderzoek naar de alternatieven voor de huidige waterbadverdover van pluimvee reeds afgerond? Zo ja, wat zijn de resultaten hiervan?

Op dit moment zijn niet alle pluimveeslachthuizen met een erkenning actief. De verdeling bij erkende bedrijven is als volgt:

  • 18 bedrijven maken gebruik van een waterbadbedwelming

  • 3 bedrijven maken gebruik van gasbedwelming

  • 4 bedrijven hebben een registratie om onbedwelmd te mogen slachten

Er zijn 2 onderzoeken uitgevoerd naar de alternatieven voor de huidige waterbadverdover van pluimvee. Gebleken is dat niet de elektrische bedwelming als zodanig maar het multipele waterbad dierenwelzijnsproblemen geeft. Er blijken 2 elektrische bedwelmingsmethoden geschikt als alternatief voor het multipele waterbad. In het licht van het voorgaande wordt het multipele elektrische waterbad door de sector uitgefaseerd.

Voornemen is om vanaf 1 januari 2011 de eisen voor het huidige multipele waterbad in de Regeling doden van dieren verder aan te scherpen, vooruitlopend op de eisen zoals die opgenomen zijn in de nieuwe Europese verordening (EG) Nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden, die vanaf 1 januari 2013 van kracht zal zijn. Deze verdere aanscherping van de eisen zal er toe leiden dat het elektrisch multipele waterbad voor het bedwelmen van een aantal vogelsoorten niet meer gebruikt zal gaan worden.

64

Welke initiatieven lopen er om ook voor andere diergroepen Welfare Quality welzijnsmonitors te ontwikkelen, zoals gedaan is in de pluimvee-, varkens-, rundvee- en paardenhouderij?

De Europese Commissie heeft in het werkprogramma 2010 van het 7e Europese Kaderprogramma bepaald dat onderzoek zal plaatsvinden gericht op het ontwikkelen van dierenwelzijnsindicatoren voor kleine herkauwers en pluimveesoorten, anders dan vleeskuikens en leghennen. Naar verwachting zal een dergelijk onderzoeksproject in 2011 aanvangen.

65

Wat is de stand van zaken omtrent het implementeren van de Welfare Quality monitor?

Eind 2009 heeft het onderzoeksproject Welfare Quality meetprotocollen opgeleverd waarmee het niveau van dierenwelzijn op bedrijfsniveau kan worden gemeten. Deze protocollen zijn echter nog niet beproefd in de praktijk en het uitvoeren van metingen conform de protocollen kost veel tijd. Mijn inzet is daarom gericht op het praktijkrijp maken van de protocollen van Welfare Quality zodat een implementatie in de praktijk kan plaatsvinden. Concreet zal ik onderzoek financieren gericht op het vereenvoudigen van de huidige meetprotocollen. Dit onderzoek is reeds dit jaar gestart en zal doorlopen in 2011. Verder zal ik, onder voorwaarden van cofinanciering van de sector, in 2011 meerjarige praktijkprojecten financieren waarin veehouders uit de verschillende sectoren ervaring kunnen opdoen met het meten van dierenwelzijn aan de hand van de (vereenvoudigde) protollen van Welfare Quality. Ik wil deze praktijkprojecten organiseren met betrokken partijen uit de sector, de Dierenbescherming en onderzoeksinstellingen.

66

Waarvoor wilt u Welfare Quality gaan gebruiken (preventieve toetsing nieuwe stal- en verzorgingssystemen, het laten onderbouwen van dierenwelzijnsclaims om onterechte claims tegen te gaan, gebruik bij modernisering wetgeving, opname in kwaliteitsborgings-programma’s, etc.)?

Het kunnen meten van dierenwelzijn middels Welfare Quality is waardevol en belangrijk. Ik beschouw Welfare Quality als een managementinstrument voor de veehouder om inzicht te krijgen in het niveau van dierenwelzijn op zijn bedrijf. Hierdoor kan hij gericht het welzijn verbeteren. Ik wil dit gebruik stimuleren door het financieren van onderzoek (vereenvoudiging van de meetprotocollen) en praktijkprojecten (beproeven Welfare Quality in de praktijk). Zie ook antwoorden op vragen 65, 67, 141. Welfare Quality is ook bruikbaar voor de verwerkende industrie, catering en retail om claims op dierenwelzijn te ontwikkelen en te onderbouwen. Het kan daarbij gaan om etikettering van diervriendelijke producten maar ook om een «Business to Business» aanpak. Het is de verantwoordelijkheid van de marktpartijen om hun claims op dierenwelzijn te onderbouwen. Ik informeer deze partijen over de mogelijkheden die Welfare Quality biedt en ik betrek deze partijen in de vereenvoudiging en de praktijkprojecten. Welfare Quality is niet ontworpen voor de preventieve toetsing van nieuwe stal- en verzorgingssystemen.

67

Wat gaat u concreet doen om de huidige protocollen van Welfare Quality voor de praktijk hanteerbaar te maken en het gebruik in de praktijk te stimuleren?

Zie het antwoord op vraag 65.

68

Is er nu weer permanent toezicht op de middelgrote en kleine slachterijen, of hoe wordt de kans op misbruik en fraude anders zo klein mogelijk gehouden?

De nVWA houdt permanent toezicht tijdens de keuring van levende dieren op slachterijen (AM-keuring). De nVWA houdt verder toezicht op de keuring na het slachten (PM-keuring) door officiële assistenten van het roodvlees en door bedrijfskeurders bij pluimveevlees. Afhankelijk van de aard en de grootte van het bedrijf is de aanwezigheid van de toezichthoudende dierenarts van de nVWA bij deze beide PM-keuringen permanent, dan wel niet-permanent. Voor de bedrijven met niet-permanent toezicht geldt dat wel een officiële assistent aanwezig moet zijn tijdens de PM-keuring en dat de nVWA-dierenarts dagelijks controleert tijdens de slachtwerkzaamheden. Bovendien doet de nVWA gericht opsporingsonderzoek naar mogelijke fraude en misstanden, onder andere buiten de momenten dat de nVWA aanwezig is of bij bedrijven die geen erkenning hebben om te slachten. Bij geconstateerde misstanden zal adequaat worden opgetreden.

69

Wanneer stuurt u de toegezegde regelgeving over het welzijn omtrent dieren in circussen naar de Kamer?

Zoals mijn voorganger u eerder heeft gemeld (Kamerstuknummer 28 286, nr. 311) wordt er in beginsel naar gestreefd de regelgeving in 2011 aan u voor te leggen.

70

Kunt u uiteenzetten hoeveel geld in 2011 beschikbaar is voor het uitvoeren van het kwaliteitsprotocol voor het opvangen van wilde dieren en uit welke post wordt dit geld gehaald?

De uitvoering van het kwaliteitsprotocol is primair de verantwoordelijkheid van de opvangcentra zelf. Het naleven van het kwaliteitsprotocol is een voorwaarde van hun ontheffing voor opvang. Bestaande opvangcentra moeten daar uiterlijk per 1 juli 2012 aan voldoen. Uw Kamer is over de invoering van het protocol geïnformeerd, onder andere bij brief van 15 maart 2010 (Kamerstuknummer 29 446, nr. 71). In de begroting voor 2011 zijn geen specifieke middelen geoormerkt voor de invoering van het kwaliteitsprotocol.

71

Kunt u toelichten hoeveel geld er beschikbaar is voor de handhaving van de regelgeving omtrent CITES? Welke kennis is vereist van de ambtenaren die zich bezig houden met de handhaving van CITES-regelgeving?

Voor de handhaving van de regelgeving omtrent CITES is in 2011 € 1,4 mln. beschikbaar.

De ambtenaren bij de nVWA, die belast zijn met het toezicht op naleving van de CITES- regelgeving, volgen een speciale opleiding, die het brede veld van de CITES-regelgeving omvat. Uitgangspunt is dat zij in staat zijn beschermde planten en dieren te herkennen en daarbij zonodig de hulp in roepen van gespecialiseerde instituten zoals Naturalis. Ook moeten zij in staat zijn medehandhavers van deskundig advies te voorzien.

Door middel van een systeem van permanente her- en bijscholing houden deze ambtenaren hun kennis op peil.

72

Kunt u uiteenzetten welke stappen u onderneemt om tot een Europees verbod op het fokken van nertsen te komen? Wanneer en hoe gaat u dit onderwerp aankaarten in EU-verband?

Ik wacht de uitkomsten van de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel verbod pelsdierhouderij en de novelle (Kamerstuknummer 30 826 en 32 369) en de verdere stappen van de initiatiefnemers Van Gerven en Dijsselbloem af, alvorens deze motie verder uit te voeren.

73

Zijn de uitkomsten van de evaluatie van het Europees beleid voor dierenwelzijn reeds beschikbaar?

Het huidige Europese Actieplan voor dierenwelzijn (2006–2010) wordt momenteel geëvalueerd. De resultaten van deze evaluatie zullen naar verwachting in december 2010 worden opgeleverd. Naar verwachting zal de Commissie op basis van de evaluatieresultaten medio 2011 haar nieuwe Actieplan opleveren en aanbieden aan de Europese Raad en het Europese Parlement. Nederland zal een actieve rol vervullen bij de totstandkoming en vaststelling van dit nieuwe Actieplan voor dierenwelzijn. Nederland zal daarom reeds in de voorfase haar wensen en ideeën kenbaar maken richting relevante partijen. Zo heeft Nederland informatie aangeleverd aan de onderzoeksinstellingen die de evaluatie van het Europese dierenwelzijnsbeleid voor de Commissie uitvoeren. Uiteraard zal Nederland ook regelmatig overleg voeren met de Commissie en zo nodig andere lidstaten.

74

Kunt u toelichten of er geld beschikbaar is voor het «integrated pest management»-systeem, wat uitgaat van het voorkomen in plaats van het bestrijden van dierplagen?

Er is enige jaren geld beschikbaar gesteld voor het project Telen met toekomst, waarbij best en good practises in de praktijk werden ontwikkeld. Het ging om maatregelen die ontwikkeld en uitgetest worden bij koplopers (best practises) die moeten leiden tot maatregelen die iedere agrarier kan toepassen (good practises). Deze maatregelen geven invulling aan het concept geintegreerde gewasbescherming (of integrated pest management), zoals dat reeds in de huidige wet is vastgelegd. Voor 2011 is € 1,5 miljoen beschikbaar om integrated pestmanagement-systemen voor teeltsectoren verder te ontwikkelen. Hiermee wordt invulling gegeven aan een verplichting uit de EU-richtlijn duurzame gewasbescherming.

75

Kunt u uiteenzetten hoeveel geld er wordt vrijgemaakt voor onderzoek naar en ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven?

De eerst verantwoordelijke voor het beleidsdossier «Alternatieven voor Dierproeven» is het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het ministerie van EL&I werkt, samen met enkele andere betrokken ministeries, op dit terrein samen met VWS, o.a. in de Kabinetsvisie Alternatieven voor Dierproeven. Het ministerie van LNV heeft hieraan de afgelopen jaren ook financieel bijgedragen. Daarnaast spant LNV zich ook op eigen terrein, bijv. voor voedselveiligheid, in om alternatieven voor dierproeven te laten ontwikkelen.

Bij het RIKILT – Instituut voor Voedselveiligheid zijn in opdracht van LNV voor 2011 drie projecten gepland. Deze projecten zijn gericht op alternatieven voor dierproeven voor de toxicologische karakterisering van nieuwe voedingsmiddelen en diervoeders, voor ontwikkeling, toepassing en validatie van bioassays ter vervanging van de huidige dier-assays (muis, rat) en voor alternatieven voor het gebruik van dieren in toxiciteitstesten. Het gezamenlijke budget voor deze drie projecten bedraagt € 505 500.

Voor de inzet van VWS op dit onderwerp verwijs ik u naar de begrotingsstaten van het ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2011.

76

In welke mate kunnen de BES-eilanden aanspraak maken op nationale en Europese subsidies voor landbouw, natuur, duurzaamheid en visserij?

De BES-eilanden kunnen geen aanspraak maken op Europese of nationale subsidies. De eilanden hebben de status van Landen en Gebieden Overzee (LGO), en vallen als gevolg daarvan buiten de invloedssfeer van de Europese Unie.

77

Is er geld beschikbaar voor het natuurbeheer op de BES-eilanden? Zo ja, hoeveel en waar is dit in de begroting opgenomen en is dit geld gelabeld? Zo nee, op welke wijze wordt dan verwacht dat er een effectieve natuurbescherming kan plaatsvinden?

Voor de activiteiten op het gebied van landbouw en visserij is een totaalbedrag van € 0,6 door het vorige kabinet beschikbaar gesteld. Het grootste deel hiervan zal worden aangewend voor natuurbescherming op en rond de eilanden. De hierbij te hanteren bestedingscriteria en biodiversiteitsdoelen zullen worden vastgesteld in het kader van het op te stellen integraal beheerplan voor visserij en mariene biodiversiteit (zie het antwoord op vraag 407).

78

Bent u voornemens om de regeling voor de Nationale Nederlandse Parken aan te passen, opdat natuurtypes die voorkomen op de BES-eilanden ook onder deze regeling kunnen vallen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Er is thans geen voornemen om de regeling voor de Nationale Nederlandse Parken ten behoeve van de BES-eilanden aan te passen. Het algemene uitgangspunt bij de transitie tot Openbaar Lichaam is dat de bestaande regelgeving op de BES-eilanden zoveel mogelijk intact blijft en dat veranderingen in die regelgeving tot het hoogst noodzakelijke moeten worden beperkt.

79

Bent u van plan de problemen als erosie, exoten en te hoge begrazingsintensiteit op de BES-eilanden op te lossen door kennisuitwisseling of beleid? Zo ja, op welke wijze entermijn? Zo nee, waarom niet?

Op het terrein van landbouw, natuur en visserij zullen de BES-eilanden opgenomen worden in de Nederlandse kennisinfrastructuur, waarin de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) een centrale rol toekomt. Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van een kennisagenda waarbij de genoemde onderwerpen ook aan de orde komen. Naast de kennisuitwisseling wordt gewerkt aan concrete integrale projecten die bijdragen aan duurzame landbouw en behoud van biodiversiteit op de eilanden.

80

Op welke wijze gaan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet op de BES-eilanden geïmplementeerd worden?

De Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet zijn niet van toepassing op de BES-eilanden. Op de BES-eilanden is de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES van toepassing. Deze wet bevat de noodzakelijke bepalingen voor een goede uitvoering van de internationale verdragen omtrent natuurbeheer.

81

Op welke wijze wordt de visserij gereguleerd op de BES-eilanden?

In de Visserijwet BES staat een verbod op het vissen zonder vergunning. Dit verbod is van toepassing op visserij in de territoriale wateren en de visserijzone van de BES-eilanden. Het verbod is ook van toepassing op de visserij in de wateren vallende onder de rechtsmacht van een andere Staat voorzover het vissersvaartuigen betreft die in Nederland of de BES-eilanden zijn geregistreerd. Het verbod is niet van toepassing op kleine schepen. Voor die schepen kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat een vergunning van het eilandsbestuur nodig is. Bij algemene maatregel van bestuur kan de minister tevens regels stellen met betrekking tot vistuigen en de te vangen vissen. Voordat de minister een vergunning afgeeft, wordt de visserijcommissie om advies gevraagd. Deze commissie wordt nog benoemd en zal bestaan uit vertegenwoordigers van de BES-eilanden.

82

Klopt het dat de Europese Commissie een inbreukprocedure is gestart tegen Nederland omdat de Natuurschoonwet alleen landgoederen in Nederland fiscaal bevoordeelt? Zo ja, wat wordt uw reactie op het voorstel van de EC?

De Europese Commissie is inderdaad een inbreukprocedure tegen Nederland gestart. De Commissie vindt dat de in de Natuurschoonwet opgenomen belastingfaciliteit in de schenk- en erfbelasting in strijd is met bepalingen inzake het vrije verkeer van kapitaal in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en de EER-overeenkomst. Haar bezwaar is dat de faciliteit beperkt is tot landgoederen in Nederland. Nederland heeft van de Commissie twee maanden gekregen om de wetgeving aan te passen. Na het verstrijken van die termijn zal zij besluiten over het al dan niet aanhangig maken van de kwestie bij het Europese Hof van Justitie.

Het kabinet acht de betrokken belastingfaciliteit van groot belang, aangezien landgoederen in Nederland niet of nauwelijks rendabel zijn en in hun voortbestaan worden bedreigd. Het gaat hier om de bescherming en behoud van Nederlands cultureel erfgoed en Nederlandse natuurwaarden. Beperking van de faciliteit tot landgoederen in Nederland ligt dus voor de hand.

Het kabinet bereidt momenteel een reactie voor op het met redenen omkleed advies.

83

Kunt u een overzicht geven van wat er de afgelopen vier jaar aan dierenwelzijn is uitgegeven en waaraan en wat er de komende vier jaren voor dierenwelzijn begroot is?

Als kader geldt de nota dierenwelzijn en het bijbehorende werkprogramma 2008–2011. De uitgaven voor dierenwelzijn zijn verdeeld over de begrotingsartikelen 21 (duurzaam ondernemen), 25 (voedselkwaliteit en diergezondheid) en 26 (kennis en innovatie). Daarnaast zijn een aantal fiscale regelingen beschikbaar. Onderstaand treft u een overzicht aan van alle uitgaven ter verbetering van het dierenwelzijn.

Artikel 21

OD 21.12 «Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn»

Onderwerp

Realisatie 2008

Rea 2009

Begroting 2010

Begr. 2011

Begr. 2012

Begr. 2013

Begr. 2014

Projecten gezelschapsdieren

1,67

1,54

2,59

1,76

1,76

1,76.

1,76

Bijdrage Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming

0,3

0,25

0,3

0,5

0,5

0,5

0,5

Bijdrage Stichting Zeldzame Huisdierrassen

0,16

0

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

Projecten landbouwhuisdieren

0,18

0,84

3,1

4,2

2,98

2,68

2,68

Regeling In Beslaggenomen Goederen

2,39

1,7

2,5

1,7

1,7

1,7

1,7

Investeringsregeling duurzame stallen

0

0,23

19,7

1,28

1,83

1,83

1,83

Bijdrage medebewindstaken fokkerij door PVE

0

0,08

0,13

0,06

0,06

0,06

0,06

Projecten agrobiodiversiteit

0,28

0,34

     

Totaal

4,98

4,98

28,5

9,7

9,0

8,7

8,7

Bedragen in miljoenen euro’s

OD 21.13 «Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw»

Onderwerp

Realisatie 2008

Rea 2009

Begr. 2010

Begr. 2011

Begr. 2012

Begr. 2013

Begr. 2014

Deel budget innovatieregeling Dier

0,5

0,5

0,5

0,5

Deel budget biologische landbouw

0,06

0,06

0,06

0,06

0,06

0,06

0,06

Bedragen in miljoenen euro’s

Artikel 25

OD 25.11 «Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatronen»

LNV verstrekt subsidie aan het Voedingscentrum Nederland ten behoeve van voorlichting, communicatie en educatie over voeding aan consumenten. Door het Voedingscentrum wordt ook aandacht besteed aan het onderwerp dierenwelzijn.

Onderwerp

Realisatie 2008

Rea 2009

Begr. 2010

Begr. 2011

Begr. 2012

Begr. 2013

Begr. 2014

Mediacampagne voedselkwaliteit (onderdeel dierenwelzijn)

0,8

0,6

0,6

0,7

0,6

0,6

0,6

Bedragen in miljoenen euro’s

Artikel 26

OD 26.15 «Kennisontwikkeling en innovatie»

Onderwerp

Realisatie 2008

Rea 2009

Begr. 2010

Begr. 2011

Begr. 2012

Begr. 2013

Begr. 2014

Regeling Kennisverspreiding en Innovatie Groen Onderwijs (KIGO).

0,67

0,37

0,37

0,5

0,5

0,5

0,5

Biologische landbouw, deelthema dierenwelzijn *

2,45

0,66

     

Verduurzaming productie en transitie *

4,38

3,57

     

Prioriteiten kennis en innovatie dierenwelzijn **

  

1,0

0,6

Projecten uit onderzoeksbudget Agroketens en visserij

  

3,5

3,7

3,2

3,2

3,2

Bedragen in miljoenen euro’s

* Deze onderdelen zijn ingaande 2010 opgenomen in het onderdeel Projecten uit onderzoeksbudget agroketens en visserij.

** Prioriteiten kennis en innovatie dierenwelzijn vervalt in 2012.

OD 26.16 «Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs»

Onderwerp

Realisatie 2008

Rea 2009

Begr. 2010

Begr. 2011

Begr. 2012

Begr. 2013

Begr. 2014

Lector Dierenwelzijn *

0,07

  

KennisBasis

1,07

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

NWO-programma: waardering van Dierenwelzijn

0,6

0,6

0,6

0,6

   

Bedragen in miljoenen euro’s

* Lector Dierenwelzijn blijft wel bestaan, maar wordt gefinancierd door van Hall Larenstein

Handhaving, toezicht en uitvoering van het dierenwelzijnsbeleid

  • In 2008 bedragen de gerealiseerde kosten in totaal € 7,5 mln.

  • In 2009 bedragen de gerealiseerde kosten in totaal € 8,7 mln., waarvan € 1,7 mln. inzet VWA, € 6,1 mln. inzet AID en € 0,9 mln. inzet DR

  • In 2010 bedragen de geraamde uitgaven in totaal € 9,9 mln., waarvan € 1,7 mln. VWA, € 7,2 mln. AID en € 1,0 mln. DR

  • In 2011 bedragen de geraamde uitgaven in totaal € 11 mln., waarvan

  • € 10,7 mln. nVWA en € 0,3 mln. DR.

  • Voor de periode vanaf 2012 zijn de geraamde uitgaven thans nog niet gespecificeerd per beleidsveld.

Fiscale regelingen

Het kabinet stimuleert daarnaast investeringen in integraal duurzame en diervriendelijke stallen via de fiscale regelingen Milieuinvesteringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieuinvesteringen (VAMIL). Zoals in de Nota dierenwelzijn is aangegeven zijn de bedragen van MIA en VAMIL niet-gelabeld. Indicatief is er gemiddeld circa € 15 mln. per jaar beschikbaar voor het stimuleren van welzijnsinvesteringen.

84

Welke nieuwe indicatoren zijn in de begroting 2011 opgenomen en welke indicatoren zijn komen te vervallen?

Zie antwoord op vraag 87.

85

Hoe wordt het dierenwelzijn op de BES-eilanden gewaarborgd? Gaat de Gezondheids- en welzijnswet, respectievelijk de Wet Dieren, ook daar gelden? Zo ja, wie zal de wetgeving handhaven en op welke wijze?

Het uitgangspunt is dat het beleid en de wetgeving die gelden op de BES-eilanden zoveel mogelijk hetzelfde blijven. In de komende vijf jaar wordt geëvalueerd of en hoe er veranderingen doorgevoerd zullen worden. De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren gelden niet op de BES-eilanden. Wel geldt het Wetboek voor strafrecht BES, waarin een verbod op dierenmishandeling en dierengevechten zijn opgenomen. De politie handhaaft dit wetboek.

86

Hoeveel gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren worden er op de BES-eilanden gehouden?

De vraag naar het aantal gezelschapsdieren kan op dit moment niet worden beantwoord omdat er geen onderzoek is uitgevoerd naar het aantal gezelschapsdieren zoals honden en katten. Een probleem bij het uitvoeren van zodanig onderzoek vormt het grote aantal loslopende honden en katten op de drie eilanden.

Wat betreft het aantal landbouwhuisdieren kunnen aantallen worden genoemd. Deze zijn echter niet volledig betrouwbaar omdat er geen identificatie- en registratiesysteem bestaat en de dieren veelal niet (met merktekens) zijn geregistreerd. Bovendien lopen veel geiten en ezels (en op Sint-Eustatius zelfs runderen) vrij over het eiland.

Veestapel Bonaire

Geiten: tussen de 16 000 en 20 000 à 25 000.

Schapen: tussen de 8 000 en 10 000.

Runderen: 50–100

Pluimvee: 12 000.

Varkens: 500

Ezels: 500; hiervan leven er ongeveer 400 op het Donkey sanctuary Bonaire en lopen er ongeveer 80 los rond.

Veestapel Saba

Geiten: 3 500.

Schapen: 1 500.

Runderen: 20.

Pluimvee: zeer gering.

Varkens: 50.

Ezels: –

Veestapel Sint-Eustatius

Geiten: 800 – 1 000.

Schapen: 2 000

Runderen: 600 – 800.

Pluimvee: zeer gering.

Varkens: 400

Ezels:100

87

Welke 17 nieuwe beleidsindicatoren zijn opgenomen en welke 10 zijn vervallen? Op basis van welke overwegingen? Is de toelevering naar de beoordeling van de biodiversiteits-doelstellingen en de Europese verplichtingen (Natura 2000) voldoende gewaarborgd?

De nieuwe indicatoren zijn:

Artikel

Indicator

Artikel 21

• Vermindering nalevingskosten

Artikel 23

• Realisatie aantal ha agrarisch natuurbeheer binnen nieuwe EHS

Artikel 24

• Tevredenheid burger over groene recreatie in de randstad

• Verwerving en Inrichting Rods

• Kans op werk platteland/stad

• Mate van voldoen aan kernkwaliteiten Nationale Landschappen

• % actieve betrokkenheid bij natuur en landschap

Arikel 26

• Positie Nederland op basis van citatie-impact score

• Plant Breeders Index

• Aantal octrooien in de agrarische verwerkende industrie

• Beschikbaarheid van NME-voorzieningen

• Adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt

• % afgestudeerden dat minimaal werkt op niveau van opleiding

Agentschap DLG

• Klanttevredenheid over DLG

Agentschap DR

• Doorlooptijd van de aanvraag DR

• Mate van naleving contractafspraken uitvoering naar kosten en kwaliteit DR

Vervallen indicatoren:

  • Dienstverlening: in 2011 wordt 100% digitaal aangeboden

  • Regelgeving: aantal regels, aantal formulieren

  • Energie-efficiency-verbetering bloembollen, paddestoelen, voedings- en genotsmiddelenindustrie

  • Beheer bestaand bos, natuur en landschap door PNB’s , SBB en derden

  • Aantal nationale landschappen dat een uitvoeringsprogramma heeft uitgevoerd

  • Agrarisch natuurbeheer buiten de EHS

  • Aantal ha ganzenfourageergebieden

  • Concurrentiepositie Nederland binnen EU-27

  • Aantal promovendi WUR

  • Deelname aan doelgroepen via arrangementen

Bij het ontwikkelen van nieuwe indicatoren en het vervallen van bestaande indicatoren is voor al gekeken in hoeverre de betreffende indicatoren informatie verstrekken over het te behalen maatschappelijk effect (outcome) en de mate waarin LNV hieraan kan bijdragen via het inzetten van beleidsinstrumenten.

Voor de beoordeling van de voortgang van de biodiversiteitsdoelstellingen en Europese verplichtingen (Natura 2000) is voldoende informatie beschikbaar, zoals het instrument Netwerk Ecologische Monitoring.

88

In het regeerakkoord worden niet verplichte FES-gelden geschrapt en deze vloeien terug in algemene middelen. Kunt u een overzicht van de reeds aangegane verplichtingen?

De middelen van de verplichte FES-projecten zijn reeds van de FES-begroting naar de begroting van LNV overgeboekt. Dit wordt zichtbaar bij de Nota van Wijziging op de LNV-begroting, die begin november aan de Kamer wordt aangeboden. In deze nota worden de budgettaire aanpassingen van het Regeerakkoord verwerkt.

Het betreft de volgende projecten:

  • Westerschelde (inrichten EHS)

  • Luchtkwaliteit

  • Groene grondstoffen

  • Innovatieprogramma verminderen methaanemissie

  • Ketenefficiency

  • Kas als energiebron

  • Agro-ketenmanagement

  • Kennis Bsik

  • KLICT

  • VMBO/funderend onderwijs LNV

  • Beroepskolom LNV

  • Plantkundig onderzoek

  • Innovatieprogramma en toponderzoek-Phytophthora

  • Innovatieprogramma en toponderzoek-potato genoom sequencing

  • Innovatieprogramma en toponderzoek-TTI Groene Genetica

  • A2,A8 Impuls veterinaire aviaire influenza

  • Towards Biosolar Cells (TBSC)

  • Primaviera

  • Greenports (Nota Ruimte)

  • Klavertje 4 (Greenport Venlo, Nota Ruimte)

  • Natuurpilots

  • Veenweidegebieden

  • Westflank Haarlemmermeer

  • Mooi en vitaal Delfland

  • Nieuwe Hollandse Waterlinie

  • BIRK + saneringsconcept (stedelijke netwerken)

  • Bioproces Pilot Facility Delft

89

Kunt u een overzicht geven van generieke fiscale faciliteiten van ondernemerschap en duurzaamheid en de benutting van deze faciliteiten door agrarische ondernemers in de afgelopen jaren?

Generieke fiscale faciliteiten op het gebied van ondernemerschap en duurzaamheid zijn met name: zelfstandigenaftrek, doorschuiven stakingswinst, bedrijfsopvolgingsfaciliteit, energie-investeringsaftrek (EIA), milieu-investeringsaftrek (MIA) en vervroegde afschrijving op milieu-investeringen.

Alleen over de EIA, MIA en VAMIL is feitelijke informatie beschikbaar over de benutting ervan door ondernemers in de land- en tuinbouw.

De land- en tuinbouw maakt met 12–24% van de beschikbare middelen in de periode 2004 – 2008 gebruik van de Energie Investerings Aftrek. De EIA wordt met name benut door de glastuinbouw en in zeer beperkte mate door de landbouw.

De land- en tuinbouw is met 70 à 90 % van de beschikbare middelen verreweg de grootste gebruiker van de fiscale regelingen VAMIL en MIA. De stimulans wordt met name gebruikt voor investeringen in groen label kassen en in duurzame stallen. In 2007 zijn veel aanvragen uit de glastuinbouw gehonoreerd, daarna is het investeringsniveau sterk teruggevallen.

Jaarlijks doen zo’n 3 500 veehouders een beroep op VAMIL/MIA voor investeringen ten behoeve van duurzame stallen. Sinds 2008 worden deze aanvragen beoordeeld op basis van de maatlat duurzame veehouderij. Er komen de laatste jaren meer aanvragen binnen voor een investering in duurzame melkveestallen en minder aanvragen voor varkens- en kippenstallen. Het totaal geclaimde fiscale voordeel voor stallen bedroeg in 2008 € 56 mln.

De regeling groenprojecten begunstigt vooral groen labelkassen en de biologische landbouw waarbij de investeringen in kassen aanzienlijk groter zijn. Daarnaast worden ook een beperkt aantal projecten in natuur, bos en landschap gehonoreerd. Het gaat om zo’n 300 à 400 afgegeven groenverklaringen per jaar met een projectvermogen van meer dan € 700 mln.

90

Kunt u aangeven hoeveel geld er geraamd is per genoemde fiscale faciliteit? Welk aandeel van de totale belastinguitgaven maken deze faciliteiten uit?

Zie het antwoord op vraag 89.

91

U streeft naar een koppeling van maatschappelijke waarden en het GLB, hoe verhoudt zich dat tot accijnsvrije sierteelt en rode diesel? Vindt u dat deze subsidie op fossiele grondstoffen bijdragen tot de genoemde maatschappelijke waarden als milieu en natuur? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom geeft Nederland dan deze subsidie?

Bij de sierteelt is geen sprake van een accijnsvrijstelling. Wel geldt een BTW verlaagd tarief voor de sierteelt.

Afschaffing van het accijnsverschil tussen rode en blanke diesel zal sterke negatieve gevolgen hebben voor de Nederlandse landbouwsector, ondermeer omdat de prijzen voor landbouwproducten op de wereldmarkt tot stand komen en doorberekenen van hogere brandstofkosten voor veel subsectoren daarom niet mogelijk is.

Tevens is hierbij het Europese speelveld van belang. In andere Europese landen (onder meer Denemarken, Groot-Brittannië, Hongarije, Spanje, Frankrijk, Duitsland, Polen) geldt ook een verlaagd accijnstarief voor diesel gebruikt in de landbouwsector. In België is de landbouwsector vrijgesteld van accijns op landbouwdiesel. Afschaffing van het accijnsverschil maakt accijns op diesel gebruikt in de landbouwsector dus tot (een van de) hoogste in Europa.

De concurrentiepositie van de landbouwsector in Nederland ten opzichte van andere Europese landen zal door afschaffing van het accijnsverschil tussen rode en blanke diesel worden aangetast.

Gezien de lage prijselasticiteit van de vraag naar brandstof in deze sector (ondermeer vanwege de relatief lange levensduur van de ingezette kapitaalgoederen en omdat het gebruik van diesel meer afhankelijk is van andere factoren zoals weersomstandigheden) zal het effect op het milieu en de natuur (fijnstof, SO2 en CO2) dan ook zeer beperkt zijn tegen een kostenverhoging van € 92 mln. per jaar voor de landbouwsector.

92

Hoeveel geld is er vanuit POP2 beschikbaar? Op welke wijze en tussen welke onderwerpen worden de gelden vanuit POP2 verdeeld? Wordt hier vanuit Europa ondersteuning of voorwaarden bij gesteld?

Het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) heeft een totaal budget van € 2 mld. Dit bestaat uit de nationale financiering afkomstig van Rijk en provincies, de EU cofinaciering en de extra nationale middelen (top ups) die Nederland onder het POP2 heeft gebracht.

Het programma dient te voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in de Europese Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO). Dit betreft onder andere de minimale bestedingen aan de verschillende doelen (POP-assen), de cofinancieringpercentages, begunstigden, en subsidievoorwaarden. Op basis van deze verordening is POP2 door het Rijk en de provincies gezamenlijk opgesteld na een uitgebreide consultatie met stakeholders en na instemming van de Tweede Kamer op de nationale plattelandsstrategie. Het programma is goedgekeurd door de Europese Commissie op 20 juli 2007. Het POP2 is destijds aan de Kamer toegestuurd via Kamerstuknummer 2008–2009, 29 717, nr. 12. In 2009 is in het kader van de Health Check en het Economisch Herstelprogramma € 145 mln. extra beschikbaar gekomen voor de periode 2010–2013. Daarvoor is een aanvullend POP opgesteld dat op 23 november 2009 is goedgekeurd door de Europese Commissie.

De middelen worden besteed langs de vier prioritaire assen van het POP2. As 1 betreft de verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector (bijv. innovatieregelingen). As 2 betreft de verbetering van het milieu en het platteland (agrarisch natuurbeheer en vergoedingen in probleemgebieden). As 3 betreft de verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie. De laatste as van het POP2 (as4) betreft het LEADER programma. LEADER is een plattelandsprogramma dat ruimte biedt aan initiatieven van lokale actoren. In het oorspronkelijke programmadocument is een gelijke budgetverdeling over de assen gemaakt van 30% in de respectievelijke assen 1, 2 en 3 en 10% voor de LEADER-as. Deze percentages zijn met de invulling van de Health Check iets gewijzigd (zie hiervoor Kamerstuknummer 2008–2009, 28 625, nr. 67)

93

Kunt u uiteenzetten waar de 22 miljoen euro aan artikel 68 middelen aan zullen worden besteed?

Deze zullen vooral worden besteed aan dierenwelzijn (€ 11,5 mln. met name voor integraal duurzame stallen) en de brede weerverzekering (8 miljoen euro). Hiernaast is € 1,5 mln. beschikbaar voor de elektronische I&R van schapen en geiten en € 1 mln. voor de vaarvergoeding. Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer daarover in april 2009 geïnformeerd (Kamerstuknummer 28 625, nr. 67).

94

Kunt u uiteenzetten wat het concrete verschil is tussen de genoemde «specifieke maatschappelijke prestaties» waar Nederland 22 miljoen euro aan Europese inkomenssteun ontvangt en het «in het kader van Europees plattelandsbeleid» waarvoor ca. 145 miljoen euro extra beschikbaar is gesteld?

Beide bedragen komen voort uit de uitwerking van het Raadsbesluit over de Health Check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in 2009. Via het zogenaamde artikel 68 is de mogelijkheid benut om € 22 mln. onbenutte directe inkomenssteun voor een aantal specifieke maatschappelijke prestaties in te zetten. U kunt hierbij met name denken aan de brede weersverzekering en integraal duurzame stallen

Met datzelfde besluit over de Health Check is besloten om via verplichte modulatie budget voor directe inkomenssteun naar het Europees plattelandsbeleid over te hevelen. Dat leverde Nederland € 145 mln. op. Aan deze middelen is door de EU als randvoorwaarde gesteld dat zij moeten worden besteed aan de nieuwe uitdagingen klimaat, water, energie of biodiversiteit. Dit heeft geleid tot een aanpassing van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2), met als gevolg onder andere extra middelen voor akkerrandenbeheer en een brede innovatieregeling.

95

De totale uitgaven van de Europese Unie aan duurzame groei is ca. 46 miljard euro en gemiddeld 1,70 miljard euro per lidstaat, terwijl Nederland slechts 145 miljoen (+22 miljoen?) van de Europese Unie ontvangt. Kunt u dit enorme gat verklaren, daar waar Nederland een kenniseconomie is en het aannemelijker is dat Nederland daarom juist meer dan het gemiddelde bedrag zou ontvangen?

In 2009 bedroegen de Europese uitgaven voor het begrotingshoofdstuk «duurzame groei» € 42,4 mld., waarvan € 688 mln. in Nederland (1,6% van het Europees budget voor «duurzame groei»). Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid maakt geen onderdeel uit van dit begrotingshoofdstuk. De genoemde bedragen van € 145 mln. en € 22 mln. vallen als onderdeel van het GLB onder het begrotingshoofdstuk «natuurlijke hulpbronnen» evenals bijvoorbeeld de uitgaven voor visserij. Deze bedragen hebben dus geen relatie met de EU-uitgaven voor duurzame groei. Uit het GLB ontvangt Nederland jaarlijks ca. € 1,1 mld.

96

Hoeveel van de 145 miljoen euro die Nederland tot en met 2013 van de Europese Unie krijgt om te besteden aan maatschappelijke prestaties in het kader van het plattelandsbeleid wordt besteed aan dierenwelzijn? Kunt u toelichten op welke manier dit aan dierenwelzijn wordt besteed en of dierenwelzijn voor alle 145 miljoen euro een toetsingskader is?

De € 145 mln. is beschikbaar gesteld in het kader van de nieuwe uitdagingen van het POP. Deze nieuwe uitdagingen zijn: klimaat, hernieuwbare energie, waterbeheer en biodiversiteit. Dierenwelzijn valt hier niet onder. Daar tegenover staat dat tot de helft van de artikel 68 middelen aan dierenwelzijn wordt besteed.

97

Hoe zien de pilots groen-blauwe diensten eruit en wat is de voortgang? Hoe is de jaarlijkse 22 miljoen euro verdeeld en hoe de 145 miljoen euro tot 2013? Wat zijn de criteria voor groen-blauwe diensten?

De Tweede Kamer is op 14 oktober per brief geïnformeerd dat vier boerencollectieven uitgenodigd zijn om voorstellen te doen voor een praktijk pilot in het kader van het GLB. Doel is te onderzoeken hoe zogenaamde maatschappelijke waarden binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) effectief kunnen worden beloond. Het gaat dan bijvoorbeeld om het belonen van landschapsbeheer door een groep samenwerkende boeren.

Het betreft de collectieven Water, Land en Dijken (Noord Holland), Stichting Waardevol Cultuurlandschap Winterswijk (Gelderland), Vereniging Noordelijk Friese Wouden (Friesland) en Agrarische Natuurvereniging Oost Groningen (Groningen).

Het is de bedoeling om uiterlijk begin 2011 die overeenkomsten met de boerencollectieven aan te gaan. Criteria voor eventuele implementatie in het toekomstig GLB beleid worden met de pilots onderzocht.

Voor het antwoord op de vraag naar de verdeling van de € 22 mln. en de € 145 mln. verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 94.

98

Kunt u een overzicht van lopend en gepland nationaal en Europees onderzoek geven betreffende het stoppen met castreren van beerbiggen en de mate waarin overheid en bedrijfsleven daaraan bijdragen?

Onder de Verklaring van Noordwijk van 29 november 2007, waarin de varkensketen gesteund door LNV en Dierenbescherming de ambitie hebben uitgesproken om vanaf 2015 te stoppen met castreren, wordt onderzoek uitgevoerd om deze ambitie te realiseren. Het onderzoek focust zich op 4 pijlers te weten:

  • goed management van niet-gecastreerde varkens,

  • fokkerij om het vóórkomen van berengeur te verminderen

  • consumentenonderzoek

  • detectie aande slachtlijn

Dit onderzoeksproject kent een looptijd van 5 jaar, gestart in 2009 en bedraagt 5 miljoen euro (jaarlijks 0,5 miljoen euro voor EL&I), hetgeen gefinancierd wordt doorhet Productschap voor Vee, Vlees en Eieren en het Ministerie van EL&I.Daarnaast is Nederland betrokken bij het Europese onderzoek naar alternatieven voor castratie gefinancierd door de Europese Unie à € 1 000 000,-.

99

Hoe wordt gecontroleerd dat supermarkten nu inderdaad varkensvlees verkopen afkomstig van tomen biggen waarvan de beertjes niet onverdoofd zijn gecastreerd? Kunt u ook controleresultaten geven?

Het initiatief van sectorpartijen om te komen tot stopzetting van het onverdoofd castreren van biggen is afkomstig van marktpartijen. De controle hierop is ook onderdeel van de afspraken die de sectoren onderling hebben gemaakt.

100

Wat is er gedaan en gaat er nog gedaan worden om Duitsland zover te krijgen dat men Nederlandse varkens zonder slaghameren accepteert en wanneer wordt dit onderwerp met succes afgerond?

Binnen de EU geldt de regel dat lidstaten elkaars identificatiesysteem moeten accepteren. Daarom is er overleg met Duitsland gestart. Deze overleggen met Duitse overheden en slachterijen hebben afgelopen periode nog niet geleid tot acceptatie van het Nederlandse I&R-systeem. De Duitse overheid en de slachterijen staan wel open voor het zoeken naar een oplossing in electronisch certificeren. Dit zal echter nog enkele jaren ontwikkeling- en implementatie vergen. In de tussentijd moet gezocht worden naar een tijdelijk alternatief. Hierover worden op korte termijn weer gesprekken gevoerd met Duitsland.

101

Hoeveel controles hebben er de afgelopen vijf jaar op de naleving van het Varkensbesluit plaatsgevonden en wat zijn de vijf meest voorkomende en geconstateerde overtredingen? Welke bestuurlijke en/of strafrechtelijke sancties zijn er opgelegd?

In de afgelopen vijf jaar zijn er 824 reguliere controles uitgevoerd op de naleving van het Varkensbesluit. De vijf meest geconstateerde overtredingen waren: onvoldoende beschikbaarheid van afleidingsmateriaal, onvoldoende beschikbaarheid van licht, niet permanente beschikbaarheid van drinkwater, afwijkingen in de wettelijk toegestane spleetbreedte van de roostervloeren en het niet huisvesten van zeugen in groepen. In de meeste gevallen is handhavend opgetreden door middel van een waarschuwing of een proces-verbaal. Via hercontroles is getoetst of de geconstateerde overtreding ook daadwerkelijk is hersteld.

102

Wat is het verschil in focus en het verschil in budget tussen het VIP en de Blue Port?

Het Visserij Innovatieplatform beëindigt eind 2010 na 4 jaar zijn activiteiten. Mede op verzoek van uw Kamer worden voorbereidingen getroffen de activiteiten op het gebied van innovatie, ondernemerschap en samenwerking, die zijn ingezet door het Visserij Innovatieplatform, in een stelsel van Blueports voort te zetten.

Het VIP heeft aan mij 15 oktober jl. een advies aangeboden over toekomstige regionale blueports. Zoals de Kamer per brief van 30 september jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 675, nr. 102) is toegezegd, zal ik mijn visie voor toekomstige Blueports voorafgaand aan het wetgevingsoverleg aan de Kamer toezenden.

De middelen die op advies van het VIP voor innovatieprojecten zijn toegekend, zijn afkomstig uit het Europees Visserij Fonds. Blueports krijgen geen rol in het toekennen van deze middelen, dat blijft de verantwoordelijkheid van de overheid.

103

Hoe wordt bij de Blue Ports geborgd dat alle subsidies naar projecten gaan die op duurzaamheid zijn gericht? Hoeveel van de betreffende subsidies gaan naar kennisvergaring, innovatie, ondernemerschap en ketenstructuur en hoe is de duurzaamheidsdoelstelling in deze verschillende onderdelen geborgd?

Toekenning van subsidies voor innovatie, samenwerkings-, kennisprojecten is en blijft de verantwoordelijkheid van de overheid. De betreffende financiële middelen zijn afkomstig uit het Europees Visserij Fonds. Dit fonds kent als basisvoorwaarde dat alle toe te kennen subsidies moeten bijdragen aan de verduurzaming van de visserij en de visketen. Op die wijze is de duuzaamheidsdoelstelling in de verschillende projecten geborgd.

104

Hoe verhoudt de op te zetten «Blueport» zich tot het op te heffen Visserij Innovatie Platform?

Het Visserij Innovatieplatform beëindigt eind 2010 na 4 jaar zijn activiteiten. Mede op verzoek van uw Kamer worden voorbereidingen getroffen de activiteiten op het gebied van innovatie, ondernemerschap en samenwerking, die zijn ingezet door het Visserij Innovatieplatform, in een stelsel van Blueports voort te zetten.

Het VIP heeft aan mij 15 oktober jl. een advies aangeboden over toekomstige regionale blueports. Zoals de Kamer per brief van 30 september jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 675, nr. 102) is toegezegd, zal ik mijn visie voor toekomstige Blueports voorafgaand aan het wetgevingsoverleg aan de Kamer toezenden.

De middelen die op advies van het VIP voor innovatieprojecten zijn toegekend, zijn afkomstig uit het Europees Visserij Fonds. Blueports krijgen geen rol in het toekennen van deze middelen, dat blijft de verantwoordelijkheid van de overheid.

105

Kunt u uiteenzetten of het onderzoeksprogramma «Towards Biosolar cells» eerder een budget heeft ontvangen? Zo ja, hoeveel en wat was het resultaat? Zo nee, waarom niet?

Nee, het programma heeft niet eerder budget ontvangen. Het programma Towards Biosollar Cells is nieuw ontwikkeld op basis van een onderzoeksvisie van verschillende onderzoeksgroepen in Nederland. Het programma is ingediend voor de FES procedure van 2008 en heeft in juli 2009 na besluitvorming in de Ministerraad een budget toegekend gekregen van € 25 mln. vanuit het FES fonds.

106

Kunt u toelichten of de 25 miljoen euro aan het onderzoeksprogramma «Towards Biosolar cells» een eenmalige of (meer)jaarlijkse investering is, aangezien prof. dr. Bino (algemeen directeur Agrotechnology & Food Sciences Group) heeft aangegeven dat het onderzoeksprogramma ca. tien jaar gaat duren?

Het budget van € 25 mln. euro is een eenmalige impuls voor het onderzoek van Biosolar Cells voor de duur van vijf jaar. Na die vijf jaar wordt het programma opgenomen in de reguliere onderzoeksprogramma's van de kennisinstellingen.

107

Kunt u uiteenzetten waarom Nederland een leidende rol gaat spelen in de dure ontwikkeling van kunstmatige fotosynthese, als voorbeeld van een extra impulsprogramma voor duurzame energie, en waarom u niet wacht totdat de Verenigde Staten de ontwikkeling heeft afgerond?

Nederland heeft een vooraanstaande positie in de wetenschappeljike kennis ten aanzien van fotosynthese en kan door een combinatie van de biologische wetenschappen en organische chemie zich meten met andere internationale kennisclusters. De ontwikkeling van kunstmatige fotosynthese is een ambitieuze en innovatieve ontwikkeling waarmee Nederland met de high tech industrie een vooraanstaande positie kan verwerven. De analyse van het CPB bij de beoordeling van het FES programma bevestigt deze conclusie (CPB document 183).

108

Kunt u toelichten waarom u 60 miljoen euro uittrekt voor het voorkomen van slechte voedingspatronen (de burger heeft immers eigen verantwoordelijkheid) in plaats van verbetering van de voeding?

Er is geen 60 mln. beschikbaar voor het voorkomen van slechte voedingspatronen.

Voor uitvoering van de Nota Duurzaam voedsel en Programma Duurzame Voedselsystemen is een budget van in totaal € 20 mln. beschikbaar (periode 2009 t/m 2012).

Voor het jaar 2011 bedraagt het extra budget € 6 mln. Dit is inclusief € 650 000 programmageld ten behoeve van het Programma Duurzame Voedselsystemen. Daarnaast wordt door middel van kennis en innovatie de ontwikkeling van deze nieuwe beleidslijnen ondersteunt met beleidsondersteunend onderzoek en het Programma Innovatie Eiwitketens (PIEK).

De activiteiten verlopen via de sporen zoals deze zijn uiteengezet in de Nota en het Programma duurzame voedselsysteem. Dit houdt in dat zowel ingezet wordt op het stimuleren van duurzame innovaties in het Nederlandse agrofoodcomplex als op het activeren van de consument en het maatschappelijk middenveld om deze verduurzamingsslag via duurzame consumptie aan de vraagzijde te ondersteunen.

Binnen deze budgetten vallen de volgende reserveringen. Voor Platform Verduurzaming Voedsel ter verduurzaming van productie en aanbod is € 3,5 miljoen gereserveerd. Voor maatschappelijke initiatieven van burgers en bedrijven en educatie op basisscholen (smaaklessen) is respectievelijk € 750 000 en € 420 000 beschikbaar.

Het Voedingscentrum ontvangt in 2011 als basissubsidie: € 1,6 mln. Dit geld wordt o.a. ingezet voor de voorlichting van burgers tijdens voedselcrises en voor informatie over gezond voedsel bij aandoeningen als bijvoorbeeld allergieën. Daarnaast is een bedrag van € 2,2 mln. bestemd voor projecten die uitvoering geven aan projectmatig opgezette activiteiten. Het gaat dan om projecten zoals bijvoorbeeld: educatie aan jongeren over de achtergronden van voedsel, het tegengaan van voedselverspilling en het verspreiden van kennis over gezond en duurzaam voedsel onder toekomstige managers in de voedingssector (horeca, retail en catering).

Er zijn geen structurele budgetten gereserveerd voor voedselverspilling voor het jaar 2011 en verder.

Het is mijn intentie om voor het eind van het jaar de motie-Waalkens c.s. (Kamerstuknummer 31 532, nr. 32) uit te voeren die vraagt de ambities van de nota Duurzaam voedsel te voorzien van concrete doelstellingen. Hierbij hoort bijvoorbeeld de in ontwikkeling zijnde Monitor Duurzaam Voedsel. Deze Monitor geeft onder andere inzicht in de groei van de verkoop van duurzame producten. De eerste monitor zal eind van dit jaar gepubliceerd worden en zal dienen als 0-meting.

109

Hoeveel procent van de subsidies op het terrein van Kennis & Innovatie hebben een duurzaamheidsambitie? Welke onderdelen rekent u daar wel onder en welke niet en wordt er bij de verstrekking structureel beoordeeld op duurzaamheid?

Alle subsidies op het gebied van kennis en innovatie van het ministerie van LNV worden ingezet ten behoeve van maatschappelijke duurzaamheidsopgaven, waartoe ook dierenwelzijn wordt gerekend. Daarnaast kunnen er andere doeleinden zijn zoals de versterking van de concurrentiekracht.

110

Welke nieuwe aanpakken en netwerken die innovaties tot stand laten komen hebt u voor 2011 concreet voor ogen?

In 2011 zullen er ruim 40 nieuwe netwerken van start gaan onder de regeling praktijknetwerken. De regeling stimuleert dat agrarisch ondernemers zelf aan de slag gaan in een breed netwerk. Door samenwerking met partners buiten de eigen sector ontstaan nieuwe en betere producten en processen.

Dit jaar is de regeling Praktijknetwerken voor het eerst toegankelijk voor de hele landbouwsector. Voorgaande jaren was de regeling alleen geopend voor de veehouderij. Daarnaast is er nu een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine netwerken. De grote netwerken zijn een uitbreiding op de oorspronkelijke regeling. Een groter netwerk heeft meer deelnemers, een langere looptijd en is gebonden aan specifieke thema's.

Daarnaast wordt creativiteit bevorderd met «Small Business Innovation Research» (SBIR) en prijsvragen.

111

Kunt u een overzicht geven van alle 162 Natura 2000-gebieden en daarbij per gebied de status en de stand van zaken van de beheerplannen?

In totaal worden 166 Natura 2000-gebieden (op land en op zee) aangewezen. Bijgevoegde tabel (bijlage 2)2 geeft per gebied de status van de aanwijzing is en de stand van zaken van het beheerplan.

112

Kunt u toelichten of de overheid niet zelf de Natura 2000-gebieden zou moeten aanwijzen? Zo ja, gaat u hier maatregelen voor treffen? Zo nee, waarom niet?

Ingevolge artikel 10 a van de Natuurbeschermingswet 1998 worden Natura 2000-gebieden aangewezen door de staatssecretaris van EL&I (voorheen gebeurde dat door de minister van LNV).

Een nadere voorziening op dit punt is derhalve niet meer nodig.

113

Kunt u uiteenzetten waar de 386 miljoen euro in 2009 en de 383 miljoen euro in 2010 voor de EHS vandaan komen en waar deze bedragen op zijn gebaseerd?

De € 386 respectievelijk € 383 mln. zijn niet gebaseerd op de begroting.

Het totaal van de EHS-uitgaven (artikelen 23.11 t/m 23.14) bedraagt voor 2009 € 354 mln. op basis van het jaarverslag 2009 en € 354 mln. op basis van de begroting 2011. Bij de budgettaire tabellen per operationele doelstelling wordt een toelichting gegeven over het doel en de herkomst van deze gelden.

114

Kunt u toelichten of het mogelijk is dat alle vormen van subsidie aan de EHS voortaan door één fonds gefinancierd worden, ter bevordering van de transparantie van de uitgaven?

Via het Investeringsbudget Landelijk Gebied gebeurt dat nu feitelijk al.

115

Kunt u toelichten of de hoogte van de financiering voor de EHS door de Nederlandse overheid bepaald kan worden? Zo nee, waarom niet?

Ja, de rijksbijdrage in de financiering van de Ecologische Hoofdstructuur wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld. Het rijk gaat niet over investeringen die de provincies en particulieren of particuliere organisaties in de Ecologische Hoofdstructuur doen.

116

Stichting Natuur en Milieu heeft, als lid van het European Environmental Bureau, actief in Brussel aangedrongen op meer garanties, bijvoorbeeld minimale percentages van Europese budgetten die besteed moeten worden aan natuur. Kunt u garanderen dat er niet voldaan zal worden aan deze minimale percentages en dat bezuinigingen op die maatregel direct ten positieve voor de Nederlandse begroting gesteld zullen worden, bijvoorbeeld door Nederland minder te laten afdragen aan de Europese Unie?

Nee, dit kan ik niet garanderen. Op dit moment zijn er geen afspraken gemaakt binnen de EU dat vanuit de verschillende EU-fondsen een vast percentage dient te worden besteed aan natuur. Omdat een dergelijke garantie niet bestaat is er ook geen sprake van eventuele compensatie ten bate van de Nederlandse begroting. Ten algemene kan gesteld worden dat er in dit soort gevallen nooit een rechtstreekse verrekening plaatsvindt met de afdracht aan de Europese Unie. Enkel indien uitgaven van EU-middelen achterblijven bij de begroting van de EU is het, bij uitzondering, mogelijk dat de niet-benutte middelen worden teruggestort aan de lidstaten. De Minister van Financiën zou hiertoe in voorkomend geval een verzoek kunnen indienen. In dit specifieke geval is hier echter geen sprake van.

117

Bent u van mening dat de PAS een onderdeel is van het ministerie van VROM en daarom niet dubbel gefinancierd dient te worden door zowel het ministerie van VROM en het ministerie van LNV?

Nee. Het programma stikstof is een gezamenlijk programma van staatssecretarissen van EL&I en Infrastructuur en Milieu (voorheen de ministers van LNV en VROM). De verantwoordelijkheid voor Natura 2000 en als onderdeel daarvan de regie van de PAS ligt bij het ministerie van EL&I. Er is geen sprake van dubbele financiering.

118

Kunt u uiteenzeeten wat de directe gevolgen van de vijf Natura 2000-gebieden in de Noordzee voor vissers zijn?

Voor de twee gebieden in de 12 mijlszone wordt gewerkt aan een samenhangend pakket visserijmaatregelen. Hierbij zijn vissers, natuurorganisaties en wetenschap intensief betrokken. Hierbij wordt een verband gelegd met de op de lange termijn noodzakelijke sectorbrede verduurzaming voor de visserijsector op gehele Noordzee. Het is te verwachten dat dit proces zal leiden tot beperkingen in ruimte en/of in de tijd aan de Nederlandse en buitenlandse visserij in de bedoelde gebieden. Het is daarbij mijn insteek dat niet meer maatregelen zullen worden genomen dan strikt noodzakelijk voor de realisatie van de instandhoudingdoelstellingen. Voor overige gebieden moeten in internationaal verband afspraken worden gemaakt.

119

Zijn er plannen om het Europese Welfare Quality Project uit te breiden naar andere sectoren dan de huidige vier (pluimvee, paarden, rundvee, varkens)?

Zie het antwoord op vraag 64.

120

Hoe gaat u de actieve rol bij totstandkoming van het nieuwe Europese Actieplan voor dierenwelzijn vorm geven en welke stappen zijn hierbij voorzien?

Zie het antwoord op vraag 73.

121

Wanneer wordt in EU-verband gesproken over het nieuwe EU-actieplan? Heeft u hier al over overlegd met de Commissie en/of andere lidstaten? Zo ja, wat was de inhoud van dit overleg?

Zie het antwoord op vraag 73.

122

Kunt u garanderen dat er in Nederland geen «vleestax» of soortgelijke maatregelen worden getroffen om de verschuiving van plantaardige naar dierlijke eiwitten op deinternationale voedselmarkt middels een nationale maatregel tegen te gaan?

Ik zie niets in een vleestaks. Het instrument is niet effectief en er zijn veel juridische en uitvoeringstechnische haken en ogen aan de vleestaks. Ook is er weinig draagvlak bij het bedrijfsleven. Bovendien kan geen onderscheid gemaakt worden tussen biologisch en niet-biologisch vlees. Ik zie daarom veel meer in de verduurzaming van de vleesproductie en verbetering van het aanbod. Mijn inzet is daarop gericht.

123

Waarom wordt in de begroting niet vermeld of en hoe u de controversiële manieren van slachten (halal) wil tegengaan en hoeveel euro hiervoor wordt uitgetrokken? Bent u van mening dat deze dieronterende manier van slachten niet thuishoort in ons land en bent u bereid om hier forse (financiële) maatregelen tegen te treffen?

In afwachting van de behandeling van het wetsvoorstel van het lid Thieme met betrekking tot onbedwelmd ritueel slachten (Kamerstuknummer 31 571, nr. 3) zal ik geen maatregelen of besluiten nemen met betrekking tot die wijze van slachten. Om deze reden is er ook geen specifiek budget gereserveerd in de begroting 2011. Wel is door LNV onderzoek terzake gefinancierd, ik verwijs naar het WUR-ASG onderzoek over de kantelbox dat op 14 oktober jl. naar uw Kamer is verzonden en het ASG-onderzoek «Ritueel slachten en het welzijn van dieren» dat eind 2008 aan uw Kamer is aangeboden.

124

Kunt u een overzicht geven van het aantal pluimveeslachthuizen naar methode van bedwelming en kunt u uiteenzetten wanneer er niet meer elektrisch bedwelmd wordt en wat er aan gedaan wordt om dit te bereiken?

Zie het antwoord op vraag 63.

125

Kunt u uiteenzetten of er al cursussen erkend zijn voor Animal Welfare Officer en voor slachthuismedewerkers die met levend dieren omgaan of wat er gedaan wordt om deze cursussen zo spoedig mogelijk in te voeren?

Voor de Animal Welfare Officer is reeds een opleiding beschikbaar die verzorgd wordt door de Humane Slaughter Association en gegeven wordt in Bristol. Veel slachthuizen beschikken al over deze Animal Welfare Officers.

Verder wordt met de vertegenwoordigers van de sector en een opleidingsinstituut overlegd over het ontwikkelen van de cursussen voor slachthuispersoneel, die vanaf 1-1-2013 met het van kracht worden van de nieuwe Europese verordening (EG) Nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden, verplicht wordt.

126

Waarom wordt er 20 miljoen euro gereserveerd voor apurement? Is dat niet het vooraf al goedkeuren van onterechte toekenningen van subsidies? Waarom worden deze niet verhaald op de ontvangers?

Zie het antwoord op vraag 130.

127

Waarom varieert de post voor apurement op de LNV-begroting met meer dan 75% over de komende jaren?

Zie het antwoord op vraag 130.

128

Wie is verantwoordelijk voor de declaraties bij de Europese fondsen in de kwestie van apurement?

Declaraties worden ingediend door erkende betaalorganen (DR en DLG). De Commissie keurt de ingediende rekeningen goed op basis van eigen onderzoek (apurement des comptes).

129

Ligt het risico voor terugvorderingen en correcties (apurement) bij degene die aanspraak kan maken op Europese fondsen?

Risico voor correcties ligt bij de lidstaat verantwoordelijk voor de EU-conforme implementatie uitvoering. Er wordt teruggevorderd bij begunstigden ingeval deze onterecht steun heeft ontvangen.

130

In welke gevallen, naast de al genoemde op pagina 17, kan sprake zijn van gebruik van de stelpost apurement? Op welke wijze wordt voorkomen dat deze stelpost wordt gebruikt?

Apurement betreft een schatting voor verwachte forfaitaire financiële correcties in 2011 voor reeds uitgevoerde controles door de Europese Commissie. De Europese Commissie is van mening dat Nederland een aantal EU-regelingen niet EU-conform heeft geïmplementeerd en uitgevoerd.

De Studiegroep Begrotingsruimte heeft het kabinet in het voorjaar geadviseerd om het generale karakter van een aantal begrotingsposten af te schaffen en de desbetreffende minister zelf verantwoordelijk te maken voor de financiële gevolgen. Om LNV te compenseren voor het afschaffen van generale compensatie is een aflopende reeks afgesproken van € 20 mln. in 2011 naar € 5 mln. in 2014. De aflopende reeks is gebaseerd op de veronderstelling dat de financiële correcties naar verloop van tijd zullen afnemen.

De stelpost kan gebruikt worden in geval van correcties door de Europese Commissie bij geconstateerde niet EU-conforme uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid. Dit betreft het EU-markt- en prijsbeleid, de bedrijfstoeslagsteun, het EU-plattelandsbeleid en maatregelen in het kader van het Europees Visserijfonds (EVF).

Financiële correcties zijn een inherent risico verbonden aan de uitvoering van veelal complexe en voor meerdere uitleg vatbare EU-regelgeving. Door tijdige afstemming van nationale interpretaties met de Commissie wordt zo goed mogelijk voorkomen dat er achteraf correcties worden opgelegd.

131

Waarom is het budget in 2010 voor het project Mooi en Vitaal Delfland verhoogd?

Dit project heeft een kasritme van 2010 tot en met 2014, met in de startfase een relatief hoge financieringsbehoefte. Het kasritme is vastgelegd in het kabinetsbesluit tot toekenning van de middelen uit het Nota Ruimte-budget.

132

Op basis van welke afspraken zijn de projecten Mooi en Vitaal Delfland en Westflank Haarlemmermeer gefinancierd?

In de brief van 2 juli 2007 van de minister van VROM aan de Tweede Kamer (Kamerstuknummer 29 435, nr. 192) is de selectie van 23 integrale gebiedsprojecten opgenomen die in aanmerking komt voor een financiële bijdrage uit het Nota Ruimte-budget. De middelen voor de twee genoemde projecten zijn door het kabinet toegekend in oktober 2009, respectievelijk november 2009.

133

Behoort het project «Biosolar Cells» net zoals het project «Verminderen methaanemmissie» tot het 4e pakket innovatieprogramma energie?

Nee, het programma Biosolar Cells wordt gefinancierd vanuit het Fonds Economische Structuurversterking waarbinnen in 2008 een budget is vrijgemaakt voor kennis en innovatieprojecten voor «maatschappelijke innovatieprogramma's» (FES-enveloppe van 111 miljoen voor «kennis en innovatie»).

134

Waarom zijn de middelen van het aanvullend beleidsakkoord wel volledig verplicht, maar hebben zij niet geleid tot volledig kasbeslag? Blijven deze middelen wel beschikbaar voor het nakomen van de verplichtingen?

Om de investeringen in duurzame stallen en gecombineerde luchtwassers in de veehouderij te kunnen doen, zijn onder meer financiering van de ondernemer en milieu- en bouwvergunningen vereist. Mede daarom geven deze investeringsregeling – conform het nationaal subsidiekader – de ondernemer 2 jaar de tijd om de investering af te ronden. Verplichtingen en kasuitgaven lopen daarom niet 1 op 1 gelijk over de jaren. In 2010 wordt naar verwachting voor het resterende budget de verplichtingen aangegaan. De kasbetalingen volgen echter pas in latere jaren (2011 t/m 2013). Deze middelen blijven derhalve beschikbaar voor het nakomen van de verplichtingen.

135

Hoe staat het met het plan om voor de huisvesting en verzorging van melkrundvee een nationale wettelijke regeling te treffen voor de bescherming van het welzijn van deze dieren?

Mijn voorganger heeft een algemene maatregel van bestuur aangekondigd met minimumregelgeving voor melkrundvee (kamerstuknummer 28 286, nr. 76, p. 22). Over de vormgeving en invulling van de Algemene maatregel van bestuur voor de huisvesting en verzorging van rundvee ben ik in overleg met de sector en maatschappelijke organisaties. Ik zal binnen afzienbare termijn bezien op welke wijze hieraan vervolg wordt gegeven.

136

Wat gaat u doen om bij verdere liberalisering van de zuivelsector een steeds verdergaand proces van schaalvergroting en intensivering met teloorgang van weidegang te voorkomen?

Het proces van schaalvergroting in de melkveehouderij is voortdurend aanwezig en manifesteert zich evenzeer in de periode van de melkquotering sinds 1984. LNV geeft financiële ondersteuning aan de Stichting Weidegang, die sinds 2008 actief is. Doel van Stichting Weidegang is de zichtbaarheid van koeien in het Nederlandse landschap te stimuleren door weidegang te ondersteunen. In 2010 heeft de Stichting besloten de activiteiten voort te zetten tot en met 2012, eveneens met financiële ondersteuning va LNV. Het CBS heeft gegevens geregistreerd over weidegang in de jaren 1997, 2001 en 2004 en vanaf 2006 jaarlijks. Het percentage weidegang bij melkgevende koeien was achtereenvolgens 92 (1997), 90 (2001), 85 (2004), 80 (2006, 80 (2007), 79 (2008).

137

Kunt u een overzicht geven van de weidegang van melkrundvee in de afgelopen 8 jaar? Welke maatregelen lopen er momenteel om het behoud van weidegang te stimuleren?

Zie het antwoord op vraag 136.

138

Hoe staat het met het onderzoek naar terugdringen van de incidentie van keizersneden in de dikbilhouderij? Hoeveel jaar is er nodig om de incidentie tot minder dan 10% terug te brengen?

Zie het antwoord op vraag 57.

139

Hoe staat het met de uitvoering van het plan van aanpak antibioticagebruik in de vleesveesector?

In mijn brief van 27 september jl. (Kamerstuknummer 31 478, nr. 5) heb ik u aangegeven, dat ik in afwachting ben van de sectorplannen van de Taskforce Antibioticumresistentie Dierhouderij onder leiding van de heer drs. J. Werner. Zodra ik de plannen heb ontvangen, zal ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, binnen enkele weken mijn standpunt daarover meedelen.

140

Hoe staat het met het opzetten van onderzoek naar een zachte ligplek voor vleeskalveren?

Ter uitvoering van de motie Van der Vlies cs (zie TK 28 286, nr 170) is in goede samenspraak met de sector een onderzoeksplan opgesteld dat in twee fasen is opgesplitst. In fase 1 worden een aantal vloeren getest op hokniveau (gereed februari 2011) en in fase 2 worden de meest perspectiefvolle beproefd op afdelingsniveau (gereed augustus 2013). In de proef wordt gekeken naar loop- en ligcomfort, stalklimaat (emissie), diergezondheid.

141

Hoe staat het met het ontwikkelen van een welzijnsmonitor van kalveren, wordt deze ook geschikt gemaakt voor toepassing in de praktijk en wanneer gaat deze daadwerkelijk in de praktijk gebruikt worden?

Zie het antwoord op vraag 65.

142

Welk potje is beschikbaar om – na de ontwikkeling van een duurzaam stalsysteem – deze daadwerkelijk te realiseren en te verspreiden en hoeveel geld is hiermee gemoeid?

Via de investeringsregeling integraal duurzame stallen kunnen voorloperbedrijven in de veehouderij subsidie krijgen voor de nieuwbouw van of aanpassing tot integraal duurzame stallen. Deze regeling is bedoeld om bovenwettelijke investeringen te stimuleren.

Voor de uitrol van duurzame stallen die aan bovenwettelijke ammoniak-, dierenwelzijn-, diergezondheid- en energie eisen voldoen kan een beroep worden gedaan op fiscale instrumenten (MIA, Vamil) op basis van de Maatlat duurzame veehouderij. Vanuit de aanvullend beleidsakkoordmiddelen is er € 20 mln. beschikbaar gesteld voor de investeringsregeling luchtwassers. Daarnaast is er ten behoeve van duurzame stallen vanuit de LNV-begroting voor 2011 € 1,3 mln. en vanuit de EU € 3,4 mln. beschikbaar (artikel 68 middelen).

143

Kunt u uiteenzetten wat de 10 miljoen euro bij «verliesdeclaraties en garantstellingen» precies inhoudt?

LNV verwacht in 2010 € 10 mln. uit te moeten betalen aan verliesdeclaraties van banken in het kader van garanties die in het verleden zijn afgegeven door de stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw. De verliesdeclaraties worden gevormd door declaraties van banken die leningen hebben afgegeven onder garantstelling van het Borgstellingsfonds en – m.i.v. 2009 – onder de Regeling LNV-subsidies. Deze declaraties worden ingediend in het geval dat de ondernemer niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen en uitwinning van de resterende middelen onvoldoende blijkt om de lening af te lossen.

De oorzaak voor het hoge bedrag aan verliesdeclaraties is gelegen in de economische crisis. De glastuinbouw is een belangrijke doelgroep van het voormalige Borgstellingsfonds, en deze doelgroep is zwaar getroffen door de economische crisis. Hierdoor kunnen meer bedrijven dan normaal niet langer aan hun betalingsverplichtingen voldoen.

144

Op welk moment kreeg u voor het eerst inzicht in het feit dat de verliesdeclaraties garantstellingen «aanzienlijk hoger» dan normaal zouden uitvallen?

Naarmate de crisis zich verder voortzette, kwamen er signalen binnen dat er een omvangrijker bedrag aan verliesdeclaraties zou worden ingediend. De exacte omvang van het bedrag wordt steeds concreter, omdat er naar verloop van tijd daadwerkelijke aanvragen van banken binnenkomen.

145

Als de investeringsbereidheid in de glastuinbouw voor de MEI en IRE regelingen «getemporiseerd» is, waarom zijn de in 2010 verminderde uitgaven niet doorgeschoven naar volgende jaren?

De € 10 mln. ramingsbijstelling (€ 1,6 mln. IRE en € 8,4 mln. MEI) is mogelijk doordat als gevolg van de economische crisis de investeringsbereidheid bij de sector is getemporiseerd. Deze middelen zijn in 2010 niet nodig voor de uitfinanciering van de reeds aangegane verplichtingen.

Voor de lopende aanvraagrondes en de geplande openstellingen vanuit het programma Kas als Energiebron voor 2011 en 2012 is op dit moment genoeg budget beschikbaar.

146

Kunt u uiteenzetten wat voor vervolgtraject er komt op de internationale conferentie over landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering van 31 oktober tot 5 november 2010?

De 17de sessie van de VN Commissie voor Duurzame Ontwikkeling in 2009, voorgezeten door mijn voorganger, concludeerde dat landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en dat landbouw een essentieel onderdeel is van de oplossing op deze terreinen. Nederland is gevraagd het voortouw te nemen in de follow-up van CSD 17 en daartoe wordt deze conferentie georganiseerd.

De inzet van de conferentie is te komen tot een uitvoeringsgericht actieplan in de vorm van een Roadmap for Action waarmee Ministers zich inzetten om landbouw een centrale rol te geven in de aanpak van voedselzekerheid en klimaatverandering. Voorts wordt ingezet op voorstellen voor innovatieve financieringsmechanismen, m.n. private financiering, om tot gerichte investeringen in de landbouw mondiaal te komen. In lijn met de aanbevelingen van het WRR rapport «Minder pretenties, meer ambities» zal ook gekeken worden naar financiering vanuit de publieke sector.

De uitkomsten zullen naar verwachting een stimulans kunnen vormen voor landen, internationale organisaties, bedrijfsleven en andere belanghebbenden om concrete maatregelen en investeringen te treffen gericht op een duurzame, innovatieve en klimaatvriendelijke landbouw. Ook in de bilaterale samenwerking met landen zal hier verder richting aan kunnen worden gegeven, o.a. via het investeren in en uitwisseling van innovatie en kennis. Tijdens de recente MDG Top in New York werd het investeringen in productieve sectoren als een van de elementen benoemd in het realiseren van de MDG’s.

Voorts ben ik in overleg met Mexico, als gastland van de komende bijeenkomst van het VN Klimaatverdrag, om bij de besprekingen in Cancún van begin december 2010 een terugmelding te kunnen geven van de bereikte resultaten van de conferentie.

Daarnaast zijn de voorbereidingen begonnen van de VN Conferentie voor Duurzame Ontwikkeling in Rio de Janeiro in 2012 (Rio +20). Ook dat is een uitgelezen mogelijkheid om de boodschap en de follow up van de conferentie overlandbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering te presenteren als bijdrage aan de oplossing voor de klimaatproblematiek en voedselzekerheid.

147

Hoe komt het dat de uitvoeringskosten voor de subsidieregeling beheer 20 miljoen euro bedragen? Waar wordt dit geld aan besteed?

Zie het antwoord op vraag 309.

148

Met welke drie praktijkpilots wordt ervaring opgedaan met de beloning van maatschappelijke diensten in waardevolle gebieden?

Zie het antwoord op vraag 97.

149

Wat is de dekkingsgraad per sector met betrekking tot deelname aan de brede weersverzekering? Klopt het dat met de komst van de brede weersverzekering zowel verzekerden als niet-verzekerden niet meer kunnen rekenen op een bijdrage bij schade als gevolg van het weer?

Het inzicht in de dekkingsgraad per sector is alleen bij de verzekeraars zelf bekend. Wel is het zo dat verzekeraars geen open teelten mogen uitsluiten van de brede weersverzekering.

Ik zal agrariërs die als gevolg van weersrisico’s schade oplopen niet tegemoet komen. Ongeacht of zij zich hebben verzekerd of niet. Het is aan de ondernemer zelf om te bepalen hoe hij met deze risico’s omgaat. Met de totstandkoming van de brede weersverzekering, kan de agrariër nu zelf kiezen voor het al dan niet afdekken van schade als gevolg van extreem weer.

150

Is onderzocht of een brede weersverzekering ook zonder overheidsbijdrage aan de premies tot stand zou kunnen komen? Is er zicht op de afbouw van deze bijdrage, zodat een marktconforme situatie ontstaat? Hoeveel andere EU-lidstaten maken gebruik van een dergelijke regeling en welke positieve en negatieve ervaringen zijn daarbij opgedaan?

Het Landbouw Economisch Instituut heeft in 2006 onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een brede weersverzekering. Dit onderzoek is op 18 oktober 2006 aan uw Kamer overlegd (Kamerstuknummer 30 800 XIV). Eén van de conclusies van het onderzoek luidde dat een brede weerverzekering in de huidige situatie niet op de markt tot stand komt zonder steun van de overheid. Mijn inzet bij de steun aan een brede weersverzekering is dat deze uiteindelijk zonder steun in de markt kan functioneren.

Naast Nederland maken Italië en Frankrijk gebruik van artikel 68 om agrarische verzekeringen te stimuleren. Deze mogelijkheid bestaat vanaf 1 januari 2010.

151

Wat is de oorzaak van de budgettaire knelpunten op het terrein natuur en landschap en op welke wijze wordt het ontstaan van deze knelpunten in de toekomst voorkomen?

De oorzaken van de budgettaire knelpunten op het terrein natuur en landschap staan toegelicht onder de tabel op blz. 21 en vervolg op blz. 22.

Een aantal knelpunten heeft betrekking op uitfinanciering van uitgefaseerde regelingen en amendementen van eerdere begrotingsjaren die niet tijdig gerealiseerd konden worden. Vanaf 2012 is dit opgelost.

De structureel hogere uitvoeringskosten van Programma Beheer / Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer, Milieu Effect rapportage en beheer riviernatuur zijn in de meerjarencijfers van de LNV-begroting verwerkt. Thans wordt het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer geïmplementeerd.

152

Hoe breed wordt «agribusiness» gedefinieerd? Welk deel van de middelen bedoeld voor Bilaterale Economische Samenwerking gaat naar «profilering van de kracht van de agribusiness» en gaat het hier alleen om de Nederlandse agribusiness of om bilaterale projecten?

De definitie van agribusiness luidt als volgt:

De productie, verwerking, toelevering, handel, investeringen en diensten (inclusief overslag en logistiek) in de sectoren visserij, veehouderij en zuivel, tuinbouw en akkerbouw. De voedings- en genotmiddelenindustrie en de non-food agro-industrie worden ook tot de agribusiness gerekend.

Van het programma Bilaterale Economische Samenwerking is ca. 9% gereserveerd voor de campagne «Kracht van de agribusiness» met als doel het imago van de landbouw in Nederland te versterken alsmede de Nederlandse landbouw in die markten waar Nederland een sterke rol heeft en/ of kan behalen in een of meerdere van de agrarische sectoren. De campagne omvat generieke activiteiten op het vlak van communicatie en promotie.

153

Welke dienst of welke overheid is opdrachtgever voor de MER-procedures en wie voert dit uit? In welke mate zijn er externen bij betrokken?

Het schrijven van een milieueffectrapport (m.e.r.) gebeurt veelal door een adviesbureau in opdracht van de initiatiefnemer. Afhankelijk van de aard van de voorgenomen ruimtelijke ingreep is de initiatiefnemer de overheid (rijk, provincie of gemeente) of een particulier (bouwondernemer of een boer). Externe betrokkenheid is er tijdens de inspraakprocedure.

154

Waarom worden de regelingen EGM en Draagvlak Natuur uitgefaseerd?

De regeling Effectgerichte Maatregelen (EGM) is met ingang van 2009 gestopt om overlap met het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) te voorkomen. De financiering van nieuwe maatregelen is overgenomen door provincies die met ILG-middelen een stimuleringsregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL) hebben ingesteld. De uitfasering is nodig om destijds aangegane verplichtingen voor meerjarige maatregelen te financieren en af te ronden.

De regeling Draagvlak Natuur is dit jaar voor het laatst opengesteld. De uitfasering is nodig om subsidietoekenningen die dit jaar worden verstrekt, in de komende jaren uit te financieren.

155

Waarom moet u in verband met de verzelfstandiging van de gegevensautoriteit natuureen financiele garantstelling meegeven?

Op dit moment zijn de inkomsten en uitgaven van de Stichting Gegevensautoriteit Natuur (GaN) nog niet met elkaar in balans. De garantstelling geef ik vorm in een exploitatiebijdrage, gedurende maximaal drie jaar. Gedurende deze drie jaar stel ik de GaN in staat betrouwbare natuurgegevens beschikbaar te stellen voor overheden, bedrijven, maatschappelijke instellingen en burgers. De Stichting GaN verkrijgt haar inkomsten uit abonnementen en losse leveringen en zal na drie jaar financieel zelfstandig kunnen opereren.

156

Wat is het totale budgetbeslag (inclusief de Europese Unie en de provincies) van het subsidiestelsel Natuur- en landschapsbeheer?

Zie het antwoord op vraag 309.

157

Waar wordt de 5 miljoen euro bij «Diverse apparaat» exact aan uitgegeven?

De € 5 mln. wordt uitgegeven aan de inrichting van het gerenoveerde deel van het hoofdgebouw, de extra investering voor de omschakeling naar het interdepartementale rijksportaal, specifieke dienstverlening door het expertisecentrum HRM Rijk, inzet jonge ambtenaren in het kader van het Rijkstraineeprogramma en voor implementatiekosten van het Programma Beleidsinformatie.

158

Kunt u het verschil toelichten tussen de bijstelling van 2 miljoen euro in het financiële overzicht op pag. 16 en de bijstelling van 1,5 miljoen euro op pag. 23?

De ramingbijstelling verwerving bos en landschap bedraagt € 1,5 mln. In het financiële overzicht op pagina 16 van mijn begroting is deze bijstelling naar boven afgerond tot € 2 mln.

159

Kunt u een precies overzicht geven van de inzet van de intensiveringsmiddelen tranche 2010 Coalitieakkoord Balkenende IV voor de LNV-begroting? Wat betekent in dit geval «grotendeels ingezet ter dekking van diverse knelpunten op het terrein van natuur en landschap»? Waarvoor is de rest van het geld gebruikt?

Bij begroting 2010 is € 26 mln. structureel aan intensiveringsmiddelen Coalitieakkoord Balkenende IV aan de LNV-begroting toegevoegd. Deze zouden met name worden ingezet voor intensiveringen op het terrein van natuur- en landschapsbeleid (Ecologische Hoofdstructuur zwaarder beheer, exotenbeleid, leefgebieden en Agenda Landschap). Met name in 2010 is een groot deel van deze middelen ingezet voor knelpunten op het terrein van natuur. Een overzicht van deze knelpunten vindt u in de tabel op pagina 21 en de toelichtingen a t/m j op pagina 22 van de begroting.

160

Welke impact heeft het inzetten van middelen van natuur en landschap ter oplossing van de knelpunten in plaats van op de EHS, zwaarder beheer, exotenbeleid, leefgebieden en Agenda Landschap?

In het regeerakkoord is aangekondigd dat de Ecologische Hoofdstructuur wordt herijkt, onder meer door grondverlegging, strategische inzet van ruilgronden en ontstapeling van gebiedscategorieën met maximale inzet op beheer en minimaal op verwerving. Over de beleidsmatige en budgettaire invulling wordt uw Kamer nader geïnformeerd.

161

Waarom vloeit de «ramingsbijstelling» op de reconstructie van 16 miljoen euro niet terug naar het ILG, in plaats van naar de algemene middelen? Stonden deze middelen in de begrotingen van voorgaande jaren als «juridisch verplichte» uitgaven aangemerkt?

Deze middelen vloeien niet terug naar Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) omdat over deze middelen in ILG-verband ook geen afspraken zijn gemaakt. Deze middelen zijn niet als juridisch verplicht opgenomen in de begrotingen van voorgaande jaren.

162

Hoe verhoudt de stelling dat de ramingsbijstelling «geen afbreuk» doet aan de met de provincies afgesproken doelen in het kader van het ILG zich tot de constatering in de Balans van de leefomgeving (pagina 164, PBL, 2010) «de voortgang van het reconstructiebeleid verloopt echter langzaam»?

De raambijstelling staat los van de met provincies overeengekomen afspraken over het Investeringsbudget Landelijk Gebied en staat derhalve niet in relatie tot de constatering van de Balans van de leefomgeving over de voortgang van het reconstructiebeleid.

163

Hoe verhoudt de constatering, dat de verwervingstaakstelling voor bos en landschap reeds eerder dan verwacht is gerealiseerd, zich tot de ontwikkeling van de geraamde beheersuitgaven voor deze gebieden?

De eerdere realisatie van deze taakstelling heeft geen effect op geraamde beheersuitgaven. Het betreft hier een restanttaakstelling per 1 januari 2005 van een inmiddels vervallen doel voor 665 ha aan bos en landschap en waarvoor ook geen beheersuitgave was gereserveerd.

164

Worden vergelijkbare middelen van vergelijkbare absolute en relatieve omvang voor Sociaal Flankerend Beleid ingezet op andere ministeries?

Middelen zijn toegedeeld op basis van een door het ministerie van BZK ontwikkelde toedelingsmethodiek. Deze methodiek houdt rekening met de kwantitatieve en kwalitatieve problematiek per departement. Bij LNV worden de meeste knelpunten in de toezichtkolom voorzien. Het LNV aandeel in de toezichtskolom van het Rijk is ruim 36%.

165

Voor welk aantal ambtenaren worden de middelen ten behoeve van Sociaal Flankerend Beleid ingezet?

De middelen ten behoeve van het Sociaal Flankeren Beleid worden ingezet voor groepen van ambtenaren waarbinnen boventalligheid of standplaatswijzing voorzien wordt. In totaal heeft LNV circa 900 medewerkers als medewerkers met de status van voorrangskandidaat (fase 2 SFB) in overleg met de medezeggenschap aangewezen.

166

Wat is de gemiddelde inzet van middelen voor Sociaal Flankerend Beleid per vertrekkende ambtenaar van LNV?

Het inzetten van SFB-instrumenten per ambtenaar is veelal maatwerk. In totaal zijn er 31 instrumenten door het ministerie van BZK met de vakbonden overeengekomen. LNV heeft gemiddeld € 20 250,00 per op te lossen knelpunt beschikbaar.

167

Kunt u een overzicht geven van zowel de volledige kosten van de renovatie van het hoofdgebouw als de onderlinge verdeling over de posten die vallen onder «diverse apparaat»? Welk deel van de kosten komt ten laste van de begroting van het ministerie van Economische Zaken?

De oorspronkelijke investeringsbegroting van de renovatie van de Bezuidenhoutseweg 73 bedroeg € 210 mln. Bestaande uit € 186 mln. investeringssom Rijksgebouwendienst (Rgd) en € 24 mln. interne inrichtingskosten LNV verspreid over de totale looptijd van het renovatieproject.

De investeringssom Rgd leidt (oplopend) tot een € 10 mln. hogere gebruiksvergoeding vanaf 2013 structureel. De inrichtingskosten komen volgens het rijkshuisvestingsstelsel voor rekening van de gebruiker. Voor deze kosten is een kostenverdeling afgesproken tussen LNV en EZ van resp. 2 : 1. Met de integratie van EZ en LNV zullen de kosten overigens volledig ten laste van EL&I komen.

Door gewijzigde opslagen in het rijkshuisvestingsstelsel, actualisatie van de doorlooptijd en indexeringen is begin 2010 een door de Rgd geactualiseerde prognose vastgelegd in een aangepaste offerte van de investeringssom Rgd die sluit op € 192 mln.

Rekening houdende met indexatie is geen sprake van een overschrijding op totaal niveau. Naar huidige inzichten komen de totale kosten van de renovatie dus uit op in totaal € 216 mln. Hierin zijn overigens nog niet opgenomen eventuele effecten op de projectbegroting vanwege het recente samengaan van EZ en LNV tot EL&I. Bovendien werkt de Rgd aan een actualisatie van de investeringsbegroting Rgd als gevolg van tijdens het project geconstateerde extra asbest- en bodemproblematiek. Dit zou kunnen leiden tot een bijstelling van de investeringsbegroting van de Rgd.

Van de investeringssom Rgd van € 192 mln. is, volgens opgave Rgd, tot op heden circa € 137 mln. besteed. Van de interne inrichtingskosten LNV van 24 mln. is tot op heden circa € 15 mln. besteed.

De bijstelling onder «diverse apparaat» houdt voor wat betreft de renovatie verband met een technische aanpassing van de verdeling van de renovatie-uitgaven over de jaren.

De onderlinge verdeling van de posten onder «diverse apparaat» ziet er als volgt uit (in mln.):

aanpassing raming renovatie

2,3

migratiekosten rijksportaal

0,4

expertisecentrum HRM

0,1

rijkstrainee-programma

0,2

programma beleidsinformatie

0,1

programma vermindering regeldruk

0,1

accountantscontrole

0,3

tijdelijke formatie-uitbreiding programmadirectie GLB

0,3

fiscalisering buitenlandvergoedingen

0,6

diverse bedrijfsvoering

0,5

totaal

4,9

168

In welke verhouding staat de overschrijding van de oorspronkelijk geraamde kosten voor de renovatie van het hoofdgebouw tot de op dit moment voorziene uiteindelijke kosten (overschrijding procentueel uitgedrukt ten opzichte van de eerste schatting van de kosten)?

Zie het antwoord op vraag 167.

169

Wat is het verwachte energielabel van het hoofdgebouw van het ministerie, nadat de renovatie plaatsgevonden heeft?

Het verwachte energielabel na de renovatie is B.

170

Werkt de taakstelling van 1,5% door in de benodigde middelen als gevolg van de doorwerking van de CAO Rijk in de loonkosten?

De structurele doelmatigheidskorting rijksdienst van 1,5% betekent een taakstelling van totaal € 13,3 mln. op het personeel- en materieelbudget vanaf 2012. Besluitvorming binnen mijn ministerie over de verdeling en invulling van de jaarlijkse arbeidsproductiviteitsverhoging vanaf 2012 dient nog plaats te vinden. Op dit moment kan ik derhalve nog niet aangeven hoe deze taakstelling doorwerkt in de loonkosten en hoe de taakstelling wordt gerealiseerd.

171

Kunt u definiëren welke kosten de prijsbijstelling Staatsbosbeheer betreft? Kunt u in uw antwoord punt 27 «Taakstelling Rijksdienst» meenemen?

Het betreft hier de prijsindexering van de materiële, dus prijsgevoelige uitgaven in de bijdrage aan Staatsbosbeheer. Deze prijsbijstelling staat los van de Taakstelling Rijksdienst.

172

Hoe wordt de voorziene verhoging van arbeidsproductiviteit met 1,5% gerealiseerd?

Zie het antwoord op vraag 170.

173

Hoe verhoudt de ontwikkeling van loonkosten per werknemer gecorrigeerd voor inflatie over de voorbije kabinetsperiode zich tot de ontwikkeling in productiviteit?

Als gevolg van de CAO-afspraken zijn de gemiddelde loonkosten per ambtenaar in de afgelopen kabinetsperiode (excl. inflatiecorrectie) met 13% gestegen. De totale inflatie bedroeg in die periode 6,9%. Gecorrigeerd voor inflatie bedroeg de stijging gemiddeld 6,1%. Gedurende de voorbije kabinetsperiode kent mijn ministerie een afname van de personeelsbezetting met 6,1%.

174

Klopt het dat de 12 miljoen euro aan middelen bedoeld voor de reconstructie van de zandgebieden in 2014 nu naar 2010 verschoven zijn? Zo ja, waarom zijn deze middelen naar 2010 verschoven indien deze wijziging volgt uit het ILG akkoord van 2004 en waarom vloeien deze middelen niet terug naar het ILG?

Nee dit klopt niet. De kasreeks is wel conform de afspraken bij de intensiveringmiddelen reconstructie in 2003, neerwaarts bijgesteld met € 12 mln. in 2015.

175

Wat is de tussenstand per 2010 met betrekking tot de vier doelen zoals vermeld voor het einde van de looptijd van het EVF in 2013?

Voor het EVF is tot en met augustus 2010 in totaal € 65 mln gecommitteerd voor de vier doelen (assen). Het totale EVF budget, inclusief nationale bijdrage, is € 120 mln. Eind 2010 vindt er een midterm evaluatie plaats en de uitkomsten hiervan zullen medio 2011 bekend zijn.

176

Hoeveel geld is er beschikbaar voor de verduurzaming van de boomkorvloot? Onder welke post is dit in de begroting opgenomen?

Onder duurzame visserijmethodes (as 1 EVF) is in het operationeel programma van Europees Visserij Fonds (EVF) een budget opgenomen van € 44 mln waarvan € 28 mln in 2008 is uitgegeven voor de sanering van 23 kotters.

De maatregelen voor de verduurzaming van de boomkorvloot worden vooral gefinancierd uit het EVF. Zowel de speciaal op de vloot gerichte investeringsregelingen onder As 1 van het Fonds als ook de subsidieregelingen voor innovatie en collectieve acties onder As 3 zijn direct of indirect beschikbaar voor de verdere verduurzaming van de boomkorvloot.

Onder beleidsartikel 21.14 is bij de post «Interne begrotingsreserve» ook € 15,7 mln budget gereserveerd voor nationale cofinanciering van het EVF. Deze post is gecreëerd voor de stabiliteit en zekerheid van de sterk wisselende transactie-uitgaven in diverse jaren. De fluctuaties in de begroting worden mede veroorzaakt door het reserveren van EVF gelden (programmaperiode 2007–2013) onder de post «interne begrotingsreserve».

Eind 2010 vindt er een midterm evaluatie plaats van het EVF en de uitkomsten hiervan zullen medio 2011 bekend zijn.

177

Wat wordt er verstaan onder maatschappelijk aanvaarde duurzame visserijtechnieken met betrekking tot de boomkorvisserij en welke criteria worden hierbij gebruikt?

Dit zijn visserijtechnieken waarvan de invloed op het ecosysteem minimaal is en die in de maatschappij niet (meer) ter discussie staan. Ik wens hierbij overigens op te merken dat verduurzaming een dynamisch proces is dat tijd-, kennis- en contextgebonden is.

178

Wat wordt er bedoeld met nieuwe technologie om de aquacultuursector in staat te stellen een duurzame groei door te maken en welke criteria zijn hieraan verbonden?

Dit betreft met name de verdere opschaling en toepassing van Mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s) en optimalisatie van viskweek in gesloten recirculatiesystemen. Subsidie wordt uitsluitend verleend voor projecten die de eventuele negatieve gevolgen voor het milieu aanzienlijk terugdringen, of die de positieve gevolgen voor het milieu vergroten, en die bijdragen aan de diversificatie van het productieproces door de kweek van (nieuwe) soorten met goede afzetvooruitzichten.

179

Hoeveel geld is er beschikbaar voor de nieuwe technologie die de aquacultuursector in staat stelt een duurzame groei door te maken en onder welke post is dit in de begroting opgenomen?

In 2011 is er een openstelling van € 1,8 mln gepland voor investeringen aquacultuur. In de begroting is dit opgenomen onder begrotingsartikel 21.14 post Interne begrotingsreserve.

180

Deelt u de mening dat de juiste balans tussen ecologie en economie niet slechts bepaald zou moeten worden door belanghebbenden en de samenleving, maar zeker ook door de draagkracht van de aarde? Zo ja, op welke wijze is het beleid gericht op het verkleinen van de Nederlandse voetafdruk en op welke wijze draagt het huidige beleid, gericht op het bereiken tussen compromissen tussen belanghebbenden daar aan bij? Deelt u de mening dat de indicator maatschappelijke appreciatiescore niet kan weergeven of de juiste balans getroffen is?

De aanpak is gericht op een geleidelijke verduurzaming van het voedselsysteem in samenwerking met maatschappelijke actoren, ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. Het terugbrengen van de Nederlandse voetafdruk gericht op het behoud van de draagkracht van de aarde is daarbij uitgangspunt. Alleen op deze wijze kunnen toekomstige productiemogelijkheden voor de agro-food sector en daarmee de voedselvoorziening veilig gesteld worden. De indicator maatschappelijke appreciatiescore is daarvan een onderdeel.

181

Kunt u toelichten of u de visserijsector in het kader van het EVF faciliteert bij innovatieve projecten middels subsidieregelingen? Zo nee, kan de minister garanderen dat vissers niet middels sancties gedwongen worden om in dure innovaties te investeren en dat de staat slechts een adviserende rol aan zal nemen?

Het ondersteunen en aanjagen van innovatie neemt een belangrijke plaats in het visserijbeleid in. Op basis van de subsidieregeling «Innovatie in de visketen», die onder het Europees Visserij Fonds is opengesteld, is de afgelopen jaren aan tientallen innovatieprojecten, die bijdragen aan een economisch rendabele en ecologisch verantwoorde visserij, steun verleend.

182

Kunt u toelichten of het convenant Schone en Zuinige agrosectoren van kracht blijft als uit nieuw onderzoek blijkt dat CO2-uitstoot geen schadelijke gevolgen voor het milieu heeft?

Op dit moment is er geen aanleiding om uit te gaan van een situatie dat CO2-uitstoot geen schadelijke gevolgen voor het milieu heeft. Heroverwegen van het convenant Schone en Zuinige sectoren vanuit die overweging is dan ook niet aan de orde.

183

Over welke innovaties wordt gesproken waar de doelstelling in 2011 is om bij minimaal 14% van de bedrijven in de agrosector innovatie te doen plaatsvinden?

Het betreft het percentage bedrijven in de Nederlandse land- en tuinbouw dat een technologische vernieuwing doorvoert in de geproduceerde of vermarkte producten en/of de productiemethoden. Het betreft zowel de echte innovatoren (die als eerste een nieuw product op de markt brengen of een nieuwe procestechnologie in gebruik nemen) en de volgers (die een vernieuwing gerealiseerd hebben, maar niet als eersten).

In de Innovatiemonitor beoordeelt het LEI gegevens die worden aangeleverd door middel van een jaarlijkse enquête onder land- en tuinbouwbedrijven. De enquête maakt onderdeel uit van de gegevensverzameling van het Bedrijven-Informatienet van het LEI. De enquête is een representatieve steekproef van de meeste subsectoren van de Nederlandse land- en tuinbouw in de vorm van een roterend panel. De respons onder 1 100 bedrijven ligt boven 80 %.

184

Welk budget is beschikbaar ten behoeve van innovatie in relatie tot de bio-based economy en waar is dit in de begroting opgenomen? Welke duurzaamheidscriteria worden er gesteld bij uitgaven ten behoeve van bio-based economy?

Het totale budget voor LNV bestaat voor de periode 2009 – 2015 uit € 18,5 mln. voor het programma groene grondstoffen vanuit de Innovatieagenda Energie eerste tranche, € 8 mln. voor het onderzoeksprogramma Biobased Performance Materials en € 25 mln. voor het programma Towards biosolar cells. Het betreft hier uitsluitend middelen uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). Deze middelen zijn opgenomen in de begroting en terug te vinden op de pagina’s 32, 44, 45, 46 en 119.

In 2010 is door de MR vanuit de 2de tranche InnovatieAgenda Energie nog eens € 17,5 mln. toegekend voor de rijksbijdrage aan de bouw van een pilotplant te Delft en het oprichten van een transitiehuis voor de biobased economy. Deze middelen zullen middels nota van wijziging worden toegevoegd aan de begroting voor 2011.

Als richtlijn voor de bovengenoemde innovatie en onderzoekstrajecten voor de transitie naar een bio-based economy gelden de duurzaamheidscriteria die voor biomassa zijn opgesteld (de criteria zijn te vinden via deze link: http://www.senternovem.nl/mmfiles/Toetsingskader%20duurzame%20biomassa_tcm24–232793.pdf).

185

Welke innovaties tellen mee voor de te behalen 14% bedrijven waar innovaties zouden moeten plaatsvinden en op welke wijze wordt bepaald in hoeverre er aan het doel voldaan wordt?

Zie het antwoord op vraag 183.

186

Op welke wijze wordt regeldruk verminderd? Welk effect verwacht u van het verminderen van het toezicht op economische activiteiten voor het milieu en voor dierenwelzijn? Op welke manier worden deze effecten gemonitord, welk budget is daarvoor beschikbaar, en waar is dat in de begroting opgenomen?

Regeldruk wordt verminderd door naar meerdere aspecten van regeldruk te kijken. Naast administratieve lasten gaat het hierbij om toezichtlasten, nalevingskosten, verkrijgingskosten van subsidies, dienstverlening, het aantal en de begrijpelijkheid van formulieren, en het vernieuwen van bestaande wet- en regelgeving.

Het verminderen van toezichtlasten zal gebeuren met voldoende waarborgen voor dierwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid. Daar waar minder risico’s zijn wordt minder gehandhaafd. Ik verwacht dan ook dat risico gebaseerd toezicht, bundeling van inspectiebezoeken, toenemend gebruik van kwalititeitssystemen en data van bedrijven zelf, en het aanbieden van nalevingshulp de toezichtlast zal verminderen zonder dat de naleving van normen voor bijvoorbeeld het milieu en het dierenwelzijn in gevaar komt. Waar nodig worden nalevingsmetingen uitgevoerd. In de begroting zijn deze kosten niet separaat opgenomen.

187

Wat is de verdeling tussen land en tuinbouw en visserij voor de posten «totale investeringen», respectievelijk «totaal duurzame investeringen», voor beleidsartikel 21?

Voor de invulling van de indicator verhouding duurzame investeringen – totale investeringen zijn twee investeringsniveaus opgesteld. Zowel het totale investeringsniveau als het investeringsniveau in duurzame productie middelen in de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij.

De investeringsbedragen (stand 2007) die het totaal duurzame investeringen omvatten bestaan uit de volgende onderdelen:

1. Milieu investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu investeringen (Vamil)

€ 1 377 mln.

2. Energie Investeringsaftrek (EIA)

345 mln.

3. Groen Beleggen

119 mln.

4. Investeringen in energiebesparing (IRE

17 mln.

4. Marktintroductie energie-innovaties (MEI)

89 mln.

5. Luchtwassers

44 mln.

Totaal

€ 1 991 mln

De post totale investeringen bevat de volgende onderdelen:

 

Investeringen bedrijfsgebouwen

€ 1 644 mln.

Investeringen glasopstanden

204 mln.

Investeringen installaties

849 mln.

Investeringen inventaris

53 mln.

Investeringen machines en werktuigen

1 406 mln.

Investeringen overige duurzame goederen

94 mln.

Investeringen visserij

22 mln.

  

Totaal investeringen land-, tuinbouw en visserij

€ 4 271 mln.

Uit bovengenoemde informatie blijkt dat het grootste deel van de investeringen betrekking heeft op de land en tuinbouw.

188

Hoeveel geld wordt er in totaal in de visserijsector geïnvesteerd en hoeveel geld daarvan gaat met een duurzaamheidseis gepaard? Waar zijn deze posten in de begroting opgenomen?

Alle investeringen in de visserijsector zijn opgenomen onder beleidsartikel 21.14. De instrumenten onder het EVF (de vier assen) richtten zich op het ondersteunen van de sector bij de transitie naar een meer duurzame en economisch rendabele visserijsector.

189

Op welke wijze denkt u de huidige doelstellingen voor het bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn te bevorderen als het budget hiervoor in 2011 de helft is van het budget in 2010?

Er wordt volgens de begroting minder uitgegeven aan dierenwelzijn, fytosanitair beleid, functionele biodiversiteit en agrologistiek en iets meer aan mestbeleid en gewasbescherming.

Voor 2011 is ongeveer € 17 mln. minder begroot voor dierenwelzijn dan in 2010. Dat komt omdat er in 2010 voor de investeringsregeling duurzame stallen € 17 mln extra beschikbaar was vanuit het aanvullend beleidsakkoord ten behoeve van de economische crisis. Deze middelen zijn in 2011 niet meer beschikbaar. Tegenover het wegvallen van deze extra middelen staat dat er in 2011 uit Europese middelen voor duurzame stallen aanvullend € 3,36 mln. beschikbaar zal zijn. Daarnaast is er vanaf 2011 tot 2013 jaarlijks nog eens € 11,5 miljoen extra beschikbaar uit de «artikel 68-middelen» van het GLB voor dierenwelzijn. Deze zijn onder andere bedoeld voor duurzame stallen. De daling van budget gaat dus niet ten koste van de eerder geformuleerde doelstellingen voor duurzame stallen, namelijk 5% in 2011 en perspectief op grootschalige toepassing daarna. De artikel 68- middelen zijn daarnaast bedoeld voor managementmaatregelen en stimulering van het tussensegment.

Voor de gevolgen van de bezuiniging op fytosanitair beleid verwijs ik naar vraag 223.Er is voor Agrologistiek en Biomassa als eenmalige stimulering een SBIR (Small Business Innovation Research programma) opengesteld met een totaal budget van € 3,5 mln.

190

Op welke wijze wordt het budget van artikel 21.12 verdeeld? Hoeveel geld is daaruit beschikbaar voor dierenwelzijn en waaraan zal dat uitgegeven worden?

Zie het antwoord op vraag 51.

191

Op welke wijze wordt de bezuiniging op het budget van artikel 21.12 ten opzicht van het budget voor dit artikel in 2010 gerealiseerd? Welke gevolgen voorziet u van deze bezuiniging, onder andere voor natuur, milieu en dierenwelzijn?

Zie het antwoord op vraag 189.

192

Hoeveel geld is er beschikbaar ter bevordering van de biologische landbouw en op welke wijze wordt dit budget verdeeld?

Voor 2011 is 3 152 000 euro beschikbaar voor biologische landbouw. Voor de verdeling van de middelen, verwijs ik naar pagina 47 van de begroting.

De Stimuleringsregeling Voortzetting Biologische Productie (SVBP), beroepsopleiding/voorlichting, demonstratieprojecten en de innovatieregeling zijn ondernemersgerichte regelingen. Het project aanbodskrapte is bedoeld om de groep potentiële omschakelaars te vergroten. De andere onderdelen zijn gericht op verbetering van het aanbod van biologische producten in de verkoopkanalen.

193

Op welke wijze denkt u de huidige doelstellingen voor het bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn te stimuleren als het budget hiervoor in 2011 de helft is van het budget in 2010?

Zie het antwoord op vraag 189.

194

Hebt u al van de transportsector een plan ontvangen voor verbetering van de transportcondities op veewagens voor lange afstandstransporten? Zo nee, waarom niet en valt dit nog te verwachten? Zo ja, wat houdt het plan van de transportsector in en wanneer krijgt de Kamer dit aangeboden?

Ik heb nog geen plan van aanpak ontvangen die condities op veewagens afdoende verbetert. Het productschap van Vee, Vlees en Eieren heeft nu alle partijen zover gekregen om een door de keten heen gedragen kwaliteitssysteem te gaan ontwikkelen waarin het verbeteren van de transportcondities ook een plaats krijgt. Zodra dit kwaliteitssysteem afgerond en door mijn ministerie is goedgekeurd, zal ik dit aan uw Kamer aanbieden.

Ik zal mij op Europees niveau inzetten voor limitering van lange transporten van slachtdieren.

195

Kunt u een overzicht geven van de export van mestbiggen in de afgelopen vijf jaar naar land van bestemming? Klopt het dat deze export nog steeds jaarlijks een groei laat zien, niet alleen naar Duitsland, maar ook naar veel verder weg gelegen bestemmingen?

In onderstaande tabel is de ontwikkeling van de export van biggen in de periode 2005 t/m 2009 weergegeven op basis van de gegevens van de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE). Uit deze tabel blijkt dat de export een stijgende tendens laat zien. Procentueel wordt circa 60% van de biggen geëxporteerd naar Duitsland, België en Luxemburg. Circa 40% van de biggen wordt naar verder weg gelegen landen geëxporteerd. De export naar deze landen fluctueert over de jaren heen als gevolg van markt- en structuurontwikkelingen in deze landen. De export van biggen naar Spanje is tot en met 2009 sterk afgenomen en de export naar Midden-Europa toegenomen.

 

2005

2006

2007

2008

2009

Totaal (miljoen)

4

4.9

5.1

5.1

6.1

      

Aandeel naar land in %

     

Duitsland

51.0

44.3

47.5

49.1

50.4

België en Luxemburg

8.8

8.0

9.4

12.9

12.0

Spanje

16.5

21.6

19.3

9.1

3.0

Italië

5.6

6.8

7.0

5.3

4.7

Polen

6.0

3.7

5.3

10.3

14.2

Hongarije

4.0

4.0

3.7

2.4

1.8

Overige landen

8.1

11.6

7.8

10.9

13.9

196

Hoe beoordeelt u de ontwikkeling dat de export van biggen nog steeds jaarlijks en groei laat zien, mede in het licht van uw streven naar een duurzame veehouderij, met gesloten kringlopen?

Zie het antwoord op vraag 195.

197

Hoe staat het met uw voornemen uit de Nota dierenwelzijn om lange afstandstransporten naar Zuid-, Midden- en Oost-Europa van mestbiggen terug te dringen? Wat hebben u en de sector hieraan tot nu toe gedaan en hoe denkt u de alsmaar groeiende exporten om te gaan buigen?

De export en import van dieren ten behoeve van de slacht zoals vleesvarkens, slachtzeugen en paarden over grote afstand (> 8 uur) moet in mijn visie stoppen. Een beslissing over een maximum transportduur van 8 uur voor slachtdieren vervoer moet op Europees niveau worden genomen. De Europese Transportverordening biedt geen mogelijkheden om dergelijke lange transporten (>8 uur) nationaal te verbieden als aan alle wettelijke voorwaarden wordt voldaan. Ik zal me daarom op Europees niveau inzetten voor een limitering van lange transporten van slachtdieren.

198

Hoe werken de voor het GLB voorgestelde vereenvoudigingen door in de complexiteit en kosten van de benodigde uitvoeringsregelingen?

Een eenvoudige uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is een belangrijk speerpunt. Het doel is om door middel van vereenvoudiging van Europese regelgeving te komen tot voor de ondernemer zichtbare en merkbare vermindering van de administratieve last en tot een verdere beperking van de uitvoeringskosten van de betaalorganen Dienst Regelingen en Dienst Landelijk Gebied.

De concrete doorwerking in complexiteit van de regelgeving en de uitvoeringskosten zijn afhankelijk van het type vereenvoudiging dat op Europees niveau kan worden doorgevoerd. Voor de ondernemer kan dit merkbaar worden doordat in sommige gevallen minder gegevens noodzakelijk zijn voor het indienen van een subsidieaanvraag, minder controles op het bedrijf nodig zijn en soms ook een verlaging van de verantwoordingslast kan worden gerealiseerd. Dergelijke vereenvoudigingen leiden automatisch ook tot een lagere uitvoeringslast voor het betrokken betaalorgaan.

199

Kunt u specificeren van welke wettelijke onderzoekstaken er sprake is als het gaat om de post «economische informatievoorziening»? Zijn deze onderzoekstaken Europees verplicht?

De post «Economische Informatievoorziening» omvat onderzoek gericht op het verzamelen, ontsluiten en benutten van bedrijfseconomische gegevens, data op milieugebied en gegevens voor internationale afspraken rond handelsverkeer. De onderzoeksinspanningen vloeien voort uit Europese en internationale verplichtingen en nationale regelgeving.

200

Welke activiteiten vallen onder de taken «wettelijk visserij onderzoek»?

Op welke wijze vindt monitoring van de visstand, alsmede de staat van het ecosysteem, in de Noordzee en Waddenzee plaats? Is hier budget voor gereserveerd? Zo ja, hoeveel en waar is dit in de begroting opgenomen en waar wordt het geld precies voor gebruikt? Zo nee, waarmee wordt dit dan gefinancierd?

De taken die vallen onder «wettelijk visserij onderzoek» zijn de wettelijk en/of beleidsmatig verplichte monitorings-activiteiten naar de visserij-bestanden in het mariene milieu (Noordzee, Waddenzee, en Atlantische Oceaan) en in de binnenvisserij. Op grond van deze gegevens worden bijvoorbeeld de vangstadviezen door de Visserij-raad vastgesteld. Het merendeel van deze activiteiten zijn tot in detail voorgeschreven in communautaire regelgeving.

Met de Wettelijke onderzoekstaken (WOT) is ca. € 5 mln gemoeid. De Europese Commissie draagt hieraan ca. € 1 mln bij. Daarnaast draagt de EC nog ca. € 1 mln bij aan met de WOT samenhangende kosten.

De monitoring van de visstand vindt plaats door middel van surveys op zee, van bemonstering van de vangsten, van discard-onderzoek, van wetenschappelijk onderzoek en uitwisseling van onderzoek dat door andere Lidstaten wordt uitgevoerd. Er vindt onder nauwgezette regels uitwisseling van gegevens plaats met andere Lidstaten. Uit efficiency-overwegingen nemen Lidstaten communautaire onderzoeksverplichtingen van elkaar over.

De monitoring van de staat van het mariene ecosysteem op de Waddenzee is, voorzover op mijn begroting verantwoord, begroot op een bedrag van ca. € 0,5 mln; dit vindt op reguliere wijze jaarlijks plaats.

Wat betreft de monitoring van de staat van het ecosysteem op de Noordzee verwijs ik naar de begroting van mijn ambtsgenoot van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

201

Kunt u voor ieder van de fiscale maatregelen op pagina 33 een overzicht geven welke partijen hiervoor in aanmerking komen, in de vorm van een overzicht met per maatregel het aantal ontvangers en de verdeling van deze bedragen per bedrijfsgrootte?

De landbouwvrijstelling kan door alle landbouwbedrijven worden benut. De landbouwvrijstelling houdt bepaalde waardestijgingen van landbouwgronden buiten de belastingheffing. Het verlaagde tarief glastuinbouw betreft een lager tarief van de energiebelasting dan voor het overig gasverbruik en geldt voor alle ondernemers in de glastuinbouwsector. Bij het verlaagd tarief sierteelt gaat het om het hanteren van het lage BTW-tarief voor sierteeltproducten. Bij de landbouwregeling gaat het om een faciliteit dat landbouwers die onder deze regeling vallen geen BTW-administratie hoeven te voeren. Alhoewel iedere landbouwer hier gebruik van kan maken, maken vooral wat kleinere bedrijven gebruik van deze faciliteit.Bij Rode Diesel betreft het een tariefdifferentiatie ten opzichte van blanke diesel waarbij land- en tuinbouwbedrijven lagere accijnzen betalen. Grootverbruikers van rode diesel binnen de sector landbouw hebben een aandeel van 7%. Kleinverbruikers van rode diesel binnen de sector landbouw hebben een aandeel van 52% in het totale kleinverbruik.

202

Welke bestaande wet- en regelgeving moet naar u mening vernieuwd worden en waarom?

Om uitvoering te geven aan het regeerakkoord zal een stelselherziening van de natuurwetgeving worden doorgevoerd. Het gaat daarbij om het verwijderen van «nationale koppen», om een goede balans tussen economie en ecologie, vereenvoudiging en bundeling van de verschillende wetten en decentralisatie van onder meer het Faunafonds. Voorts zal de Wet inrichting landelijk gebied ingrijpend moeten worden herzien in verband met de in het regeerakkoord afgesproken decentralisatie van het Investeringsbudget landelijk gebied (ILG).

Het wetsvoorstel dieren, dat één wettelijk kader zal bieden, is aanhangig bij de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel dieren komt in de plaats van de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren, de Diergeneesmiddelenwet, de Wet op de dierenbescherming, Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, de Kaderwet diervoeders en onderdelen Landbouwwet en Landbouwkwaliteitswet. Het wetsvoorstel heeft vereenvoudiging van regelgeving, een uniforme handhaving en uitvoering van regels over dieren en dierlijke producten, alsmede verlichting van lasten en regeldruk voor burger en bedrijf tot doel.

203

Kunt u uiteenzetten hoe de verlaging van administratieve lasten tot uitvoering zal komen?

Een pakket voor 2011 is in ontwikkeling. Een reductie zal worden behaald door het integreren van de exportcertificaten voor mest. Voor het verminderen van de toezichtlasten met 25% in de vleesketen in de periode 2011–2015 is een plan opgesteld. Maar er zijn ook toenames. Zo leidt de geplande invoering van het uit Europese regelgeving voortgekomen Vleeskuikenbesluit tot een toename van de administratieve lasten met 2,6 mln. Voor het formuleren van concrete maatregelen en het ramen van de reductie hangt veel af van de invulling van de uitvoeringsregelingen onder de Europese Animal Health Law.

204

Welke maatregelen neemt u in 2011 om de regeldruk (netto) te verlagen op nationaal, respectievelijk Europees niveau? Welke reducties leveren de individuele maatregelen ongeveer op?

Zie het antwoord op vraag 203.

205

In hoeverre wordt aan de steun voor jonge agrariërs voorwaarden verbonden om hun bedrijf duurzamer, waaronder diervriendelijker te maken? Wat zijn de minimumvoorwaarden om in aanmerking te komen voor steun?

Een investering komt alleen voor subsidie in aanmerking als het bijdraagt aan één of meer van de volgende resultaten:

  • Een hoger niveau van diergezondheid in Nederland en daardoor een beter technisch en economisch perspectief voor landbouwondernemingen en de continuïteit binnen landbouwondernemingen

  • De verlaging van productiekosten

  • De verbetering en omschakeling van de productie

  • De instandhouding en verbetering van het natuurlijk milieu, de hygiënische omstandigheden, dierenwelzijn, voedselveiligheid of duurzaam gebruik van energiebronnen

  • Herstructurering en ontwikkeling

  • De kwaliteitsverhoging en toegevoegde waarde van producten

  • De verbetering van de arbeidsomstandigheden in de onderneming

  • Het behoud en het duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen

  • Een betere inzet en gebruik van middelen, machines en menskracht

  • De toegevoegde waarde van bij-, rest- en afvalproducten

206

In hoeverre houdt de investeringsregeling jonge agrariërs rekening met factoren als duurzame, diervriendelijke en/of innovatieve bedrijfsvoering?

Zie het antwoord op vraag 205.

207

Kunt u uiteenzetten hoeveel jonge agrariërs gebruik maken van de Investeringsregeling jonge agrariërs? Zijn er gegevens bekend over welk aandeel van deze jonge agrariërs niet zou hebben geïnvesteerd in een agrarisch bedrijf, als deze regeling niet zou hebbenbestaan?

In 2007 zijn 664 aanvragen ontvangen, waarvan aan 505 subsidie verleend is; in 2008 zijn 654 aanvragen ontvangen waarvan aan 515 subsidie verleend is; in 2009 zijn 455 aanvragen ontvangen waarvan aan 356 subsidie verleend is. In 2010 zijn 596 aanvragen ingediend; deze zijn nog in behandeling waardoor het aantal waaraan subsidie is verleend nog niet bekend is.

Er zijn nog geen gegevens bekend over het aandeel jonge agrariërs dat niet geïnvesteerd zou hebben als de regeling niet bestaan zou hebben. Deze komen beschikbaar wanneer de evaluatie van de regeling voor de jaren 2005 tot en met 2010 in december 2010 afgerond is.

208

Is het budget jonge agrariërs toereikend geweest voor het aantal aanvragen in 2010?

Het oorspronkelijke budget dat bij de openstelling van de regeling beschikbaar was, was niet toereikend voor alle aanvragen. Er is aanvullend budget beschikbaar gesteld zodat alle passende aanvragen voor 2010 gehonoreerd kunnen worden.

209

Waarom is het bedrag bij ondernemerschap in 2010 zoveel hoger ten opzichte van de verdere reeks?

Het verschil in omvang van het budget van het instrument ondernemerschap in 2010 t.o.v. de volgende jaren wordt veroorzaakt omdat in het budget van 2010 de volgende onderdelen opgenomen zijn:

  • € 10 mln. ten behoeve van de betaling van verliesdeclaraties op basis van de Borgstellingsfaciliteit

  • € 1 mln. ten behoeve van de Reddings- en herstructureringsregeling Q-koorts.

210

Op welke wijze worden landbouwattachés gefinancierd en in hoeverre maken de activiteiten genoemd onder het BES-onderdeel uit van het takenpakket van een landbouwattaché?

De medewerkers van de Vertegenwoordiging Buitenland van het voormalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV-VB) worden gefinancierd uit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Een onderdeel van de activiteiten die door de LNV-VB worden uitgevoerd, betreft de behartiging van Nederlandse agro-economische belangen in het buitenland. Deze activiteiten omvatten onder andere ondersteuning bij markttoegangsproblemen, opbouw van marktposities, ondersteuning via publiek/private partnerschappen voor ontwikkeling van duurzame landbouwontwikkeling in ontwikkelingslanden, markttoegangsvraagstukken vanuit ontwikkelingslanden en ondersteuning van de ontwikkeling van duurzame grondstofketens. Deze worden medegefinancierd vanuit het LNV-programma Bilaterale Economische Samenwerking (BES) en de Nota duurzame landbouw, bedrijvigheid en voedselzekerheid. Het gaat hierbij zowel om bilaterale als multilaterale programma’s en projecten.

211

Kunt u toelichten wat de onderlinge verdeling in omvang is van de op pagina 35 genoemde garanties? Wat is de grootste door de staat gegarandeerde investering onder deze regeling? Wat is het resterende eigen risico van de gemiddelde ondernemer die gebruik maakt van deze regeling?

Het op pagina 35 genoemde bedrag van € 100 mln. bestaat uit reguliere garantstellingen en garantstellingen plus. De onderlinge verdeling is naar verwachting 40% Garantstelling Landbouw en 60% Garantstelling Landbouw plus.

De leningen onder garantstelling variëren van minimaal € 50 000 tot maximaal € 600 000 voor de Garantstelling Landbouw en € 2,5 mln. voor de Garantstelling Landbouw plus. Daarnaast bestaat er binnen de Garantstelling Landbouw de mogelijkheid voor startende ondernemers om een lening onder garantstelling te krijgen voor maximaal € 1,2 mln.

Ten minste 1/3 van de investering moet volledig bancair worden gefinancierd.

De Garantstelling Landbouw neemt het risico voor de ondernemer niet weg. Zij verlaagt het risico voor de bank, die daarmee bereid is ondernemers die over weinig zekerheden beschikken alsnog een financiering te verlenen.

212

Hoeveel boeren maken gebruik van de regeling brede weersverzekering?

In het aanloopjaar 2010 maken ongeveer 500 ondernemers gebruik van de brede weersverzekering.

213

Kunt u uiteenzetten welke activiteiten vallen onder de noemer «overige projecten ondernemerschap»?

De post «overige projecten ondernemerschap» is een post waaronder kleine onvoorziene projecten met betrekking tot ondernemerschap worden gefinancierd.

214

Wat is het doel van de Collectieve Promotie Landbouw Activiteiten en met welke indicatoren wordt deze gemeten?

Het sterk vraag georiënteerd CPLA-programma bevordert het organiseren van inkomende en uitgaande handelsmissies, collectieve beursinzendingen en andere op het buitenland gerichte collectieve promotionele activiteiten voor Nederlandse (MKB) bedrijven in de agribusiness.

Via een tenderprocedure kunnen projectvoorstellen worden ingediend door bedrijfslevenorganisaties en of groepen van bedrijven. Zowel de kwaliteit en de prijs-prestatieverhouding van het projectvoorstel, alsmede de kennis en ervaring van de indieners worden getoetst aan voor dit instrument vastgestelde criteria.

Middels een verplichte evaluatie per project onder de betreffende deelnemers wordt gemeten of de activiteiten aan de doelstelling hebben voldaan.

215

Hoe effectief is de «garantstelling-plus»-faciliteit gelet op de stimulans die gegeven wordt aan de verduurzamingsopgave van de land- en tuinbouw en de kosten van deze faciliteit?

De «garantstelling-plus» faciliteit geeft nadrukkelijk een stimulans aan de verduurzamingsopgave van de land- en tuinbouw. Aan deze faciliteit is de voorwaarde verbonden dat investeringen voldoen aan bovenwettelijke duurzaamheidseisen zoals vastgelegd in Groen Label en de Maatlat Duurzame Veehouderij.

Over de periode van 1999 tot en met 2009 is het gemiddelde jaarlijks uitstaand garantievermogen van het Borgstellingsfonds en daaropvolgend onder de regeling LNV subsidies module garantstelling € 545 mln. De kosten in de vorm van de uitbetaalde verliesdeclaraties bedroegen in de periode van 1999 tot en met 2009 jaarlijks gemiddeld € 2,2 mln. Oftewel ongeveer 0,4% van het uitstaand garantievermogen.

216

Hoe staat het met de toegezegde regelgeving omtrent de positieflijst?

In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel voor een Wet dieren is aangegeven dat een positieflijst voor zoogdieren onder de Wet dieren tot stand wordt gebracht (Kamerstuknummer 31 389, nr. 9, p. 14).

Momenteel wordt – met ondersteuning door onderzoekers van Wageningen Universiteit en Researchcentrum – gewerkt aan de ontwikkeling van beoordelingscriteria voor de selectie van soorten die op de lijst worden geplaatst. De criteria worden in het kader van de zogenoemde voorhangprocedure van artikel 10.10 van het wetsvoorstel aan uw Kamer voorgelegd.

Aan de hand van die criteria wordt de positieflijst samengesteld.

217

Wat verstaat u exact onder integraal duurzame en diervriendelijke stallen en wat zijn de criteria? Hoe waarschijnlijk is het dat de inzet van 5% integraal duurzame en diervriendelijke stallen in 2011 gehaald wordt en op welk percentage zitten we nu?

Voor integraal duurzame stallen wordt de volgende definitie gehanteerd:

«stallen en houderijsystemen die, op terrein van dierenwelzijn, zijn uitgerust met maatregelen die verder gaan dan hetgeen bij of krachtens wet is voorgeschreven en die tegelijkertijd tenminste voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden en wettelijke eisen ten aanzien van milieu, diergezondheid, arbeidsomstandigheden, landelijke inpasbaarheid én economische haalbaarheid.»

Op 17 juni jl. is een brief (TK 28 286, nr. 413) naar uw Kamer verzonden betreffende de voortgang van het percentage duurzame stallen. Hier in kunt u vinden welk percentage er gerealiseerd was per 1 januari 2010 en wat de prognose is voor het percentage integraal duurzame stallen.

In het voorjaar van 2011 zal ik een nieuwe voortgangsrapportage over het aantal integraal duurzame stallen naar de Kamer sturen.

218

Welk budget is beschikbaar voor het verlagen van het fosfaat- en het stikstofoverschot? Welke maatregelen worden daarvoor genomen en welke concrete doelen worden nagestreefd? Waar is dit in de begroting opgenomen? Hoeveel dierrechten zouden er ongeveer in de concentratiegebieden uit de markt genomen worden voor dit budget, en welke reductie in milieuverontreiniging zou dit kunnen betekenen?

Er zijn geen budgetten beschikbaar voor het verlagen van de stikstof- en fosfaatoverschotten in termen van het uit de markt nemen van mestproductie c.q. dierrechten. De inzet van het kabinet is gericht op het verlagen van de fosfaat- en stikstofoverschotten op landbouwbodems. Dit gebeurt voornamelijk door inzet van normstelling, te weten gebruiksnormen voor stikstoffen fosfaat en gebruiksvoorschriften voor het gebruik van mest (zie het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn voor een gedetailleerde beschrijving, bijlage bij Kamerstuknummer 28 385, nr. 132). Doel van de inzet van de gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften is dat landbouwers mest beter benutten, waardoor de waterkwaliteit in Nederland verbetert. Dit komt tot uitdrukking in een voortgaande afname van de overschotten aan stikstof en fosfaat op landbouwbodems in Nederland. De regering streeft naar een verdere afname van de bodemoverschotten voor stikstof en fosfaat in de toekomst, zoals weergeven in de tabel op pagina 37 van de Memorie van Toelichting.

Met de inzet van de gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften is geen programmabudget gemoeid. Wel zijn er kosten gemoeid met uitvoering en handhaving. Het programmabudget in de LNV-begroting is bedoeld voor ondersteunende instrumenten, te weten kennisverspreiding, onderzoek en monitoring en stimuleren van duurzaamheids-investeringen. Voor 2011 is hiermee een bedrag voorzien van ruim € 9 mln.

219

Wanneer wordt de aangekondigde aanscherping van de mestwetgeving naar de Kamer gestuurd?

De aanscherping van de mestwetgeving vloeit voort uit het lopende vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn en is al opgenomen in de geldende wet- en regelgeving op het terrein van mest.

220

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over nieuw beleid met betrekking tot reductie van milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen en hoe staat dat in verhouding tot het opstellen van een vierjarig nationaal actieplan zoals opgesteld moet worden voor de Europese Commissie?

De beleidsactiviteiten uit de nota Duurzame Gewasbescherming (Kamerstuknummer 27 858, nr. 47) zijn nog niet allemaal afgerond. In 2011 wordt het beleid, zoals is ingezet door de nota en het convenant duurzame gewasbescherming, dan ook voortgezet. Eind 2011 zal de evaluatie van de nota gereed zijn. De resultaten van deze evaluatie zullen input zijn voor het op te stellen nationaal actieplan, waartoe richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU, L 309) iedere lidstaat verplicht. Zie hierover ook de opmerkingen van de regering in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (Kamerstuknummer 32 372, nr, 6, p. 28). Het beschikbare budget voor 2011 is in omvang vergelijkbaar met het budget voor 2010 en zal ook op dezelfde wijze worden verdeeld over de diverse beleidsactiviteiten.

221

Waarom is de doelstelling voor het percentage bedrijven dat voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van dierenwelzijn lager dan 100%?

De doelstelling van het vorige kabinet was: uitgaande van een gemiddeld nalevingsniveau van 70% in 2008 (nulsituatie) stapsgewijs toewerken naar gemiddeld 80% in 2011 (streefwaarde). Het startniveau van 70% naleving in 2008 is gebaseerd op een combinatie van de controleresultaten m.b.t. de dierenwelzijnsbesluiten in de intensieve veehouderij in de voorgaande jaren en professional judgement. Ook na het behalen van de 80% streefwaarde blijft de inzet uiteraard gericht op het verder verhogen van het nalevingsniveau.

Over 2009 is door de nVWA een nalevingsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek zal jaarlijks worden herhaald. De definitieve resultaten over 2009 komen binnenkort beschikbaar.

222

Kunt u een onderscheid aanbrengen tussen verwaarloosde landbouwhuisdieren en in beslaggenomen dieren? Om hoeveel verwaarloosde en hoeveel in beslaggenomen dieren gaat het?

Nee, dit onderscheid is niet te maken omdat aan de ene kant in bijna alle gevallen dieren juist vanwege verwaarlozing dieren in beslag zullen zijn genomen en aan de andere kant het voor kan komen dat een veehouder/eigenaar de mogelijkheid wordt geboden om een bepaalde mate van verwaarlozing eerst zelf aan te pakken. Dit laatste wordt niet afzonderlijk geregistreerd. Het aantal in beslaggenomen landbouwhuisdieren bedroeg in 2009: 682 en in 2010 (tot 18-10-2010) 681.

223

Kunt u uiteenzetten wat de oorzaak is van de achteruitgang van middelen voor fytosanitair beleid van 9,7 miljoen euro in 2010 naar 1,2 miljoen euro in 2011 en daarna?

Waarom zijn de bedragen voor verbetering van dierwelzijn, fytosanitair beleid en agrologistiek in 2010 zoveel hoger dan de andere bedragen genoemd in de verdere reeks?

De relatief hogere bedragen in 2010 voor dierenwelzijn, fytosanitair beleid en aogrologistiek worden veroorzaakt door de volgende omstandigheden:

  • Dierenwelzijn: Het verschil van € 17,7 mln. betreft de extra middelen voor duurzame stallen uit het aanvullend beleidsakkoord in het kader van de economische crisis.

  • Fytosanitair beleid: De verschillen in de middelen voor 2010 en 2011 worden verklaard omdat in 2010 nog budget uit het Fonds Economische structuurversterking (FES) beschikbaar zijn gesteld voor plantkundig onderzoek. Daarnaast vinden in 2010 nog eenmalige uitgaven plaats voor schadevergoeding PSTVd en de bestrijding van de Oost-Aziatische boktor. In de bedragen voor 2011 is alleen rekening gehouden met reguliere uitgaven monitoringskosten keuringsdiensten.

  • Agrologistiek: het verschil van € 2,3 mln heeft betrekking op de extra middelen beschikbaar in 2009 en 2010 binnen het aanvullend beleidsakkoord in het kader van de economische crisis.

224

Zal het dierenwelzijn op de BES-eilanden op een andere manier dan voorheen gewaarborgd worden, nu deze eilanden ook deel uitmaken van het Koninkrijk? Zo ja, op welke wijze, zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 85.

225

Waarom zijn de bedragen voor verbetering dierenwelzijn, fytosanitair beleid en agrologistiek in 2010 zoveel hoger dan de andere bedragen genoemd in de verdere reeks?

Zie het antwoord op vraag 223.

226

Waarom dalen de geraamde uitgaven voor dierenwelzijn sterk na 2010?

Zie het antwoord op vraag 189.

227

Kunt u uiteenzetten op welke manier de bezuiniging op dierenwelzijn tot stand komt? Welke uitgaven zijn geschrapt en welke gevolgen heeft dit voor het dierenwelzijn?

Zie het antwoord op vraag 189.

228

Hoeveel geld is beschikbaar voor integraal duurzame stallen? Worden de voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie aangescherpt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze?

Voor budgetten rondom duurzame stallen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 189, 191, 193, 226 en 227 en vraag 231, 426 en 427.

Voor de voorwaarden voor subsidie verwijs ik u naar de brief van mijn voorganger d.d. 1 oktober 2010, aanhangsel van de handelingen, nummer 118.

229

Hoeveel geld is er in 2011 beschikbaar voor aanschaf van en innovaties bij luchtwassers en welke emissiereductie wilt u hiermee bereiken?

Het «Programma luchtwassers» bevindt zich in een afrondende fase. Hierdoor heb ik besloten om de investeringsregeling gecombineerde luchtwassystemen in 2011 niet meer open te stellen.

Ik ben bezig met de voorbereiding van een aanpassing van de investeringsregeling integraal duurzame stallen voor 2011. Deze aanpassing moet leiden tot het aanvullend stimuleren van innovaties voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak. Hierbij zal de stikstofproblematiek rond Natura 2000-gebieden een belangrijke rol spelen.

230

Zet u naast end-of-pipe maatregelen, zoals luchtwassers, ook in op systeemverandering van de van de veehouderij, zoals een krimp van de veestapel en het gebruik van lokale duurzame eiwitten, om de uitstoot van broeikasgassen van de intensieve veehouderij te verminderen? Zo ja, welk budget is daarvoor beschikbaar en waar is dit in de begroting opgenomen?

Mijn beleid is gericht op het stellen van randvoorwaarden aan de veehouderijproductie en niet op het verminderen van de omvang van de veestapel. Daarnaast zet ik in op vernieuwing, verduurzaming en innovatie. Zo is er samen met de sector en maatschappelijke organisaties een Uitvoeringsagenda Duurzame veehouderij opgesteld waarin systeeminnovaties prominent als uitdaging zijn benoemd. Het beleid ten aanzien van het verminderen van de broeikasuitstoot uit de veehouderij is neergelegd in het convenant Schone en Zuinige agrosectoren en is uitgewerkt in werkplannen. De maatregelen richten zich met name op bewustwording, voorlichting en innovatie en vrijwillige reductie van broeikasgasuitstoot. In de begroting 2011 wordt ingezet op een innovatieprogramma emissiearm veevoer, wat tot doel heeft om emissies die tijdens pensfermentatie plaatsvindt te reduceren. Verder zijn de maatlat duurzame veehouderij, de regeling praktijknetwerken, regeling milieuvriendelijke investeringen en subsidie demonstratieprojecten uitgebreid met als doel de broeikasgasuitstoot uit de veehouderij te beperken.

Op de lange termijn is het beleid gericht op het meer sluitend maken van de voer/mest kringloop op lokale, regionale, nationale dan wel West-Europese schaal. Voor zover er veevoergrondstoffen geïmporteerd worden, dienen deze grondstoffen duurzaam te zijn geproduceerd. In 2011 is daarvoor budget gereserveerd binnen het onder het thema duurzaam voedsel in begrotingsartikel 25 voedselkwaliteit en diergezondheid en begrotingsartikel 26 Kennis en Innovatie en in de uitvoeringsagenda duurzame veehouderij onder begrotingsartikel 21 duurzaam ondernemen.

231

Hoeveel is de afgelopen twee jaar uitgekeerd voor dier- en milieuvriendelijke stallen en hoeveel bedrijven hebben zo’n uitkering gehad? Hoeveel bedrijven kunnen in 2011 steun krijgen en waar is dit in de begroting opgenomen?

De regeling integraal duurzame stal- en houderijsystemen (IDSH) is opengesteld onder de Regeling LNV subsidies (RLS) in 2008, tweemaal in 2009 en eenmaal in 2010. Daarnaast is de regeling in 2010 open geweest onder de regeling GLB inkomenssteun 2006.

Na toekenning van subsidie heeft de aanvrager 2 jaar de tijd om een integraal duurzame stal te realiseren. Een groot deel van de stallen wordt op dit moment gebouwd of is nog in voorbereiding.

Gemiddeld is er per bedrijf ruim € 50 000 aan subsidie uitgekeerd. Voor cijfers betreffende het aantal gerealiseerde integraal duurzame stallen verwijs ik u naar de brief van mijn voorganger van 17 juni jl. (kamerstuk 28 286, nr. 413) over de voortgang van het percentage integraal duurzame stallen.

In 2011 gaat de IDSH-regeling nogmaals open onder de regeling GLB inkomenssteun voor € 10,5 mln. Naar schatting kunnen hiermee 60 tot 100 subsidieaanvragen gehonoreerd worden. Daarnaast is er nog de MIA en Vamil regeling gekoppeld aan de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV). Deze regeling is opgenomen in de begroting van het ministerie van VROM.

232

Hoe verklaart u de toename (ongeveer 30%) in de uitgave van mestbeleid in 2011 ten opzichte van 2010?

De toename in de uitgaven voor mestbeleid in 2011 ten opzichte van 2010 bestaat voor tweederde uit meer middelen bestemd voor onderzoek en monitoring, en voor eenderde uit meer middelen voor kennisverspreiding en voor ondersteuning van de innovatieopgave (duurzaamheidsinvesteringen).

233

Op welke wijze wordt de belasting van bestrijdingsmiddelen omlaag gebracht in afwachting op nieuwe regelgeving, nu de nota en het convenant gericht op duurzame gewasbescherming afgelopen zijn? Welk budget is daarvoor beschikbaar, en hoe wordt dit verdeeld?

Zie het antwoord op vraag 220.

234

Waar staan de 10 miljoen euro voor artikel 68, waar in de tekst over wordt gesproken, terwijl er in het financiële plaatje maar 3,3 miljoen euro voor 2011 staan? Welke andere investeringen in het kader van artikel 68 worden gedaan om te komen tot 12 miljoen euro?

De € 10 mln. voor artikel 68 voor het onderdeel Duurzame stallen staat in bijbehorende financiële tabel. In de tekst wordt gerept over het beschikbaar krijgen van € 10 mln. in 2011. Dit betekent in begrotingstermen dat er verplichtingenruimte is in 2011. Dus verplichtingen worden in 2011 aangegaan en in 2012 betaald. De bedragen in de tabel zijn de z.g. kasbedragen die in het betreffende jaar betaald worden (uitgaven).

Andere uitgaven in het kader van artikel 68 zijn de Brede weersverzekering in 2011 € 10,6 mln. en € 12,5 mln. in 2012 en de uitgaven t.b.v. I&R Schapen en geiten zowel in 2011 als in 2012 € 1,5 mln. per jaar.

235

Is het bestrijden van halal slachten inbegrepen bij de 10 miljoen euro extra steun die via artikel 68 aan de ontwikkeling van dier- en milieuvriendelijke productiemethoden verleend wordt?

Nee. Artikel 68 is bestemd voor de primaire landbouw.

236

Wat zijn de kosten van de implementatie van het markt- en consumentenspoor van de Nota dierenwelzijn en het convenant Marktontwikkeling verduurzaming dierlijke producten?

In mei 2009 heeft LNV het Convenant «Marktontwikkeling Verduurzaming Producten» getekend (zie Kamerstuknummer 28 973, nr 34) samen met vertegenwoordigers van LTO, Centraal Bureau Lenvensmiddelen, Veneca, Centrale Organisatie voor de Vleessector, Nepluvi, Anevei en de Dierenbescherming. Later is ook de KNS toegetreden. Jaarlijks is er € 1 mln beschikbaar voor kansrijke projecten. De gelden worden besteed aan projecten die door ketenpartijen worden ingediend en een diervriendelijk product op de markt willen brengen. De kosten voor de projectorganisatie, waaronder een ketenmanager die de daadwerkelijk kansrijke projecten helpt op te zetten, zijn rond de € 160 000. De ambitie om de omzetgroei jaarlijks met 15% te laten stijgen is in 2009 ruimschoots gehaald: de aankoop van diervriendelijke producten door de consument in de supermarkt was gestegen met 89%.

Daarnaast verstrekt LNV bijdragen aan het Voedingscentrum Nederland ten behoeve van voorlichting, communicatie en educatie over voeding aan consumenten. Door het Voedingscentrum wordt ook aandacht besteed aan het onderwerp dierenwelzijn in het project Duurzaam eten 2011. In totaal krijgt VCN voor projectsubsidies in 2011 € 2,2 miljoen, waarvan circa een derde deel gaat naar de campagne specifiek voor dierenwelzijn (€ 720 000).

237

Welk bedrag is in 2010 besteed aan haalbaarheidsstudies en onderzoek naar nieuwe vleesproducten met een onderscheidende welzijnsclaim? Wordt deze inzet in 2011 gecontinueerd? Zo ja, met welk bedrag? Zo nee, waarom niet?

Onder het convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten is, naar de stand van medio oktober, in 2010 € 447 000 besteed aan haalbaarheidsstudies.

Voor 2011 zal het beschikbare budget wederom 1 miljoen euro zijn, hetgeen wordt ingezet voor zowel haalbaarheidsstudies als voorlichting en promotie. Hoeveel wordt ingezet voor haalbaarheidsstudies hangt af van de projecten die worden ingediend.

238

Hoeveel geld is aan het convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten uitgegeven en wat is hiervan besteed aan haalbaarheidsonderzoeken voor op te zetten tussensegmenten, respectievelijk voor promotie van deze tussensegmenten?

In 2009 is € 646 500 uitgegeven aan het convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke producten. In 2010 zal het beschikbare budget van 1 mln euro worden besteed. Aan haalbaarheidsonderzoeken is € 447 000 besteed en aan promotie € 393 000. De definitieve bedragen zijn bekend aan het einde van het kalenderjaar.

239

Is voor 2011 minstens eenzelfde budget beschikbaar voor het convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten als voor 2010 en hoe groot is dit budget?

Voor 2011 is hetzelfde bedrag beschikbaar als in 2010: € 1 mln. Daarnaast is in 2011 tevens € 1 mln beschikbaar vanuit GLB-gelden (art.68), het gaat daarbij om een vergoeding voor de agrarische ondernemers en niet om haalbaarheidsstudies of promotie.

240

Gaat Welfare Quality gebruikt worden voor preventieve toetsing van nieuwe stal- en verzorgingssystemen?

Zie het antwoord op vraag 66.

241

Gaat Welfare Quality gebruikt worden voor het onderbouwen van dierenwelzijnsclaims?

Zie het antwoord op vraag 66.

242

Hoe staat het met onderzoek naar nieuwe vormen van eiwitproductie en welke rol speelt het u daarbij? Wat doet u om de consument te stimuleren om alternatieven voor vlees te kiezen?

Ik ondersteun zowel kennisontwikkeling als innovatie bij midden en kleinbedrijf middels het PIEK (Programma Innovatie EiwitKetens, € 6,1 mln) Alle projecten lopen naar verwachting.

Het consumenten onderzoek is inmiddels opgeleverd (Kamerstuknummer 31 532, nr17). Het onderzoek naar plantaardig visvoer voor carnivore vis loopt tot eind 2011. Het onderzoek naar grootschalige kweek en toepassing van insecten als voedsel is in 2010 gestart (€ 1 mln.), evenals het onderzoek naar kweekvlees (€ 0,8 mln.), beide projecten lopen tot 2014.

De overige onderzoeken van de WUR (overzichtstudie naar potentieel succesvolle technieken en grondstoffen & ontwikkeling van nieuwe vervezelingstechniek voor plantaardige eiwitten, zoals soja) worden eind dit jaar opgeleverd.

Daarnaast is binnen PIEK voor ondernemers een SBIR (€ 2 mln.) gestart. De eerste fase van de SBIR-«nieuwe en innovatieve eiwitten op het menu» is succesvol afgerond. Binnenkort gaan maximaal 4 ondernemers door naar de onderzoek- en ontwikkelingsfase, die twee jaar in beslag neemt.

Ik heb geen structurele budgetten voor promotiecampagnes gericht op vleesvervangers. Ik wil consumenten bewust maken van de duurzaamheidaspecten van voedsel, waaronder vlees en zuivel. Dit doe ik via het Voedingscentrum, bijvoorbeeld door de inzet van het instrument Klimaatweegschaal. Ook Milieu Centraal biedt consumenten informatie over de duurzaamheidaspecten van voedsel. Verder wil ik consumenten meer keuzemogelijkheden bieden door te investeren in de ontwikkeling van aantrekkelijke plantaardige en duurzame vleesvervangers. Ten slotte ondersteun ik incidenteel verschillende projecten van maatschappelijke organisaties gericht op een maatschappelijke dialoog over dierlijke eiwitten en gericht op de promotie van duurzame en gezonde vleesvervangers. (Voor de budgetten, de doelstellingen en de indicatoren verwijs ik naar het antwoord op vraag 108)

Voor biologische landbouw heb ik de afgelopen jaren en ook voor 2011 budget beschikbaar gesteld voor campagnes die in samenwerking met het bedrijfsleven zijn opgezet. Voor 2011 heb ik € 150 000 gereserveerd. Dit is onderdeel van «projecten mediacampagne» zoals deze vermeld staat in het kader op pagina 47 van de begroting.

243

Welke duurzame diervriendelijke stallen worden er momenteel ontwikkeld met behulp van artikel 68 of de SBIR en in welk stadium van ontwikkeling zijn deze?

Een SBIR is een research and development programma dat innovatieve oplossingen zoekt voor maatschappelijke vraagstukken. Een SBIR bestaat uit 2 fasen. In april 2010 is aan 11 projecten opdracht gegegeven voor een haalbaarheidsonderzoek. Deze worden op dit moment afgerond. Alle gegunde projecten voor fase 1 (haalbaarheidsonderzoek) kunt u vinden onder de link http://www.senternovem.nl/sbir/projecten/index.asp

Als fase 1 is afgerond wordt fase 2, de ontwikkeling, realisatie en uittesten van een prototype, ingezet. Bovengenoemde 11 projecten zullen bij een correcte afronding van fase 1 een verzoek krijgen om offerte uit te brengen voor fase 2. Naar verwachting zal aan 2 tot 4 projecten in het voorjaar van 2011 opdracht worden gegeven voor fase 2.

Fase 2, de ontwikkeling van een prototype, neemt 2 jaar in beslag. Het doel is om aan het einde van deze twee jaar (half 2013) een aantal duurzame diervriendelijke stalsystemen ontwikkeld te hebben die breder toegepast kunnen worden in de praktijk.

De artikel 68 regeling «integraal duurzame stal- en houderijsystemen»(IDSH) is een investeringssubsidie. Een ondernemer die een stal wil (ver)bouwen kan hiervoor in aanmerking komen. Er dient minimaal bovenwettelijk te worden geinvesteerd in dierenwelzijn. Daarnaast worden ook milieu, diergezondheid en arbeidsomstandigheden meegewogen. Een meer innovatief staltype krijgt tevens een hogere beoordeling. Deze stallen worden binnen nu en 2 jaar gebouwd.

Voorbeelden van stallen die subsidie hebben aangevraagd zijn de Rondeelstal (pluimvee), de Vrijloopstal (koeien) en de Canadese strooiselstal (varkens). Dit zijn slechts enkele voorbeelden, er zit veel variatie in de aanvragen. Alle aanvragen worden apart beoordeeld of de combinatie van de verschillende investeringen integraal duurzaam is. Er zijn hierbij vele combinaties mogelijk.

244

Met welke bestaande innovatieregelingen worden prototypen van nieuwe integraal duurzame stallen ondersteund en hoe verhouden deze regelingen zich tot de genoemde SBIR-tender?

Prototypen van nieuwe integraal duurzame stallen worden op dit moment ondersteund door twee innovatieregelingen. De eerste is de algemene subsidiemodule «samenwerking bij innovatieprojecten» uit de Regeling LNV-subsidies (RLS). De tweede regeling is de SBIR duurzame stal- en houderijsystemen.

De module «duurzame stal- en houderijsystemen» (IDSH) onder de RLS en onder artikel 68 (regeling GLB inkomenssteun 2006) voorzien in een investeringssubsidie. Ditzelfde geldt voor de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) gekoppeld aan de MIA en Vamil regeling.

Deze regelingen hebben betrekking op de gehele innovatieketen; van het ontwikkelen en uittesten van een prototype (SBIR, innovatieregeling) tot het toepassen van duurzame stallen in de praktijk (IDSH, MDV). Alle regelingen zijn gebaseerd op de bestaande beleidsprioriteiten, waaronder welzijn en gezondheid van dieren, milieu (ammoniak, fijn stof), energie en innovatie.

245

Hoe verhouden de bestaande innovatieregelingen en de SBIR-tender zich tot de investeringsregeling integraal duurzame stallen en hoe wordt gezorgd voor voldoende samenhang?

Zie het antwoord op vraag 244.

246

Kunt u uiteenzetten welke activiteiten vallen onder de noemer «projecten landbouwhuisdieren»?

Zie het antwoord op vraag 51.

247

Hangen de monitoringskosten samen met derogatie of zijn de 5 miljoen euro die de sector bijdraagt dekkend voor de kosten die hieruit voortkomen?

Het Landelijk meetnet effecten mestbeleid (LMM) bestaat uit een basismeetnet LMM, een verplichting die voortvloeit uit de Nitraatrichtlijn, en een derogatiemeetnet LMM, een verplichting die voortvloeit uit de Nederlandse derogatie van de Nitraatrichtlijn.

De kosten die samenhangen met de derogatiemonitoring worden voor de duur van de door de Europese Commissie toegekende derogatie doorberekend aan bedrijven die zich aanmelden voor derogatie. In de toelichting bij de wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet van 4 maart 2010 (Staatscourant 3 184, 5 maart 2010) is uitvoerig uiteengezet hoe het tarief dat derogatiebedrijven jaarlijks verschuldigd zijn, tot stand is gekomen. De verplichte bijdrage van de derogatiebedrijven aan de kosten van het derogatienet LMM zijn kostendekkend.

248

Is er een overzicht van de maatschappelijke kosten en baten van de derogatie met betrekking tot de nitraatrichtlijn beschikbaar?

Nee. Er is aangaande de derogatie van de Nitraatrichtlijn geen maatschappelijke kosten- en batenanalyse gemaakt. In de Memorie van Toelichting bij de wijziging van de Meststoffenwet (differentiatie fosfaatgebruiksnorm) (Kamerstuknummer 31 945, nr. 3) is uiteengezet wat de milieuvoordelen en economische bedrijfsvoordelen van een derogatie zijn. De milieuvoordelen bestaan eruit dat graasdierbedrijven – voornamelijk bestaande uit melkveehouderijen – met de derogatie de ruimte krijgen om op milieuverantwoorde wijze een groter aandeel van hun stikstof- en fosfaatbemesting uit organische dierlijke meststoffen te betrekken. Hiermee bespaart de melkveehouderij jaarlijks het gebruik van 80 kilogram stikstof per hectare uit kunstmeststoffen uit, hetgeen nationaal neerkomt op een besparing van circa 68 miljoen kilogram stikstof. De productie van stikstofkunstmest gaat gepaard met aanzienlijk verbruik van energie. Het mestbeleid in zijn geheel wordt periodiek geëvalueerd. De laatste evaluatie heeft plaatsgevonden in 2007 (zie Kamerstuknummer 28 385, nr. 91). De volgende evaluatie zal in 2012 worden gepubliceerd.

249

Hoe wordt de effectiviteit van het middelenpakket gewasbeschermingsmiddelen voor kleine toepassingen gemeten?

De effectiviteit van het middelenpakket voor kleine toepassingen kan alleen kwalitatief worden bepaald aan de hand van de noodzaak (van chemische bestrijding) en beschikbaarheid (van een middel).

Inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen is de laatste stap in het systeem van geïntegreerde gewasbescherming. In geval dat alle andere mogelijkheden van geïntegreerde gewasbescherming (ter voorkoming of bestrijding van een ziekte, plaag of onkruid) zijn uitgeput, is er een noodzaak voor het gebruik van chemische middelen. Als er in een dergelijk geval minimaal één middel beschikbaar is, is sprake van een effectief middelenpakket. Het middelenpakket kan in meer of mindere mate effectief zijn: er kan één of er kunnen meerdere middelen (bovendien met verschillend werkingsmechanisme) beschikbaar zijn. Dit speelt met name voor kleine toepassingen.

250

Hoeveel boeren maken gebruik van het middelenpakket gewasbeschermingsmiddelen voor kleine toepassingen?

Vrijwel alle telers in Nederland maken gebruik van het middelenpakket voor kleine toepassingen. De Nederlands land- en tuinbouw kenmerkt zich namelijk door een breed scala aan gewassen die worden geteeld. Bovendien beperken kleine toepassingen zich niet alleen tot kleine teelten (in areaal) maar kunnen ook grote teelten betreffen met gewasbeschermingsproblemen die slechts onder specifieke omstandigheden voorkomen.

251

Welk aandeel vormt de LNV bijdrage op het gehele budget van het Fonds Kleine Toepassingen en welk deel wordt door de sector zelf bijgedragen?

Het totale budget van het Fonds bedraagt € 600 000 per jaar. De bijdrage van het ministerie daarvan is € 300 000 en van de sector eveneens € 300 000.

252

Deelt u de mening dat, nu al duidelijk is dat de doelen van het convenant duurzame gewasbescherming niet gehaald worden en de normen nog steeds ernstig overtreden worden, het noodzakelijk is om nu al nieuwe regelgeving in te voeren en dat niet gewacht moet worden op de uitkomsten van de evaluatie? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 220.

253

In hoeverre zal bij de uitrol van Functionele Agrobiodiversiteit (FAB) rekening gehouden worden met financiering van brede akkerranden conform de motie Waalkens c.s. (Kamerstuk 28 624, nr. 81)?

Zie hiervoor de brief van mijn voorganger van 7 september 2009 (Kamerstuk 28 625, nr 84). Hierin staat vermeld dat voor FAB randen en voor brede akkervogelranden aparte budgetten beschikbaar zijn gesteld. Eveneens is daarin aangegeven dat eventueel na 2013 een structurele regeling beschikbaar kan komen die beide vormen van beheer combineert. Gezien de ontwikkelfase van de FAB-randen kan namelijk pas na 2013 worden bekeken of het zinvol en mogelijk is beide vormen van beheer (brede akkerranden en FAB-randen) in één regeling onder te brengen.

254

Hoe wordt de effectiviteit van de projecten Agrologistiek gemeten?

Het Platform Agrologistiek is er op gericht om onnodige transportbewegingen van alle agro-producten, waaronder voedsel, te verminderen. Hiertoe ondersteunt het Platform door het bedrijfsleven aangedragen projecten via een uitgebreid netwerk, via kennisontwikkeling, onderwijs, communicatie etc. In 2011 is voor het programma Agrologistiek een budget van € 1 mln. gereserveerd. Verder is in 2009 een SBIR (Small Business Innovation Research programma) Agrologistiek en Biomassa opengesteld met een totaal budget van € 3,5 mln. die doorloopt in 2011. Deze SBIR-tender stond ook open voor projecten die transportkilometers terugbrengen.

Op dit moment vindt een monitoring plaats van de 16 projecten die gelieerd zijn aan het Platform Agrologistiek. Het gaat hierbij om effecten van de individuele door het Platform ondersteunde projecten. De effectiviteit van projecten wordt gemeten op kwantitatieve aspecten o.a. reductie van vrachtwagenkilometers en reductie van CO2-emissie. Daarnaast worden kwalitatieve aspecten onderzocht zoals dierenwelzijn, voedselveiligheid en de invloed op de concurrentiekracht van de sector.

255

Waarom is voor 2011 geen geld vrijgemaakt binnen de LNV-begroting voor akkerrandenbeheer? Hoeveel geld uit het GLB is hiervoor beschikbaar?

Pakketten voor agrarisch akkerrandenbeheer zijn onderdeel van de Subsidiestelsel Natuur Landschapsbeheer (SNL) en maken een integraal onderdeel uit van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Als zodanig zijn zij terug te vinden op de begroting. Met de goedkeuring van de GLB aanpassingen in het kader van de Health Check zijn additionele middelen beschikbaar gekomen specifiek voor de pakketten akkerrandenbeheer. Met de provincies is afgesproken dat zij de noodzakelijke nationale financiering zullen bekostigen. Deze komen daarom niet voor op de LNV-begroting. Het betreft hier een bedrag van in totaal € 30 mln. inclusief EU-cofinanciering.

256

Deelt u de mening dat de veelbelovende resultaten met betrekking tot reductie in het gebruik van bestrijdingsmiddelen het investeren in het uitrollen van de FAB-pilot zeer de moeite waard maken? Zo nee, waarom niet?

Ik deel deze mening.

257

Hoeveel geld is beschikbaar voor het tegengaan van de bijensterfte? Welke maatregelen gaat u nemen om de bijen te beschermen en waar is dit opgenomen in de begroting?

Eind 2009 is voor een periode van 3 jaar een onderzoeksbudget van € 1 000 000 beschikbaar gesteld voor onderzoek aan bijen (zie Kamerstuk 31700-XIV, nr. 154, vergaderjaar 2008–2009 en Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2477).

258

Hoe wordt ten behoeve van de indicator «percentage innoverende agrarische bedrijven» gemeten of een bedrijf «innoverend» is?

Zie het antwoord op vraag 183.

259

Wat is het aandeel duurzame energie in de reguliere landbouw?

De reguliere (primaire) landbouw gebruikte in 2008 123 Petajoule (PJ) aan primaire energie. Het energiegebruik van heel Nederland was 3 349 PJ.

Hiervan gebruikte de glastuinbouwsector (de grootste energiegebruiker) totaal aan energie 116,6 PJ (dus inclusief het gebruik van hernieuwbare energie) en de overige primaire landbouw circa 7 PJ.

Het aandeel duurzame energie in het gebruik van de glastuinbouwsector was in 2008 1,2% (1,4 PJ).

Het aandeel hernieuwbare energie in de overige primaire landbouw is onderwerp van studie. Het CBS en AgentschapNL werken in opdracht van het voormalige ministerie van LNV aan het beschikbaar krijgen van deze gegevens in het kader van de monitor van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren. De monitoringsmethodiek is al ontwikkeld.

Het aandeel van de landbouw in de productie van hernieuwbare energie in Nederland is aanzienlijk, te weten 19% in 2009. Een groot deel daarvan komt voor rekening van windmolens, die worden beheerd door boeren. De rest komt ondermeer uit bio-energie of de terugwinning van warmte door bij voorbeeld de koeling van melk.

260

Welke doelen met betrekking tot het stimuleren van biologische landbouw streeft u na en welke meetbare indicatoren kunt u geven voor de impuls van het aanbod van biologische producten?

De doelen met betrekking tot biologische landbouw zijn beschreven in de beleidsnota «Biologische landbouwketen 2008 – 2011», welke in december 2007 naar uw Kamer gestuurd is. Daarin zijn twee ambities geformuleerd met elk drie doelstellingen.

Bij de ambitie «biologisch in verbinding met voorlopers in de gangbare landbouw en de samenleving» zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • 10% van het onderzoeksbudget voor biologische landbouw is gericht op het leggen van de relatie met vraagstukken in de gangbare landbouw

  • 15 gezamenlijke initiatieven verbinden biologisch en gangbaar met de samenleving

  • 10 innovaties uit de biologische sector worden toegepast in de gangbare landbouw

De tweede ambitie, ontwikkeling van biologisch tot een zelfstandige robuuste sector, kent de volgende drie doelstellingen:

  • Jaarlijks 10% groei in consumentenbestedingen aan biologische voedingsmiddelen

  • Jaarlijks 5% groei in biologisch areaal

  • Handhaving 10%-norm voor beleidsondersteunend onderzoek en wettelijke taken

Het uiteindelijke doel is om, met het stimuleren van de biologische landbouw, de gehele land- en tuinbouw te verduurzamen. Hierbij zie ik biologische landbouw als een van de vormen van duurzame landbouw.

Jaarlijks wordt de groei in consumentenbestedingen en areaal gemeten.

261

Op welke wijze wordt getracht de glastuinbouw onafhankelijk van fossiele brandstoffen te maken en welk budget is daarvoor beschikbaar? Worden de recente berichten dat glastuinbouw slechter voor het milieu kan zijn dat import van ver, betrokken bij het innovatiebeleid in de glastuinbouw? Zo nee, waarom niet, en deelt u de mening dat het noodzakelijk is om de glastuinbouw snel daadwerkelijk te verduurzamen om onze concurrentiepositie te behouden? Zo ja, op welke wijze en wordt daarbij ook gekeken naar concepten zoals de Zonneterp?

Voor het behoud van de concurrentiepositie van de glastuinbouw is het, gezien de op termijn stijgende energieprijzen, de afnemende voorzieningszekerheid van gas, de noodzaak tot het verminderen van de CO2-uitstoot en het behoud van het draagvlak, noodzakelijk dat de glastuinbouw onafhankelijk wordt van fossiele brandstoffen.

Het programma Kas als Energiebron is het innovatie- en actieprogramma van mijn ministerie en de sector om de glastuinbouw onafhankelijk van fossiele brandstoffen te maken en te werken aan de ambitie van een klimaatneutrale glastuinbouw in nieuwe kassen vanaf 2020. Hiervoor is een grote verandering van teeltmethodiek- en productiesystemen nodig. Dit vraagt om systeemsprongen middels het ontwikkelen en toepassen van innovatieve energiesystemen en uitgekiende bijpassende teeltstrategieën. De glastuinbouw staat daarbij voor een grote uitdaging.

Binnen het Programma Kas als Energiebron wordt aan zeven transitiepaden gewerkt, te weten:

  • zonne-energie,

  • aardwarmte,

  • biobrandstoffen,

  • teeltstrategieën,

  • licht (benutting natuurlijk licht en ontwikkeling energie efficiëntere lampen),

  • duurzame(re) elektriciteit en

  • duurzame(re) CO2.

Ook wordt gewerkt aan dwarsverbanden zoals het stimuleren van energie- en CO2netwerken (o.a. zonneterp).

Voor de periode 2009 t/m 2012 is € 147 mln. beschikbaar vanuit de overheid. Hiermee worden investeringen in innovatieve energieconcepten ondersteund via de regelingen Investeringsregeling Energiebesparing (IRE) en de Marktintroductie Energie-innovatie (MEI) en jaarlijks wordt € 5 mln. ingezet voor onderzoek, demonstratie en voorlichting. Daarnaast is € 19 mln. beschikbaar vanuit het Produktschap Tuinbouw, waarvan € 4 mln. per jaar voor onderzoek, demonstratie en voorlichting.

De bedoelde recente berichten zetten de lezer op het verkeerde been. De berichten vergelijken de milieuprestaties van glastuinbouwproducten aan de hand van de CO2-emissie. CO2-emissie is echter slechts één milieuaspect, daarnaast zijn gewasbescherming, gebruik van meststoffen en water en een duurzame inzet van arbeid belangrijk. Daarbij doet een gemiddeld beeld van de CO2-emissie geen recht aan de in gang gezette ontwikkeling van energieverduurzaming en de inspanningen van koplopers. Tot slot heeft Milieucentraal verouderde gegevens gebruikt in de vergelijking. Door de grote groei van de energie-efficiënte WKK’s in de glastuinbouw is inmiddels gemiddeld gezien de CO2-footprint van een kasproduct uit Nederland lager dan van het importproduct. Dit neemt niet weg dat de glastuinbouw in Nederland nog steeds energie-intensief is en de inspanningen van het programma Kas als Energiebron onverminderd noodzakelijk blijven voor het behoud van een concurrerende glastuinbouw.

262

Hoeveel geld is beschikbaar voor de uitvoering van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij, en welke voortgang wilt u geboekt hebben aan het eind van 2011 bij het bereiken van het einddoel? Welke indicatoren zijn hiervoor opgenomen?

Er is geen apart budget in de begroting opgenomen voor de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. De Uitvoeringsagenda is een lange termijn agenda met uitdagingen die opgepakt worden in samenwerking met een brede groep partijen. Naast het ministerie van EL&I leveren ook andere partijen (financiële) inzet. Binnen EL&I wordt de Uitvoeringsagenda benut om alle bestaande instrumenten (zoals subsidies, kennis, onderzoek, onderwijs) beter te richten op het realiseren van de geformuleerde beleidsuitdagingen. Om het proces te faciliteren worden pilotprojecten gefinancierd. De inzet van deze projecten moet nog worden bepaald met partijen uit het samenwerkingsverband. Deze zullen worden gefinancierd uit de post Pilotprojecten Intensieve Veehouderij waarvoor in 2011 een bedrag van € 1.85 mln. op de begroting staat.

263

Waar wordt de extra 11 miljoen euro bij glastuinbouw, bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen aan uitgegeven?

Er is geen sprake van extra middelen voor de glastuinbouw maar het betreft de uitfinanciering van eerder aangegane verplichtingen. De meeste middelen van deze verplichtingen worden in 2010 en 2011 gefinancierd. Het betreft projecten in het kader van Kas als Energiebron en projecten in het kader van het platform duurzame glastuinbouw.

264

Kunt u de afname van de uitgaven bij duurzame veehouderij van 27 miljoen euro in 2010 naar 15 miljoen euro in 2011 toelichten?

Voor de jaren 2009 en 2010 zijn middelen uit het aanvullend beleidsakkoord beschikbaar gesteld voor verduurzaming van de veehouderij; in de tabel zijn deze grotendeels onder het jaar 2010 weergegeven. In 2011 zijn er geen middelen beschikbaar uit het aanvullende beleidsakkoord.

265

Waarom wordt bio-based economy uitgefaseerd richting 2013?

De uitfasering van de middelen van BBE is onlosmakelijk verbonden aan de fasering van de tot nu toe ingezette instrumenten waaronder onder andere de Bioraffinagetender en SBIR tenders.

266

Waaruit is de teruggang van het budget voor biologische landbouw te verklaren en zijn er nog andere potjes voor biologische landbouw? Zo ja, welke zijn dit en hoe hoog zijn deze?

Eind 2011 loopt de huidige beleidsnota af en daarmee drie opeenvolgende beleidsperiodes met extra beleidsinzet op biologische landbouw. Ik constateer dat de biologische landbouw in de afgelopen tien jaar geprofessionaliseerd is. Ook is er mede dankzij de inzet op biologische landbouw veel beweging gekomen in de verduurzaming van de gehele land- en tuinbouw. Dit betekent dat de extra inzet op biologische landbouw afgebouwd kan worden de komende jaren en het beleidsveld aandacht krijgt in het algemene verduurzamingsbeleid van het ministerie.

267

Waarom wordt IRE uitgefaseerd?

De IRE wordt niet uitgefaseerd. In de financiële tabel is dat nog niet zichtbaar. Voor de MEI 2010 en 2011 worden Europese gelden ingezet. De hierdoor vrijvallende nationale middelen worden ingezet voor de IRE 2010 en 2011. De IRE 2012 wordt gefinancierd uit de innovatieagenda energie middelen.

268

Hoe wordt zorg gedragen voor een verdere ontwikkeling en uitrol van de bio-based economy na 2012?

Ik geef door een programmatische aanpak – in de driehoek overheid, bedrijfsleven, wetenschap en met betrokkenheid van maatschappelijke actoren – invulling aan de ontwikkeling van de bio-based economy, ook na 2012. Tevens zet ik in op een stevige rol voor de EU.

269

Hoeveel geld wordt er bezuinigd op onderzoek voor de biologische landbouw en waarom? Waar is dat in de begroting opgenomen?

Er is voor 2011 een algemene bezuiniging van 10% op het beleidsondersteunende onderzoek. Dit kortingspercentage geldt ook voor biologische landbouw. Het budget voor dit thema is hiermee gedaald van € 5,82 miljoen naar € 5.24 miljoen. Overigens vindt ook nog onderzoek ten behoeve van de biologische landbouw plaats in andere thema’s.

Het budget voor onderzoek voor de biologische landbouw is onderdeel van het onderzoeksdomein «Verduurzaming agrosector en visserij» op pagina 124 van de begroting.

270

Wat is de benutting van VAMIL, MIA en Regeling groenprojecten door de verschillende agrarische sectoren?

Zie het antwoord op vraag 89.

271

Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van combiluchtwassers in de pluimveehouderij?

De ontwikkeling van een gecombineerde luchtwasser voor de pluimveehouderij moet plaatsvinden op initiatief van het bedrijfsleven. Het rijk ondersteunt dit met onderzoek. Er worden op dit moment enkele luchtreinigingstechnieken onderzocht in de pluimveehouderij die de potentie lijken te hebben om de uitstoot van ammoniak, geur én fijn stof met minimaal 70% te kunnen terugdringen. Dit is de randvoorwaarde om als gecombineerde luchtwasser te worden aangemerkt.

272

Wat zijn de richtlijnen voor de «Beëindigings- en saneringsregeling»? Wat voor projecten vallen hier nu onder, hoeveel van de begrote uitgaven voor respectievelijk 2011, 2012 en 2013 zijn juridisch verplicht en waarom loopt het budget terug van 974 miljoen euro in 2011 tot 737 miljoen euro in 2013?

De Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de landbouw (OenS-fonds) heeft in het verleden beëindigingsvergoedingen gegeven aan boeren en tuinders die stopten met hun bedrijf. In de begroting staan de juridisch verplichte betalingen aan de ca. 216 boeren en tuinders die nog recht hebben op de overeengekomen levenslange uitkering. Het gaat om een bedrag dat afloopt van € 974 000 in 2011 naar € 737 000 in 2013. Dit heeft te maken met het kleiner worden van de groep begunstigden door overlijden.

273

Waarom zijn de uitgaven voor de komende drie jaar voor de investeringsregelingluchtwassers geraamd op 0?

Zie het antwoord op vraag 229.

274

Is in 2010 het streefpercentage bedrijven dat voldoet aan wettelijke eisen ten aanzien van dierenwelzijn van tenminste 70% gehaald en denkt u het streefpercentage van 80% in 2011 te halen? Hoe wordt dit nalevingspercentage gemeten?

Zie het antwoord op vraag 221.

275

Hoe gaat u ervoor zorgen dat in 2011 alle bedrijven die paling en meervallen doden en verwerken gebruik maken van adequate bedwelmings- en dodingsapparatuur? Hoe gaat u naleving afdwingen?

Het gebruik van het bedwelmingsapparaat in Nederland is, zoals ook aangegeven in de Nota Dierenwelzijn, vooral een private aangelegenheid. Het bedrijfsleven is zich bewust van haar eigenverantwoordelijkheid in deze. Zo wordt het bedwelmingsapparaat voor meerval, dat reeds gebruiksklaar is, gebruikt door de grootste verwerker van meerval in Nederland. Hiermee wordt 60% tot 70% van alle in Nederland verwerkte meerval op een welzijnsvriendelijke manier gedood. Voor paling werkt de stichting Duurzame palingsector Nederland (Dupan) aan een duurzaamheidslabel waarin welzijnsvriendelijke bedwelmingsmethode is inbegrepen.

Daarnaast zet ik mij , zoals mijn voorganger heeft aangegeven tijdens het VAO op 7 oktober jl., in voor Europese agendering en besluitvorming over het doden van vissen. Nederland heeft zich hiervoor ingezet bij de totstandkoming van de Verordening (EG) Nr. 1099/2009 van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. Bijgevolg is in artikel 27(1) van deze Verordening opgenomen dat de Commissie uiterlijk op 8 december 2014 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indient over de mogelijkheid om bepaalde voorschriften in te voeren inzake de bescherming van vissen bij het doden, rekening houdend met de dierenwelzijnsaspecten en de sociaaleconomische en milieugevolgen. Dit verslag gaat, indien nodig, vergezeld van wetgevingsvoorstellen tot wijziging van deze verordening, door daarin specifieke regels inzake de bescherming van vissen bij het doden in op te nemen.

Ik zal de resultaten die beschikbaar komen uit het Nederlandse onderzoek naar welzijnsvriendelijke bedwelmingsmethoden ter beschikking stellen aan de Europese Commissie. Deze resultaten kunnen een bijdrage leveren bij het tot stand komen van uniforme regels in de EU.

276

Denkt u dat een reductie van het antibioticagebruik in de gangbare vleeskuikensector, met snelgroeiende vleeskuikens, met 20% in 2011 te realiseren is? Of is dit überhaupt niet mogelijk met deze snel groeiende rassen en zijn de maatregelen die getroffen worden puur symptoombestrijding?

Zie het antwoord op vraag 139.

277

Gaat u er bij de Europese Commissie op aandringen dat vissen worden opgenomen in de Verordening voor het doden van dieren? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Het gebruik van het bedwelmingsapparaat in Nederland is, zoals ook aangegeven in de Nota Dierenwelzijn, vooral een private aangelegenheid. Het bedrijfsleven is zich bewust van haar eigenverantwoordelijkheid in deze. Zo wordt het bedwelmingsapparaat voor meerval, dat reeds gebruiksklaar is, gebruikt door de grootste verwerker van meerval in Nederland. Hiermee wordt 60% tot 70% van alle in Nederland verwerkte meerval op een welzijnsvriendelijke manier gedood. Voor paling werkt de stichting Duurzame palingsector Nederland (Dupan) aan een duurzaamheidslabel waarin welzijnsvriendelijke bedwelmingsmethode is inbegrepen.

Daarnaast zet ik mij , zoals mijn voorganger heeft aangegeven tijdens het VAO op 7 oktober jl., in voor Europese agendering en besluitvorming over het doden van vissen. Nederland heeft zich hiervoor ingezet bij de totstandkoming van de Verordening (EG) Nr. 1099/2009 van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. Bijgevolg is in artikel 27(1) van deze Verordening opgenomen dat de Commissie uiterlijk op 8 december 2014 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indient over de mogelijkheid om bepaalde voorschriften in te voeren inzake de bescherming van vissen bij het doden, rekening houdend met de dierenwelzijnsaspecten en de sociaaleconomische en milieugevolgen. Dit verslag gaat, indien nodig, vergezeld van wetgevingsvoorstellen tot wijziging van deze verordening, door daarin specifieke regels inzake de bescherming van vissen bij het doden in op te nemen.

Ik zal de resultaten die beschikbaar komen uit het Nederlandse onderzoek naar welzijnsvriendelijke bedwelmingsmethoden ter beschikking stellen aan de Europese Commissie. Deze resultaten kunnen een bijdrage leveren bij het tot stand komen van uniforme regels in de EU.

278

Blijft u bij uw voornemen om als interpretatie van de bezettingsdichtheid in het Vleeskuikenbesluit voor de berekening van het bruikbare oppervlakte voor de vleeskuikens 1,7% af te trekken van de totale oppervlakte van de stal, als zijnde de ruimte die ingenomen wordt door voerbakken en drinklijnen? Als u van dit voornemen wilt afwijken en toegeeft aan de sector, wat is daarvoor de juridische en wetenschappelijke onderbouwing?

Ik ben in gesprek met de sector over de uitwerking van het Vleeskuikenbesluit, waaronder het punt van de aftrek van 1,7% van de totale oppervlakte van de stal voor de ruimte die ingenomen wordt door voerbakken. Ik zal te zijner tijd hier een beslissing over nemen.

279

Wat zijn de resultaten van de inzet ter bevordering van structuurverbetering en milieuverbetering van de melkveehouderij? Wat is de stand van zaken per provincie en welke bijdrage leveren de provincies?

In het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) wordt door Rijk en provincies gezamenlijk ingezet op structuurverbetering van de grondgebonden landbouw, waaronder de melkveehouderij. In de Midterm Review van het ILG (juli 2010) is aangegeven dat verreweg de meeste provincies op een kwart van de realisatietaakstelling zijn; een aantal provincies heeft nog een grote taakstelling voor de boeg. Een klein aantal provincies ligt op schema, en in enkele gevallen zelfs ver daar boven. Er kunnen diverse oorzaken zijn voor de verschillen tussen provincies. Een mogelijke oorzaak ligt bijvoorbeeld in een verschil in regionale en lokale omstandigheden. Zo is in Drenthe kavelruil bijvoorbeeld zeer succesvol gebleken, terwijl dit in Flevoland lastig van de grond komt.

280

Hoeveel geld voor de bevordering van de verduurzaming van Noordzeevisserij staat gereserveerd voor de MSC-certificering? Onder welke post is dit in de begroting opgenomen?

Voor MSC certificering is voor 2011 geen geld gereserveerd op de EL&I begroting. In zowel 2009 als 2010 is in algemene zin 1 miljoen euro gereserveerd voor de ondersteuning van certificering van milieuvriendelijke visserij- of productiemethoden van vis en visserijtechieken. Hiervan werd 50 % uit het EVF gefinancierd en 50 % uit nationale middelen.

281

Hoe wordt verduurzaming in de visserij en aquacultuur ondersteund aangezien het budget in artikel 21.14 daalt?

Zie het antwoord op vraag 176.

282

Kunt u toelichten waarom er fluctuaties plaatsvinden in de tabel behorende bij beleidsartikel 21.14?

Zie het antwoord op vraag 176.

283

Kunnen de assen binnen het EVF herzien worden in het kader van de nieuwe GVB periode?

Ja, de assen binnen het EVF kunnen worden herzien in het kader van de nieuwe GVB periode. Zo is bijvoorbeeld de gebiedsgerichte activiteiten onder as 4 van het EVF een nieuw instrument ten opzichte van het FIOV.

284

De uitgaven voor de post «duurzame visserijmethodes (as 1 EVF)» worden afgebouwd, is dit project afgerond? Heeft dit project de doelstellingen behaald? Wat zijn daarvoor de indicatoren?

Zie het antwoord op vraag 176.

285

Wat is de oorzaak dat voor de post «aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (as 2 EVF)» geen uitgaven worden voorzien voor het jaar 2011, maar wel in 2012 en de volgende jaren?

In 2011 is onder as 2 EVF een openstelling gepland voor investeringen in aquacultuur (€ 1,8 mln) en een tegemoetkoming tijdelijk aalvissersverbod (€ 0,7 mln). Het nationaal budget is gereserveerd onder beleidsartikel 21.14 post «interne begrotingsreserve».

286

Waarom wordt de post «innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding» afgebouwd? Neemt het belang van deze post, en daarmee van innovatie voor de sector af, of wordt dit via een andere post weer versterkt op een andere plaats in de begroting?

De verlaging van de post «Kennisontwikkeling ten behoeve van maatschappelijke vraagstukken» in 2010 en 2011 is een gevolg van taakstellingen opgelegd in 2009. Vanwege het tijdelijk karakter van een deel van de taakstellingen loopt het budget van 2011 t/m 2013 weer iets op. Vanaf 2013 blijft het budget op ongeveer gelijk niveau.

Innovatie en kennisverspreiding is onderdeel van de begrotingspost «Ontsluiten van kennis voor bedrijfsleven en samenleving». De uitgaven in 2010 liggen op een hoger niveau vanwege incidentele uitgaven. In volgende jaren zijn de uitgaven stabiel rond 31 à 32 mln.

287

Waarom zijn er voor beleidsartikel 21.14 geen doelstellingen en gerelateerde indicatoren opgenomen in de begrotingstoelichting? Bestaan er meetbare indicatoren om de effectiviteit van het beleid te meten, bijvoorbeeld in verband met rapportageverplichtingen richting de Europese Unie?

Onder beleidsartikel 21.14 zijn in de LNV begroting de volgende indicatoren opgenomen:

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

Voorzorgsniveau Schol

205 000 ton

2005

481 823 ton

230 000 ton

Geen einddatum

ACOM

Voorzorgsniveau Tong

41 000 ton

2005

35 300 ton

35 000 ton

Geen einddatum

ACOM

Hoeveelheid alternatief gewonnen mosselzaad

2 000 ton

2006

10 000 ton

12 000 ton

2015

IMARES

288

Kunt u de criteria voor het begrip «duurzaamheid» voor de ontwikkeling van duurzame vangst van vis en bij de kweek van vis en schelpdieren nader specificeren en worden hier welzijnsaspecten toe gerekend?

Bodemberoering van het vistuig, en het energiegebruik van het vaartuig. In het visstandbeheer gaat het enerzijds om de door ICES uitgewerkte voorzorgbenadering en zijn voor de paaibestanden en visserijsterfte referentiewaarden ontwikkeld, die voldoen aan de voorzorgbenadering. Anderzijds wordt momenteel inhoud gegeven aan het beheer op basis van de Maximum Sustainable Yield zoals overeengekomen tijdens de Johannesburg Top over duurzame ontwikkeling in 2002. De bij de MSY benadering horende referentiewaarden met betrekking tot paaibestanden en visserijsterfte worden uitgewerkt.

Bij de viskweek gaat het om een range van factoren welke zijn samengebracht in de Maatlat Duurzame Aquacultuur (http://www.smk.nl/nl/s357/SMK/Programma-s/Maatlat-Duurzame-Aquacultuur/c335-Maatlat-Duurzame-Aquacultuur). Welzijnscriteria zijn hierbij inbegrepen.

289

Wanneer en op welke wijze is het thema vissenwelzijn aan de orde in het kader van subsidiëring? Bent u bereid dit onderwerp verder in het beleid door te voeren? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord bij vraag 11.

290

Met welke criteria wordt bepaald of visserij- en viskweekmethoden milieuvriendelijk zijn? Wordt hierbij het effect van het vistuig op het ecosysteem en de afvalstromen meegerekend?

Zie het antwoord op vraag 288.

291

Kunt u toelichten of er op de begroting 2011 budget gereserveerd is voor de beheerskant van een duurzame visserij en waar dit in de begroting is opgenomen?

Voor de beheersmatige kant van duurzame visserij is in de begroting 2011 onder de agentschapsbudgetten € 5 mln opgenomen voor toezicht en controle door de nVWA en € 1 mln voor uitvoering van regelingen door Dienst Regelingen.

Het beheer van een duurzame visserij is verweven in aantal speerpunten van de begroting.

292

Waarom verdubbelen de verplichtingen voor artikel 22 in 2014?

De reden van verdubbeling van de verplichtingen voor artikel 22 in 2014 wordt veroorzaakt doordat 2013 het laatste jaar is van de huidige ILG periode. De verplichtingenruimte is in de periode 2007 – 2013 naar voren gehaald waardoor in de jaren 2007 – 2009 veel verplichtingenruimte aanwezig was. In de latere jaren van deze ILG periode is er relatief weinig verplichtingenruimte beschikbaar resp € 13 mln. en € 15 mln. Het eerste jaar van de nieuwe periode (2014) geeft daarom relatief meer verplichtingenruimte (€ 33 mln.) te zien in vergelijking met 2013.

293

Welke pilots zijn door de provincies voorgesteld op het gebied van agrobiodiversiteit en duurzaam bodemgebruik in de landbouw?

Met alle provincies vindt er overleg plaats over het opstarten van pilots in het kader van het ILG. In totaal zijn er ca. 40 projecten aangemeld, waarvan er ondertussen ruim 20 in uitvoering zijn. Deze pilots hebben onderwerpen als akkerranden ten behoeve van natuurlijke plaagbeheersing, duurzaam bodembeheer, verduurzaming maisteelt en biodiversiteit. Van 5 projecten is geconcludeerd dat ze niet voldeden aan criteria. Over de overige aangemelde projecten vindt nog overleg plaats. 

294

Wat zijn de doelstellingen voor het beleid ten aanzien van ruimte voor grondgebonden landbouw? Hoe worden deze doestellingen gemeten en welke indicatoren zijn er?

Het beleid ten aanzien de grondgebonden landbouw is gericht op het versterken van de concurrentiekracht van de Nederlandse landbouwsector. Om mee te kunnen spelen op de wereldmarkt is er behoefte aan schaalvergroting zodat ondernemers meer concurrerend en efficiënter kunnen produceren. De doelstellingen worden gemeten in aantal hectares gerealiseerde structuurverbetering. Er is sprake van een structuurverbetering als de gemiddelde kavelgrootte van de grondgebonden landbouwbedrijven met minimaal 10% is vergroot. Het streven zoals geformuleerd door het vorige kabinet is om in de periode 2007–2013 143 000 hectaren structuurverbetering te bereiken.

295

Waarom loopt de Greenports-regeling per 2011 af en zijn de doelstellingen van dit programma behaald?

Ik ga er vanuit dat vraag 295 betrekking heeft op de STIDUG-regeling (opgenomen in tabel 22.12, blz 60 LNV-begroting 2011).

De STIDUG-regeling komt voort uit het Bestuurlijk Afsprakenkader Herstructurering Glastuinbouw (januari 2000) en kent een looptijd tot en met 2010. Met de STIDUG-regeling worden tien satellietlocaties glastuinbouw duurzaam ontwikkeld. De duurzame inrichting van zes locaties is in 2010 afgerond. De 4 projecten waarvoor afspraken zijn gemaakt in 2006 worden uitgevoerd binnen de kaders van de ILG-overeenkomsten. In dat kader is het restant aan rijksmiddelen in 2010 via de ILG-overeenkomsten aan de provincies ter beschikking gesteld. De projecten zullen in 2013 zijn uitgevoerd.

296

Waarom valt in 2013 een gat in de budgetreeks van de greenports financiering?

De bedoelde greenport financiering komt uit de Nota Ruimte-middelen en middelen die beschikbaar zijn gekomen door de motie-Koopmans middelen (Kamerstuknummer 31 700 XII, nr. 22). Het betreft projectfinanciering met een per project overeengekomen kasritme (verschillend in looptijd en jaarbedragen).

297

Waarom loopt de Stidug-regeling per 2011 af en zijn de doelstellingen van dit programma behaald?

De STIDUG-regeling komt voort uit het Bestuurlijk Afsprakenkader Herstructurering Glastuinbouw (januari 2000) en kent een looptijd tot en met 2010. Met de STIDUG-regeling worden tien satellietlocaties glastuinbouw duurzaam ontwikkeld. De duurzame inrichting van zes locaties is in 2010 afgerond.

De 4 projecten waarvoor afspraken zijn gemaakt in 2006 worden uitgevoerd binnen de kaders van de ILG-overeenkomsten en zullen in 2013 zijn uitgevoerd. Het restant aan rijksmiddelen is in 2010 aan de provincies ter beschikking gesteld.

298

Hoe verhoudt de, in het concept regeerakkoord genoemde bezuiniging op «leefomgeving en natuur» zich tot in de Rijksbegroting LNV 2011 genoemde posten «natuur» en «landschap en recreatie»?

De in het regeerakkoord opgenomen voorgenomen bezuinigingen en intensiveringen zullen middels een wijziging in de rijksbegroting 2011 wordt verwerkt en bij Voorjaarsnota structureel worden gemaakt.

299

Welke bezuinigingsposten van het concept regeerakkoord vallen onder de in de Rijksbegroting 2011 genoemde posten «natuur» en «landschap en recreatie»? Hoeveel bedragen daarmee de bezuinigingen in het concept regeerakkoord op de in de Rijksbegroting genoemde «natuur» en «landschap en recreatie»?

Deze worden zichtbaar bij de Nota van Wijziging op de LNV-begroting, die begin november aan de Kamer wordt aangeboden. In deze nota worden de budgettaire aanpassingen van het Regeerakkoord verwerkt.

300

Hoeveel is er gereserveerd voor het verwerven van de robuuste verbindingszones in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 en hoeveel is al verworven?

2011

2012

2013

2014

2015

€ 16 mln.

€ 17 mln.

€ 27 mln.

€ 28,7 mln.

€ 19 mln.

De regering schrapt de realisatie van de Robuuste Verbindingen. Daarom zullen deze bedragen worden aangepast met de nota van wijziging die nog voor de begrotingsbehandeling aan uw Kamer zal worden gestuurd.

301

Hoeveel kapitaal wordt er vernietigd en hoeveel inspanning gaat er verloren als het verwerven van robuuste verbindingszones wordt geschrapt?

In het regeerakkoord is opgenomen dat beschikbare middelen robuuste verbindingen (inclusief Oostvaarderswold) binnen de Ecologische Hoofdstructuur te realiseren worden geschrapt. Over de beleidsmatige en budgettaire invulling wordt uw Kamer nader geïnformeerd.

302

Hoeveel is er in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 gereserveerd voor het verwerven van het Oostvaarderswold en hoeveel geld en energie is al in dit project gestoken?

In het regeerakkoord is opgenomen dat de robuuste verbindingen (inclusief OostvaardersWold) worden geschrapt. Over de beleidsmatige en budgettaire invulling wordt uw Kamer nader geïnformeerd.

303

De beleidsindicator «soorten» is gebaseerd op een voorlopige selectie van rode lijsten/soortgroepen. Welke rode lijsten/soortgroepen maken deel uit van deze voorlopige selectie? Hoe ziet de definitieve selectie eruit en wanneer wordt deze definitief?

De selectie bestaat nu uit vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen, en dagvlinders. Verwacht wordt dat ook vaatplanten en libellen in aanmerking komen voor de selectie. Bij het vaststellen van de definitieve selectie zal worden meegewogen in welke mate de rode lijsten ook iets kunnen zeggen over de bredere toestand van de Nederlandse biodiversiteit. Daartoe gaat momenteel onderzoek van start. De resultaten daarvan worden medio 2012 verwacht.

304

Op basis van welke beleidslijn is gekozen dat in het kader van de EHS in 2011 vooral de prioriteit ligt op verwerving van gronden? Wanneer wordt de inhaalslag op inrichting vormgegeven?

Hier ligt geen beleidslijn aan ten grondslag. Het hogere bedrag voor verwerving (€ 138 mln.) in 2011 wordt veroorzaakt door het terugboeken van grondverwervingsmiddelen als gevolg van een kasschuif in 2009 in het kader van het crisispakket van het kabinet Balkende IV. Een inhaalslag op inrichting is niet aan de orde.

In het regeerakkoord is aangekondigd dat de Ecologische Hoofdstructuur wordt herijkt, onder meer door grondverlegging, strategische inzet van ruilgronden en ontstapeling van gebiedscategorieën met maximale inzet op beheer en minimaal op verwerving. Over de beleidsmatige en budgettaire invulling wordt uw Kamer later nader geïnformeerd.

305

Kunt u toelichten hoeveel hectare EHS zal worden verworven op artikel 23.11 en hoeveel daarvan juridisch verplichtend is?

Het ILG is een ontschot budget, hierdoor is niet aan te geven hoeveel hectares provincies in 2011 voor de EHS zullen verwerven. Het is aan de provincies om te bepalen wanneer zij de financiële middelen inzetten voor grondverwerving, inrichting, milieumaatregelen e.d. Uit de Midterm Review van het ILG komt naar voren dat van de 20 734 te verwerven hectares (2007–2013) in de periode 2007–2009 inmiddels 12 501 ha zijn verworven.

In het regeerakkoord is aangekondigd dat de Ecologische Hoofdstructuur wordt herijkt, onder meer door grondverlegging, strategische inzet van ruilgronden en ontstapeling van gebiedscategorieën met maximale inzet op beheer en minimaal op verwerving. Over de beleidsmatige en budgettaire invulling wordt uw Kamer later nader geïnformeerd.

306

Kunt u uiteenzetten om hoeveel hectare beheer het buiten de EHS gaat?

Het betreft hier het natuurbeheer buiten de EHS op grond van de Subsidieregeling Natuurbeheer (SN). Volgens de meest recente cijfers van Dienst Regelingen gaat het daarbij om 31 422 hectare.

307

Hoeveel en welke gebieden vallen in de categorie «zo goed als afgerond»?

Deze categorie staat niet in de begroting en is mij niet bekend.

308

Wat zijn de juridische consequenties als de EHS uitgaven voor de jaren 2011–2015 niet worden gerealiseerd? Met welke partijen heeft het Rijk bindende afspraken gemaakt aangaande deze uitgaven en wat voor schade betekent het als deze afspraken worden opengebroken?

In het regeerakkoord worden bezuinigingen aangekondigd in verband met een herijking van de Ecologische Hoofdstructuur, de beëindiging van een aantal investeringen, in het bijzonder voor robuuste verbindingszones en recreatie om de stad, en om een algemene korting op de budgetten.

In dat kader heb ik de provincies gemeld dat ik me het recht voorbehoud om nieuwe uitgaven voor robuuste verbindingszones en voor recreatie op de stad niet meer voor financiering uit het Investeringsbudget Landelijk Gebied of andere rijksmiddelen in aanmerking te brengen. Een en ander zal worden betrokken bij het overgangsregime van het wetsvoorstel waarmee vorm zal worden gegeven aan de decentralisatie van het Investeringsbudget Landelijk Gebied.

309

Klopt het dat de verhouding tussen de apparaatuitgaven voor natuur en de totale uitgaven circa 1:5 is?

Het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer (SNL) heeft per 1 januari 2010 het oude Programma Beheer (PB) vervangen. Het PB/SNL kent in 2011 een totaal budgetbeslag in programmagelden van ca € 110 mln. De verhouding tussen uitvoeringskosten en programmagelden is circa 1:5. Het stelsel PB/SNL bestaat uit een veelheid van regelingen die een looptijd hebben van 1 tot 30 jaar. Het PB/SNL is voor het overgrote deel een onderdeel van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer komt in aanmerking voor Europese cofinanciering.

De uitvoeringskosten worden beïnvloed door de tijdelijke samenloop van de stelsels PB en SNL. Daarnaast vereist Europese regelgeving in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid meerdere controles tussen grondgebonden door Europa gecofinancierde subsidies. Dit met als doel de rechtmatigheid van betalingen te waarborgen. Deze controles hebben tot hogere uitvoeringskosten geleid. De omvorming van het PB naar het SNL brengt ook extra kosten met zich mee door nodige ICT- investeringen. Bij deze investeringen gaan de kosten voor de baten uit.

310

Hoeveel fte wordt bij DLG ingezet voor het uitvoeren van de LNV-taken en hoeveel voor de uitvoering van het ILG-pakket?

65% van de DLG-inzet is bestemd voor het uitvoeren van het ILG-pakket en 15% voor de uitvoering in opdracht van het ministerie van EL&I (oud LNV). Daarnaast verricht DLG ook veel werk (20%) voor overige opdrachtgevers, waaronder Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en IPO.

Tabel: DLG inzet in 2011 uitgedrukt in uren en fte
 

uren

%

fte

ILG-pakket

750 147

0,65

560

LNV-taken (nieuw EZLI)

178 330

0,15

135

Overige opdrachten

233 000

0,20

175

Totaal

1 161 477

1,00

870

311

Kunt u een overzicht geven van de activiteiten die onder de post «overig» vallen bij de uitgaven van Dienst Regelingen en waarom verdubbelen deze kosten naar schatting met een factor 2 in de jaren tot en met 2014?

Hieronder vallen de overige in opdracht van LNV uitgevoerde (subsidie)regelingen, zoals Natura2000, projectsubsidies, Faunafonds en Nbwet. In het overzicht in de begroting zijn de budgetten voor de uitvoering door DR, meerjarig doorgetrokken. De toename van de post overig (na 2013) komt door het samenvoegen van de budgetten voor ILG Programmabeheer en overig na afloop van de 1e planperiode ILG per 2013.

312

Welke belangrijke plaats neemt de Natuurschoonwet in het kader van fiscale maatregelen in?

Zie het antwoord op vraag 82.

313

Hoe moeten de fiscale voordelen aan eigenaars van landgoederen gezien worden nu de Europese Commissie Nederland formeel heeft verzocht tot wijziging van de regeling waarbij in Nederland gelegen landgoederen gedeeltelijk of volledig van successie- of schenkingsrechten worden vrijgesteld?

Zie het antwoord op vraag 82.

314

Klopt het dat TBO’s een 100% vergoeding verwerving grond voor natuur krijgen en particulieren 80%?

Terreinbeherende organisaties (TBO» s) kunnen in aanmerking komen voor 100% vergoeding van de kosten voor verwerving van grond voor natuur. Bij vervreemding van de grond moet de vergoeding worden terugbetaald. Particulieren kunnen in aanmerking komen voor een subsidie voor de waardedaling van hun landbouwgrond, als deze wordt omgevormd tot natuurgrond. In de praktijk komt dat neer op een vergoeding van 80 à 85% van de waarde van de landbouwgrond. Het gaat hier om twee verschillende provinciale regelingen, waarbij verschillende voorwaarden gelden.

In de toekomst zullen particulieren – overeenkomstig de afspraken in het kader van de Verklaring van Linschoten – onder dezelfde voorwaarden als TBO’s voor een 100% vergoeding bij grondverwerving in aanmerking komen. Dit is ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd. Openstelling van de gewijzigde provinciale regelingen zal vervolgens uiteraard afhankelijk zijn van de beschikbare middelen.

315

Hoeveel hectare ruilgrond die momenteel beschikbaar is zou geschikt kunnen zijn voor natuurdoelen?

De ruilgrond die gekocht is met middelen voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of voor Recreatie om de Stad (RodS) is bedoeld om aangeboden te worden aan boeren die gronden hebben in de begrensde EHS. Boeren worden dan dus niet uitgekocht, maar hen wordt een alternatief geboden. Daarmee zijn de hectares ruilgrond een equivalent voor te realiseren hectares natuur in de Ecologische Hoofstructuur.

In het kader van de herijking EHS zal worden bepaald hoe deze hectares zo goed als mogelijk kunnen worden ingezet.

316

Hoever is de realisatie van de robuuste verbindingen tussen EHS-gebieden gevorderd?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de rapportage Groot project Ecologische Hoofdstructuur jaar 2009 (TK 30 825, nr 59). Hierin valt te lezen dat van de 16 303 ha er reeds 1 488 hectares zijn verworven en 194 ook zijn ingericht.

317

Kunt u uiteenzetten wat het effect van de investering van 24 miljoen euro in de verwerving en inrichting van de Westerschelde zal zijn, mits de ontpoldering niet plaatsvindt? Wordt er rekening gehouden met aanvullende verplichtingen in de komende jaren, mocht het komen tot een alternatieve invulling van de natuurdoelstelling zonder ontpoldering?

In het regeerakkoord is opgenomen dat Nederland, in overleg met Vlaanderen, een alternatief ontwikkelt voor de ontpoldering van de Hedwigepolder in Zeeuws-Vlaanderen. Het is nu te vroeg om de financiële consequenties in beeld te hebben.

318

Voor de aankopen voor de particuliere natuurbeschermingsorganisaties wordt het rijksdeel in de grondverwerving gefinancieerd door middel van jaarlijkse leningen aan de Vereniging Natuurmonumenten waarbij het Rijk de kosten van de rente en aflossing voor zijn rekening neemt. Is hier sprake van een ongelijkspeelveld ten opzichte van andere particuliere natuurbeschermingsorganisaties en particulieren?

Zie het antwoord op vraag 314.

319

Kunt u uiteenzetten waarom er van de ILG-gelden onder artikel 23.12 in 2011 maar 500 000 euro wordt besteed aan de inrichting van de EHS ten opzichte van 5 696 000 euro in 2009 en 3 281 000 euro in 2013?

De betreffende budgetreeks slaat op inrichting van de Ecologische Hoofdstructuur buiten het Investeringsbudget Landelijk Gebied en heeft met name betrekking op de het onderdeel Nadere Uitwerking Rivieren Gebied (NURG).

Het budget van € 0,5 mln. in 2011 is ontstaan uit een aanpassing van de meerjarencijfers waardoor tijdelijk minder inrichting aan de orde is in 2011 ten opzichte van 2009 en 2013. Dit is het gevolg van selectieve grondverwerving en tijdelijk minder intensieve inrichting.

320

Hoe moet de zin «SBB krijgt deze gronden ingericht om niet overgedragen» worden geïnterpreteerd? Hoe staat deze zin in verhouding met de eerdere uitspraken dat SBB geen gronden om niet heeft gekregen?

Ten behoeve van realisatie van nieuwe natuur in het kader van de Eecologische Hoofdstructuur worden gronden aangekocht en ingericht voor natuur. Deze worden om niet doorgeleverd aan de terreinbeheerders, waaronder Staatsbosbeheer.

De «eerdere uitspraken dat SBB geen gronden om niet heeft gekregen» zijn gedaan in de discussie over de erfpacht op de Waddeneilanden, waar gesteld werd dat Staatsbosbeheer de gronden op de Waddeneilanden om niet aan de gemeenten kan overdragen, omdat deze gronden ooit ook om niet van de gemeenten overgegaan zijn naar Staatsbosbeheer. Dat is echter niet het geval.

321

Waarom nemen de kosten voor de post «milieukwaliteit EHS» met bijna de helft af na 2013? Met welke indicatoren wordt het behalen van de doelstellingen van dit beleid gemeten?

De uitgaven voor de post «milieukwaliteit EHS» omvatten voor de jaren 2009 – 2013 ook de bijdragen van V&W (€ 3,6 mln.) en VROM (€ 12,2 mln.). Voor de periode na afloop van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) zijn over deze bijdragen nog geen afspraken gemaakt. Kortingen als gevolg van het regeerakkoord zullen hierop nog van toepassing zijn.

De effecten van dit beleid wordt via drie sporen gevolgd.

  • In de ILG-verantwoording rapporteren provincies over het effect van de anti-verdrogingsmaatregelen: arealen verdroogde EHS en Natura 2000 gebieden, waar de verdroging is verminderd. Ook rapporteren ze voor welke arealen natuurterrein effectgerichte en brongerichte maatregelen voor de milieukwaliteit zijn genomen.

  • Bij het nieuwe sturingssysteem voor natuurkwaliteit voor de EHS worden ook indicatoren ontwikkeld voor de kwaliteit van de milieucondities. Zie voortgangsrapportages Groot Project EHS 2008 en 2009.

  • Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteert in de Leefomgevingsbalans over de ontwikkeling van de landelijk gemiddelde milieudruk op natuurterreinen (vermesting, verzuring en stikstofdepositie).

322

Kunt op basis van de op pagina 71 genoemde proceskosten een schatting geven van de verwachte uitgaven voor vergelijkbare processen in de komende jaren, mocht er gekozen worden voor het niet ontpolderen van de Hedwigepolder?

Zie het antwoord op vraag 317.

323

Wat voor maatregelen vallen onder het kopje «milieukwaliteit EHS, Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn», om vermesting en verzuring tegen te gaan?

De maatregelen onder het kopje «milieukwaliteit EHS, Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn» zijn er op gericht de uitstoot van met name stikstof, de toevoer van te voedselrijk grond- en oppervlaktewater en de te hoge onttrekking van grondwater tegen te gaan (brongericht). Andere maatregelen zijn meer gericht op het beperken van het effect op de biodiversiteit van de voortdurende ongunstige water- en milieucondities (effectgericht). De keuze uit te nemen maatregelen wordt lokaal bepaald onder regie van de provincies. Deze aanpak zal voor de betreffende Natura 2000 gebieden – waar van toepassing – worden versterkt door de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

324

Kunt u een overzicht geven van de huidige stand van zaken met betrekking tot het Oostvaarderswold en hoeveel hier reeds in geïnvesteerd is?

Zie het antwoord op vraag 302.

325

Wat voor natuur wordt er ontwikkeld met de gelden in het kader van het Project Mainport Rotterdam en hoeveel draagt het havenbedrijf hier zelf aan bij?

In het kader van de dubbeldoelstelling van Project Mainport Rotterdam (PMR) wordt als deelproject 750 hectare nieuw openbaar toegankelijk natuur- en recreatiegebied voor de Rotterdamse regio gerealiseerd. Dit groenprogramma kent drie onderdelen. Ten noorden van Roterdam liggen de Schiezone (50 hectare) en de Vlinderstrik (100 hectare). Deze gebieden worden openbaar toegankelijk en het bestaande landschap wordt versterkt met bloemrijk grasland, riet en open water en bosschages. Ten zuiden van Rotterdam wordt het landschapspark het Buijtenland van Rhoon (600 hectare) aangelegd. Dit park zal bestaan uit drie delen: recreatiegebied met bos en weide, een zone met natuurakkers en een zone met een krekenlandschap.

Het havenbedrijf draagt financieel niet bij aan dit deelproject. Het Havenbedrijf ontwikkelt voor eigen rekening en risico de landaanwinning (kosten bijna € 3 mld.) en ontvangt daarvoor een rijksbijdrage van € 726 mln.

326

Kunt u een overzicht geven van de activiteiten die vallen onder de post «overig beheer» en kunt u toelichten waarom deze vanaf 2011 vrijwel stopgezet worden?

De post overig beheer is uitgesplitst in de volgende onderdelen:

  • Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) Ganzen. Beschikbaar in 2011 € 1,25 mln.

  • Overig beheer. Hieruit werden de amendementen Weidevogels (Kamerstuknummer 30 800, XIV, nr. 30) en Riettelers (Kamerstuknummer 31 700 XIV, nr. 55) gefinancierd. Deze post staat per 2011 op nul

  • Kroondomeinen. Beschikbaar voor 2011 € 433 000.

  • Beheer rivier Natuur. Benodigd en beschikbaar voor 2011 € 0.

De belangrijkste verklaring van de ogenschijnlijke daling van het budget in 2011 is dat het benodigde budget voor de SAN-ganzen in 2010 additioneel is toegevoegd. Daarnaast wordt de daling van het budget in 2011 verklaard door de uitfinanciering van de amendementen Weidevogels en Riettelers die in 2010 aflopen.

327

Hoeveel geld is beschikbaar voor agrarisch natuurbeheer en waar is dit in de begroting opgenomen?

Het agrarisch natuurbeheer maakt in de LNV-begroting onderdeel uit van de begrotingspost 23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur, onderdeel Programma Beheer (sinds 1 januari 2010 overgegaan in het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer).

328

Wordt de uitvoering en effectiviteit van agrarisch natuurbeheer gecontroleerd en gemonitord? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

De uitvoering en effectiviteit van het agrarisch natuurbeheer zijn een onderdeel van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer. De provincies zijn hiervoor stelselverantwoordelijk. Binnen de kaders die voortvloeien uit Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, zijn de provincies verantwoordelijk voor de nadere invulling van controles op uitvoering door begunstigden, en monitoring van effectiviteit van het agrarisch natuurbeheer.

329

Op basis van welke afspraken ontvangen boeren onder de titel «boeren voor natuur» in bepaalde gebieden een vergoeding en waarom daalt het budget in 2011?

De afspraken hierover zijn door mijn voorganger vastgelegd in een brief die de Colleges van GS Zuid-Holland en Overijssel hierover op 26 oktober 2006 hebben ontvangen. De vergoeding voor natuur overig neemt na 2010 af omdat dan de eerste termijn van vijf jaar voor de financiering van de projecten voor de gebieden van Polder van Biesland, Twickel, Ooijpolder Groesbeek en Groene Woud in 2010 afloopt. De afspraken over Boeren voor Natuur worden meegenomen in de decentralisatieafspraken met de provincies.

330

Hoeveel draagt u bij aan herstel en beheer van het erfgoed historische buitenplaatsen? Wat is het totale beschikbare budget voor het behoud en herstel van historische buitenplaatsen?

Het ministerie van EL&I draagt vanaf 2011 per jaar 1,3 mln. bij aan de regeling Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM) van het ministerie van OCW voor het beheer van historische parken en tuinen van rijksmonumenten. Daarnaast is in 2011 en 2012 0,7 mln. gereserveerd voor de uitfasering van de regeling Herstel Historische Buitenplaatsen, voor de doorstart van de Stichting Historische Buitenplaatsen in de vorm van twee nieuwe organisaties, namelijk een kenniscentrum en een groene monumentenwacht. Deze twee nieuwe organisaties ontvangen een startbijdrage en kunnen vervolgens zelfstandig functioneren.

Het totale beschikbare budget op de begroting van OCW voor de BRIM is € 67,2 mln.

331

Kan een uitsplitsing worden gegeven van de post «overig beheer»? Waarom daalt het budget in 2011 en verder?

Zie het antwoord op vraag 326.

332

Gedeputeerde Staten Overijssel heeft besloten middelen voor aankoop van nieuwe natuur met onmiddellijke ingang op te schorten gezien het nieuwe regeerakkoord. Wordt het GS-voorschot 2011 terug vergoed en hoe gaat het met SBB en nieuwe SNL-aanvragen vanaf 2012?

In het regeerakkoord worden bezuinigingen aangekondigd in verband met een herijking van de Ecologische Hoofdstructuur, de beëindiging van een aantal investeringen, in het bijzonder voor robuuste verbindingszones en recreatie om de stad, en om een algemene korting op de budgetten.

In dat kader heb ik de provincies gemeld dat ik me het recht voorbehoud om nieuwe uitgaven voor robuuste verbindingszones en voor recreatie op de stad niet meer voor financiering uit het Investeringsbudget Landelijk Gebied of andere rijksmiddelen in aanmerking te brengen. Een en ander zal worden betrokken bij het overgangsregime van het wetsvoorstel waarmee vorm zal worden gegeven aan de decentralisatie van het Investeringsbudget Landelijk Gebied.

333

Waar is de uitwerking van het gedachtegoed uit de TEEB studie te vinden en aan welke modellen en studies werkt Nederland?

Het gedachtegoed van de TEEB-rapporten (The Economics of Ecosystems & Biodiversity) zal door de internationale gemeenschap besproken worden tijdens de 10e «Conference of Parties van de Convention on Biological Diversity« (Nagoya, Japan 18 – 29 oktober 2010). De Nederlandse delegatie zal hierin actief participeren onder andere met een aantal presentaties.

Internationaal zal het gedachtegoed van TEEB naar verwachting uitgebreid aan de orde komen in het VN «Intergovernmental Panel on Biodiversity and Ecosystem Services»(IPBES). Het kabinet is voorstander van de instelling van dit panel, teneinde meer aandacht en kennis te genereren voor en over biodiversiteit en inzicht in de onderlinge afhankelijkheid van landen.

Met onder andere het Planbureau voor de Leefomgeving wordt momenteel overlegd om een vervolg te geven aan de PBL-rapporten «Rethinking Global Biodiversity Strategies» en «Breaking Boundaries for Biodiversity». Hierbij zal de Taskforce Biodiversiteit, onder leiding van Hans Alders, nauw worden betrokken. Ook worden een ex-ante evaluatie van het Europese Biodiversiteitsstrategie en een «TEEB voor Nederland» voorbereid.

334

Kunt u nader overzicht geven van de activiteiten die vallen onder de post «overige nationale bijdragen» en kunt u toelichten waarom deze uitgaven zo sterk afnemen vanaf 2011?

Hier vallen onder andere onder de financiering van natuurmeetnetten, het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling (LDO), de bijdrage aan de Milieu Effect Rapportage en uitgaven voor de Regeling Draagvlak Natuur. De afname wordt veroorzaakt door het uitfaseren van de Regeling Draagvlak Natuur en het programma LDO.

335

Zijn de uitgaven tussen 2010 en 2013 in het kader van het ILG juridisch verplicht en wat zijn de consequenties als u deze afspraken eenzijdig wijzigt?

Zie het antwoord op vraag 308.

336

Waarom zijn er minder uitgaven geraamd voor het Faunafonds vanaf 2010? Op welke informatie baseert u deze verlaging en hoe verhoudt het niveau van uitgaven zich tot de vorig jaar uitgekeerde schadevergoedingen door het fonds? Kunt u uiteenzetten of en zo ja, hoe de op pagina 76 genoemde evaluatie ten grondslag ligt aan de wijziging in middelen van het Faunafonds?

De jaarlijks in de begroting opgenomen bedragen voor de taken het Faunafonds vertonen een geringe neerwaartse daling, 2009: € 8,2 mln., 2010: € 7,9 mln., 2011: € 7,9 mln. De werkelijke uitgaven van het Faunafonds fluctueren jaarlijks omdat de hoogte van de schade wordt ondermeer beïnvloed door onvoorspelbare factoren als verschillen in gewasprijzen en weersinvloeden.

De uitgaven bedroegen in 2009: € 11,8 mln., in 2008: € 16,2 mln. en in 2007 € 10,2 mln. Bij najaarsnota worden de uitgaven bijgesteld. Het ex-ante onderzoek ganzenregeling en Faunafonds is hierop niet van invloed. De bijdragen voor onderzoek en alternatieven voor afschot worden geheel gefinancierd uit de inkomsten van de jachtakten. Het aantal jachtakten wijzigt nauwelijks. Daarom zijn deze inkomsten jaarlijks nagenoeg gelijk.

337

Mag het Faunafonds haar budget naar eigen inzicht gebruiken of zijn hier criteria aan verbonden?

Voor de tegemoetkomingen in schade door inheemse beschermde diersoorten is sprake van een openeindefinanciering en voor de overige begrotingsposten is het Bestuur van het Faunafonds gehouden aan de door mij en de colleges van Gedeputeerde Staten goedgekeurde begroting.

In het regeerakkoord is opgenomen dat het Faunafonds wordt gedecentraliseerd naar provincies met een korting op het budget van 25%. Over de beleidsmatige en budgettaire invulling wordt uw Kamer nader geïnformeerd.

338

Wordt, gelet op de motie van der Ham c.s. (Kamerstuk 31 536, nr. 6), gebruik gemaakt van case-studies en interviews bij het onderzoek van het PBL naar de effecten van de natuurbeschermingswetgeving op de te beschermen natuurwaarden?

Aan het PBL is de opdracht gegeven onderzoek te doen naar de ecologische effectiviteit van de natuurwetgeving. Uiteraard zal daarbij van alle beschikbare informatie gebruik gemaakt worden.

339

Is, gelet op de motie van der Ham (Kamerstuk 31 536, nr. 6), gebruik gemaakt van case-studies en interviews bij het IBO natuur (Kamerstuk 31 588 nr. 3)?

Ja.

340

Hoeveel hectare zijn er voor de robuuste verbindingen nog te verwerven? Wat zijn de totale uitgaven die nog moeten worden gedaan, inclusief het Oostvaarderswold? Welke uitgaven zijn hiervan juridisch verplichtend?

Het aantal hectares dat nog zou moeten worden verworven om alle robuuste verbindingen te realiseren is 14 815. Dit is exclusief de gronden die via beheer bij particulieren of agrariërs delen van zones realiseren.

In het regeerakkoord is opgenomen dat beschikbare middelen robuuste verbindingen binnen de Ecologische Hoofdstructuur te realiseren worden geschrapt. Over de beleidsmatige en budgettaire invulling wordt uw Kamer nader geïnformeerd.

341

Kunt u het volledige besluitvormingsproces voor het Oostvaarderswold gedetailleerd weergeven? Hoe zijn andere ministeries hierbij betrokken?

Op achtereenvolgens 17 mei 2005 en 17 januari 2006 hebben de Tweede en de Eerste Kamer de Nota Ruimte goedgekeurd waarin in Zuidelijk Flevoland een robuuste verbinding is opgenomen tussen de Oostvaardersplassen via Horsterwold en de Veluwe naar Duitsland.De voormalige minister van LNV besluit om het op 22 juni 2006 op advies van de Tweede Kamer uitgekomen advies van de International Committee on the Management of the Oostvaardersplassen (ICMO) over beheer van grote grazers in de Oostvaardersplassen, zo snel mogelijk realiseren van de robuuste verbinding en naast edelherten ook openstellen voor konikpaarden en heckrunderen, over te nemen (Kamerstuknummer 30 300 XIV, nr. 96).

Op 10 september 2008 bevestigt de voormalige minister van LNV de provincie Flevoland per brief de omvang, 1 125 hectares, die de robuuste verbinding binnen het OostvaardersWold dient te krijgen. Tevens wordt aanpassing van de realisatiedatum van 2018 naar 2014 bevestigd, conform correspondentie met de TK (Kamervragen 1 augustus 2008 over voorbereidingsbesluit t.a.v. OostvaardersWold, antwoord op vraag 4).

Provinciale Staten van Flevoland hebben op 8 oktober 2009 de structuurvisie OostvaardersWold vastgesteld. In de structuurvisie is op hoofdlijnen een gebiedsontwerp opgenomen voor het Kotterbos, de groenblauwe zone OostvaardersWold en een deel van het Horsterwold.

342

Waar wordt de 173 miljoen euro aan uitgaven voor 2011 voor Groen en de stad exact aan besteed? Welke uitgaven zijn hiervan juridisch verplichtend?

Deze gelden zijn bedoeld voor het verwerven en inrichten van recreatiegebieden (bos, strand aan een meer etc.), de aanleg van recreatieve verbindingen (wandel -en fietspaden), het oplossen van knelpunten hierin (een brug over een weg) en de aanleg van recreatieve voorzieningen (visplek, uitkijktoren, picknickplaats etc.).

De toename van middelen heeft betrekking op een kasschuif op het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Het ILG is zowel in 2009 als 2010 met € 100 mln. per jaar verlaagd en in 2011 verhoogd met € 200 mln. Deze kasschuif is voor circa 2/3 deel verwerkt op RODS. Het Kabinet heeft daartoe in het aanvullend Beleidsakkoord besloten. Er is dus geen toename in middelen.

In het kader van het regeerakkoord is een bezuiniging voorzien op dit budget van 40 mln.

343

Wat verstaat u onder een «vergelijkbaar voorzieningenniveau» op het platteland en wat zijn hiervoor de meetbare indicatoren?

Onder vergelijkbaar voorzieningenniveau versta ik dat het niveau van basisvoorzieningen in plattelandsgemeenten vergelijkbaar is met dat in steden. Het gaat hierbij om huisartsenpraktijken, ziekenhuizen, basisscholen, voortgezet onderwijs, TNTPost-vestigingen en winkels met dagelijks aanbod.

344

Kunt u een voorbeeld noemen van een voorziening die niet valt onder het doel «voorzieningenniveau platteland»?

De (Monitor) Agenda Vitaal Platteland richt zich op basisvoorzieningen. Bij voorzieningen die niet in aanmerking komen kunt u denken aan bijvoorbeeld een bioscoop of een theater.

345

Kunt een overzicht geven van de activiteiten die met de toename in middelen voor groen in en rondom de stad in 2011 worden gefinancierd?

Zie het antwoord op vraag 342.

346

Hoeveel individuele, unieke bezoekers heeft het netwerk GUUS per jaar?

Over een periode van 2 jaar zijn er circa 24 000 unieke bezoekers geweest die Guus.net hebben bezocht.

347

Hoeveel meldingen met betrekking tot onveilig voedsel heeft de VWA in de afgelopen jaren behandeld en wat is de prognose voor de komende jaren?

Het totaal aantal klachten en meldingen dat door de VWA in de afgelopen jaren is behandeld bedroeg in 2007: 4099; in 2008: 3920; in 2009: 3690; en van januari t/m juni 2010: 1721.

Het aantal klachten en meldingen door consumenten daalde de afgelopen jaren licht, maar blijft nu naar verwachting constant.

Het aantal klachten en meldingen door bedrijven en (buitenlandse) autoriteiten blijft eveneens redelijk constant.

348

Wanneer wordt uw visie op plantaardige eiwitten, zoals toegezegd in het AO Duurzaam Voedsel, naar de Kamer gestuurd? Welke budget is beschikbaar voor de uitvoering ervan en waar is dat in de begroting opgenomen?

Mijn ambtsvoorganger werkte niet aan een visie plantaardige eiwitten. Zoals aan uw Kamer is aangegeven in de brief van 11 mei 2010 (TK 32 123 XIV, nr. 202) wordt momenteel gewerkt aan een visie duurzame plantaardige ketens. Ik zal bezien op welke wijze hieraan vervolg wordt gegeven.

349

Kunt u uiteenzetten welke prestaties u in 2011 zal realiseren, vertaald in de verkoop van duurzame producten en andere zichtbare effecten als gevolg van het beleid gericht op het vergroten van de kennis over de productie van voedsel bij burgers en kunt u hierbij uiteenzetten welke financiële investeringen daarmee zijn gemoeid en op welke wijze deze kennisvergroting wordt ingericht? Waar is dit opgenomen in de begroting?

Zie het antwoord op vraag 108.

350

Kunt u toelichten of er ook aandacht zal worden gegeven aan de negatieve aspecten van de productie van vlees en de veehouderij met betrekking tot dierenwelzijn, klimaat en milieuproblemen? Zo ja, waaruit blijkt dat en welke budgetten worden voor deze specifieke kennis vrijgemaakt en waar is dit opgenomen in de begroting?

Zie het antwoord op vraag 242.

351

Kunt u toelichten of u bij het bevorderen van het kwalitatief hoogwaardige voedselaanbod en consumptiepatroon ook de meest dieronvriendelijke producten zal aanpakken en of u bereid bent bijvoorbeeld een dierenwelzijnsbodem in de markt te leggen en deze geleidelijk verder op te trekken?

Bij het bevorderen van diervriendelijke producten gaat het erom te stimuleren dat producten voldoen aan hogere standaarden dan de wettelijke eisen voor dierenwelzijn. De basis wordt bepaald door de nationale en Europese wettelijke eisen voor dierenwelzijn. Door een ambitieuze Europese inzet bij de totstandkoming en herziening van Europese welzijnswetgeving zal deze bodem in de markt geleidelijk verder worden opgetrokken. Daarnaast wordt het produceren van diervriendelijker producten door het Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten gestimuleerd. Er is een ambitie van 15% groei per jaar afgesproken, en die groei is voor 2009 ruimschoots gehaald (89%).

352

Hoeveel geld is er beschikbaar voor de uitvoering van de Nota duurzaam voedsel en de Nota duurzame voedselsystemen? Kunt u de geplande uitgaven in het kader van deze nota’s verder specificeren en toelichten welke afrekenbare doelen hierbij zijn gesteld voor 2011?

Zie het antwoord op vraag 108.

353

Is er geld beschikbaar voor promotiecampagnes voor vlees, zuivel en eieren? Zo ja hoeveel, en waarom? Waar is dit in de begroting opgenomen?

In het kader van het Convenant Marktontwikkeling verduurzaming dierlijke producten worden promotiecampagnes over de keuze voor diervriendelijke producten (met een Beter Leven kenmerk van de Dierenbescherming) ondersteund. Promotiecampagnes kunnen ook worden ingediend in het kader van Europese regelingen. (Zie ook het antwoord op vraag 354).

354

Is er geld beschikbaar voor promotiecampagnes voor vleesvervangers en biologische producten? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet? Waar is dit in de begroting opgenomen?

Zie het antwoord op vraag 242.

355

Kunt u toelichten of u bij de bewustwording van consumenten ook aandacht zult besteden aan de negatieve milieu- en gezondheidsaspecten van het eten van vlees en dierlijke eiwitten? Zo ja, op welke wijze gaat u deze aspecten van vlees onder de aandacht brengen, welke budgetten heeft u hiervoor gereserveerd en welke afrekenbare doelen heeft u hiervoor geformuleerd?

Zie het antwoord op vraag 242.

356

Welk budget is in totaal beschikbaar voor de transitie naar een duurzamer, plantaardiger consumptiepatroon en waar is dat in de begroting opgenomen?

Zie het antwoord op vraag 108.

357

Welk budget is beschikbaar voor het tegengaan van voedselverspilling en waar is dat in de begroting opgenomen?

Zie het antwoord op vraag 108.

358

Waarom bent u van mening dat de markt zelf verantwoordelijkheid kan dragen voor verduurzaming van productie en handel? Welke onderzoeken of duidelijke praktijkvoorbeelden steunen u in deze aanname? Hoe verhoudt zich dat tot het steeds maar goedkoper worden van onduurzaam voedsel en de blijvende meerprijs van duurzaam voedsel, waardoor in de praktijk van verduurzaming op het gebied van voedsel nog geen sprake is?

Verduurzaming van productie en handel kan alleen door het bedrijfsleven zelf gerealiseerd worden. De rol van de overheid hierbij is faciliteren en stimuleren. Dat deze aanpak een juiste is, blijkt uit een grote verduurzamingsbeweging in het bedrijfsleven. Diverse praktijkvoorbeelden tonen dit aan. Voor een overzicht van duurzame initatieven in de handel verwijs ik naar www.duurzamehandel.com, de website van Initiatief Duurzame Handel (IDH). In de productie van voedsel worden ook grote stappen gezet. Dit varieert van de verduurzaming van de veehouderij tot verduurzaming van productieprocessen in de levensmiddelenindustrie. Tot slot laat ook het eind van de keten zien werk te maken van verduurzaming. Met steun van het Platform Verduurzaming Voedsel en de projectgroep verduurzaming dierlijke ketens werken supermarkten aan verduurzaming van het vlees- en AGF-aanbod. Ik herken mij niet in de stelling dat er geen sprake is van verduurzaming van voedsel.

359

Welke concrete plannen heeft u om de transportkilometers van ons voedsel terug te brengen en hoeveel geld is daarvoor beschikbaar?

Zie het antwoord op vraag 254.

360

Op welke wijze is de bezuiniging op artikel 25.11 «bevorderen van een kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon» ingevuld? Welke consequenties heeft deze bezuiniging op het beleid?

De bezuiniging is ingevoerd door het per 1 januari 2010 afschaffen van de subsidie op de tarieven voor het ophalen van kadavers door destructiebedrijf Rendac. De veehouders betalen vanaf die datum het tarief dat gebaseerd is op de werkelijke kosten. Het bedrag van € 2,6 mln. voor Destructie 2010 heeft betrekking op de uitfinanciering van de slotbetaling van de in 2009 door Rendac opgehaalde kadavers. Vanaf 2011 komt deze uitgavenpost niet meer voor. Deze bezuiniging heeft geen gevolgen op het beleid t.a.v. omgaan met destructie materialen.

361

Kunt u toelichten hoeveel budget de nVWA in 2011 minder krijgt en in hoeverre dit gedekt zal worden door inverdieneffecten als gevolg van de fusie van de VWA, AID en PD en hoeveel er daadwerkelijk bezuinigd wordt op toezicht en controle?

Het budget van de nVWA daalt in 2011 met circa 17 miljoen euro t.o.v. 2010. Met de fusie ontstaat er een vernieuwing van het toezicht met als doel «meer effect en minder last». Er is nu één nieuwe Handhavingsvisie ontwikkeld (compliance) gebaseerd op risico’s en kennisgedreven. De methode van programmatisch handhaven wordt hierbij gehanteerd. De fusie leidt tot een efficiëntere organisatie ondermeer door efficiencywinst in de ondersteunende processen (bedrijfsvoering, huisvesting, ICT, staf). De krimp in bedrijfsvoering en overhead zal daardoor groter zijn dan in de inspectiecapaciteit.

362

Kunt u garanderen dat de bezuinigingen op de nVWA niet ten koste gaan van de zogenaamde vliegende teams voor toezicht en controle op veetransporten en slachterijen? Wat was de capaciteit in mensuren hiervoor bij de VWA in 2009 en 2010 en wat is de geplande capaciteit in 2011?

De inzet van vliegende brigades voor toezicht en controles op veetransporten en slachthuizen blijft in 2011 in stand en zal in afweging én samenhang met de andere methodes van toezicht worden gebruikt om de naleving van regels op dit terrein te bevorderen.

De capaciteit in 2009 en 2010 bedroeg 16 fte’s.

363

Wat is de capaciteit in mensuren van de gehele VWA en hoeveel hiervan zit bij de uitvoerders in respectievelijk 2009, 2010 en gepland voor 2011?

De ontwikkeling van de capaciteit van de nVWA loopt van 2 678 fte als totaal van de drie fuserende diensten in 2008 naar 2 147 fte voor de gefuseerde organisatie op 1 januari in 2012. Het aantal uitvoerders daarvan is in 2008 circa 2 130 en in 2012 circa 1740.

364

Kunt u uiteenzetten hoeveel controles sinds oktober 2008 tot oktober 2010 op veetransporten zijn uitgevoerd, hoeveel overtredingen daarbij zijn geconstateerd, wat het karakter van de overtredingen was (zoals papieren niet in orde, overbelading, geen of onvoldoende water/voer aan boord, etc.) en kunt u toelichten hoeveel en welke bestuurlijke maatregelen, respectievelijk waarschuwingen, respectievelijk strafrechtelijke straffen er zijn opgelegd, dan wel hoeveel procedures er nog lopen tegen transporteurs?

In de brief van mijn voorganger van 30 juni 2010 (TK 2009–2010 Kamerstuknummer 26 991, nr. 279) heb ik u geïnformeerd over het aantal controles, de mate van naleving en de aard van de overtredingen bij diertransporten in 2009, alsmede over het aantal genomen maatregelen door de nVWA. De cijfers over 2010 zal ik in de loop van 2011 bekend maken.Daarin heb ik ook aangegeven dat deze cijfers jaarlijks in het jaarverslag worden opgenomen.

365

Hoe staat het met het opstellen van heldere instructies met duidelijke checklisten voor de nVWA-dierenartsen en practionairs? Waar staan deze openbaar op internet of zijn ze alleen beschikbaar voor de nVWA en wanneer worden ze dan openbaar?

De werkinstructies voor nVWA-dierenartsen en practitioners staan op het intranet van de nVWA. De werkinstructies die openbaar zijn, zijn te vinden op de website van de nVWA. Dit geldt ook voor de instructies rond de keuring van slachtdieren.

366

Hoe staat het met het tegengaan van onvolledig rapporteren en het niet opstellen van dierenartsverklaringen in situaties waarin dit wel zou moeten? Hoeveel dierenartsverklaringen zijn er in 2008, 2009 en de eerste helft van 2010 opgesteld, waar hadden deze betrekking op, wat voor acties zijn genomen en wat zijn de resultaten in termen van waarschuwingen, dan wel bestuurlijke of strafrechtelijke maatregelen?

De nVWA heeft in de afgelopen jaren de dierenartsen gestimuleerd de diergeneeskundige verklaringen volledig in te vullen en op te sturen. In 2008 heeft dat geresulteerd in 124 verklaringen op het gebied van dierenwelzijn bij diertransporten; in 2009 178; en in de eerste helft van 2010 : 98. De maatregelen die hieruit voortvloeiden heeft mijn voorganger u – voor wat betreft 2009 – meegedeeld in haar brief van 30 juni 2010 (TK 2009–2010 Kamerstuknummer 26 991, nr. 279).

367

Krijgen de nVWA-dierenartsen en practionairs nu feedback op meldingen en onregelmatigheden? Hebben practionairs nu ook toegang tot het intranet van de nVWA met alle complete instructies en informatie? Zo nee, waarom nog niet en wanneer gaat dit wel gebeuren?

Dierenartsen krijgen feed-back op hun diergeneeskundige verklaringen. Bestuursrechtelijke maatregelen die worden genomen, worden bekend gemaakt aan de betreffende dierenartsen. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen nVWA-dierenartsen en practitioners.

Sinds juli 2008 heeft ook iedere practitioner toegang tot het intranet van de VWA.

368

Hoe vaak wordt een nVWA-dierenarts of practionair geaudit en hoe vaak wisselt hij/zij van werklocatie, om onder andere gewenning aan misstanden of oneigenlijke druk te voorkomen?

Teneinde de kwaliteit én uniformiteit van de werkuitvoering verder te verbeteren is binnen de nVWA een groep senior-toezichthoudend dierenartsen opgeleid en ingezet om zowel collega-dierenartsen als practitioners te ondersteunen en te begeleiden. Er is geen landelijk systeem van (verplichte) wisseling van werklocatie, wel wordt hier situationeel naar gekeken en gehandeld.

369

Hoeveel dierenartsen werken er nu bij de nVWA, hoeveel vacatures zijn er en hoe staat het met de invulling van die vacatures?

Per 1 juli 2010 heeft de nVWA 180 fte’s toezichthoudende dierenartsen in dienst. Er resteren nog enkele vacatures, waarvoor werving plaatsvindt.

Daarnaast maakt de nVWA gebruik van zo’n 200 practitioners. Deze kunnen in deeltijd door de nVWA worden ingezet.

370

Zijn er nu duidelijke instructies voor het welzijn bij het ter slachting aanbieden van «einde loopbaan fokrunderen en fokvarkens» en waar staan deze openbaar op internet, ofzijn ze alleen beschikbaar voor de nVWA en wanneer worden ze dan openbaar?

Zie het antwoord op vraag 365.

371

Is er nu sluitend toezicht dat er geen export van wrak vee van exportverzamelplaatsen plaatsvindt? Hoe vaak is hiervoor in de afgelopen twee jaar een dierenartsverklaring opgesteld en hoe vaak heeft dit geleid tot bestuurlijke maatregelen en/of een strafrechtelijk onderzoek?

Het vervoeren van wrak vee is niet toegestaan. Veehouder, transporteur en de beheerder van de exportverzamelplaats zijn hiervoor verantwoordelijk. De nVWA ziet toe op de juiste naleving van de wet- en regelgeving. De kwaliteit van de nVWA-dierenarts wordt geborgd via cursussen en intervisie, via overleg met de landelijke experts en via de inzet van senior dierenartsen bij risicobedrijven.

Het aantal diergeneeskundige verklaringen is in totaliteit geteld en is terug te vinden bij vraag 366

372

Wanneer worden de gegevens omtrent overtredingen in het veetransport openbaar en welke gegevens worden hierbij openbaar gemaakt?

Jaarlijks maak ik het aantal geconstateerde overtredingen door de nVWA bekend. De overtredingen in 2009 zijn u gemeld in de brief van mijn ambtsvoorganger van 30 juni 2010 (TK 2009–2010Kamerstuknummer 26 991, nr. 279).

373

Hoe verhoudt het antibioticumverbruik in Nederland zich tot andere EU-lidstaten? Hoe zijn worden deze verhoudingen wanneer de doelstellingen voor 2011 en 2013 gehaald worden?

Gebaseerd op de beschikbare bronnen is het antibioticumgebruik in Nederland hoger dan bij andere betrokken EU-landen. Hierbij dient echter de kanttekening te worden gemaakt dat door wezenlijke verschillen in de gehanteerde methoden de resultaten niet goed vergelijkbaar zijn.

Bij het behalen van de doelstelling van een halvering van het antibioticumgebruik in 2013 zou Nederland van een grootverbruiker tot de middenmoot van Europa gaan behoren.

374

Welk budget is beschikbaar voor de afgesproken reductie van antibiotica in de veehouderij? Op welke wijze wordt dit budget verdeeld en waar is dit in de begroting opgenomen?

Op basis van mijn beoordeling van de sectorplannen van de Taskforce Antibioticumresistentie Dierhouderij die ik binnenkort verwacht, zal ik aangeven op welke wijze ik deze, al dan niet financieel, zal ondersteunen. Voor 2011 heb ik € 2,451 mln. gereserveerd voor de uitvoering van beleidsverkenningen en kennis- en innovatieprojecten op het gebied van antibioticaresistentie. Hiervan is € 0,850 mln. opgenomen in begrotingsartikel 25.11 Voedselkwaliteit (241000) en € 1,601 mln. in begrotingsartikel 26 Kennis en Innovatie. Hiermee worden verschillende kennisprojecten gefinancierd die zijn gericht op vermindering van antibioticagebruik en onderzoek en innovatie ten behoeve van de ontwikkeling van alternatieven voor antibiotica.

Daarnaast is er binnen de instrumenten ten behoeve van de verduurzaming van de veehouderij ruimte voor verbetering van diergezondheid en dierziektepreventie, wat de vermindering van het gebruik van antibiotica eveneens ten goede komt.

375

Welk budget is er beschikbaar voor het verduurzamen van productie en aanbod? Waar is dit in de begroting opgenomen en welke afrekenbare doelen zijn hierbij gesteld voor 2011?

Zie het antwoord op vraag 108.

376

Wat is het bedrag dat uitgegeven wordt aan «voedselinitiatieven» en «smaaklessen» onder het onderdeel «consument, transparantie en ketenomkering»?

Zie het antwoord op vraag 108.

377

Wat is de stand van zaken wat betreft het onderzoek naar nieuwe vormen van eiwitproductie?

Zie het antwoord op vraag 242.

378

In hoeverre wordt de consument gestimuleerd over te stappen op duurzame alternatieven voor dierlijke eiwitten en wat is hierbij uw rol?

Zie het antwoord op vraag 242.

379

Welk budget is beschikbaar voor de subsidieregeling Maatschappelijke initiatieven?

Bij het wetgevingsoverleg Natuur op 16 november 2009 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd te willen bekijken of LNV regelingen voor maatschappelijke initiatieven in elkaar kunnen worden geschoven om synergie te behalen. Naar aanleiding hiervan is dit jaar een pilot gestart met de uitbreiding van de Regeling Draagvlak Natuur naar Duurzaam Voedsel. De ervaringen die met deze pilot worden opgedaan worden gebruikt bij de ontwikkeling van een brede regeling voor maatschappelijke initiatieven. Op dit moment is nog geen definitieve keuze gemaakt ten aanzien van het doel en de reikwijdte van de regeling en daarmee het budget. Een keuze hierin is voorzien begin 2011 na de evaluatie van de pilot.

380

Hoeveel geld ontvangt het Voedingscentrum in 2011?

Zie het antwoord op vraag 108.

381

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de EU-schoolfruitregeling?

De regeling wordt in medebewind uitgevoerd door het Productschap Tuinbouw, waarbij samengewerkt wordt met het Steunpunt Smaaklessen/Schoolgruiten. In de periode van april 2010 – juli 2010 is de EU- schoolfruitregeling voor het eerst geïmplementeerd en is er fruit uitgedeeld op scholen.

Het budget voor de EU-schoolfruitregeling voor schooljaar 2009/2010 bedroeg € 600 000 euro (waarvan 50% EU financiering) en bood ruimte voor 800 scholen om deel te nemen. Het budget bleef beperkt door het ontbreken van sponsoren.

De situatie voor schooljaar 2010/2011 is positief. Twee grote sponsoren (The Greenery en Freshweb.nl) hebben toegezegd deel te nemen aan de EU-schoolfruitregeling. Daarmee is er voor dit schooljaar in totaal ruim € 4 mln beschikbaar, waarvan 50% EU financiering betreft. Hiermee kunnen alle aanvragen van scholen dit jaar worden gehonoreerd.

De voorbereiding voor de uitvoering van de EU-schoolfruitregeling voor schooljaar 2010–2011 is gestart. Verwacht wordt in januari 2011 tot daadwerkelijke verstrekking van groenten- en fruit aan basisscholen over te gaan.

382

Hoeveel geld investeert u in onderzoek en subsidie aan gentechgewassen? Hoeveel geld is er beschikbaar voor duurzame alternatieve methoden van plantenveredeling, zoals marker assisted selection en biologische veredeling? Waar is dit in de begroting opgenomen?

Voor een rijksbreed overzicht van de gereserveerde middelen voor onderzoek naar de veredeling van genetisch gemodificeerde gewassen en traditionele (inclusief biologische) plantenveredeling, verwijs ik u naar de Kamerbrief van 10 december 2008 (Kamerstuknummer 27 428, nr. 129).

Voor de uit FES-gelden gefinancierde projecten verwijs ik u naar het antwoord op vraag 88.

In aanvulling hierop kan ik u meedelen dat de financiering door het Food & Nutrition Deltaprogramma van de in de kamerbrief genoemde appelonderzoeken per 31 december 2010 afloopt.

Met betrekking tot het in de brief genoemde traditionele veredelingsonderzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken waarbij quinoa en andere lokale gewassen in een regionaal programma in de Andes via horizontale resistentieveredeling veredeld worden, wil ik het volgende aanvullen. Het onderzoeksprogramma is gefinancierd uit het budget van het Programma Onderzoek en Innovatie en loopt tot eind 2010. Momenteel wordt overwogen om aan het programma voor 2011 een eenmalige bijdrage te leveren ter overbrugging van de ondersteuning door andere partijen. Hierover heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. In 2011 is in het kader van het meerjarige programma gericht op het verkrijgen van robuust plantaardig 100% biologisch uitgangsmateriaal € 309 000 euro gereserveerd ten behoeve van de veredeling van biologisch uitgangsmateriaal en € 261 000 euro ter verbetering van de kwaliteit van het biologisch uitgangsmateriaal. Dit valt onder artikel 26.15 «Kennis ontwikkeling en Innovatie» van de LNV-begroting.

383

Hoeveel geld is er beschikbaar voor nanotechnologie en hoe wordt dit geld verdeeld? Waar is dit in de begroting opgenomen?

Voor 2010 is op diverse plekken op de LNV begroting een bedrag van € 640 000 gereserveerd. Dat geld is al uitgegeven. Dat geld wordt besteed aan de werkzaamheden van de Commissie Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie en onderzoeken bij de WUR (RIKILT en Cluster Agroketens). Voor de jaren 2011 tot en met 2015 gaat het om € 200 000. Dat geld zal, naar verwachting, worden besteed aan onderzoek bij het RIKILT.

384

Waarin uit zich de actualisatie/update van de LNV-crisisorganisatie wat betreft het goed voorbereid zijn op bijvoorbeeld de uitbraak van een dierziekte? Hoe wordt in dit kader vorm gegeven aan de interdepartementale samenwerking? Hoe vaak worden draaiboeken herzien?

De actualisatie/update crisisorganisatie uit zich onder andere in het ontwikkelen van nieuwe draaiboeken, updaten van bestaande beleids- en uitvoeringsdraaiboeken en kennis en vaardigheden verwerven in het uitgebreide opleidings- en oefenprogramma (OTO) crisismanagement. Los hiervan zijn organisatorische wijzigingen die invloed hebben op de crisisorganisatie zoals de vorming van de nieuwe VWA en de samenwerking met de veiligheidsregio’s doorvertaald in de diverse handboeken.

Ten aanzien van de interdepartementale samenwerking wordt er aangesloten bij de werkwijze en procedures zoals vermeld in het herijkte nationale handboek crisisbesluitvorming en het rijksbrede traject crisisstructuur op rijksniveau (Cor-traject) waar afspraken zijn gemaakt over een intensieve samenwerking in de preparatie en responsfase.

Alle draaiboeken worden bij gewijzigde omstandigheden herzien en, conform het handboek crisisbesluitvorming, na elke crisis gevalideerd.

385

Wordt voor de beschikbaarheid van vaccins naast de nationale vaccinbank ook in de Europese Unie nagedacht over de vorming van een vaccinbank? Wat zijn de ontwikkelingen?

Ja, de Europese Commissie besteedt binnen de Community Animal Health Policy (CAHP) aandacht aan vaccinbanken. Met inschakeling van een internationale werkgroep is een policy paper opgesteld waarin het nut en de noodzaak van vaccinbanken per dierziekte beschreven wordt. Het volledige document en de samenvatting zijn te vinden op de website van de Commissie. http://ec.europa.eu/food/animal/diseases/strategy/pillars/antigen-vaccine-banks-task-force_en.htm

Naar aanleiding van de policy paper en de aanvullende questionair zal verdere besluitvorming plaatsvinden over het al dan niet inrichten van Europese vaccinbanken. De Commissie komt waarschijnlijk eind 2010 met een voorstel.

386

Hoever staat het met het opstellen van draaiboeken voor bestrijdingsplichtige ziekten en voedselkwaliteit? In hoeverre wordt bekeken of het opstellen van draaiboeken op Europese niveau kan?

Op Europees niveau worden richtlijnen vastgesteld voor de bestrijding van dierziekten. Elke lidstaat moet zelf invulling geven aan de uitvoering van deze richtlijn. Nederland beschrijft de nationale uitvoering van de Europese richtlijnen in bestrijdingsplannen of beleidsdraaiboeken.

Het ministerie van EL&I heeft bestrijdingsplannen voor alle dierziekten die op grond van Europese Regelgeving bestrijdingsplichtig zijn. Aanvullend daarop zijn er beleidsdraaiboeken voor MKZ, AI en KVP vastgesteld. Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd. Op dit moment wordt gewerkt aan de beleidsdraaiboeken Afrikaanse varkenspest, Afrikaanse Paardenpest en Rift Valley Fever. Het beleid voor blauwtong is op Europees niveau nog volop in ontwikkeling. Wanneer het beleid op Europees niveau is vastgesteld, zal ik ook voor blauwtong een nationaal beleidsdraaiboek opstellen.

387

Is er al een draaiboek EIA beschikbaar? Wat is de stand van zaken met betrekking tot EIA?

Er is geen draaiboek Equine Infectieuze Anemie (EIA). EIA is geen bestrijdingsplichtige ziekte. De overheid heeft een vrijwaringsverplichting voor exporterende paarden. Er wordt gewerkt aan het beleid ten aanzien van EIA, waarbij de rollen en verantwoordelijkheden van de individuele paardenhouder, de paardensector en de overheid vastgelegd worden. Dit beleid zal de basis vormen voor een gezamenlijk draaiboek.

Voor een beschrijving van de stand van zaken met betrekking tot EIA verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer die één dezer dagen aan u wordt toegestuurd.

388

Kunt u de sterk gestegen kosten van crisisorganisatie en -management in 2010 nader toelichten? Hoe redelijk is het te verwachten dat de uitgaven in 2011 relatief zoveel lager kunnen liggen en hoe wordt dit budget in 2011 verdeeld?

Op het instrument crisisorganisatie- en management staat in de begroting 2011 dat er in 2010 54,6 mln. beschikbaar is tegenover 6,6 mln. in 2011 en in 2009 was er 2,3 mln. De stijging in 2010 op dit instrument wordt veroorzaakt door bij Voorjaarsnota 2010 door het kabinet toegevoegde middelen voor Q-koorts (36 mln.) en de eindejaarsmarge LNV die voor Q-koorts was bestemd (12 mln.). Het gaat bij de door het kabinet toegevoegde middelen om kosten direct gerelateerd aan bestrijding Q-koorts en schadeloosstellingen. De eindejaarsmarge van LNV is naast de bestrijding van Q-koorts ook ingezet voor tankmelkmonitoring, vaccin en onderzoek.

Op basis van de genomen maatregelen aangaande Q-koorts en de uitwerking kan derhalve in alle redelijkheid worden verwacht dat het budget voor 2011 toereikend is.

Het budget voor de crisisorganisatie wordt in 2011 verdeeld tussen het opleidings- en oefenprogramma (OTO) crisismanagement, onderzoek/stimulering van vaccinproductie, voorraadbeheer vaccins en het in standhouden van de calamiteitenreserve bij Rendac.

389

Welke andere EU-lidstaten zijn actief in Turkije, Egypte en Zuid Afrika? In welke mate wordt er met deze landen samengewerkt en op basis van welke afwegingen/criteria is gekozen voor samenwerking met specifiek deze landen? Welke plaats nemen deze landen in qua omvang van de in- en uitvoer van landbouwproducten?

Turkije is een belangrijke groeimarkt. Nederland heeft met Turkije een relatie op het gebied van handel en investeringen. Specifiek heeft Nederland sinds jaren een landbouwwerkgroep met Turkije op het gebied van veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden. In 2009 exporteerde Nederland naar Turkije voor een bedrag van ruim € 150 miljoen en importeerde voor een waarde van € 156–160 miljoen. Naast Nederland zijn Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en Oostenrijk actief in Turkije. Nederland heeft regelmatig overleg met de landbouwvertegenwoordigers van andere EU lidstaten en de EU vertegenwoordiging over onderwerpen met een gemeenschappelijk belang (zoals markttoegang, GGO's en ontwikkelingen in het toetredingsproces van Turkije tot de EU).

Nederland en Egypte hebben een intensieve samenwerking op het gebied van landbouw, voedselzekerheid en water (bijv. ontwikkeling van de Nijldelta, in het kader van interdepartementaal programma Water Mondiaal).

Nederland is samen met Italië in EU-kader verreweg het actiefst in de bevordering van handel en investeringen in de Egyptische agrifood sector met o.a. een Twinning project voor veterinaire institutionele ontwikkeling. Vanuit de publieke sector is Frankrijk, met een veterinair specialist voor het Midden Oosten, prominent aanwezig om veterinaire en fytosanitaire belemmeringen (SPS-gebied) te verminderen. Export van Egypte naar de EU, van met name verse groenten en fruit, is het grootst naar het VK, direct gevolgd door Nederland en Italië. De bilaterale handelsbalans tussen beide landen valt positief uit voor Nederland, met als belangrijkste producten: diepgevroren pelagische vis, kaas, tuinbouwzaden en pootaardappelen. De markt is weer open voor drachtige vaarzen; voor de BSE ban was deze markt een van de belangrijkste voor export van Nederland naar Egypte.

Nederland heeft aanzienlijke agro-economische belangen in Zuid-Afrika. De relatie is enerzijds gericht op handel en investeringen, anderzijds op rurale ontwikkeling, voedselzekerheid en natuur en landschap. In Zuid Afrika zijn van uit de EU naast Nederland, Duitsland, Ierland en Italië actief om de bilaterale agrarische handelsrelatie te versterken. Vertegenwoordigers van deze landen stemmen regelmatig de ontwikkelingen inzake diverse dossiers af (zoals markttoegangbelemmeringen en landbouwpolitieke aangelegenheden). Van de Europese landen is Nederland de grootste agrarische handelspartner voor Zuid Afrika, zowel wat betreft import in Nederland (fruit en wijn) als export naar Zuid Afrika (dranken en veevoeders).

[ Agrarische Exportbestemming van uit Nederland

Turkije 38e plaats

Egypte 44e plaats

Zd Afrika 47e plaats

Bron van Agrarische Import in Nederland

Zd Afrika 37e plaats

Turkije 45e plaats

Egypte 68e plaats ]

390

Welk budget is beschikbaar voor het programma Duurzame Voedselsystemen en welke indicatoren zijn daarvoor opgenomen?

Zie het antwoord op vraag 108.

391

Hoe wordt het thema duurzaamheid (inclusief dierenwelzijn) geïntegreerd in het groen onderwijs?

Het groen onderwijs is langs verschillende lijnen actief op het vlak van duurzaamheid en dierenwelzijn.

Ten eerste maakt duurzaamheid deel uit van de examenprogramma’s (VMBO), kwalificatiedossiers (MBO) en opleidingsprofielen (HBO). Het is vervolgens aan de instellingen om hier vorm aan te geven bij het inrichten van de opleidingen. In het algemeen echter spelen duurzaamheid en dierenwelzijn een steeds grotere rol bij de invulling van het onderwijs. De groene instellingen hebben gezamenlijk het actieplan «Groene urgentie» ondertekend dat een aantal acties op dit vlak initieert en coördineert.

Ten tweede heeft het groen onderwijs een actieve inbreng bij de ontwikkeling van leren voor Duurzame Ontwikkeling. Het groen hoger onderwijs heeft een voortrekkersrol in het netwerk duurzaam hoger onderwijs (DHO).

Ten derde ontwikkelen de groene instellingen gezamenlijk innovatieprogramma’s waarin duurzaamheid een steeds grotere rol speelt, in aansluiting op ontwikkelingen in het bedrijfsleven en door LNV vastgestelde thema’s. Dit geschiedt in het kader van de Groene kenniscoöperatie (GKC). Voorbeelden zijn de programma’s duurzame veehouderij en duurzame voeding.

Ten vierde heeft Wageningen universiteit en researchcentrum (WUR) met steun van LNV (jaarlijks € 192 000) het centrum voor duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid (Centre of Sustainability and Food Security) opgericht, dat zich met name op de internationale dimensie van duurzaamheid richt.

Ten vijfde hebben de hogere agrarische scholen met steun van LNV een aantal lectoraten ingesteld, waarvan een aantal specifiek betrekking heeft op duurzaamheidsthema’s. Eén hiervan is het lectoraat dierenwelzijn.

392

Welke projecten lopen op duurzaamheid in het groen onderwijs, waar vallen ze onder en is hier geld voor beschikbaar?

Zie het antwoord op vraag 391.

393

Hoeveel geld gaat er naar publiek-privaat onderzoek aan Wageningen-UR? Kunt u daarbij specificeren bij hoeveel geld dit gaat om projecten met ggo’s, dierproeven en de intensieve veehouderij?

De opdracht aan Wageningen UR is om zo maximaal mogelijk gebruik te maken van financiering vanuit belanghebbende sectoren. Dit onderzoek wordt in een diversiteit van publiek-private samenwerkingsverbanden uitgevoerd. Het kan gaan om kortlopend of langjarig onderzoek met een wisselend aandeel van private financiering. De omvang van de publiek-private bijdrage bedraagt ongeveer 30 mln. Hierbij voert Wageningen UR geen projecten uit die gericht zijn op ggo’s, dierproeven of intensieve veehouderij.

394

Wat is de stand van zaken met betrekking tot NME activiteiten?

Het NME beleid wordt conform de nota NME en het uitvoeringskader uitgevoerd onder regie van een interbestuurlijke Regiegroep (rijk, provincies, gemeenten, waterschappen), in nauw overleg met actoren uit het NME veld en het groene kennissysteem. Er is een portfolio van ruim 30 zgn. «NME-arrangementen» op gebied van Groen (biodiversiteit en voedsel), water en energie (inclusief klimaat). Daarnaast zijn er activiteiten op gebied van professionalisering, kwaliteit en kennisontsluiting (o.a. via Kennisnet). Het NME beleid ligt op schema conform de geformuleerde jaarplannen.

395

Welke waarde en welke rol wordt aan de Strategische Kennis en Innovatieagenda's van de Kenniskamers toegekend, bijvoorbeeld in relatie tot onderzoeksprogrammering en sectorale innovatieagenda's?

Binnen het agro-food complex en de groene ruimte wordt de goede wisselwerking tussen kennis, praktijk en beleid gezien als de sleutel voor het succes. Van oudsher spelen praktijknetwerken een grote rol bij de onderzoeks- en innovatieprogrammering.

Een voorbeeld daarvan is de strategische Kennis en Innovatie Agenda (SKIA) voor middenlange termijn. Dit is één van de richtinggevende documenten voor onderzoeks- en innovatieprogrammering, met name voor de Kennisbasis van Wageningen UR. Deze agenda is onder voorzitterschap van onafhankelijke voorzitters met 90 experts uit de praktijk in samenwerking met het ministerie tot stand gekomen.

In de SKIA staan de belangrijkste maatschappelijke opgaven van het ministerie op het gebied van agroketens, groene ruimte en voedsel, zoals mondiale voedselzekerheid, biobased economy, natuur terug in de samenleving en gezondheid en welzijn van dier en mens.

Deze maatschappelijke thema’s sluiten op hoofdlijnen aan op die van de sectorale innovatieagenda’s, maar zijn meer gericht op de korte termijn.

396

Hoe wordt de bezuiniging op artikel 26.15 «kennisontwikkeling en innovatie» vormgegeven en welke consequenties zal dit naar verwachting hebben?

De verdeling van de ombuigingen op artikel 26.15 wordt vormgegeven op grond van prioriteiten ten aanzien van inhoudelijke onderwerpen en de bijbehorende instrumentkeuze.

397

Waarom wordt er vanaf 2014 precies hetzelfde bedrag aan uitgaven geraamd voor het 7e kaderprogramma, gezien het aflopen van het 7e kaderprogramma in 2013? Kunt u toelichten of het bedrag van 23 miljoen euro aan inkomsten de afgelopen jaren hoger had kunnen uitvallen op basis van de toegekende projecten, mits er voldoende co-financiering beschikbaar was? Zo ja, wat is het geraamde verschil?

Het geraamde bedrag is gebaseerd op de realisatie 2009. De bedragen vanaf 2014 zijn een voorlopige inschatting, omdat nog onduidelijk is hoe het 8e kaderprogramma zal worden ingericht en welke thema’s, instrumenten en financieringsvormen dat programma zal bevatten.

Cofinanciering vanuit LNV is beschikbaar indien en voor zover de geselecteerde voorstellen aansluiten bij de LNV onderzoeksprogramma’s. Doel is het versterken van netwerken van onderzoekers op voor LNV relevante thema’s.

Voorstel BBR-P: schrappen. Eventueel extra geld voor cofinanciering van projecten onder het 7e kaderprogramma zou elders aan de DLO financiering moeten worden onttrokken, waarmee de onderzoeksagenda eerder geld- dan themagestuurd zou worden.

398

Kunt u uiteenzetten wat precies de rol van DLO is ten aanzien van het onder het 7e kaderprogramma gefinancierde onderzoek?

DLO neemt enerzijds zelf initiatief voor het indienen van voorstellen en het zoeken van partners en doet als partner mee in initiatieven van anderen.

399

Welke budget is beschikbaar voor onderzoek naar verbeteringen in het dierenwelzijn in de intensieve veehouderij?

Ten algemene kan gesteld worden dat alle onderzoeken zijn gericht op verduurzaming van de veehouderij, daaronder valt ook dierenwelzijn. Zie voor een overzicht vraag 51. Meer specifiek gericht op verbetering van dierenwelzijn in de intensieve veehouderij:

  • in het onderzoeksprogramma Verduurzaming veehouderijketen is ca. € 1.2 mln. bestemd voor onderzoek naar verbetering van het dierenwelzijn in de gangbare veehouderij.

  • Via het  NWO programma Waardering van dierenwelzijn is er € 0,6 mln per jaar beschikbaar. Deze onderzoeken zijn mede gericht op verduurzaming en verbetering dierenwelzijn in de intensieve sectoren.

  • Voor de ontwikkeling en verankering van de herontwerp trajecten duurzame veehouderij is in 2011 € 1,25 mln beschikbaar.

  • Daarnaast loopt nog de SBIR tender ontwikkeling integraal duurzame stallen € 785 000.

In totaal gaat het dus om een bedrag van ca. € 3.8 mln.

400

Op welke wijze worden de verschillende onderzoeksprogramma's afgestemd op de kennis- en innovatieagenda's en op de (onderzoeks-)vragen die vanuit kennis- en praktijknetwerken boven komen drijven?

Zie het antwoord op vraag 395.

401

Waarom is er in 2011 een grote korting op kennisontwikkeling ten behoeve van «maatschappelijke vraagstukken»?

Het in 2011 lagere niveau is een gevolg van taakstellingen opgelegd in 2009 en het inzetten van een deel van het budget «Overige onderzoeksopdrachten» via onderdeel «Bevorderen van innovaties bij stakeholders o.a. via kennisnetwerken». Vanwege het tijdelijk karakter van de taakstellingen loopt het budget van 2011 t/m 2013 weer op. Vanaf 2013 blijft het budget op ongeveer gelijk niveau. Zie ook antwoord op vraag 286.

402

Hoeveel geld wordt er uitgetrokken voor projecten rondom kweekvlees?

Zie het antwoord op vraag 242.

403

In hoeveel gemeenten en bij hoeveel projecten wordt inmiddels gebruik gemaakt van de regeling Tijdelijke Natuur?

Zie mijn brief van 22 september 2010 aan uw Kamer over «Tijdelijke Natuur». (Kamerstuknummer 30 690, nr. 14)

404

Hoeveel kost een smaakles per uur per kind en wat zijn de totale kosten van het programma van smaaklessen? Is het effect van het programma reeds geëvalueerd? Wat zijn de concrete doelstellingen en hoe worden deze gemeten?

Gedurende de vier schooljaren dat de smaaklessen worden aangeboden zijn er ongeveer 470 000 smaaklescontacten geweest (kinderen die een of meerdere malen met smaaklessen in aanraking zijn geweest). De totale kosten van smaaklessen over deze vier jaren bedragen ruim 3 miljoen euro. De uitvoering van het smaaklessenprogramma kost daarmee ongeveer 7 euro per smaaklescontact.

De studie naar het effect van Smaaklessen wordt op dit moment voorbereid en de uitvoering ervan zal dit jaar starten.

405

Welk budget is er in 2011 beschikbaar voor milieu- en natuureducatie en wordt hierbij ook aandacht besteed aan dierenwelzijn?

Voor 2011 is € 5 146 000 beschikbaar.

Thema’s binnen het NME-programma zijn: energie, water en groen. Dierenwelzijn wordt binnen deze thema’s op onderdelen meegenomen.

406

Welk budget is beschikbaar voor duurzaam bodembeheer en hoe wordt dit verdeeld?

In 2011 zal € 2 mln. besteed worden aan het beleidsondersteunende onderzoeksprogramma Duurzame en Gezonde Bodem. Binnen dit programma, waarbij het handelingsperspectief van de agrarische ondernemer centraal staat, zal op integrale wijze onderzocht worden hoe de bodem benut en beheerd kan worden voor de verduurzaming van de plantaardige productie.

Op het gebied van natuur en landelijk gebied zal er in 2011 ca. € 0,4 mln. worden besteed aan beleidsondersteunend onderzoek op het onderwerp bodem. Daarnaast is in het ILG voor duurzaam bodemgebruik in totaal ca. € 5 mln. voor de totale periode tot 2013 opgenomen. Voor 2011 tot en met 2013 staat € 1,05 mln. per jaar in de begroting.

407

Op welke manier zullen de stakeholders betrokken worden bij het opstellen van een integraal beheerplan voor visserij en mariene biodiversiteit op de BES-eilanden?

Terreinbeherende organisaties (TBO» s) kunnen in aanmerking komen voor 100% vergoeding van de kosten voor verwerving van grond voor natuur. Particulieren kunnen in aanmerking komen voor een subsidie voor de waardedaling van hun landbouwgrond, als deze wordt omgevormd tot natuurgrond. In de praktijk komt dat neer op een vergoeding van 80 à 85% van de waarde van de landbouwgrond. Het gaat hier om twee verschillende provinciale regelingen, waarbij verschillende voorwaarden gelden.

In de toekomst zullen particulieren – overeenkomstig de afspraken in het kader van de Verklaring van Linschoten – onder dezelfde voorwaarden als TBO’s voor een 100% vergoeding bij grondverwerving in aanmerking komen. Dit is ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd. Openstelling van de gewijzigde provinciale regelingen zal vervolgens uiteraard afhankelijk zijn van de beschikbare middelen.

408

Wat zal de uw inzet zijn om de biodiversiteit op de BES-eilanden niet verder achteruit te laten gaan en mogelijk te verbeteren?

Iedere vijf jaar zal er een natuurbeleidsplan voor de eilanden worden opgesteld. Het eerste plan zal worden opgesteld in 2011. Ook zal uitvoering worden gegeven aan het beheerplan voor de exclusieve economische zone, hetgeen mede inhoudt de aanwijzing van de Sababank als te beschermen gebied en het opzetten van een monitoringsysteem voor de drie eilanden. Het is de bedoeling om aansluiting te zoeken bij de reguliere rapportage over natuur in Nederland. Ook zal door kennisuitwisseling en ontwikkeling concrete bijdrage worden geleverd aan het behoud van biodiversiteit op de eilanden.

409

Hoeveel geld is in totaal begroot voor de natuurbescherming op de BES-eilanden, zullen hiervoor bestedingscriteria gaan gelden en worden hiervoor biodiversiteitsdoelen gesteld?

Zie het antwoord op vraag 77.

410

Kunt u uiteenzetten voor hoeveel fte in 2010 gebruik is gemaakt van externe inhuur? Hoeveel fte minder verwacht u voor 2011 aan externen in te huren?

Zoals bij vraag 4 reeds is aangegeven wordt de externe inhuur niet in aantallen FTE uitgedrukt, maar in budget. Dit is met uw Kamer overeengekomen. Hierdoor is het niet mogelijk exact aan te geven voor hoeveel FTE gebruik gemaakt is van externe inhuur. LNV blijft m.b.t. externe inhuur binnen de met Uw Kamer afgesproken norm van 13% (11,5%).

411

Wat zijn de actuele milieucriteria in 2011 en welke instantie stelt deze vast?

De actuele duurzaamheidscriteria in 2011 zijn de duurzaamheidseisen (milieucriteria) als opgesteld door AgentschapNL en vastgesteld door de toenmalige minister van VROM. Op dit moment zijn er voor 52 productgroepen duurzaamheidscriteria vastgesteld.

412

Hoe groot blijft de handhavingscapaciteit voor het waarborgen van respectievelijk dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid, zowel bij de VWA als de AID?

Door bezuinigingen op de nVWA zal de handhavingscapaciteit voor de genoemde terreinen dalen. Dit zal gebeuren met voldoende waarborgen voor dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid. De reductie van het aantal toezichtsuren zal worden opgevangen door vernieuwing van handhavingsmethoden en -instrumenten, bijvoorbeeld door een meer risicogerichte aanpak te volgen en meer gebruik te maken van kwalititeitssystemen en data van bedrijven zelf.

413

Kunt u uiteenzetten wat de effecten zullen zijn van de bezuinigingen op de VWA en AID voor het aantal mensen dat werkzaam is voor deze organisaties?

Zie het antwoord op vraag 363.

414

Kunt u toelichten wat de effecten zullen zijn van de bezuinigingen op de VWA en AID met betrekking tot het toezicht op de naleving van regels op het gebied van dierenwelzijn?

Door bezuinigingen op de nVWA zal de handhavingscapaciteit voor de genoemde terreinen dalen. Dit zal gebeuren met voldoende waarborgen voor dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid. De reductie van het aantal toezichtsuren zal worden opgevangen door vernieuwing van handhavingsmethoden en -instrumenten, bijvoorbeeld door een meer risicogerichte aanpak te volgen en meer gebruik te maken van kwalititeitssystemen en data van bedrijven zelf.

De bezuinigingen bij de nVWA op het gebied van dierenwelzijn zullen naar verwachting niet leiden tot minder naleving van de regels bij de sector. De bezuinigingen worden opgevangen door een meer risicogerichte aanpak. Zie ook vraag 412.

415

Hoe verhouden de bezuinigingen op de VWA en AID voor 2011 zich met de huidige reorganisatie van de VWA en AID? Zal er een herprioritering van de taken van de VWA en AID plaatsvinden?

De bezuinigingen die opgelegd zijn aan de AID en VWA waren alleen maar te realiseren door de fusie. Deze worden nu vanuit het oogpunt van de nieuwe organisatie ingevuld. Dat betekent ook dat de reorganisatie van deze twee diensten binnen het verband van de fusie, en dus niet meer op zichzelf staand, wordt uitgevoerd. Voor de nieuwe organisatie wordt momenteel één nieuwe handhavingsvisie ontwikkeld, gebaseerd op risico’s en kennisgedreven. De methode van programmatisch handhaven wordt hierbij gehanteerd. Gebaseerd op de waargenomen risico’s vindt er herprioritering van taken plaats.

416

Hoe komt het dat het saldo van lasten en baten van de AID vanaf 2010 precies op 0 uitkomt? Mag de dienst niet meer uitgaven doen dan zij aan boetes binnenhaalt? In hoeverre geldt dit ook voor de nVWA?

Het uitgangspunt bij begrotingen van baten/lastendiensten is dat het kostenniveau gelijk is aan de te verwachten opbrengsten. De boetes maken geen deel uit van de baten van de AID en de VWA, maar vallen toe aan het Ministerie van Justitie (CJIB).

417

Hoe komt het dat het saldo van lasten en baten van DLG vanaf 2010 precies op 0 uitkomt?

Het uitgangspunt bij begrotingen van baten/lastendiensten is dat het kostenniveau gelijk is aan de te verwachten opbrengsten.

418

Kunt u uiteenzetten wat de oorzaak is van het feit dat de personele lasten van DLG in 2011 3,3 miljoen euro hoger zijn dan in 2010? Waarvoor en waarom wordt er gekozen voor inhuur van 25 fte personeel á 100 000 euro bij DLG?

In 2009 waren de personele lasten van DLG hoger dan begroot als gevolg van gestegen werkgeverslasten, incidentele loonontwikkeling en inzet van hoger gekwalificeerd personeel. Deze ontwikkeling is nu verwerkt in de begroting 2011.

DLG huurt zo min mogelijk extern personeel in. Inhuur kan echter nodig zijn bij vervanging van personeel of bepaalde expertise die niet altijd voorradig is (bijv. ICT, advies). De inhuur ligt met 3% ruim onder de norm die het Rijk voor de inhuur van extern personeel hanteert.

419

Hoe komt het dat het saldo van lasten en baten van DR vanaf 2010 precies op 0 uitkomt?

Het uitgangspunt bij begrotingen van baten/lastendiensten is dat het kostenniveau gelijk is aan de te verwachten opbrengsten.

420

Wat zijn de automatiseringskosten van DR?

De automatiseringskosten zijn ca. € 28,4 mln. en bestaan voornamelijk uit producten en diensten die bij DICTU worden afgenomen. Het genoemde bedrag betreft de kosten van werkplekondersteuning, applicatiebeheer (regulier applicatiebeheer, klein adaptief / productieondersteuning en releasematig onderhoud) en infrabeheer. Daarnaast zijn in dat bedrag de doorbelaste afschrijvingskosten op door derden beheerde systemen en de bijdrage DR voor de meerkosten E&F (financieel pakket) opgenomen.

421

Welke inhuur van externen, qua middelen en fte, is er, naast de eigen automatisering (DICTU), nog nodig?

Naast ambtelijk personeel is er voor de dienstverlening door DICTU sprake van 162 externe fte. De kosten van dit overige personeel bedragen 21,4 mln.

422

Kunt u toelichten hoe de kosten voor ICT bij het ministerie van LNV zich verhouden tot vergelijkbare kosten bij andere ministeries, zowel in absolute zin als relatief (kosten per fte)?

Nee. Deze benchmark informatie is binnen de rijksoverheid niet beschikbaar.

423

Er wordt in 2012 14 miljoen euro geraamd aan uitgaven ten behoeve van fijnstofmaatregelen. Wat is uw bijdrage ten opzichte van de totale uitgaven voor deze activiteiten door alle betrokken partijen? Welk deel wordt door de sector zelf gedragen? Hoe is de verdeling van deze kosten tussen u en de minister van VROM bepaald?

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit staat dat er 45 miljoen euro beschikbaar is voor het oplossen van de overschrijdingen van de grenswaarden fijn stof in de landbouw. Via de subsidieregeling fijnstofmaatregelen stimuleer ik landbouwbedrijven om te investeren in maatregelen, zodat de overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof worden opgelost. Denk hierbij aan: aanbrengen oliefilm, ionisatie en verschillende typen luchtwassers.

De subsidieregeling kent een subsidiepercentage van maximaal 60%. Dit betekent dat de agrarische ondernemer zelf minimaal 40% dient bij te dragen.

De ministers van LNV en VROM hebben over de verdeling van de bijdrage van 15 miljoen euro afspraken gemaakt. Deze bijdrage is niet komen te vervallen.

In de begroting staat op pagina 175 het kasritme voor de beschikbaarheid van de ILG-bijdrage aan «fijnstofmaatregelen». De onttrekking van deze middelen uit het ILG staat op pagina 182.

424

Kunt u toelichten waar de geschrapte middelen onder de post «Inzet intensiveringsmiddelen 2010 COA Balkenende 4» (beleidsartikel 23 en 24) voor zouden zijn ingezet?

Zie het antwoord op vraag 159 en 160.

425

Klopt het dat het cumulatieve budget voor fijnstofmaatregelen door de mutaties op pagina 182, ten opzichte van de ramingen elders in de begroting (pagina 175) verlaagd is met 15 miljoen euro? Welke vermindering in het aantal luchtwassers en de daaruitvolgende luchtkwaliteit wordt als gevolg hiervan verwacht? Waarom is de bijdrage vanuit de het ministeries van LNV en VROM komen te vervallen?

Zie het antwoord op vraag 423.

426

Moeten SBB en BBL in de tabel bij 6.2 en de daaraan gekoppelde begrotingsartikelen wel tot ZBO’s worden gerekend, aangezien zij niet onder de Kaderwet ZBO vallen?

De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen heeft alleen betrekking op zelfstandige bestuursorganen met openbaar gezag. SBB en BBL hebben geen openbaar gezag: zij kunnen geen publiekrechtelijke besluiten nemen die rechtsgevolgen hebben voor burgers. Daarom vallen zij niet onder de reikwijdte van de Kaderwet. Dat laat onverlet dat het wel zelfstandige bestuursorganen zijn. Het gaat immers om bestuursorganen op het niveau van de centrale overheid, die niet hiërarchisch ondergeschikt zijn aan een minister en die geen adviescollege zijn in de zin van de Kaderwet adviescolleges.

427

Hoe groot is het bedrag dat in de afgelopen twee jaar gemiddeld is uitgekeerd per bedrijf voor dier- en milieuvriendelijkere stallen en om hoeveel bedrijven gaat het?

Zie het antwoord op vraag 231.

428

Hoeveel bedrijven kunnen in 2011 rekenen op een uitkering voor dier- en milieuvriendelijkere stallen?

Zie het antwoord op vraag 231.

Bijlage 1

7

Kunt u voor alle door u uitgevoerde subsidieregelingen een overzicht geven van de benodigde uitvoeringskosten, in de vorm van een overzicht met per regeling het aantal benodigde fte per 100 000 euro uitgekeerde subsidie?

In onderstaand overzicht zijn de subsidieregelingen opgenomen met per regeling het subsidiebedrag voor 2011 en het aantal benodigde fte per € 100 000 uitgekeerde subsidie.

Regelingsomschrijving

Subsidie bedrag 2011

Fte per € 100 000 subsidie

Set-asideregeling nazorg

€ 952 000

0,03

Artikel 68 regelingen

€ 16 280 000

0,03

Europees Visserij Fonds

€ 11 514 000

0,11

Bedrijfs Toeslag Regeling algemeen

€ 820 000 000

0,04

Promotie landbouwprodukten

€ 2 500 000

0,07

Kaderregeling innovatieve landbouw Noord Nederland

€ 1 384 970

0,01

Stimuleringskader Honingregeling

€ 171 000

0,08

Stimuleringskader Innovatie

€ 181 643

0,02

Interventieregeling VIS

€ 650 000

0,05

Regeling LNV-subsidies Landbouw

€ 52 806 400

0,09

Praktijkleren en versterking primaire opleidingen groen onderwijs

€ 4 430 000

0,02

Groene-plus lectoraten (onderdeel Regeling LNV-subsidies)

€ 1 918 400

0,02

Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

€ 7 150 000

0,06

Programma Beheer

€ 116 552 000

0,20

Programma Beheer Kroondomeinen

€ 433 000

0,02

Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer

€ 268 949

0,09

Besluit ontwikkeling landschappen

€ 1 800 000

0,02

Stimulering Bosuitbreiding op landbouwgronden

€ 1 327 174

0,04

Draagvlak natuur en Duurzaam voedsel

€ 1 573 597

0,06

Effectgerichte maatregelen

€ 1 000 000

0,04

   

Natura 2000-nr

Natura 2000 gebied

Publicatie ontwerpbesluit

publicatie definitief besluit

status beheerplan

1

Waddenzee (HR Eems-Dollard nog niet in procedure)

mei ’07

feb. ’09

in ontwikkeling

1,1

Eems-Dollard *

aangemeld

  

2

Duinen en Lage Land Texel

mei ’07

feb. ’09

in ontwikkeling

3

Duinen Vlieland

mei ’07

feb. ’09

in ontwikkeling

4

Duinen Terschelling

mei ’07

feb. ’09

in ontwikkeling

5

Duinen Ameland

mei ’07

feb. ’09

in ontwikkeling

6

Duinen Schiermonnikoog

mei ’07

feb. ’09

in ontwikkeling

7

Noordzeekustzone

mei ’07

feb. ’09

in ontwikkeling

8

Lauwersmeer

sep. ’09

 

nog niet gestart

9

Groote Wielen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

jan. ’07

 

in ontwikkeling

11

Witte en Zwarte Brekken

jan. ’07

 

in ontwikkeling

12

Sneekermeergebied

jan. ’07

 

in ontwikkeling

13

Alde Feanen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

14

Deelen

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

15

Van Oordt’s Mersken

sep. ’08

 

in ontwikkeling

16

Wijnjeterper Schar

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

17

Bakkeveense Duinen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

18

Rottige Meenthe & Brandemeer

sep. ’09

 

nog niet gestart

19

Leekstermeergebied

jan. ’07

 

in ontwikkeling

20

Zuidlaardermeergebied

jan. ’07

 

in ontwikkeling

21

Lieftinghsbroek

jan. ’07

 

in ontwikkeling

22

Norgerholt

jan. ’07

 

in ontwikkeling

23

Fochteloërveen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

24

Witterveld

jan. ’07

sep. ’09

in ontwikkeling

25

Drentsche Aa-gebied

sep. ’09

 

nog niet gestart

26

Drouwenerzand

jan. ’07

 

in ontwikkeling

27

Drents-Friese Wold & Leggelderveld

jan. ’07

 

in ontwikkeling

28

Elperstroomgebied

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

29

Havelte-Oost

jan. ’07

 

in ontwikkeling

30

Dwingelderveld

jan. ’07

 

in ontwikkeling

31

Mantingerbos

jan. ’07

 

in ontwikkeling

32

Mantingerzand

jan. ’07

 

in ontwikkeling

33

Bargerveen

sep. ’09

 

nog niet gestart

34

Weerribben

jan. ’07

 

in ontwikkeling

35

De Wieden

jan. ’07

 

in ontwikkeling

36

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

jan. ’07

 

in ontwikkeling

37

Olde Maten & Veerslootslanden

sep. ’08

 

in ontwikkeling

38

Uiterwaarden IJssel

sep. ’08

 

in ontwikkeling

39

Vecht- en Beneden-Reggegebied

jan. ’07

 

in ontwikkeling

40

Engbertsdijksvenen

jan. ’07

sep. ’09

in ontwikkeling

41

Boetelerveld

jan. ’07

 

in ontwikkeling

42

Sallandse Heuvelrug

jan. ’07

 

in ontwikkeling

43

Wierdense Veld

jan. ’07

 

nog niet gestart

44

Borkeld

jan. ’07

 

in ontwikkeling

45

Springendal & Dal van de Mosbeek

jan. ’07

 

in ontwikkeling

46

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

jan. ’07

 

in ontwikkeling

47

Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek

jan. ’07

 

in ontwikkeling

48

Lemselermaten

jan. ’07

 

in ontwikkeling

49

Dinkelland

jan. ’07

 

in ontwikkeling

50

Landgoederen Oldenzaal

jan. ’07

 

in ontwikkeling

51

Lonnekermeer

jan. ’07

 

in ontwikkeling

52

Boddenbroek

jan. ’07

 

in ontwikkeling

53

Buurserzand & Haaksbergerveen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

54

Witte Veen

sep. ’08

 

in ontwikkeling

55

Aamsveen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

56

Arkemheen

jan. ’07

sep. ’09

in ontwikkeling

57

Veluwe

jan. ’07

 

in ontwikkeling

58

Landgoederen Brummen

sep. ’08

 

in ontwikkeling

59

Teeselinkven

jan. ’07

 

in ontwikkeling

60

Stelkampsveld

sep. ’09

 

in ontwikkeling

61

Korenburgerveen

sep. ’09

 

in ontwikkeling

62

Willinks Weust

jan. ’07

 

in ontwikkeling

63

Bekendelle

jan. ’07

 

in ontwikkeling

64

Wooldse Veen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

65

Binnenveld

sep. ’09

 

in ontwikkeling

66

Uiterwaarden Neder-Rijn

sep. ’08

 

in ontwikkeling

67

Gelderse Poort

sep. ’08

 

in ontwikkeling

68

Uiterwaarden Waal

sep. ’08

 

in ontwikkeling

69

De Bruuk

jan. ’07

 

in ontwikkeling

70

Lingegebied & Diefdijk-Zuid

sep. ’09

 

in ontwikkeling

71

Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem

sep. ’08

 

in ontwikkeling

72

IJsselmeer

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

73

Markermeer & IJmeer

sep. ’08

febr. ’10

in ontwikkeling

74

Zwarte Meer

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

75

Ketelmeer & Vossemeer

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

76

Veluwerandmeren

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

77

Eemmeer & Gooimeer Zuidoever

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

78

Oostvaardersplassen

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

79

Lepelaarplassen

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

80

Groot Zandbrink

aangemeld

 

nog niet gestart

81

Kolland & Overlangbroek

sep. ’08

 

in ontwikkeling

82

Uiterwaarden Lek

sep. ’08

 

nog niet gestart

83

Botshol

sep. ’08

 

in ontwikkeling

84

Duinen Den Helder – Callantsoog

jan. ’07

 

nog niet gestart

85

Zwanenwater & Pettemerduinen

jan. ’07

 

nog niet gestart

86

Schoorlse Duinen

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

87

Noordhollands Duinreservaat

jan. ’07

 

nog niet gestart

88

Kennemerland-Zuid

jan. ’07

 

nog niet gestart

89

Eilandspolder

sep. ’08

 

in ontwikkeling

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

sep. ’08

 

in ontwikkeling

91

Polder Westzaan

sep. ’08

 

in ontwikkeling

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

sep. ’08

 

in ontwikkeling

93

Polder Zeevang

sep. ’08

 

in ontwikkeling

94

Naardermeer

jan. ’07

 

in ontwikkeling

95

Oostelijke Vechtplassen

sep. ’08

 

in ontwikkeling

96

Coepelduynen

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

97

Meijendel & Berkheide

jan. ’07

 

in ontwikkeling

98

Westduinpark & Wapendal

jan. ’07

 

in ontwikkeling

99

Solleveld & Kapittelduinen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

100

Voornes Duin

jan. ’07

feb. ’08

in ontwikkeling

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

jan. ’07

feb. ’08

in ontwikkeling

102

De Wilck

sep. ’09

 

in ontwikkeling

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

sep. ’08

 

in ontwikkeling

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

sep. ’08

 

in ontwikkeling

105

Zouweboezem

sep. ’08

 

in ontwikkeling

106

Boezems Kinderdijk

sep. 08

 

nog niet gestart

107

Donkse Laagten

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

108

Oude Maas

jan. ’07

 

in ontwikkeling

109

Haringvliet

jan. ’07

 

in ontwikkeling

110

Oudeland van Strijen

jan. ’07

febr. ’10

Definitief

111

Hollands Diep

jan. ’07

 

in ontwikkeling

112

Biesbosch

sep. ’09

 

in ontwikkeling

113

Voordelta

jan. ’07

febr. ’08

Definitief

114

Krammer-Volkerak

aangemeld

 

in ontwikkeling

115

Grevelingen

sep. ’08

 

in ontwikkeling

116

Kop van Schouwen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

117

Manteling van Walcheren

jan. ’07

 

in ontwikkeling

118

Oosterschelde

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

119

Veerse Meer

jan. ’07

 

in ontwikkeling

120

Zoommeer

aangemeld

 

in ontwikkeling

121

Yerseke en Kapelse Moer

jan. ’07

 

in ontwikkeling

122

Westerschelde & Saeftinghe

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

123

Zwin en Kievittepolder

sep. ’08

 

in ontwikkeling

124

Groote Gat

jan. ’07

 

in ontwikkeling

125

Canisvliet

jan. ’07

 

in ontwikkeling

126

Vogelkreek

jan. ’07

 

in ontwikkeling

127

Markiezaat

jan. ’07

 

in ontwikkeling

128

Brabantse Wal

jan. ’07

 

in ontwikkeling

129

Ulvenhoutse Bos

jan. ’07

febr. ’10

in ontwikkeling

130

Langstraat

jan. ’07

 

in ontwikkeling

131

Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

132

Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek

jan. ’07

 

in ontwikkeling

133

Kampina en Oisterwijkse Vennen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

134

Regte Heide en Riels Laag

jan. ’07

 

in ontwikkeling

135

Kempenland-West

jan. ’07

 

in ontwikkeling

136

Leenderbos, Groote Heide en De Plateaux

jan. ’07

 

in ontwikkeling

137

Strabrechtse Heide en Beuven

jan. ’07

 

in ontwikkeling

138

Weerter- en Budelerbergen en Ringselven

jan. ’07

 

in ontwikkeling

139

Deurnsche Peel & Mariapeel

jan. ’07

sep. ’09

in ontwikkeling

140

Groote Peel

jan. ’07

sep. ’09

in ontwikkeling

141

Oeffelter Meent

jan. ’07

 

in ontwikkeling

142

Sint Jansberg

jan. ’07

 

in ontwikkeling

143

Zeldersche Driessen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

144

Boschhuizerbergen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

145

Maasduinen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

146

Sarsven en De Banen

jan. ’07

 

in ontwikkeling

147

Leudal

jan. ’07

 

in ontwikkeling

148

Swalmdal

jan. ’07

 

in ontwikkeling

149

Meinweg

jan. ’07

 

in ontwikkeling

150

Roerdal

jan. ’07

 

in ontwikkeling

151

Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop

jan. ’07

 

in ontwikkeling

152

Grensmaas

sep. ’08

 

in ontwikkeling

153

Bunder- en Elsloërbos

sep. ’09

 

in ontwikkeling

154

Geleenbeekdal

sep. ’08

 

in ontwikkeling

155

Brunsummerheide

jan. ’07

 

in ontwikkeling

156

Bemelerberg en Schiepersberg

jan. ’07

 

in ontwikkeling

157

Geuldal

sep. ’08

 

in ontwikkeling

158

Kunderberg

jan. ’07

 

in ontwikkeling

159

Sint Pietersberg en Jekerdal

sep. ’08

 

in ontwikkeling

160

Savelsbos

jan. ’07

 

in ontwikkeling

161

Noorbeemden & Hoogbos

jan. ’07

 

in ontwikkeling

162

Abtskolk & De Putten

apr. ’08

feb. ’10

nog niet gestart

163

Vlakte van de Raan

april ’10

  

164

Doggersbank

aangemeld

  

165

Klaverbank

aangemeld

  

166

Friese Front **

   

* Eems_Dollard is als onderdeel van de waddenzee aangemeld, maar nog niet in verdere procedure. Het estuarium is een grensoverschrijdend Natura 2000-gebied. De aanmelding en aanwijzing van het Duitse deel van het estuarium heeft vertraging opgelopen. Dit heeft ook geleid tot vertraging voor de aanwijzing van het Nederlandse deel.

** Het Friese Front is een vogelrichtlijngebied op de noordzee. Gebieden vallend enkel onder de vogelrichtlijn hoeven niet te worden aangemeld bij de Europese Commissie


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Albayrak, N. (PvdA), Ormel, H.J. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Gerven, H.P.J. van (SP), Jacobi, L. (PvdA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Elias, T.M.Ch. (VVD), Tongeren, L. van (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Dikkers, S.W. (PvdA), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Veldhoven, S. van (D66), El Fassed, A. (GL), Verhoeven, K. (D66), Vacature, (CDA), Fng voorzitter en Vacature, (VVD).

Plv. leden: Harbers, M.G.J. (VVD), Dam, M.H.P. van (PvdA), Uitslag, A.S. (CDA), Smilde, M.C.A. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Bashir, F. (SP), Karabulut, S. (SP), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Ziengs, E. (VVD), Gent, W. van (GL), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Lucas-Smeerdijk, A.W. (VVD), Monasch, J.S. (PvdA), Mos, R. de (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Koolmees, W. (D66), Braakhuis, B.A.M. (GL), Ham, B. van der (D66), Koppejan, A.J. (CDA) en Bosman, A. (VVD).

XNoot
2

Deze bijlage is aan het einde van het stuk afgedrukt.

Naar boven