28 625
Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

nr. 84
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 september 2009

Hierbij informeer ik u over de uitvoering van de motie-Waalkens c.s. (28 625, nr. 81). Tevens stuur ik u, op verzoek van de vaste Kamercommissie voor LNV (2009Z08910/2009D25143), hierbij mijn inzet ten behoeve van akkerrandenbeheer als aanvulling op de aan u gezonden brief over bijensterfte van 18 mei 2009 (DL/2009/1082).

Binnen het aanvullende budget dat beschikbaar is gekomen voor het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 is circa 30 miljoen euro bestemd voor brede akkerranden, conform de motie-Waalkens c.s. (28 625, nr. 81). Deze gelden kunnen worden besteed aan versterking van de natuurlijke biodiversiteit door het inzaaien van een rand om akkerbouwpercelen. Daarnaast is 6 miljoen euro gereserveerd voor de verdere ontwikkeling en uitrol van zogenaamde FAB-randen (functionele agrobiodiversiteit). Deze randen zijn primair bedoeld voor de verduurzaming van de landbouwproductie (zoals bijvoorbeeld natuurlijke plaagbestrijding).

Deze FAB-randen bevinden zich op dit moment nog in de ontwikkelfase (onder andere door uitvoering van pilots). Eventuele structurele steun voor het beheer van FAB-randen zal daarom pas na 2013 aan de orde zijn. Pas dan kan worden bekeken of het, zoals in genoemde motie wordt verzocht, zinvol en mogelijk is beide vormen van beheer (brede akkerranden en FAB-randen) in één regeling onder te brengen. De wens om 30 miljoen euro voor brede akkerranden in te zetten voor het aanleggen van akkerranden van tenminste 9 meter breed in kansrijke gebieden, in de voor akkervogels kansrijke provincies, zal volgens afspraak met de provincies bij het afsluiten van agro-milieucontracten moeten worden geregeld waarbij provincies ook zullen moeten cofinancieren.

Verder wil ik doorgaan op de relatie tussen akkerranden en bijen na aanleiding van het verzoek van de vaste Kamercommissie voor LNV in aanvulling op de gezonden brief over bijensterfte. Akkerrandenbeheer heeft een relatie met de dracht voor honingbijen.

Zaadmengsels die hiervoor gebruikt kunnen worden, kunnen potentieel de dracht voor allerlei insecten, waaronder honingbijen aanzienlijk vergroten. Op deze wijze kunnen (als bijeffect) de populaties van bestuivers, waaronder de honingbij, een gewenste versterking geven. De betreffende zones liggen in de akkerbouwgebieden van ons land, waar de dracht voor insecten de laatste jaren sterk is afgenomen.

Ook FAB-randen hebben een relatie met bijen door een verbeterde verbinding van leefgebieden voor flora en fauna. Bloemen en kruiden in de FAB-randen zijn ook geliefd bij bijen. Ze vormen echter wel concurrentie voor de natuurlijke vijanden van plaagsoorten (het primaire doel van FAB-randen).

Bij de inzet ten behoeve van akkerrandenbeheer, welke via de provincies verloopt, en de verdere ontwikkeling van FAB-randen, zal mijn ministerie in contact met de Nederlandse Bijenhouderij Vereniging blijven.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven