29 446
Uitvoering Flora- en Faunawet

nr. 71
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 maart 2010

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 16 november 2009 inzake de voortgang invoering Kwaliteitsprotocol Opvang van niet-gedomesticeerde inheemse dieren (kamerstuk 29 644, nr. 69).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 15 maart 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Atsma

De griffier van de commissie,

Dortmans

1

Is er momenteel sprake van natuurverstoring doordat bijvoorbeeld zeehonden of egels worden opgevangen? Wat is hierover uw standpunt?

Opvang en terugplaatsen van dieren uit de natuur kan volgens deskundigen het natuurlijk gedrag verstoren, leiden tot (her)infectie van de wilde populatie en het proces van natuurlijke selectie frustreren. In de praktijk is alleen gedragsverandering gemakkelijk aan te tonen. De professionele zorg en begeleiding in het opvangcentrum dienen te waarborgen dat genoemde risico’s niet optreden.

2

Is het voor burgers duidelijk wanneer een dier hulpbehoevend is en opvang gewenst is? Zo nee, kunnen centra eenvoudig te begrijpen opvangcriteria voor burgers opstellen?

Het Kwaliteitsprotocol opvang beschermde inheemse diersoorten omschrijft duidelijk welke dieren in aanmerking komen voor opvang: «beschermde inheemse dieren die door ziekte, verwonding of verwezing, door direct of indirect menselijk handelen of nalaten tijdelijk niet zelfstandig in de vrije natuur kunnen overleven» (artikel 2 van het Kwaliteitsprotocol). Bij de opvangcentra is dan ook bekend voor welke dieren opvang gewenst is. Aan de opvangcentra wordt gevraagd om actief de burgers voor te lichten omtrent nut en noodzaak van de opvang.

Ik acht de opvangcentra zeker in staat om dit te doen.

3

Onderkent u het probleem dat door een toename van de administratieve lasten, die soms eenmalig toenemen tot € 1 575,– centra de deuren moeten sluiten en ziet u een mogelijkheid de administratieve lastendruk terug te dringen?

Ik weet niet waar dit bedrag op gebaseerd is. De administratieve lastendruk bestaat uit het vastleggen van de werkwijze en de statuten en het aanvragen van de ontheffing. De leges voor een vergunning bedragen € 100,– voor 5 jaar. De eenmalige notariële kosten voor het opstellen van nieuwe statuten bedragen afhankelijk van de notaris enkele honderden euro’s. Wijzigingen zijn goedkoper. Deze kosten zijn beperkt in verhouding tot de operationele kosten van een opvangcentrum zoals de kosten van onderhoud, verzorging, medicijnen. Bovendien bestaan er voor alle in de beleidsregels genoemde diersoorten centra die beschikken over goede voorbeelden van de geschikte documenten. Centra die bij het opstellen van werkwijze en statuten hulp nodig hebben kunnen dat regelen in de samenwerkingsovereenkomst met andere centra, zoals bedoeld in artikel 6 van het protocol.

4

Bestaat er de mogelijkheid om centra die naar verwachting binnen 2 jaar de deuren sluiten te ontzien van extra administratieve lasten zodat deze centra hun nuttige werkzaamheden nog de lopende tijd kunnen voortzetten?

Opvangcentra die vóór 1 juli 2009 een ontheffing hadden, moeten uiterlijk op 1 juli 2012 voldoen aan de regels van het protocol. Tot die datum kunnen deze centra doorwerken onder de voorwaarden van hun bestaande ontheffing.

5

De VOND (Vereniging van Opvangcentra van Niet-gedomesticeerde Dieren) betreurt het dat de toetsing van het protocol is weggelaten, waarom is hiervoor gekozen?

De statuten worden ter beoordeling aan mijn Dienst Regelingen voorgelegd, teneinde daarmee de vereiste ontheffing van artikel 75 en 79 van de Flora- en Faunawet te verkrijgen. Er vindt dus wel een beoordeling plaats. Tevens moeten opvangcentra verklaren dat zij het protocol volgen. Zie ook het antwoord op vraag 8.

6

Aan welke criteria moeten de vakbekwame dierverzorgers in opvangcentra voldoen? Is de lijst van criteria al opgesteld? Zo ja, wie zijn hierbij betrokken? Zo nee, wanneer wordt naar verwachting het opstellen van deze lijst afgerond?

Voor dierverzorgers met ervaring van vóór 1 juli 2009, die geen diploma hebben, wordt bekeken aan welke criteria zij moeten voldoen om hun werk te mogen blijven uitoefenen. Aan de conceptlijst met criteria wordt op dit moment gewerkt. De lijst zal ter consultatie worden voorgelegd aan betrokken partijen en deskundigen. Met vertegenwoordigers van VOND (Vereniging Opvang Niet-gedomesticeerde Dieren), KNMD (Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde) en Dierenbescherming is reeds gesproken.

Ik streef ernaar om de criteria in overeenstemming met betrokkenen vast te stellen. Mijn verwachting is dat de criteria in de loop van 2010 kunnen worden vastgesteld.

7

Hoe, wanneer en door wie zal bepaald worden of een medewerker wel of niet aan de criteria voldoet?

De toetsingswijze wordt samen met de criteria uitgewerkt. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.

8

Wordt na een initiële beoordeling ook later in het traject nog beoordeeld of de opvangcentra en de medewerkers aan de gestelde criteria voldoen? Zo ja, hoe vaak zal een opvangcentrum en de medewerkers beoordeeld worden, en door wie zal die beoordeling uitgevoerd worden?

Een ontheffing om beschermde inheemse dieren onder zich te hebben wordt verleend voor 5 jaren. Daarna zal opnieuw een ontheffing moeten worden aangevraagd. Tussentijds vindt steekproefsgewijs controle plaats van de ontheffinghouders. Indien daar aanleiding toe is, kan op verzoek een extra controle worden uitgevoerd.

9

Wat gebeurt er als een huidige medewerker wel aan veel criteria voldoet, maar niet aan alle? Hoe kan deze persoon opgeleid worden om alsnog aan de criteria te voldoen?

Bij de uitwerking van de criteria zal mede worden bepaald aan welke criteria de medewerker in ieder geval moet voldoen en of er ook criteria zijn die als alternatief kunnen gelden. Ik wijs er wel op dat we ergens een grens moeten trekken. De borging van de kwaliteit van de opvang is daarbij leidend. Personen die niet aan de criteria voldoen, dienen in de eerste plaats zelf stappen te zetten.

10

Is er een trainingspad voorzien voor medewerkers om het Erkenning Verworven Competenties (EVC) certificaat te behalen?

Dit is afhankelijk van de op te stellen criteria. Zie het antwoord op vraag 6.

11

Wie dragen de kosten van het uitgeven en verkrijgen van het EVC certificaat?

De opvangcentra en medewerkers zijn zelf verantwoordelijk voor de vereiste kwalificaties.

12

Hoe is ondervangen dat de vakbekwame dierverzorger niet slechts af en toe aanwezig is om als opvangcentrum aan de gestelde normen te voldoen, maar dat er inderdaad steeds vakbekwaam personeel aanwezig is?

In het kwaliteitsprotocol worden normen gesteld voor de verzorging en de bereikbaarheid. In de schriftelijk vastgelegde werkwijze dient aangegeven te worden hoe de operationele continuïteit gewaarborgd is (artikel 29 en 30 van het kwaliteitsprotocol).

13

Hoe zal ervoor gezorgd worden dat op alle locaties van de opvangcentra ook daadwerkelijk steeds vakbekwame dierverzorgers aanwezig zijn?

Zie het antwoord op vraag 12.

14

Waarom is er niet voor gekozen om de eisen van vakbekwaamheid aan de dagelijkse leiding van elk opvangcentrum te stellen? Welke voor- en nadelen zou een dergelijke regeling hebben voor het dierenwelzijn en de opvangcentra?

De dierverzorging en het management van professionele opvangcentra zijn twee verschillende zaken. In kleinere opvangcentra kunnen die verenigd zijn in dezelfde personen, maar in grotere centra is hiervoor geen noodzaak.

Tegelijkertijd is er in kleine centra geen aanleiding om aanvullende eisen te stellen aan het management.

15

Is er een toetsing van de documenten behorende bij de kwaliteitsnormen voorzien? Zo ja, wanneer en door wie zal deze toets uitgevoerd worden? Zo nee, wat is dan de voorziene meerwaarde van het opstellen van de documenten?

Ja. Dienst Regelingen zal bij de aanvraag om een ontheffing de statuten toetsen. Daarbij is een schriftelijke verklaring nodig dat men aan het protocol voldoet.

De documenten zijn overigens niet slechts opgesteld voor de toets. De waarde ligt in de toepassing in de praktijk.

16

Is het mogelijk en wenselijk een commissie van toezicht in te stellen die toeziet op de juistheid van de ingevulde documenten en die incidenteel toeziet op een correcte uitvoering van de gerapporteerde gang van zaken in de opvangcentra?

Dit toezicht wordt al door Dienst Regelingen gehouden, in samenwerking met de AID.

17

Is het voor burgers inzichtelijk of en in welke mate de verschillende opvangcentra aan de kwaliteitsnormen voldoen? Is het wellicht mogelijk en wenselijk om een register bij te houden over de verschillende opvangcentra en de manier waarop zij invulling geven aan de gestelde kwaliteitsnormen? Kan een keurmerk hier een rol spelen?

De kwaliteitsnormen zijn een voorwaarde voor de ontheffing. Er vindt toezicht plaats op de naleving daarvan. Het staat de opvangcentra vrij om aanvullend daarop een keurmerk vast te stellen. Ik zie daarin geen taak voor de overheid.

18

Is het mogelijk in een centraal register op te nemen hoeveel dieren er worden opgevangen in de verschillende opvangcentra, en wat er met deze dieren is gebeurd?

Dit vereist het opbouwen van een nieuw systeem, waarbij zowel opvangcentra als overheid veel werk moeten verzetten. Ik zie geen baten die opwegen tegen de hoge administratieve- en uitvoeringslasten.

19

Is het waar dat alle centra in Nederland op 1 juli 2012 aan de kwaliteitsnormen moeten voldoen? Zijn hierop uitzonderingen mogelijk, en zo ja welke uitzonderingen zijn dat en is dat een wenselijke situatie?

Ja, alle centra zullen hieraan moeten voldoen. Drie jaar is een ruime overgangstermijn, die na overleg met betrokken partijen is vastgesteld. Uitzonderingen hierop acht ik, gezien het doel van de kwaliteitsnormen ten aanzien van professionaliteit en dierenwelzijn, niet wenselijk en niet nodig.

20

Zijn alle opvangcentra ervan op de hoogte dat zij op 1 juli 2012 aan de kwaliteitsnormen moeten voldoen?

Alle 222 bij Dienst Regelingen bekende centra hebben hierover een brief met toelichting gekregen. Tevens is deze informatie op internet beschikbaar op de site van het LNV-loket: http://www.hetlnvloket.nl.

21

Is de verwachting dat alle opvangcentra in staat zullen zijn om per 1 juli 2012 aan de kwaliteitsnormen te voldoen? Zo nee, heeft de sector hulp nodig om wel om wel in staat te zijn op de gestelde datum aan de normen te voldoen en op welke manier is er voorzien het aanbieden van deze hulp?

Ik heb hierover het volgende geschreven in mijn brief van 16 november 2009 aan uw Kamer (TK 29 446, nr. 69): «Vooralsnog is mij uit contacten met de sector en betrokken organisaties niet gebleken dat centra alleen vanwege de invoering van het Opvangprotocol zouden moeten sluiten. Er zijn wel signalen dat een aantal centra vanwege gebrek aan financiële middelen (door de economische crisis is bedrijfssponsoring teruggelopen) of vanwege vergrijzing (een substantieel deel van de bestaande opvangcentra wordt gedreven door oudere vrijwilligers) toch al van plan was (op termijn) te sluiten en nu tot 2012 hun activiteiten voortzetten om er dan mee te stoppen». Nadien is mij niet gebleken dat dit beeld is gewijzigd. Ik ondersteun de sector met voorlichting en advies.

22

Bent u bereid om vanuit LNV op een laagdrempelige manier ondersteuning te bieden aan centra bij het opstellen van de benodigde documenten? Is het aanbieden van een raamwerkformulier en/of checklist hiervoor wellicht een mogelijkheid?

Zie mijn antwoord op de vorige vraag en op vraag 3 en vraag 33.

23

Wat zal de invoering van het kwaliteitsprotocol doen met de landelijke dekking van de opvangcentra?

Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 21. Ik verwacht niet dat er in dit opzicht veel zal veranderen door de invoering van dit protocol.

24

Door de nieuwe kwaliteitseisen zullen veel huidige kleine opvangcentra moeten sluiten en daarmee kan de spreiding behoorlijk verminderen, treft u voorzieningen om dit probleem te ondervangen?

Ik beschik niet over gegevens die uw stelling onderbouwen. Zie ook mijn antwoord op vraag 21.

25

Is het nodig en wenselijk dat dierenambulances door het verminderde aanbod aan opvangcentra vaker en verder zullen gaan rijden, en zo ja , is hier een financiële tegemoetkoming in voorzien van de overheid?

Zie mijn antwoorden op vragen 23 en 24. Voorts wijs ik u er op dat het rijk niet verantwoordelijk is voor de spreiding en de exploitatie van dierenambulances. Wel zijn hiervoor regels opgesteld om de professionaliteit te waarborgen en daarmee het dierenwelzijn. Dat laatste is wel een taak voor de centrale overheid.

26

Denkt u dat een verminderde spreiding van opvangcentra en de daardoor toenemende afstanden tot centra in de hand zullen werken dat minder mensen bereid zijn om een dier naar een opvangcentrum te brengen? Zo ja, hoe wilt u dit probleem ondervangen?

Zie mijn antwoord op de vragen 23 en 24.

27

Ziet u in dit licht ook mogelijkheden voor kleinschalige opvangcentra voor wie minder vergaande kwaliteitseisen gelden, die in tijdelijke opvang mogen voorzien voordat het betreffende dier naar een opvangcentrum kan worden gebracht dat wel aan alle eisen voldoet?

Zie mijn antwoord op vraag 19. Voor de borging van de kwaliteit van de opvang lijkt het mij nodig noch wenselijk om het systeem complexer en daarmee onoverzichtelijker te maken.

28

Kunt u uiteenzetten hoeveel opvangcentra voor beschermde inheemse diersoorten van plan zijn te sluiten in of vóór 2012?

Zie mijn antwoord op vraag 21.

29

Waarom gaan opvangcentra juist in 2012 sluiten? Is dit vanwege een gebrek aan financiële middelen of vanwege vergrijzing?

Zie mijn antwoord op vraag 21.

30

Welke dierenartsen krijgen een rol in het vaststellen of voldaan is aan de eis om een EVC certificaat te verkrijgen?

Zie mijn antwoord op de vragen 6 en 7.

31

Waarom acht u verdere professionalisering van deze sector van groot belang?

Mijn motieven hiervoor zijn gelegen in het waarborgen van de kwaliteit van de opvang, en met name de zorg voor het welzijn van het individuele dier en voor de natuurlijke populaties waarin de dieren moeten worden teruggeplaatst.

32

Is niet juist de inzet van vrijwilligers bij de opvang van beschermde inheemse diersoorten te prijzen en wordt deze inzet niet uitermate bemoeilijkt door het besluit houdende vaststelling van beleidsregels over de kwaliteit van de opvang van beschermde inheemse diersoorten?

Ik heb waardering voor de inzet bij vrijwilligers, die zich bekommeren om dieren die lijden. Dat neemt niet weg dat goede bedoelingen niet vanzelf leiden tot goede opvang van die dieren. De beleidsregels zijn erop gericht dat opvang van voldoende kwaliteit voor de dieren gegarandeerd is. Dat strookt met de inzet en intentie van de vrijwilligers.

33

Wat is de toename van de administratieve lastendruk door het verplichten van het opstellen van statuten en de registratie van binnengekomen dieren en hun behandeling?

Bijna alle mij bekende centra hielden ook voordat de beleidsregels van kracht werden lijsten bij van de binnengekomen dieren, welke behandeling ze kregen en wat er met ze gebeurde. Voorbeelden van statuten zijn eenvoudig te vinden en verder kunnen ze met centra waarmee een samenwerkingsovereenkomst is aangegaan worden gedeeld. De toename van de lasten is derhalve te overzien en weegt mijns inziens niet op tegen de winst die behaald wordt in de toename van de kwaliteit van de opvang zelf. Een precieze kwantificering is moeilijk, omdat de uitgangspositie en de omvang van de opvangcentra sterk uiteenloopt.

34

Mag een dierenartsenpraktijk de vakbekwaamheid van dierverzorgers beoordelen om incidenteel een aangeboden beschermd inheems dier, zoals bijvoorbeeld een egel, te verzorgen, tijdelijk op te vangen en te revalideren? Zo nee, waarom niet?

Zie mijn antwoord op de vragen 6, 7 en 27.

35

Hoe groot is de kans dat door het stoppen van de activiteiten door een aantal centra er in de toekomst sprake kan zijn van onvoldoende opvangcapaciteit?

Zie mijn antwoord op vraag 21, maar ook op de vragen 3, 4, 24, 28 en 29.

36

Worden de opvangcentra behalve door het LNV-loket ook verder begeleid bij de nieuwe beleidsregels en hoe is in dit kader de diergeneeskundige begeleiding geregeld?

Het LNV-loket is ingericht om adequaat antwoorden te geven op vragen over de invulling van het kwaliteitsprotocol. Zie verder mijn antwoord op de vragen 3 en 30.

37

Is er bij de opvangcentra actief navraag gedaan naar knelpunten die ervaren zijn bij de nieuwe beleidsregels, zo nee, waarom niet, zo ja, wat voor knelpunten zijn dit?

Voorafgaand aan de invoering heb ik een telefonische steekproef gehouden onder de verschillende categorieën van opvangcentra. De zaken die daaruit naar voren kwamen, betroffen vooral de communicatie, de kwaliteitseisen en de registratie. In mijn brief van 16 november heb ik beschreven hoe ik hiermee omga. Zie ook mijn antwoord op vraag 21.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Waalkens, H.E. (PvdA), Atsma, J.J. (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik, J.M.G. (CDA), Poppe, R.J.L. (SP), Vlies, B.J. van der (SGP), ondervoorzitter, Linhard, P. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Polderman, H.J. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Jansen, P.F.C. (SP), Jacobi, L. (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Zijlstra, H. (VVD), Graus, D.J.G. (PVV), Koppejan, A.J. (CDA), Cramer, E.A. (CU), Dibi, T. (GL), Dijken, M.J. van (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Velzen, K. van (SP), Ormel, H.J. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Jager, H. (CDA) en Ham, B. van der (D66).

Plv. leden: Harbers, M.G.J. (VVD), Tang, P.J.G. (PvdA), Hoopen, J. ten (CDA), Mastwijk, J.J. (CDA), Luijben, A.P.M. (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Dam, M.H.P. Van (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Lempens, P.P.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Kant, A.C. (SP), Blom, L. (PvdA), Vacature, VVD, Broeke, J.H. Ten (VVD), Brinkman, H. (PVV), Schermers, J.P. (CDA), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Azough, N. (GL), Depla, G.C.F.M. (PvdA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Leeuwen, H. van (SP), Biskop, J.J.G.M. (CDA), Pieper, H.T.M. (CDA), Bilder, E.J. (CDA) en Koşer Kaya, F. (D66).

Naar boven