29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 203 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 februari 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 16 december 2015 overleg gevoerd met Minister Kamp van Economische Zaken over Energie.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: De Caluwé

Griffier: Thomassen

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bosman, De Caluwé, Dik-Faber, Klever, Agnes Mulder, Smaling, Van Tongeren en Jan Vos,

en Minister Kamp van Economische Zaken.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter: Goedemorgen. Ik heet de Minister van Economische Zaken van harte welkom, net als de collega's en het publiek, dat in groten getale is komen opdagen. De spreektijd is acht minuten, met maximaal twee interrupties per fractie. Mevrouw Van Veldhoven is helaas niet in de gelegenheid om aan te sluiten, maar twee collega's van haar doen een gedeelte van hun inbreng mede namens haar.

De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Achter onze energienetwerken zit een hoop werk. De kabels moeten getrokken worden, de aansluitingen moeten gerealiseerd worden en de vraag moet gelijk zijn aan het aanbod. We willen allemaal stoken en koken. Dit moet betaalbaar, betrouwbaar en ook nog schoon zijn. Dit lijkt vanzelfsprekend maar dat is het niet. Over de betrouwbaarheid en de leveringszekerheid maak ik mij zorgen, want de wind voor onze windmolens waait niet altijd en de zon voor onze zonnepanelen schijnt niet altijd. Dat is misschien nu nog geen groot probleem, maar dat wordt het wel als wij voor de kust en in de provincies vol gaan inzetten op windenergie. Want voor elke ledlamp die brandt op windenergie moet eenzelfde hoeveelheid aan elektriciteit achter de hand gehouden worden in een energiecentrale. Wij willen immers dat die ledlamp altijd kan branden, ook als het niet waait of als de zon niet schijnt. Willen wij die elektriciteitscentrales echter op stand-by houden of wat meer laten draaien, dan moeten die kosten ergens betaald gaan worden.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik zit te bibberen van angst op mijn stoel door het beeld dat hier wordt geschetst van onze energievoorziening. Kan de heer Bosman misschien aangeven hoe groot de reservecapaciteit is die wij op dit moment in Nederland hebben? Hoeveel capaciteit is er ten opzichte van het verbruik aan elektriciteit?

De heer Bosman (VVD): Even uit mijn hoofd: de zorg die ik heb is dat wij alle wind meetellen en dat we daarmee gaan tellen als ware die bestaand en volledig inzetbaar. Ik maak mij er zorgen over dat de discussie in deze Kamer nu gaat over het sluiten van kolencentrales. Dat is volgens mij een kwart van de energievoorziening. Al die zaken bij elkaar maken het palet van onzekerheid heel groot. Het helpt zeker niet als de politiek de onzekerheid alleen maar vergroot. Daarom zeg ik dat ik mij daar zorgen over maak. Ik denk dat de Partij van de Arbeid dat ook weet, want die zorgen zijn reëel.

De heer Jan Vos (PvdA): Op dit moment hebben we feitelijk ongeveer twee keer de capaciteit die we nodig hebben. Dat staat nog los van alle geplande windmolens waar de VVD het over heeft. Er is dus geen enkel probleem met de leveringszekerheid in Nederland. Van de kosten zijn diverse projecties gemaakt, maar de heer Bosman weet ook wel dat die heel overzichtelijk zijn. De feiten zijn dus anders dan het beeld dat nu wordt geschetst.

De heer Bosman (VVD): Dat is onjuist en dat weet de heer Vos ook. Die getallen zijn aanwezig en die staan in het lijstje. Sterker nog, kijkend naar TenneT en naar 2019 staan we in de risicovolle benadering al op -100 MW (megawatt). Dat is al een tekort vanuit TenneT. Dat is gewoon openbare informatie. Die bron is helder en onafhankelijk. Dat de heer Vos hier wat lichthartig voorbijgaat aan de risico's, is aan de Partij van de Arbeid, maar de VVD maakt zich zorgen over de leveringszekerheid, de betrouwbaarheid en de betaalbaarheid van het net. Dat is een serieus risico dat niet alleen door mij wordt aangegeven, maar ook door TenneT.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik zit hier ook vol verbazing te luisteren naar het verhaal van mijn collega van de VVD. De VVD verwijt GroenLinks altijd met doemscenario's te komen. En nu hoor ik de VVD zeggen: als wij er nog twee windmolentjes bij zetten, gaat het licht uit, en als we de gaskraan maar iets terugdraaien in Groningen, dan worden de aardappels 's avonds niet meer gaar. Waar is dus het optimisme van de VVD gebleven dat wij ons hoogspanningsnet zo kunnen aanpassen dat er meer duurzame energie op kan? Waar is het optimisme van de VVD gebleven dat er ook allerlei accusystemen voor thuis worden ontwikkeld? Waar is de omarming door de VVD van de innovatie van ondernemers? Landen om ons heen, waar veel meer duurzame energie is, omarmen die ondernemers. Kunnen we dat in Nederland niet? Is het echt zo dat het licht uitgaat en de aardappels niet meer gaar worden als er meer wind op zee komt, zoals nu gepland is?

De heer Bosman (VVD): Het doemscenario dat mevrouw Van Tongeren schetst, is niet dat van de VVD. Ik denk dat we wel reëel moeten zijn en dat we ons zorgen moeten maken. Kijk alleen al naar wat de energieprijs doet tegenwoordig. Vanuit Duitsland komt er gewoon negatief beprijsde energie naar Nederland, waardoor centrales niet meer rendabel zijn en investeringen niet meer te doen zijn. En hoe komen we tot innovatie? Innovatie komt eigenlijk door de markt. Het is jammer dat we de subsidie die we nu aan windmolens geven en waarvoor we volgend jaar nog veel meer geld gaan inzetten, niet inzetten op innovatie. Als wij kiezen voor één doel – de VVD heeft al aangegeven dat het eigenlijke doel het oplossen van het CO2-probleem is – laten we dan inzetten op het beperken van de CO2. Als we dat met zijn allen afspreken, kunnen we op heel veel manieren tot innovatie komen. Ik heb begrepen dat er mondiale afspraken komen over CO2-beprijzing. Ik denk dat dat de manier is, maar dan wordt het ook interessant voor bedrijven en partijen om met innovatieve plannen aan de gang te gaan. En als we zeggen dat duurzame energie onze doelstelling is, is dát de inzet en niet de innovatie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben blij dat de heer Bosman bevestigt dat met de huidige geplande wind op zee het licht niet uitgaat en de kachels gewoon aan blijven. Ik ben ook blij dat de VVD weer een beetje terugkomt op het standaardthema van innovatie. Ik ga er dus van uit dat de VVD ook mijn oproep zal steunen. Wij waren met een grote delegatie in Parijs bij de klimaatconferentie. Daar heeft een hele zwik ontwikkelde landen gezegd dat ze hun budget voor innovatie samen gaan verdubbelen. Ik wil vandaag de Nederlandse regering oproepen om zich daarbij aan te sluiten. Ik ga ervan uit dat de VVD, zeker na deze oproep – ons hoogspanningsnetwerk moet aangepast worden op schone energie – ook deze oproep van GroenLinks zal steunen. Ik ben dus benieuwd of de VVD dat gaat doen.

De heer Bosman (VVD): Goede plannen kunnen altijd op onze warme aandacht rekenen. Laat dat duidelijk zijn. Dat gebeurt altijd wel in samenhang der dingen. De zorg van de VVD blijft echter staan. Het moet leveringszeker, betrouwbaar, betaalbaar en schoon zijn. «Schoon» betekent geen CO2-uitstoot in de atmosfeer. Dat zou dus CCS (Carbon Capture and Storage) kunnen betekenen, of misschien wel nucleaire energie. Dat zijn de opties en dat is de definitie van «schoon» voor de VVD.

Het gaat om de keuze of we een capaciteitsmarkt willen of een echte energiemarkt. De VVD kiest voor het laatste, maar dan moet je als overheid wel het lef hebben om niet in te grijpen als de prijzen omhoogschieten. Alleen dan zullen bedrijven zelf gaan investeren. Ieder ingrijpen door de overheid slaat iedere ambitie om te investeren namelijk plat. En dan zal de energietransitie stilvallen. Dan zal er alleen maar gesubsidieerde stroom zijn en dat is funest voor de innovatie. De VVD is voor duurzame energieproductie, maar de VVD weet ook dat die transitie tijd kost. Die tijd moeten we de transitie geven. Dit zorgt voor lagere kosten, meer investeringszekerheid en de mogelijkheid om dat ledlampje altijd aan te kunnen zetten. TenneT moet hiervoor ook investeren in het net, niet alleen in Nederland maar ook op de grens met Duitsland. Door de interconnectiviteit met Duitsland krijgen wij juist lagere energieprijzen, wat onze concurrentiepositie verbetert. Interconnectiviteit is alleen niet de oplossing voor de leveringszekerheid, want als de zon hier niet schijnt of de wind hier niet waait, is dat ook in het buurland het geval. Ik krijg graag een reactie van de Minister op mijn zorgen over de leveringszekerheid. Kan de Minister in een brief aan de Kamer schetsen hoe hij de leveringszekerheid ziet, bijvoorbeeld aan de hand van verschillende scenario's? Kan hij daarbij een cijfermatige onderbouwing geven van de beschikbare capaciteit waar hij van uitgaat, uitgesplitst naar energiebron? Dat helpt mijn collega Jan Vos ook.

Voorzitter, als u mij zo hoort spreken, denkt u dat ik alleen maar problemen zie, maar er gaat ook heel veel goed. Ik complimenteer de Minister met de International Energy Charter. Het is goed om te zien dat de Minister het Nederlandse bedrijfsleven ook internationaal onder de aandacht brengt. De Nederlandse industrie maakt werk van energiebesparing. Dat is niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor de portemonnee van deze bedrijven. Het is jammer dat collega's dit niet altijd zien. De industrie wegjagen uit Nederland maakt Nederland armer en de wereld warmer. Het ledlampje moet bij deze industrie ook blijven branden. De industrie werkt er hard voor om die energie te besparen en de Kamer moet daar meer vertrouwen in hebben. De industrie helpt ons ook om de transitie te maken naar een duurzame energievoorziening. Dit kan door CCS – of tegenwoordig CCUS (Carbon Capture, Usage and Storage) – lng (liquid natural gas) of bijvoorbeeld energie uit water.

In deze commissie praten we vaak over de energiebehoefte van Europees Nederland, maar we moeten Caribisch Nederland niet vergeten. Nederland heeft de innovatiekunde om slimme oplossingen te vinden voor de eilanden. Er kan bijvoorbeeld energie gehaald worden uit de temperatuurverschillen in het zeewater. Dit levert duurzame energie op, en als bijproduct schoon drinkwater. Dit scheelt dure dieselgeneratoren en de invoer van water. Welke kansen ziet de Minister voor de eilanden?

De Nationale Energieverkenning (NEV) heeft aangetoond dat Nederland op de goede weg is om de doelen uit het energieakkoord te halen. Daar werkt de Minister hard aan en daar besteden we enorme bedragen aan. De Minister heeft zelfs extra budget beschikbaar gesteld hiervoor, maar de Kamer moet de Minister ook wat meer ruimte gaan geven. De Kamer wil enerzijds dat de doelen behaald worden, maar anderzijds moet er direct gedebatteerd worden als er een beetje tegengas komt uit bijvoorbeeld de provincies over de plaatsing van windmolens. In de komende periode zullen er veel windparken in ontwikkeling gaan. Ik wil voorkomen dat wij over elk individueel geval gaan debatteren, want uiteindelijk wil de Kamer ook dat de doelen op het gebied van duurzame energie gehaald worden. Dat is niet omdat de VVD voorstander is van windmolens, maar als er een afspraak is gemaakt, zoals het energieakkoord, moeten we ons daaraan houden.

Tot slot. Het sluiten van kolencentrales lijkt de heilige graal te worden van veel partijen in deze Kamer. De VVD mist de rationale daarachter. Nederland sluit de vijf oudste centrales in Nederland en houdt de vijf meest moderne van Europa over. Het Planbureau voor de Leefomgeving geeft hierover ook een duidelijke uiteenzetting. Kolencentrales zijn en blijven een onderdeel van onze energievoorziening voor de komende decennia. Dat je dan het lef moet hebben om technieken als CCS te benutten, is dan ook duidelijk. Of je moet, zoals de Britten doen, gewoon weer kerncentrales bouwen. De VVD gaat niet meewerken aan kapitaalvernietiging, het in gevaar brengen van de leveringszekerheid en het op achterstand zetten van ons bedrijfsleven door zomaar even kolencentrales te sluiten. Het effect op de mondiale CO2-productie is namelijk te verwaarlozen. De CO2 die wij niet gaan uitstoten met onze meest moderne kolencentrales, wordt dan twee keer zo hard uitgestoten door de bruinkoolcentrales in Duitsland. Nederland armer, de wereld warmer: voor de VVD is dat een heilloze route.

De heer Smaling (SP): Is het voor de VVD nou echt belangrijk om koolstof onder de grond op te slaan, wat nog veel te duur is en wat een «end of pipe»-oplossing is, terwijl in een bijzinnetje 10.000 bewoners van de Drentse Veenkoloniën worden afgedaan als een stelletje zeurkousen? Zie ik dat goed?

De heer Bosman (VVD): Nee, dat vind ik echt ongepast. Ik had duidelijk niet de mensen in de Veenkoloniën voor ogen maar de Kamer, want die debatteert daar heel vaak over, terwijl zij ook afspraken maakt om onze duurzaamheidscriteria te halen. Die afspraak is volgens mij ook voor de SP helder. Zij wil ook graag duurzame energie en windenergie hebben. Het ongepaste heeft ermee te maken dat mensen in de Veenkoloniën nog alle ruimte hebben voor bezwaar en beroep. Dan is het ongepast om daar als Kamer tussendoor te fietsen en te zeggen: dat ga ik wel even voor u regelen. We hebben heel goede regelgeving in Nederland. De onzorgvuldigheid waarmee wij soms in de Kamer ergens doorheen fietsen, vind ik ongepast.

De heer Smaling (SP): Wat ik ongepast vind, is de opvatting van de heer Bosman over het volksvertegenwoordigerschap. Wij zijn gekozen door de mensen, onder andere in de Drentse Veenkoloniën. Ik mag hopen dat daar straks nog mensen over zijn die op de partij van de heer Bosman willen stemmen. Wij worden geacht om een lang proces, dat zich jarenlang afspeelt totdat het ergens toe leidt, te begeleiden. Gaande de rit gaat de VVD ergens naartoe waarvan mijn fractie vindt dat het zeer ongepast is, namelijk het gebied helemaal volplempen met windmolens van meer dan 200 meter hoog. Het is daarom goed dat wij van tijd tot tijd onze rol kunnen oppakken en met de Minister kunnen debatteren over een proces dat helemaal verkeerd aan het gaan is. Het zou de heer Bosman passen als hij ook die rol als volksvertegenwoordiger op zich nam.

De heer Bosman (VVD): We zitten in een staatsrechtsbestel, waarin we allemaal verschillende rollen hebben. Die rollen moeten allemaal ten volle benut worden. We kunnen niet voorbijgaan aan de verschillende rollen die in de samenleving bestaan, zoals die van rechter, bezwaarcommissie of Raad van State. Als we die allemaal moeten passeren omdat kennelijk het vertrouwen van de SP in de rechtsstaat zo laag is dat er onmiddellijk moet worden ingegrepen, vind ik dat heel zorgelijk. Ik ben het ook niet met hem eens, want ik heb alle vertrouwen in de rechtsstaat. Ik heb alle vertrouwen in de bezwaar- en beroepsmogelijkheden van al die mensen in Nederland. Uiteindelijk kunnen we tot een heel goed resultaat komen bij de Raad van State of desnoods bij de rechter of het Europees Hof. Ik vind het ongepast om er iedere keer tussen te springen en in te grijpen. Dan doet de SP echt onrecht aan al die mensen die een verantwoordelijkheid hebben in hetzelfde staatsrechtsbestel.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik pak even de cijfers erbij. De heer Bosman is best kritisch over het sluiten van de kolencentrales, maar we hebben wel de Urgenda-klimaatzaak gehad, met een duidelijke uitspraak van de rechter. Het kabinet heeft gezegd dat het die uitspraak gaat uitvoeren, dus in 2020 moet er 25% CO2-reductie zijn. De verschillende opties om die reductie te kunnen behalen zijn op een rij gezet. De goedkoopste maatregel blijkt het sluiten van de kolencentrales te zijn. We weten ook dat het kan, omdat er overcapaciteit is en onze gascentrales nu stilstaan. De VVD past terecht altijd goed op de centjes. Zouden we deze optie dus niet moeten omarmen?

De heer Bosman (VVD): Nee, mevrouw Dik-Faber gaat te kort door de bocht. Ze zegt even heel snel: we hebben overcapaciteit, we hebben genoeg. Ik betwijfel dat sterk. Ik heb de Minister nogmaals gevraagd om mij dan eens goed uit te leggen dat die overcapaciteit echt bestaat voor de komende vijf, tien, vijftien jaar. Dat is een heel simpele vraag. Kennelijk is het heel moeilijk om de getallen heel scherp te krijgen, want van wat er in de mottenballen staat, weten we ook niet of het terug gaat komen, of het zomaar opgestart kan worden en of bedrijven daarin willen investeren. Ze staan misschien wel op de rol, maar de vraag is of bedrijven toch nog 50 miljoen tot 100 miljoen willen investeren om een gascentrale op te starten die je misschien maar vijf of tien keer in het jaar aan kunt zetten, waarbij het nog maar de vraag is wat het oplevert. Mevrouw Dik-Faber zegt met gemak: we hebben overcapaciteit, dus omarm maar. Nee, leveringszekerheid, betaalbaarheid en betrouwbaarheid blijven voor de VVD allemaal belangrijk. Dat totaalplaatje wil ik eerst hebben voordat ik een besluit neem.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Leveringszekerheid is voor de ChristenUnie ook een belangrijk punt, maar volgens mij staat die niet ter discussie. Ik heb een aantal rapporten waaruit blijkt dat er wel degelijk voldoende capaciteit is als we onze kolencentrales sluiten. Maar goed, laten we het antwoord van de Minister afwachten. Mijn punt is dat we gewoon moeten voldoen aan de uitspraak van de rechter. Dat heeft het kabinet ook toegezegd: 25% CO2-reductie in 2020. Hoe kunnen we dat bereiken? Er zijn diverse maatregelen doorgerekend. Er liggen rapporten van ECN en PBL, die heel duidelijk in kaart brengen dat de meest goedkope oplossing om dat doel te bereiken, het sluiten van de kolencentrales is. Wil de VVD ingaan op dat onderwerp? Als wij goed op het geld van de belastingbetaler willen passen en daar zuinig mee willen omgaan, is het dan geen heel slimme zet om de kolencentrales te sluiten?

De heer Bosman (VVD): Ik herhaal mijn antwoord. Mevrouw Dik-Faber gaat ervan uit dat er een overschot aan energie is. Zomaar. Een gegeven. Zij zegt: sluit de kolencentrales maar, want dat is de beste oplossing. Dat vind ik dus niet. Ik wil het totaalplaatje zien voordat ik dat soort besluiten neem. Daarnaast is het kabinet bezig met een reeks aan mogelijkheden die tot hetzelfde doel zouden kunnen leiden. Ik ga dus niet vooruitlopen op zaken die nog in ontwikkeling zijn en waarover we nadenken. Innovatie zou hierbij een nog veel grotere rol kunnen spelen. Dus nee, dat besluit ga ik niet zomaar nemen.

Mevrouw Klever (PVV): Voorzitter. In dit AO bespreken wij de plannen van het kabinet om volgend jaar voor maar liefst 13 miljard euro aan subsidies uit te delen. Dat is 13 miljard euro aan subsidies die de komende jaren opgehoest moeten worden door burgers en bedrijven, dankzij belastingverhogingen. Het is 13 miljard euro aan lastenverhogingen in een tijd waarin we nog steeds kampen met een recordwerkloosheid. De enigen die profiteren van dit gulle beleid zijn de ontvangers van SDE+-subsidie. Zij zijn immers boven op de reguliere marktvergoeding verzekerd van een subsidie die vaak meer dan het dubbele is van de basisenergieprijs.

We konden het maandag nog lezen in de krant: bouw een windmolen voor 4 miljoen euro en vang vervolgens 6 miljoen euro aan subsidies boven op het geld dat je krijgt voor het verkopen van de stroom. Het is een spel zonder nieten voor de gehaaide investeerder, dat betaald wordt door de gewone burger, die nu al moeite heeft met het betalen van zijn energierekening, zijn huur en zijn zorgpremies. Het is overduidelijk dat het bouwen en beheren van windmolens een ontzettend winstgevende tak van sport is. Dat roept een aantal vragen op. Met welke rendementen rekent de Minister bij het vaststellen van de basisenergieprijs en het basisbedrag? In hoeverre komen die rendementen overeen met de normale rendementen in dat deel van de energiewereld dat geen subsidies ontvangt? Rendement is nodig om investeerders te compenseren voor de risico's die zij lopen. Kan de Minister aangeven welke risico's dat zoal zijn? Ligt het risico niet heel eenzijdig bij de belastingbetaler?

Uit tabel 1 van de SDE+-brief blijkt dat de verwachte kasuitgaven een stuk lager liggen dan het aangegane verplichtingenbudget. De Minister haalt dus aanzienlijk minder geld op dan hij aan verplichtingen aangaat, en hij baseert zich op de verwachte elektriciteitsprijzen uit de Nationale Energieverkenning 2014. Maar in de Nationale Energieverkenning 2015 zijn die prijzen alweer fors bijgesteld. Als over een paar jaar blijkt dat de prijzen van elektriciteit zich gunstig ontwikkelen en dus niet zo fors stijgen als verwacht, krijgt de burger dan ineens te maken met een fors hogere opslag duurzame energie? Is de burger niet altijd de verliezer bij dit beleid, omdat óf zijn energieprijs bijna verdubbelt óf de opslag duurzame energie met zo'n zelfde bedrag stijgt?

Minder subsidie is nog altijd beter dan meer subsidie. Wat de PVV betreft, delen we helemaal geen subsidies uit. Terwijl de Minister volgend jaar voor 13 miljard euro aan subsidieverplichtingen aangaat, wordt er in de Nationale Energieverkenning uitgegaan van bijna een verdubbeling van de energieprijs in de komende tien jaar. Kan de Minister aangeven waar deze prognose op gebaseerd is? In de NEV zelf worden alleen maar argumenten aangehaald die energie in principe goedkoper moeten maken, zoals de koppeling van stroommarkten.

De heer Smaling (SP): Het woord «subsidie» komt met zo veel ergernis uit de mond van mevrouw Klever, dat ik mij afvraag of zij überhaupt tegen subsidie is. Of vindt zij, kijkend naar waar nu subsidie aan wordt besteed, dat een deel van die subsidiepot wel goed wordt besteed? Ze zal het met mij eens zijn dat je moet investeren als je een omwenteling wilt van een meer fossiele naar een meer duurzame samenleving. Dat kun je op verschillende manieren doen. Dat kan het Rijk doen uit de algemene middelen, maar ook via deze route. Het moet toch ergens vandaan komen. Is mevrouw Klever dat wel met me eens? Of wijst ze dat instrument in zijn geheel af?

Mevrouw Klever (PVV): Zoals de heer Smaling weet, is de PVV helemaal niet voor een omwenteling naar duurzame energie op dit moment. Op dit moment is dat nog veel te duur en kan het alleen plaatsvinden met behulp van vele miljarden euro's aan subsidie. Dat geld moet door iemand opgehoest worden, namelijk door burgers en bedrijven. Of dat nou gebeurt via een opslag op de energierekening of uit de algemene middelen, per saldo betaalt de burger het gewoon. Wij zijn niet overtuigd van de noodzaak. Verderop in mijn betoog vertel ik hoe wij het wel zien.

De heer Smaling (SP): Dus de PVV deelt niet het algemeen gedeelde gevoel, in Parijs maar ook breder, dat wij op een muur afrijden als wij niets doen? Dit kost in eerste instantie geld, maar levert ons later geld, welvaart en welzijn op. Deelt de PVV dat echt helemaal niet? Vindt zij de verhalen over wat nodig is en waar we in Parijs een akkoord over hebben gesloten, apekool?

Mevrouw Klever (PVV): Apekool zal ik niet zeggen, maar je moet het wel in perspectief zien. Nederland is verantwoordelijk voor 0,5% van de wereldwijde uitstoot. Dat is bijna verwaarloosbaar. Wij vinden het een heilloze weg om nu vele miljarden in verouderde technieken te stoppen waarvan wij weten dat ze over een paar jaar helemaal verouderd zijn. Die technieken zijn peperduur, kunnen niet concurreren en zijn niet rendabel te maken. Wij zien veel meer in de weg van innovatie. We hebben nu een veel te enge focus op de korte termijn. Wat de PVV betreft, kijken we naar de lange termijn en naar de innovatie in de rest van de wereld die op ons afkomt, en zetten we daarop in. Voorlopig houden we ons dus nog gewoon bij de fossiele energie, die we nog voldoende hebben.

Kan de Minister aangeven wat een verdubbeling van de energieprijzen zal doen met de werkgelegenheid in de energie-intensieve industrie? Is het de bedoeling dat deze bedrijven uit Nederland verdwijnen en bijvoorbeeld uitwijken naar India, waar de productie van kolen de komende tien jaar wordt verdubbeld, zoals we maandag konden lezen in The Guardian? Ik hoor graag de visie van de Minister, die ook belangrijk is gegeven bijvoorbeeld de voorgenomen fusie van DuPont en Dow Chemical tot het grootste chemieconcern ter wereld. Beide bedrijven zijn energie-intensief en beide bedrijven hebben grote vestigingen in Nederland. Moeten deze bedrijven, nu ze toch gaan fuseren, gelijk maar fors gaan inkrimpen in Nederland omdat energie hier in prijs gaat verdubbelen? Ik hoor graag de visie van de Minister hierop.

Windmolens leveren dure energie en zijn economisch niet rendabel. De PVV heeft zich daarom altijd verzet tegen de komst van windturbines. Voor veel mensen in Drenthe, Groningen, Friesland en Noord-Holland kosten windmolens nog veel meer dan alleen geld. Ze kosten hun ook hun nachtrust, hun gezondheid, de waarde van hun huis en ook nog hun baan, als ze in de recreatie of in de toeristische sector werken. Waarom is er geen rekening gehouden met al deze negatieve effecten, zo vragen veel mensen in Drenthe zich af. Waarom hanteren wij in Nederland de kortste afstandsnormen van heel Europa voor het plaatsen van windturbines? Of doet het er voor deze Minister niet toe dat de leefomgeving van deze mensen fors wordt aangetast? Waarom is er nauwelijks gekeken naar alternatieven die door omwonenden zijn aangedragen? Wat de PVV betreft, stoppen we onmiddellijk met de bouw van windmolens.

Ik kom bij de uitwassen van de windmolenindustrie. In Schagen heeft een windmolenboer een ander type molen gebouwd dan vergund, op een compleet andere plek dan vergund, maar de verantwoordelijke CDA-wethouder heeft acht jaar lang een oogje dichtgeknepen. Acht jaar lang heeft deze man zijn buren illegaal slapeloze nachten kunnen bezorgen en daar ook nog eens 3,2 miljoen euro aan subsidie voor kunnen opstrijken, zo onthulde de Volkskrant vorige week. En nu de Raad van State er eindelijk voor gezorgd heeft dat de windmolen verdwijnt, dreigt er gewoon een nieuwe voor in de plaats te komen, dankzij de vervangingsregeling. Wat voor nut hebben al die inspraakavonden en rechtszaken dan eigenlijk nog? Is het beleid van dit kabinet om steun te verlenen aan illegale windmolens? De PVV vraagt de Minister om illegaal gebouwde windmolens te laten afbreken en de subsidies terug te vorderen. Deze problematiek speelt ook elders in het land. Wij willen graag dat aan deze illegale praktijken per direct een einde wordt gemaakt. Kan de Minister dat toezeggen? Verder willen wij dat eerst gecontroleerd wordt of een vergunning correct wordt nageleefd alvorens er subsidie wordt verstrekt. Kan de Minister dat ook toezeggen?

Tot slot. De PVV gelooft niet in een centraal geleide energietransitie. Beter is het om de markt zijn werk te laten doen en in te zetten op het optimaal faciliteren van innovatieve technieken die op redelijke termijn economisch rendabel kunnen concurreren met fossiele energie. Kijk bijvoorbeeld naar de kostprijsontwikkeling van zonnepanelen en bedenk dat elektronica vaak een exponentiële ontwikkelingscurve kent. Kijk naar de ontwikkelingen op het gebied van kernfusie, de mogelijkheden van thoriumcentrales en de potentie van CCS. De hedendaagse technische mogelijkheden, gecombineerd met de enorme omvang van de energiemarkt, maken het uitzonderlijk aantrekkelijk voor creatieve ondernemers om economisch rendabele alternatieven voor fossiele energie te zoeken. Laten we die markt niet verstoren door een centraal geleide energietransitie, die alleen maar leidt tot hogere energieprijzen, onbetrouwbare levering en meer werkloosheid. Gebruik ons belastinggeld niet voor subsidies aan windmolens, maar gebruik ons geld om de lasten voor burgers en ondernemers te verlagen, zodat ondernemers optimaal de gelegenheid krijgen om te innoveren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Wij waren afgelopen week met een Kamerdelegatie in Parijs bij de onderhandelingen over de klimaattop. Het gevoel van verbinding en zorg voor onze planeet heeft er mede toe geleid dat er ook een klimaatakkoord is gekomen. Ik vind het een heel knappe prestatie dat de Franse regering dit met alle landen in de wereld voor elkaar heeft gekregen. Daar ben ik trots op. Vandaag staan er veel zaken op de agenda die samenhang hebben met het gesloten klimaatakkoord. In de energieverkenning lezen we dat we er op het gebied van energiebesparing nog lang niet zijn. We moeten 100 PJ (petajoule) in 2020 halen en komen met het huidige beleid misschien op 55 uit. De Minister weet dat we er op het gebied van energiebesparing nog lang niet zijn. Dit punt maak ik mede namens de D66-fractie. Op het gebied van onder andere energie-efficiency in de industrie gebeurt er nog veel te weinig en dat is teleurstellend. De Minister heeft in het vorige AO toegezegd te kijken naar een beter kader om investeringen in energiebesparing van bedrijven te bevorderen. Wat is daar concreet uit gekomen? Wanneer komt de Minister met een prikkel om de investeringen in energiebesparing in de industrie meer te bevorderen? En waar hangt dit op? Wanneer komt de Minister met plannen om dit vlot te trekken?

Fracking in Groningen is een ander belangrijk punt voor onze fractie. Over de uitvoering door het Ministerie van mijn motie over de wijziging van de Mijnbouwwet en onderzoek naar de huidige frackingpraktijk was ik nog niet zo tevreden. Wel gaf de Minister deze week aan dat hij het onderzoek naar de huidige praktijk van fracken, dat hij tijdens het debat heeft toegezegd, door het SodM zal laten uitvoeren. Wanneer denkt de Minister dat dit klaar is? De Minister schrijft helaas in de brief niets over het uitvoeren van de motie om in afwachting van een wetswijziging en het onderzoek naar fracking ook de fracking op te schorten. We krijgen nu graag alsnog de toezegging van de Minister dat er niet gefrackt wordt totdat het onderzoek er is en de wetswijziging behandeld is. Onze fractie heeft overigens waardering voor het besluit van de NAM om voorlopig in ieder geval niet te gaan fracken bij Saaksum.

Ik kom op de motie die ik samen met mevrouw Van Veldhoven heb ingediend over de MKBA (maatschappelijke kosten-batenanalyse) naar het plaatsen van windmolens voor de Hollandse kust. Wanneer mogen wij de onderzoeksresultaten ontvangen? Kan de Minister toezeggen dat er tot die tijd geen onomkeerbare stappen worden gezet? Zou de Minister alsnog IJmuiden-Ver willen overwegen, ook in relatie tot de opgave die ons land nog heeft met betrekking tot het nieuwe klimaatakkoord en de opschalingsmogelijkheden die er zijn?

In de afgelopen jaren heb ik erop gehamerd dat de transitie naar een duurzame energievoorziening echt alleen mogelijk is met draagvlak van onderop. Als je dat als overheid niet zorgvuldig genoeg doet, krijg je de situaties die wij nu tegenkomen in Drenthe en Groningen in de Veenkoloniën. Inwoners voelen zich niet gehoord en komen met alternatieven. Die alternatieven worden ook niet serieus genomen. Het vertrouwen in onze democratie is bij deze inwoners echt gezakt tot een dieptepunt. De participatie van inwoners in een vroeg stadium is helaas volledig mislukt. Ook is de dubbelelijnopstelling onaanvaardbaar, zeker als je weet dat er een gedragen alternatief plan voor zonnepanelen is. Waarom is de Minister niet bereid om hier nog eens serieus naar te kijken? De Minister concludeert dat de inwoners geen behoefte hebben aan participatie en profijt, maar slechts aan een neutrale informatievoorziening en communicatie. Als wij echter de interviews in het rapport van de heer Oterdoom lezen, komen wij tot een ander beeld. Hoe kan de Minister dan in zijn brief tot een heel andere conclusie komen? Wat is relevant voor de Minister? Is dat de businesscase van de initiatiefnemers? Of is het dat initiatiefnemers en inwoners er gezamenlijk uitkomen? Ik heb van de initiatiefnemers begrepen dat zij volledige openheid over de businesscase willen geven, ook om indianenverhalen, die er natuurlijk zijn, te ontkrachten. In de opbrengsten moet een redelijke verdeling zijn tussen de lusten en de lasten, anders komt dit echt niet goed. De Minister stelt in zijn brief dat er een economische impuls moet komen voor het gebied, maar wat is dat dan? Daarover krijg ik graag duidelijkheid. Het CDA vindt dat onze inwoners moeten kunnen meeprofiteren van de subsidies waar iedereen in dit land via de opslag duurzame energie aan meebetaalt. Voor het CDA is de vrijwillige gedragscode van de windenergiesector op dit moment volstrekt onvoldoende.

Mevrouw Klever (PVV): Mevrouw Mulder pleit voor een eerlijkere verdeling van de lusten en de lasten. Pleit zij nou voor het omkopen van bewoners zodat ze de windmolens in hun achtertuin wél accepteren?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Er zijn heel wat landen die tegen dezelfde problemen aanlopen als wij en die hebben gekozen voor een eerlijke verdeling van lusten en lasten. Als er windmolens komen, moeten daar eerlijke regels voor zijn. Op dit moment zit er een haakje in de Omgevingswet, maar is het nog niet wettelijk vastgelegd. Op dit moment ben je dus als inwoner nog steeds overgeleverd aan de goedheid van de initiatiefnemer. Het CDA zou dat graag anders willen zien. Daarom pleit het CDA ook voor die eerlijke verdeling van lusten en lasten. Ik heb hierover in het verleden al heel veel moties ingediend, die helaas niet werden gesteund door mevrouw Klever. Ik snap ook wel waarom; zij wil ze überhaupt niet. Wij zullen toch wat aan windenergie moeten doen, ook in dit land, alleen moeten we kijken naar de mate waarin je dat doet en hoe je daarbij de inwoners meeneemt. Dat is helaas in Drenthe en in Groningen in het gebied van de Veenkoloniën helemaal verkeerd gegaan. Ik vind dat echt heel erg, want wij willen uiteindelijk de transitie naar duurzame energie. Inwoners in de Veenkoloniën willen die transitie ook graag. Zij zien dat anders, maar zij worden gewoon volstrekt niet gehoord. Dat doet mij pijn.

Mevrouw Klever (PVV): Ik begrijp dat het CDA heeft geluisterd naar de inwoners in Drenthe, maar niet goed genoeg. Het CDA zegt: u krijgt die windmolens toch, maar we kopen u om voor een paar tientjes. Vindt het CDA dat niet een beetje te gek voor woorden? Je kunt toch geen prijskaartje plakken op nachtrust, op gezondheid en op leefomgeving? De PVV wil eigenlijk helemaal geen windmolens, maar zij wil die in ieder geval niet in bewoond gebied. Is het CDA bereid om daarin mee te gaan en wat te gaan doen aan de afstandsnormen die in Nederland het laagst van heel Europa zijn? We kunnen bijvoorbeeld de Beierse norm van 10h, tien maal de hoogte van een windmolen, invoeren. Dat is beter dan het omkopen van mensen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): In de Groningse gemeente Delfzijl is onze wethouder op tijd met de inwoners om de tafel gaan zitten. Hij heeft gezegd: ik zit met een opgave en hoe gaan we dat nu allemaal doen? Omdat je gezamenlijk in gesprek gaat, omdat je allemaal ziet dat er een opgave ligt, kom je soms tot andere afspraken over de afstand waarop een windmolen geplaatst mag worden. Als je het op die manier aanvliegt, kun je er echt wel samen uitkomen.

Hier in de Veenkoloniën is dat gewoon allemaal anders gelopen. Er is niet uitgekomen wat de initiatiefnemers hebben gewild. Niemand heeft het gewild, en toch is het zo verkeerd gegaan. Ik vind het heel erg dat het op deze manier loopt. Dat doet wat met het draagvlak voor de hernieuwbare energie. Die is gewoon echt nodig als wij aan het klimaatakkoord willen voldoen. Soms kun je alleen net even iets meer doen voor de inwoners. Dat vraag ik van deze Minister. Voorkom nu dat er zo'n dubbelelijnopstelling komt en beweeg iets meer mee met de inwoners. Ik zie dat onvoldoende en ik vind dat echt heel slecht. Ik maak mij daar heel grote zorgen over. De inwoners willen graag een time-out en willen bekijken hoe men er gezamenlijk op een goede manier uit kan komen. Het zou mij wat waard zijn als de Minister zou zeggen: ik hoor dat ook, ik zie ook dat bepaalde dingen niet goed zijn gegaan en ik wil graag op een andere manier tot een goede oplossing komen. Dat vraag ik van de Minister. Dat je overal nee tegen zegt, zoals de PVV, daar ben ik gewoon niet van. Het CDA doet het op zijn manier. Het wil graag dat de inwoners serieus worden genomen.

De voorzitter: Ik zie dat mevrouw Van Tongeren ook wil interrumperen. Ik maak even van de gelegenheid gebruik om de leden te vragen om de interrupties en de antwoorden daarop te beperken. Dit overleg moet om 14.00 uur echt afgerond zijn.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het CDA wil een beetje de kool en de geit sparen. Wij horen mevrouw Mulder regelmatig zeggen dat het energieakkoord natuurlijk uitgevoerd moet worden. Wij horen haar enthousiast praten over het akkoord dat in Parijs is gesloten, waarin eigenlijk wordt gezegd dat we nog veel meer moeten doen dan wat nu in het energieakkoord staat. Maar ze zegt ook dat de inwoners een time-out moeten krijgen. Zij legt echter nooit uit hoe dat dan moet gebeuren. Er wordt nu gezegd dat er een gedragen alternatief voor zonnepanelen is. Mevrouw Mulder en ik weten allebei dat dat financieel niet rendabel is, dat dat niet zal passen in een SDE+-regeling en dat daar ook geen investeerders voor te vinden zijn. Dat geven de lokale bestuurders ook grif toe.

Ik vraag het CDA om het volgende duidelijk te maken. Als er een time-out moet zijn, accepteren wij dan gewoon dat wij het energieakkoord niet realiseren? Het CDA heeft veel wethouders op het platteland. Of is mevrouw Mulder samen met GroenLinks bereid om ook een moeilijkere boodschap door te blijven zetten en te bekijken hoe het park wel gerealiseerd kan worden? Dat park is al verkleind van 450 MW naar 150 MW. Het is dus al behoorlijk aangepast om de bewoners tegemoet te komen. Is zij bereid om te zeggen: andere provincies doen het ook, het is niet plezierig maar het is essentieel? Is het CDA bereid om samen met GroenLinks te zeggen: op dit moment is het echt belangrijk om die schone energie in Nederland te realiseren? We kunnen ons niet overal in Nederland nog weer een jaar of twee jaar uitstel permitteren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): GroenLinks had het CDA al jarenlang kunnen steunen met de verplichte gedragscode. Ik moet gewoon vaststellen dat GroenLinks dat niet heeft gedaan. Daardoor hebben we heel veel gedonder gekregen. Ik vind het jammer dat GroenLinks coûte que coûte alles erdoor wil drukken. Dat is niet de lijn van het CDA. We verschillen dus op dat punt. Ik zie in de media overigens ook heel veel uitspraken van GroenLinks-wethouders die moeite hebben met windmolens. Ik denk dus dat mevrouw Van Tongeren van GroenLinks daar nog een missie te vervullen heeft. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk dat je die dubbelelijnopstelling vervangt door zonnepanelen. Kortom, geef meer ruimte aan de inwoners. Neem ze serieus. Ik zou het fijn vinden als GroenLinks mijn voorstel voor een verplichte code zou steunen, zodat je een eerlijke verdeling krijgt van lusten en lasten. Daar schort het nu echt aan.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Heeft het CDA gekeken naar de financiële businesscase onder de zonnepanelen? Het klinkt heel mooi om te zeggen: we willen deze windmolenopstelling niet, we willen wel zonnepanelen. Ik heb gisteren een uur gebeld met onze wethouder in Stadskanaal, die overigens een enthousiast voorstander van windenergie is. Ook hij zegt dat de alternatieven van grotere zwaardere molens en een zonnepark financieel en technisch gewoon niet te doen zijn. Dus dan zeg je eigenlijk: ik wil het niet. Zegt het CDA met de bewoners: wij willen het hier eigenlijk niet? Of zegt het CDA: de plannen zijn dusdanig aangepast dat het voldoende is? Het park staat gemiddeld op 1.200 meter van de dichtste woonkern, op sommige plekken staat het op 700 meter van bewoond gebied en de wet zegt dat het op minimaal 400 meter afstand moet staan. Helpt het CDA om dat zo goed mogelijk uit te dragen of wil het CDA de kool en de geit blijven sparen? Zegt het CDA: de lusten en de lasten moeten eerlijk verdeeld worden, ze zoeken het maar uit, maar als we het energieakkoord niet halen, gaan we met z'n allen Minister Kamp daar toch keihard op aanspreken?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik vind de verwijzing naar het energieakkoord door GroenLinks heel opvallend. We hebben de afgelopen dagen kunnen vernemen – en we zullen dat straks wederom horen – dat GroenLinks af wil van het energieakkoord. GroenLinks zal zich uitspreken tegen de bijstook van biomassa voor de kolencentrales. Daarmee maakt GroenLinks dus een einde aan dit energieakkoord. Ik vind het dan wel heel opportunistisch om het CDA voor de voeten te werpen dat het een einde maakt aan het energieakkoord, terwijl wij hebben gezegd dat wij gewoon een bindende gedragscode willen hebben. Ik stel nu maar nogmaals vast dat GroenLinks het CDA daarin niet steunt en daarmee ook niet opkomt voor de inwoners. Ik vind dat echt een gemiste kans. Maar goed, dat is de keuze van GroenLinks.

De voorzitter: Gaat u verder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Is de Minister alsnog bereid om een gedragscode te versterken en bindend te maken voor de inwoners?

Vandaag hebben wij het ook over de openstelling van de SDE+-regeling voor 2016. Met deze openstelling wordt er nog los van de tender wind op zee voor maximaal 8 miljard aan verplichtingen aangegaan. Met deze veel grotere openstelling komt de Minister tegemoet aan het rapport van de Rekenkamer. Het CDA vindt dat een goede zaak. Het gaat natuurlijk om heel veel belastinggeld. We moeten er goed op toezien hoe dat wordt besteed. Daarom vraag ik de Minister om de Kamer via een rapportage voor het zomerreces te informeren over de eerste tender in maart, zodat we hiervan kunnen leren en weten hoe we het in 2017 zouden moeten aanpakken met de SDE+-regeling.

De Minister stelt ook een nieuwe regeling voor: de ISDE-regeling. In die regeling wordt 70 miljoen beschikbaar gesteld. Het CDA staat positief tegenover deze nieuwe investeringsregeling voor hernieuwbare energie voor huishoudens. Wij zijn benieuwd naar de uitwerking. Wanneer verwacht de Minister de Kamer daarover te informeren? Welke technieken worden gestimuleerd, hoe worden subsidiebedragen vastgesteld en hoe zullen zo veel mogelijk huishoudens hun weg vinden naar deze regeling?

De SDE+-regeling is er ook voor geothermieprojecten, maar wij zien dat dergelijke projecten nog steeds niet goed op gang komen. Dat is jammer, want wij zien veel potentie voor geothermie. Kan de Minister nadenken over een ander subsidiesysteem dan de SDE+ voor de geothermie? Ik hoor graag hoe hij daarmee wil omgaan.

Er wordt ten slotte veel gezegd over een kolenexit. Wanneer krijgen wij een brief van de Minister over deze kwestie? Hoe kijkt hij naar weglekeffecten en hoe houden we de energierekening betaalbaar voor onze inwoners en blijven we flexibel in de mix aan energie die ons land nodig heeft om te voorkomen dat we energieafhankelijk worden van landen waarvan we dat liever niet zijn? Wanneer komt het ibo-rapport over die 25% reductie van CO2 met de mogelijke opties naar de Kamer?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. In Parijs sloten 195 landen een historisch akkoord met een helder doel: de opwarming van de aarde beperken tot ruim onder de 2⁰C en het liefst richting 1,5⁰C als maximum. Nederland heeft echter een zeer CO2-intensieve economie. Hoe gaat de Minister dit akkoord verwerken in het Nederlandse beleid? Ik begrijp best dat de Minister geen kant-en-klaar pakket met beleidsmaatregelen heeft, maar kan hij aangeven hoe hij het klimaatakkoord gaat vertalen in het Nederlandse beleid? Deze Minister is goed in processen en ik vraag hem om dat proces te schetsen. GroenLinks zou natuurlijk pleiten voor een pluspakket, zoals we dat ook steeds bij het energieakkoord gedaan hebben.

Uit de Nationale Energieverkenning wordt duidelijk dat er al aanvullende maatregelen zijn om de doelen van het energieakkoord te halen. Half november zou de Borgingscommissie Energieakkoord die aanvullende maatregelen bekendmaken. Ik hoor graag een update van de Minister hoe het daarmee staat.

De duurzaamste energie is natuurlijk energie die je niet gebruikt. Daarom bevat de Wet milieubeheer al sinds de jaren negentig een verplichting voor bedrijven om alle energiebesparende maatregelen te nemen die een terugverdientijd hebben van vijf jaar of korter. Hoe gaat het met het handhaven van deze bepaling? Hoeveel mensen worden ingezet om dit beleid te handhaven? Kan de Minister voorbeelden geven van andere sectoren waarin al ruim twintig jaar bedrijven de wet mogen overtreden en daar eigenlijk, althans voor zover ik weet, niet of nauwelijks voor beboet worden? Blijkbaar is er een lijst van voorbeeldmaatregelen in de maak. Als bedrijven die zouden nemen, zouden ze voldoen aan de wet. Is die lijst er? Wordt die gehandhaafd? Hoeveel bedrijven in Nederland voldoen aan de maatregelen uit deze lijst en hoe is de Minister voornemens om ervoor te zorgen dat bedrijven hun zaken op orde hebben? Wanneer is dat rond voor bijvoorbeeld de 400 grootste bedrijven in Nederland?

Het stukje over de SDE+-regeling spreek ik mede namens D66 uit. Bij de SDE+ loopt de begrotingsreserve fors op en blijven de kasuitgaven steeds verder achter bij de prognoses. Als we zeggen dat we met z'n allen het geld dat er is, zo snel mogelijk willen inzetten voor schone energie, dan is dat natuurlijk enorm jammer. Uit de brieven en andere berichten blijkt dat de Minister zijn best heeft gedaan om die ontwikkeling te spreiden. Wij kregen het moeilijk aangesloten, omdat in de ene categorie ook de MEP en de oude SDE staan en in de andere categorie alleen de SDE+. Ik heb hier ons huiswerk en wil dat graag aan de Minister geven. Ik vraag hem om een berekening te maken die aansluit op alle drie de stromen, zodat we duidelijkheid krijgen over wat er is gebeurd met de verplichtingen en de bedragen voor projecten die ingetrokken zijn en wat is er gebeurd met de verplichtingen en de bedragen voor projecten die vertraagd zijn. Is al dat geld toegevoegd aan SDE+ voor nieuwe jaren of zit het ergens verstopt in de begrotingsreserve? Bestaat de begrotingsreserve enkel uit geld dat is gereserveerd voor projecten in ontwikkeling? Wij willen daar graag helderheid over hebben. Ik heb al eerder een vraag gesteld over het vervallen van al het geld aan de algemene middelen als er een kabinetswissel plaatsvindt. Ik heb toen gepleit voor een fondsvorming. Aangezien dat bedrag elk jaar verder oploopt, wil ik graag weten wat de gedachteontwikkeling van de Minister is. Is hij ook bereid om met GroenLinks te kijken naar een fondsvorming, zodat dat geld ook bij een volgend kabinet echt alleen beschikbaar is voor schone energie?

De voorzitter: Ik maak even een opmerking voor het verslag. Mevrouw Van Tongeren heeft zojuist een pagina met berekeningen aan de Minister laten overhandigen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Tegelijkertijd erkent de Minister dat duurzaamheidscriteria nog niet gereed zijn. Nu komen we op het onderwerp «kolencentrales». Wij wachten, net zoals het CDA, op het interdepartementale beleidsonderzoek CO2 en de reactie van het kabinet op de uitvoering van de motie inzake het uitfaseren van kolencentrales. Wij willen de Minister vragen om te wachten met de subsidie voor bijstook van biomassa tot wij deze documenten hebben en deze besproken zijn met de Kamer. Dat lijkt ons alleszins redelijk. Ik hoor hierop graag een reactie van de Minister. Anders komen deze onderzoeken als mosterd na de maaltijd.

Hoe gaat het nu met ECN? Ook deze vraag stel ik mede namens D66. Ik zei net al in een interruptie dat Europese landen gezegd hebben dat de innovatie van schone energie enorm belangrijk is en dat zij hun budgetten verdubbelen. Ondertussen bezuinigt Nederland op ECN, ons eigen energie-innovatiecentrum. Wat is de ambitie van de Minister bij energie-innovatie? Wordt dit dan ook gestaafd met financiële toezeggingen en een zorg voor de kennisinfrastructuur?

Ook over energielabeling wil ik namens D66 nog het een en ander zeggen. De innovatie bij energiebesparing gaat behoorlijk snel, wat ervoor zorgt dat onze labeling niet meer toereikend is. We hebben nu al A+++ en burgers zien het verschil tussen A++ en A+++ niet zo. Ik zie dat overigens ook niet als ik in een winkel ben. Dit geeft verwarring. Hoe gaat de Minister de overgang realiseren? Het is voor een producent natuurlijk heel raar als hij eerst het label A+ heeft en dat dit opeens wordt gewijzigd in C of D. Komen er gedurende een bepaalde periode twee type labels naast elkaar? Gaat dat gepaard met een communicatiecampagne? Hoe doen we dat?

Ik kom te spreken over wind op land. Ik heb tijdens een interruptiedebatje met het CDA al een aantal punten naar voren gebracht. De Commissie voor de m.e.r. zegt dat het oordeel over de parken in Drenthe essentiële informatie bevat voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij een besluit over de realisatie van een windpark. Alles overziend, zegt die Commissie voor de m.e.r., is dit een waardevol voorbeeld voor vergelijkbare toekomstige projecten. Deelt de Minister die mening? Hoe staat hij tegenover allerlei bovenwettelijke provinciale en lokale eisen? Snelwegen zorgen ervoor dat er in Nederland 300.000 mensen op geluidsbelaste locaties wonen. Wat GroenLinks betreft, gebeurt daar op dit moment te weinig. Bij windmolens is er sprake van een woud aan bovenwettelijke eisen, vooral ook gericht op wind en op mensen die windmolens niet mooi vinden. Is het realiseren van wind op land al niet moeilijk genoeg en essentieel, zeker gezien het akkoord in Parijs?

Ik kom te spreken over CCS (Carbon Capture and Storage). Dit doe ik overigens niet namens D66. In de Volkskrant heeft een bericht gestaan dat E.ON bezig is met CO2-opvang, -afvang en -opslag. Dit project zet in op 25% CO2-afvang en -opslag. Hoe verhoudt zich dat tot de oorspronkelijke toezeggingen van EO.N en ENGIE, dat voorheen GDF SUEZ was, om 85% CCS toe te passen? Is het de bedoeling om met die afgevangen CO2 weer olie en gas te gaan winnen? Is er dan überhaupt eigenlijk wel sprake van CO2-opslag, want je haalt maar een klein beetje eruit en dat gebruik je in een veld om meer fossiele brandstoffen naar boven te brengen, die vervolgens weer verbrand worden, waarbij CO2 vrijkomt? Krijg je daardoor niet juist meer CO2 in de lucht? Beschikt Oranje-Nassau Energie over een opslagvergunning voor dit veld? Zo nee, op welke wijze past CO2-opslag dan in de bestaande vergunning? Is er juridisch wel sprake van CO2-opslag, als je het in een veld pompt om vervolgens die CO2 toch weer boven de grond te brengen? Valt het project met de aanpassingen onder de bestaande beschikking of ligt er hiervoor een nieuwe aanvraag van E.ON?

De voorzitter: Wilt u afronden? U hebt al meer dan acht minuten gesproken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Daar was ik al bang voor.

Met de 330 miljoen subsidie wordt 2.7 megaton CO2 afgevangen. Dat is ruim € 120 per ton CO2. Zijn er geen goedkopere opties voor handel binnen het ibo CO2? Daar zijn wij erg benieuwd naar. Het Nederlandse aandeel in de subsidie voor dit afvangproject is 150 miljoen. Dat is ruim twee keer zo veel als er wordt uitgetrokken voor subsidie van alternatieven en voor gas via de nieuwe ISDE-regeling. Waarom is het redelijk om voor dit geld twee keer zo veel geld uit te trekken?

Ik zal proberen om mijn overige vragen in mijn tweede termijn te proppen.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Wij hebben een volle agenda. De Minister heeft veel stukken gestuurd, waarvoor dank.

Ik begin met de SDE+-regeling. Het is fascinerend om te zien dat we volgend jaar in totaal 8 + 5 = 13 miljard euro uittrekken voor de ontwikkeling van duurzame energie in Nederland. Daarmee geeft de Minister uitvoering aan het energieakkoord, waarover we hier al vaak hebben gesproken, maar ook aan het regeerakkoord dat deze coalitie heeft gesloten. Daarin hebben we afgesproken dat we een transitie gaan doormaken van fossiele energie naar duurzame energie. Het doet mij deugd dat dit proces met veel zorgvuldigheid en aandacht is ingezet. Daarvoor heeft mijn fractie veel waardering.

Dat gezegd hebbende, zijn er natuurlijk nog wel punten waarop wij vinden dat er nog wat kritiek mogelijk is. Mijn fractie heeft na afloop van het Urgenda-debat een motie ingediend met het verzoek om te bekijken op welke wijze we 25% CO2 kunnen besparen. Het kabinet heeft toegezegd dat die doelstelling gerealiseerd moet worden. In die motie hebben wij ook nadrukkelijk geformuleerd dat de sluiting van Nederlandse kolencentrales als optie moet worden meegenomen in onderzoeken die, wat ons betreft, door het PBL en het ECN worden uitgevoerd. Hoe staat het met die onderzoeken? Als je in Nederland de uitstoot van CO2 wilt reduceren, kun je eigenlijk op twee manieren iets doen wat echt een verschil maakt. Dat is langzamer te gaan rijden, dus niet 130 km/u maar langzamer. En dat is door het sluiten van kolencentrales. Andere maatregelen zetten echt geen zoden aan de dijk als je van 17% naar 25% wilt. De facto lijkt het mij dat de sluiting van de kolencentrales weleens veel sneller dichterbij zal komen dan we op dit moment denken. Ik hoor hierop graag een reactie van de Minister, met name in het licht van het feit dat we volgend jaar 4 miljard euro aan SDE+ kunnen bestemmen voor bij- en meestook van biomassa. Voor alle duidelijkheid: als we dat geld uitgeven, kunnen de kolencentrales voor een periode van acht jaar die subsidie opsouperen. Dat betekent dus dat als wij over twee jaar of over een jaar of misschien zelfs al dit voorjaar besluiten dat we die centrales toch liever sluiten, die centrales dat geld al toegezegd hebben gekregen en dat vervolgens ook weer bij ons in rekening wensen te brengen. Als ik het verkeerd zie, zal de Minister me straks ongetwijfeld corrigeren. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van het kabinet. Ik maak mij daar, vooruitkijkend, zorgen over. Regeren is vooruitzien. Als Kamerlid heb je toch ook de taak om af en toe mee te kijken met de regering. Ik hoor op dit punt graag een reactie van de Minister.

De heer Bosman (VVD): Regeren is vooruitzien. Dat betekent ook dat je afspraken maakt voor de toekomst. Dat zijn afspraken waar iedereen zich aan moet houden. Wij hebben een energieakkoord waarin wij hebben afgesproken dat wij kolencentrales open houden. Ik begrijp dat de heer Vos vooruitloopt op die afspraken en die ter discussie stelt.

De heer Jan Vos (PvdA): Kan de heer Bosman mij aangeven waar in het energieakkoord staat dat wij hebben afgesproken dat kolencentrales open moeten blijven? Die passage heb ik niet gevonden.

De heer Bosman (VVD): Wij hebben afgesproken dat vijf kolencentrales gesloten zullen worden, en er daarmee kolencentrales open blijven. Sterker nog, de bijstook van biomassa is per se een onderdeel van het behalen van die doelen. Als wij de kolencentrales sluiten, zullen wij de doelen niet halen. Ik zal de vraag anders formuleren. Vindt de Partij van de Arbeid het geen probleem dat we dan de doelen niet halen?

De heer Jan Vos (PvdA): Nu de heer Bosman heeft toegegeven dat wij in het energieakkoord niet hebben afgesproken dat wij geen kolencentrales sluiten, en dat wij dus wel degelijk op dit punt nadere afspraken kunnen maken en ons houden aan de afspraken – afspraak is afspraak; daar sta ik ook voor – kan ik zeggen dat, wat ons betreft, de doelen in het energieakkoord om 14% duurzame energie te halen, nog volop overeind staan. Dat is overigens 2% minder dan dat wij in het regeerakkoord zijn overeengekomen. Sterker nog, als de heer Bosman zegt dat we toch die 16% willen halen in 2020, zoals we oorspronkelijk met elkaar zijn overeengekomen, dan vindt hij mij ook aan zijn zijde. Die ambitie is er dus nog steeds.

De heer Bosman (VVD): Nee, want die bijstook van biomassa is goed voor 1,2% groene energie. Ik hoor graag van de heer Vos hoe hij dan die 1,2% gaat goedmaken.

De heer Jan Vos (PvdA): Dat kan op heel veel verschillende manieren. Je kunt bijvoorbeeld denken aan industriële stoomprojecten, aan restwarmte. Je kunt denken aan monomestvergisting, aan meer groen gas. Je kunt denken aan een grootschaliger Zon-PV, aan extra wind op zee, aan meer geothermie en aan biomassavergassing. Dat laatste is een heel concreet alternatief. Er is namelijk 60 PJ biomassa nodig in zo'n kolencentrale om die 25 PJ die we hebben afgesproken, te produceren. Maar het rendement van een vergasser is ruim 70%. Als je diezelfde 60 PJ biomassa inzet, kun je 40 PJ groen gas maken. En dat is 1,8% duurzame energie. Dat is dus anderhalf keer zoveel als de 1,2% die via de kolencentrales wordt bereikt. Dus laten we daar vooral verder over nadenken. Dat lijkt me heel goed.

Mevrouw Klever (PVV): Het verheugt mij om te horen dat de Partij van de Arbeid de stekker uit het energieakkoord wil trekken. De PVV heeft dat van begin af aan gezegd. Maar als de Partij van de Arbeid zegt dat er geen subsidie moet naar de bijstook van biomassa, trekt zij in feite de stekker uit het energieakkoord. De Minister heeft immers altijd heel duidelijk aangegeven dat die subsidie nodig is om de doelen te halen. Ik zou zeggen: hulde daarvoor. Laten we nu eens gaan voor betaalbare energie!

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb een statement gehoord, geen vraag.

Mevrouw Klever (PVV): Is de Partij van de Arbeid het met de PVV eens dat we ons moeten focussen op betaalbare energie?

De heer Jan Vos (PvdA): Het lijkt mij heel belangrijk dat wij ons concentreren op betaalbare en duurzame energie. Ik vind het ook belangrijk dat de leveringszekerheid gewaarborgd wordt. Dat mag duidelijk zijn.

De voorzitter: Gaat u verder.

De heer Jan Vos (PvdA): Net als de meeste fracties hier heb ik een taakopdrachtje meegekregen van D66. Wij maken ons met de fractie van D66 grote zorgen over het proces van de windmolens in Drenthe. Mensen hebben het gevoel dat er niet naar ze geluisterd wordt en dat dit ook niet zal veranderen. Ik wil graag wat meer horen over de gebiedscoördinator die daar is aangesteld. Welke ruimte heeft deze gebiedscoördinator precies? Waarom willen bewoners niet met de gebiedscoördinator spreken? Ik vraag ook de aandacht van de Minister voor de dubbelelijnopstelling. Ik meen dat wij daar eerder al uitgebreid over van gedachten hebben gewisseld en dat wij toen hebben aangegeven dat die opstelling er niet zou moeten komen. Daar lijkt nu echter toch weer sprake van te zijn. Ik wijs ook op de motie van mijn collega De Vries, waarin de regering wordt verzocht om serieus te kijken naar de bezwaren van de bewoners tegen zo'n dubbele lijn (33 612, nr. 57). Ik ben daar geweest, net zoals de Minister. Je zit dan aan die spreekwoordelijke keukentafel – maar je zit er op dat moment ook echt aan – en je stelt je voor dat die molens aan de voor- en achterkant van die woning komen. Dat is eigenlijk niet te doen voor die bewoners. Ik hoor graag van de Minister hoe invulling is gegeven aan de motie-De Vries.

De voorzitter: Mijnheer Smaling, ik zie dat u wilt interrumperen. U hebt echter al twee interrupties gehad.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik wil wel een halve minuut spreektijd doneren.

De voorzitter: Nee, dit is geen marktplaats voor spreektijd.

De heer Jan Vos (PvdA): Ja, dat zou een investering zijn die je snel weer terugverdient. Maar dat begreep de voorzitter al.

Nu ik de taakopdracht van D66 heb uitgevoerd, heb ik nog een paar andere punten. Ook mijn fractie maakt zich zorgen over de wijze waarop energie-efficiëntie in de industrie wordt gerealiseerd. Wij zien dat de Minister grote inspanningen verricht en hebben daarvoor waardering, maar wordt die inspanning wel gematcht door de wederpartij? Ik kijk met name naar de Wet milieubeheer, waarin staat dat je zo'n investering moet doen als je die binnen vijf jaar kunt terugverdienen. De vraag is toch waarom daar niet op gehandhaafd wordt. Heeft de Minister daar misschien plannen voor? Zo ja, zou hij die met ons willen delen? Een wet moet in Nederland immers worden gehandhaafd. Zeker bij een afspraak over duurzaamheid vindt de Partij van de Arbeid dat van groot belang.

De Minister heeft een brief gestuurd over de integratie van de Nederlandse energiemarkt. Wij hebben geluiden uit de sector gehoord dat het systeem van flow-based afrekenen, waarover de Minister heeft geschreven, nog niet optimaal werkt. Ik vraag de Minister en de instanties die zich daarmee bezighouden, om daar aandacht voor te hebben. Dat systeem moet wel goed gaan werken. Ik hoor hierop graag een reactie van de Minister.

Ik kom op het ECN. De Minister heeft naar aanleiding van een motie in een brief aangegeven wat de stand van zaken is. Ik ben blij dat hij gehoor heeft gegeven aan die Kamerwens en ik ben ook blij met de wijze waarop hij dat heeft gedaan. Ik wil daar mijn waardering voor uitspreken. Ik vraag de Minister wel om, nu het gaat om een structurele voorziening, er buitengewoon zorgvuldig mee om te gaan. Het ECN speelt samen met andere bureaus in Nederland een cruciale rol in de rapportages over de enorme transitie die we op dit moment doormaken. Die rapportages en beleidsvoornemens moeten wel adequaat kunnen worden bestudeerd. Ik maak me er weleens zorgen over of die functie van het ECN wel voldoende gewaarborgd is. We hebben gewoon goede informatie over dat transitieproces nodig.

Er is een stuk verschenen van het PBL en het ECN over de uitfasering van kolen. Dat stuk staat vandaag niet op de agenda. Het is een lezenswaardige notitie waarin ook met name wordt gekeken naar Groot-Brittannië en Duitsland. Ik vraag me af of de Minister daar ook op kan reageren. Als dat niet mogelijk is, dan begrijp ik dat. Het stuk staat immers niet op de agenda. Het is echter mogelijk dat de Minister de notitie het stuk gelezen heeft en er wel iets over wil zeggen. Ik leg dus dat verzoek bij dezen bij hem neer.

De voorzitter: Als de Minister geen reactie kan geven, dan kunt u het kabinet via de procedurevergadering om een reactie vragen.

De heer Jan Vos (PvdA): Dat is mij bekend, maar die kolencentrales houden me zeer bezig. Dat is zo'n interessant onderwerp. Vandaar.

De heer Bosman (VVD): Dat stuk van het PBL heb ik ook gelezen. Het gaat over Groot-Brittannië en over de manier waarop de Engelsen het sluiten van de kolencentrales oppakken. Dat gebeurt misschien over tien jaar, als er maar genoeg gascentrales worden gebouwd. Dat zeggen ze er ook bij. Voorts bouwen ze daar weer kerncentrales. Is de heer Vos het helemaal eens met die oplossing?

De heer Jan Vos (PvdA): Die kerncentrales worden in Groot-Brittannië gesubsidieerd met, naar ik meen, € 0,17 per kilowattuur. De SDE+ kent een maximum van € 0,15 per kilowattuur. Je ziet dat die kernenergie, waar de VVD zo'n voorstander van is en waar mevrouw Mulder van het CDA ook weleens een voorstander van is geweest, eigenlijk veel duurder is dan al die duurzame oplossingen bij elkaar. De heer Bosman weet misschien ook wel dat zonnepanelen in Afrika inmiddels goedkoper produceren dan kolencentrales en dat wind op land in de Verenigde Staten goedkoper is dan kolenstroom. De VVD zou als marktpartij dus eigenlijk geen voorstander moeten zijn van kernenergie.

De heer Bosman (VVD): De heer Vos van de Partij van de Arbeid maakt zich weer schuldig aan het cafetariamodel met selectief shoppen. Het is een goed plan van het PBL en de Engelsen doen het toch echt heel goed, maar een deel van die oplossing wil de Partij van de Arbeid dan weer niet. Dan zit je dus met een half plan. Als je zegt dat het een goed verhaal is en je pakt er vervolgens maar een deel van, dan is het maar een half verhaal, en niet het hele verhaal. Ik zet dus toch wat vraagtekens bij deze handelwijze van de Partij van de Arbeid. Maar goed, de heer Vos is enthousiast over het plan. Ik steun hem daarin van harte.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik hoor niet echt een vraag. Ik zie het stuk meer als een analyse van de bestaande situatie. Daarvoor wordt een aantal suggesties gegeven. Ik begrijp de fascinatie van de heer Bosman voor kerncentrales niet, omdat het in de praktijk gewoon een heel dure optie blijkt te zijn. Het Verenigd Koninkrijk bevindt zich in een andere situatie dan Nederland, omdat daar geen gas meer voorradig is. Ik begrijp de fascinatie van de heer Bosman voor kolen niet, omdat dat een heel vervuilende bron van energie is. Mevrouw Mulder heeft het al eerder aangehaald. We zijn met z'n allen naar Parijs gegaan om daar afspraken te maken om ervoor te zorgen dat we die CO2-12 en CO2-13 niet meer uitstoten, maar de heer Bosman begint hier weer helemaal van voren af aan. Ik begrijp dat niet.

De heer Bosman (VVD): Mag ik het uitleggen?

De voorzitter: Nee, u mag dat bewaren voor de tweede termijn.

Het woord is aan de heer Smaling voor zijn bijdrage in eerste termijn.

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Door velen van ons is al gerefereerd aan het klimaatakkoord. Het was vorige week een bijzondere week. Wij hebben er veel van opgestoken, met een Staatssecretaris die hard gewerkt heeft en een Franse Minister die toch wel een enorme prestatie heeft geleverd. Wij waren met een grote delegatie. Het was ook nog heel gezellig. Het was jammer dat de PVV niet mee was, want mevrouw Klever kennende, had zij ongetwijfeld ook aan die gezelligheid bijgedragen. Het was goed dat wij er waren.

Mijn eerste vraag aan de Minister luidt: hoe kun je nu dat momentum, dat we toch met z'n allen voelen, omzetten in daden? Deze vraag sluit aan bij vragen die door collega's zijn gesteld. Als we terugkijken naar de Urgenda-zaak, is het dan geen optie om het hoger beroep in te trekken? Dat zou goed passen in de geest van wat wij in Parijs hebben bereikt. Als je dan kijkt wat er in het kader van de Urgenda-zaak versneld is doorgerekend door het PBL en het ECN, dan komen die opties van het versneld sluiten van kolencentrales en iets doen aan het vervoer – of dat nu is minder hard rijden of versneld overgaan op elektrische auto's – duidelijk naar voren. Er is bij de Algemene Financiële Beschouwingen een motie van Ed Groot aangenomen, waarin wordt gepleit om tweedehands elektrische auto's die betaalbaar zijn, versneld op de markt te brengen. Welke mogelijkheden ziet de Minister? Ik vraag dit ook omdat ik de SDE+-zaken die door collega Vos naar voren zijn gebracht, volledig onderschrijf.

Dat het akkoord nu op tafel ligt, dwingt ons om naar een aantal facetten uit de lijst van SDE+ te kijken en te besluiten of die toekomstbestendig zijn. Dat geldt voor de biomassabijstook, maar ook voor de mestvergisting, want dat is ook een «end of pipe»-oplossing. Die kippenverbrandingscentrale in Moerdijk is oké, maar je zou eigenlijk geen mestoverschot moeten hebben. Aan de andere kant wordt op zon zwaar overtekend, terwijl er natuurlijk heel veel progressie zit in zonne-energie. Dat is dus eigenlijk jammer. Geothermie is een categorie die duidelijk wordt onderbenut.

In navolging van het klimaatakkoord zou ik willen pleiten voor een uitwerking van pijler 8, die gaat over werkgelegenheid. Tot nu toe is dat een getal – nattevingerwerk klinkt wat oneerbiedig – in de trant van: wij krijgen zo veel meer banen als wij het energieakkoord uitvoeren. Het is nodig om dat meer te preciseren. Als je van een fossiele-energiemaatschappij overstapt naar een duurzame energiemaatschappij, wat zijn dan de consequenties en wat zijn de noden, op het gebied van scholing, bijscholing en omscholing? Kan dat beter in kaart worden gebracht dan tot nu toe is gedaan?

De heer Jan Vos (PvdA): U refereerde zojuist aan het feit dat zon zwaar wordt overschat. Het is mij opgevallen dat heel veel Nederlanders blij zijn met de zonnepanelen. Je hoort het in Drenthe ook wel: waarom geeft u ons die grote windmolens? Wij hebben veel liever zon. Nu weten wij dat die zonnepanelen wat duurder zijn dan windenergie, maar hebt u voorstellen om meer mogelijkheden te creëren voor zonne-energie? Is dat wat u impliceert?

De heer Smaling (SP): Ik observeer dat de intekening op zonne-energiesubsidies veel hoger is dan er aan budget beschikbaar is. Gisteren stond in de Volkskrant een overzicht van een aantal projecten in het noorden: Delfzijl, de stad Groningen, Veendam en Dokkum, waar grote projecten loskomen. Je ziet ook dat de rentabiliteit van projecten waarbij zonneweiden het voornaamste onderdeel uitmaken, steeds groter wordt. Dit, in samenhang met het feit dat wij de komende tien à twintig jaar toch kunnen verwachten dat de effectiviteit van de zonne-energiebenutting omhoog gaat, heeft mij tot deze opmerking aangezet.

De heer Jan Vos (PvdA): Dat is helder. Ik vind het altijd mooi om te zien hoezeer Nederlandse burgers zich ervoor inzetten om al dan niet in coöperatief verband die zonnepanelen te installeren. Ik begrijp het pleidooi van de heer Smaling en wil hem namens mijn fractie zeggen dat wij het zeer steunen als er meer ruimte voor zou komen.

De heer Smaling (SP): Dat klinkt mij als muziek in de oren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik worstel met het pleidooi van diverse fracties om meer zonnepanelen op weilanden toe te staan. Het zijn vaak niet zomaar weilanden, maar weilanden die in gebruik zijn voor mestverwerking. Wij hebben veel vruchtbare grond die nodig is voor onze voedselvoorziening. Als ik zie hoe veel ruimte je nodig hebt voor zon-PV als equivalent voor één windmolen, dan moet je dus echt denken aan ten minste tien voetbalvelden. Als ik eraan denk hoe dit wordt voorgesteld door de SP-fractie, zie ik straks het mooie landelijke gebied van provincies, waar de landbouw ook een belangrijke plek heeft en waar voedselvoorziening centraal staat, het landschappelijk schoon, gewoon worden opgeofferd aan grote zonneweiden. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

De heer Smaling (SP): Wat mevrouw Dik zegt, is heel interessant. In de voorbereiding op dit debat heb ik ernaar gekeken. Ik kom nog te spreken over Drenthe, maar ik denk dat je op 4 km2 – dat is helemaal niet zo'n verschrikkelijk groot areaal, als je de Veenkoloniën bekijkt – aan zon kunt binnenhalen wat je nu binnenhaalt met die 50 molens. Dat is helemaal niet zo gek. Als je ergens in de Veenkoloniën gaat staan, zie je wel die molens, maar niet die zonnepanelen. In het noorden is de grond ook vrij goedkoop en dus is het helemaal niet zo gek dat dit daar enige vlucht neemt. Je kunt die panelen ook zo neerzetten dat je daartussen nog energiegewas kunt verbouwen en schapen kunt hoeden. Je kunt een deel van de mest daar eventueel ook nog kwijt. Ook kun je een deel van de Veenkoloniën vernatten, zodat het veen weer teruggroeit en je op die manier CO2-opslag realiseert. Je moet creatief omgaan met zo'n belangrijk landschap, waarvan je weet wat het in het verleden aan het vastleggen van CO2 heeft gedaan. Zon speelt een rol in een mix. Het is niet zo dat ik heel Nederland onder zonnepanelen wil leggen, maar dat zal ook niet gebeuren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De SP-fractie kan mij toch niet overtuigen. U noemt het ene gebied in de Veenkoloniën, een gebied van vier bij vier kilometer. Ik weet niet of dat exact klopt. Laten wij het eens een keer doorrekenen. Mijn gevoel zegt dat het gebied groter zal zijn. U zegt dat het landschappelijk schoon wel wordt aangetast met windenergie, maar niet met zonnepanelen. Dat onderschrijf ik niet. Ik verwijs naar een voorbeeld dat hiermee te maken heeft, namelijk groene daken in ons land. Wij zijn allemaal erg enthousiast over groene daken, maar ik ken gebieden waar al die plantjes worden geteeld. Dat zijn grote weilanden, waar ook plastic overheen ligt. Als wij daar spreken met omwonenden, dan zeggen zij dat zij het helemaal geen mooi gezicht vinden. Is het niet een veel beter idee om te bezien hoe wij bedrijven en consumenten kunnen verleiden, in plaats van al die weilanden vol te leggen met zonnepanelen? Er is nog zo veel dakpotentieel onbenut, zoals bij IKEA. Laat die weilanden nu alsjeblieft ongemoeid.

De heer Smaling (SP): Ik ben het er volledig mee eens om de producent/consument – dat heet de prosument als het om zelf opgewekte energie gaat – centraal te stellen. Hoe zich dat vertaalt in de uiteindelijke keuze voor energieopwekking en -gebruik is dan vers twee. Als de businesscase rondom zonneweiden rond te breien is en als de SDE+ meer geopend kan worden voor dat soort initiatieven, zie ik het bezwaar niet zo, zeker niet omdat je bij zonnepanelen in weilanden geen slagschaduw hebt. Je hebt geen geluidsoverlast en je hebt geen lichtjes bovenin waar je 's nachts tegen aankijkt. De voordelen zijn legio. Ze zijn tegenwoordig zo op te stellen dat je niet alleen maar op zonnepanelen bent aangewezen, maar dat je de hectaren die je ervoor gebruikt ook nog kunt aanwenden voor andere doeleinden.

Via de VNG krijg ik signalen dat het moeilijk is om goed toezicht en goede handhaving los te laten op de energie-audit voor bedrijven. Collega's hebben daar ook iets over gezegd. Ik vind dit erg belangrijk, dus ik herhaal de zorgen van de collega's. Veel bedrijven willen graag dat het toezicht en de handhaving goed zijn. Dat vind ik ook belangrijk, want er is wel een minimum van 1,5% besparing per jaar, maar er zijn ook bedrijven die daar boven zitten. Zij willen graag complimenten krijgen voor het feit dat zij boven die 1,5% zitten. Tata Steel zat vorig jaar geloof ik op 2,2%. Ik weet dat het soms bedrijfsgevoelige informatie is, maar het zou fijn zijn als de Minister toch met een lijst kan komen die iets meer gedesaggregeerd is, zodat wij kunnen zien wie nu echt de vooroplopers zijn. Hoe komt dat? Komt dat omdat zij sneller vervangingsinvesteringen plegen? Is er een categorie industrie die zich meer leent voor de omslag? Dan kunnen wij daar met zijn allen van leren.

Een aantal zaken ga ik even snel langs. In Gelderland ontstaan energiebanken, analoog aan voedselbanken. De CFO van Liander heeft een jaarsalaris van € 352.000. Ik kan dat slecht met elkaar in overeenstemming brengen. De Minister had mij beloofd dat de energierekening betaalbaar zou blijven. Als dat niet kan worden geregeld binnen het domein energie, zou er in elk geval bij het opstellen van de koopkrachtplaatjes rekening mee worden gehouden. Wat heeft de Minister hieraan gedaan en hoe verhoudt zich dat tot het gigantische salaris van iemand die netten beheert?

Wat ook niet helpt, zijn de ontwikkelingen rond wind op land in Noord-Holland. Daar werkt bijvoorbeeld het één-voor-twee-model niet. Heeft de Minister daar invloed op of is dat helemaal een provinciale aangelegenheid? Het feit dat het spaak loopt, heeft te maken met de manier waarop de subsidieverstrekking is georganiseerd.

Minister Kamp: Sorry, voorzitter, dat punt kreeg ik niet mee. Over welk project spreekt de heer Smaling?

De heer Smaling (SP): Vorige week stond in de krant een uitgebreid stuk over het gegeven dat bij Amsterdam initiatieven om windmolens te plaatsen worden geblokkeerd door het zogenaamde één-voor-twee-model. Dat is de manier waarop dit in Noord-Holland is geregeld. Er moeten twee molens plat om er één op te bouwen. Degenen die ze plat slaan, willen participeren in de opbrengst van de nieuwe molen. Dat brengt Noord-Holland waarschijnlijk tot het niet-halen van wat is beloofd aan de Minister.

Ten slotte kom ik te spreken over Drenthe. Wat moet ik hier nog over zeggen? De Minister heeft een feitenrelaas naar de Kamer gestuurd, waarvoor dank. De gemeenten daar, de provincie en de gemeente Stadskanaal is de mogelijkheid geboden om hun feitenrelaas naast dat van de Minister te leggen. Dat zal hopelijk voor de betrokkenen een rol kunnen spelen in het kort geding dat is aangespannen. Ik heb nota genomen van de rapportage van de heer Oterdoom en ik ben er natuurlijk ook verschrikkelijk van geschrokken. In de eerste plaats van het feit dat de jobdescription van de heer Oterdoom omvatte dat de omvang, locatie en het aantal windturbines niet ter discussie staan. Het begint eigenlijk toch een mission impossible voor deze man te worden. De conclusies zijn wel heel erg. Mensen geloven de overheid niet meer, wat ook te maken heeft met de ontwikkelingen in het aardbevingsdossier. Er is geen interesse meer in mede-eigenaarschap; mosterd na de maaltijd. Wat vindt de Minister van deze conclusies en wat bedoelt hij met zijn reactie dat hij de communicatie over het windpark zal intensiveren? Wat valt er nog te intensiveren? Over welke communicatie hebben wij het dan? Wat mijn fractie betreft is het punt bereikt dat het gewoon niet gewerkt heeft. Ik heb de Structuurvisie wind op land er nog eens op nageslagen. Die staat vol met termen als draagvlak, participatieplannen, betere verdeling van lusten en lasten, billijke regelgeving, de bescherming van andere belangen en voldoende aandacht van overheden voor het werken aan lokaal draagvlak. Ik zie het niet. Er wordt ook nog gesproken van «handelen in de geest van het kabinetsstandpunt over het rapport van de commissie-Elverding». Dat houdt nu juist in dat je in de beginfase alle bewoners meeneemt. Het was de essentie van het rapport van de commissie-Elverding, maar dat is nu juist in dit geval niet gebeurd. «De Minister van Economische Zaken treedt op als regisseur van het gebiedsproces dat hieruit volgt», staat er dan. Welnu, dat hebben wij gezien: een hoge ambtenaar die tegen bewoners zegt dat het allemaal voor de bühne is en dat het een rituele dans is. Het is echt bij de wilde spinnen af!

Samenvattend: wij zien de hoogste molens van Europa in de Drentse veenkoloniën. De windsnelheid is 4 à 4,5 meter per seconde. Sommige turbines zijn gepland op minder dan 500 meter van de bewoning. In Duitsland geldt tien keer de paallengte. Dat is heel iets anders. De geluidsnormen zijn de slechtste van Europa. Er wordt met een jaargemiddelde gewerkt, waardoor de variatie van het gemiddelde heel slecht kan uitpakken. Stadskanaal wordt niet of nauwelijks in het proces betrokken. Bij Meppel is plaats, maar daar mag blijkbaar niet worden geplaatst. Heeft dat te maken met het feit dat er al grondposities zijn ingenomen? Zijn er al beloften gedaan waarop niet meer kan worden teruggekomen? Het CPB heeft gepleit voor uitstel. Waarom is dat niet opgevolgd? Waarom kunnen wij niet alsnog kijken naar de alternatieven die nu meer en meer voorliggen en die meer en meer financiële backing krijgen, zowel in Groningen bij Meeden, als in Drenthe zelf? Windmolens verliezen sneller hun productiviteit dan zonnepanelen. Grond is goedkoper in het noorden. In de regio groeit het als kool. In zon zit meer toekomst wat efficiëntie en effectiviteit betreft. De landschappelijke aantasting is veel geringer. Met 3,5 km2 paneel heb je dezelfde energieopbrengst als met al die molens. Dat zijn nog geen acht boerenbedrijven van 50 hectare bij elkaar. Hoe staat de Minister hiertegenover?

Veel beleidskeuzes van deze Minister eindigen bij de rechter. Ik vraag mij af of het getuigt van sterk leiderschap om alles bij de rechter te laten belanden. Ik noem het CO2-dossier en het aardbevingsdossier. Nu zien wij weer een kort geding aan de horizon en een klacht bij de Ombudsman. Naar mijn mening is er in Drenthe sprake van landschappelijke genocide. Een landschap met een grote historie op het gebied van energiewinning wordt blijvend en zo ernstig beschadigd met niet-medeneming van de mensen die daar wonen, dat voor mij echt de maat vol is. Ik roep de Minister op: stop het hele proces, erken dat het verkeerd is gegaan en neem de tijd en de ruimte om het anders aan te pakken. Begin opnieuw en doe het met de bewoners en niet ondanks de bewoners.

De heer Bosman (VVD): Ik heb een punt van orde. Ik vind het echt ongepast om die term te gebruiken, zeker in deze vorm, op deze manier en op dit tijdstip. Het doet afbreuk aan Drenthe, maar ook aan mensen die het slachtoffer zijn van genocide. Ik vind het echt ongepast.

De heer Smaling (SP): Ik zette er «landschappelijke» voor. Wij weten allemaal hoe het gebied er destijds heeft uitgezien. Wat er nu op stapel staat kun je toch wel zo duiden, lijkt mij. Er is geen enkele relatie met genocide zoals de heer Bosman bedoelt.

De voorzitter: De term «genocide» is natuurlijk wel gekoppeld aan iets wat hiermee niet te vergelijken is.

De heer Smaling (SP): Ik ben gewoon zo kwaad over de manier waarop dit gaat in dit deel van het land, dat ik daar een krachtterm voor wens te gebruiken. Op een gegeven moment ben je gewoon door je argumentatie en door je begrip heen en denk je «dit gaat maar door», terwijl het al lang had moeten stoppen.

De voorzitter: De hele Dikke Van Dale staat vol met krachttermen die daar alternatieven voor zijn. Dus ik begrijp de interruptie heel goed.

Het woord is aan mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik was vorige week samen met een Kamerdelegatie in Parijs bij de klimaattop. Ik was erg onder de indruk, sowieso van de onderhandelaar namens het Nederlandse kabinet, maar ook van het hele proces dat zich daar afspeelde. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een ambitieus klimaatakkoord. Mijn fractie is daar zeer tevreden over en ik zie ook uit naar de debatten met de Staatssecretaris van I en M, maar zeker ook met deze Minister, omdat energie natuurlijk een groot aandeel levert om de doelen van het klimaatakkoord te bereiken. De ChristenUnie ziet het klimaatakkoord als een wake-upcall. Die hebben wij al een paar keer gekregen. Ik noem het beeld in de Nationale Energieverkenning, maar ook de uitspraak van Urgenda en de uitspraak van de rechter. Wij zullen echt met elkaar aan de slag moeten. Ook mijn fractie vraagt de Minister of het niet een heel mooi gebaar zou zijn van dit kabinet om het hoger beroep in de Urgenda-klimaatzaak niet door te zetten, maar in te trekken.

In september werd de motie-Klaver c.s. aangenomen. Ook mijn fractie heeft die meeondertekend. In die motie wordt de regering verzocht om in 2016 te starten met aanvullende maatregelen. De conclusie van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) was dat 25% reductie in 2020 onhaalbaar is als het nemen van maatregelen een jaar wordt uitgesteld. De ChristenUnie vraagt de Minister dan ook wanneer het interdepartementale beleidsonderzoek naar de Kamer komt, zodat wij daarover met elkaar kunnen debatteren.

Hoe staat het met de energiebesparing in de industrie? In de Nationale Energieverkenning (NEV) stond dat besparing in de industrie ver achterblijft, terwijl zelfs een extra besparing van 9 PJ is afgesproken. Ik heb hierover een aangehouden motie om het in het nieuwe convenant vast te leggen. Ik hoor graag een update van de Minister. Ik verwijs naar een artikel dat gisteren in het FD stond. Ed Nijpels, voorzitter van de Energiecommissie, zegt daarin dat de wettelijke plicht tot energiebesparing voor bedrijven al jaren wordt genegeerd. Dat vind ik echt een zorgelijk bericht. Hoe gaan wij dit veranderen?

Ik kom op de kolencentrales. Het is positief dat de kolencentrales worden uitgefaseerd. Hoe dat er precies uitziet, weten wij nog niet. Ik pleit ervoor om het flankerend beleid uit te faseren. Als wij van de kolencentrales af willen, waarom trekken wij dan nog 4 miljard subsidie uit voor biomassabijstook? Deze subsidie wordt betaald door burgers en bedrijven via een opslag op de energierekening. Mijn fractie kan dat niet uitleggen. Wil de Minister dit heroverwegen en zeker niet komend jaar al laten ingaan? Als wij nu een besluit nemen om biomassa te subsidiëren vanuit de SDE+, zullen wij zeker het komende decennium de kolencentrales niet sluiten.

Ik blijf moeite houden met de basisbedragen. Biomassabijstook was altijd zogenaamd de goedkoopste optie, maar dat klopt niet. Nu dreigt zelfs oversubsidiëring, omdat deels laagwaardige biomassa mag worden bijgestookt. Ook zijn kolencentrales zo onrendabel geworden dat zij de investeringskosten niet meer zullen terugverdienen. De biomassasubsidie zorgt er echter voor dat de kolencentrales weer rendabel worden voor het deel dat wordt bijgestookt. Dat is toch niet de bedoeling? Ik wijs ook op andere maatregelen. Waarom gaan wij bijvoorbeeld CO2 uit de kolencentrales afvangen en opslaan met forse subsidies? Aangezien de centrales binnen enige tijd passé zijn, lijkt mij de investering in CO2-opslag een enorme desinvestering. Ik wijs op het project carbon capture storage ROAD in Rotterdam. Ik heb het dan over de kolencentrale op de Tweede Maasvlakte. Als ik de berichten mag geloven, wordt daar geen 85% afgevangen, maar 25%, waardoor je nog steeds veel emissies houdt. Het gaat dan niet alleen om CO2, maar bijvoorbeeld ook om kwik. Wij gaan hier wel honderden miljoenen aan subsidie tegenover zetten. De Minister zegt: in principe gaan Noorwegen en Duitsland meebetalen. Maar ja, «in principe»; hoe hard zijn die afspraken?

Deze CO2 wordt toegevoegd aan velden die nog in productie zijn. Is het juridisch houdbaar dat er echt sprake is van carbon capture and storage volgens de Europese criteria? Klopt het dat het veld al na tweeënhalf jaar vol is? In de brief van de Minister staat dat wij CO2 ook kunnen gebruiken in de glastuinbouw, maar dan gaan wij het eerst afvangen, in het veld brengen en het er vervolgens weer uithalen. Het komt op mij allemaal niet heel erg effectief over. Het is dan wellicht innovatie, maar wel innovatie die voortborduurt op een oude economie waar wij vanaf willen. Graag krijg ik een reactie van de Minister.

Ik zeg kort iets over fracking. Er is een motie aangenomen van collega Agnes Mulder, die door mij is meeondertekend, om fracking bij Saaksum stop te zetten. De Minister kan de motie juridisch gezien niet uitvoeren, maar gelukkig maakt de NAM wel pas op de plaats. Dat is prijzenswaardig. Ik zie nu echter dat bewoners afhankelijk zijn van de goodwill van de NAM. Laten wij dat niet laten gebeuren. De gemeente en de provincie oefenen nu ook druk uit op de NAM om het fracken stop te zetten. Mijn vraag is: doet de Minister dat ook? Is hij het met mij eens dat gemeenten en provincies straks met de nieuwe Mijnbouwwet veel meer te vertellen hebben over fracking in hun gebieden? Een concrete vraag is: wil de Minister zijn invloed aanwenden om ervoor te zorgen dat er geen fracking plaatsvindt voordat de Mijnbouwwet is aangepast en voordat het rapport van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) naar de Kamer is gestuurd?

Ik sluit aan bij de vragen van GroenLinks en D66 over labeling. Daarbij gaat het over de duidelijkheid voor consumenten. Mijn fractie vindt het ook belangrijk dat een en ander fysiek op de apparaten zichtbaar is.

Ik sluit af met windenergie in de provincies Drenthe en Noord-Holland. Het rapport van de gebiedscoördinator ligt er en daaruit blijkt dat het proces echt niet goed is gegaan. Er zijn informatieavonden geweest, maar informatie geven is natuurlijk iets anders dan een dialoog houden. Die is er niet geweest en ik lees heel weinig in de brief van de Minister over participatie, compensatie en profijt. Mijn vraag aan de Minister is of hij hieraan voortvarend wil gaan werken, ook omdat daarover een bepaling is opgenomen in de Omgevingswet, door een amendement van ChristenUnie en CDA. Dat roept bij mij de vraag op hoe het Ministerie van I en M is aangehaakt. Dat is toch het ministerie bij uitstek dat verstand van zaken heeft op het gebied van ruimtelijke ordening. Deze Minister weet veel over energie, maar als het gaat om ruimtelijke ordening en inpassing zou het primaat toch bij I en M moeten liggen. Graag krijg ik daarop een toelichting.

De provincie Drenthe roept op tot investering in het gebied. Wil de Minister daarop reflecteren? Is hij dat ook van plan? De provincie geeft aan dat er nieuwe windturbines zijn met een hoger rendement, volgens de laatste stand van de techniek. Zou de Minister die dan ook willen toepassen om de 150 MW te realiseren, zodat dit uiteindelijk zo weinig mogelijk nadelige effecten heeft voor de omgeving?

In Noord-Holland wordt de minimumopgave van 685,5 MW als maximum gehanteerd. Projecten waarvoor draagvlak is, kunnen daardoor niet worden gerealiseerd. In Haarlem staan zelfs vier windmolens stil. Ik weet dat dit allemaal gedecentraliseerd beleid is, bijvoorbeeld als het gaat om ruimtelijke inpassing. Nu heeft de provincie Noord-Holland zo veel aanvullende regels vastgesteld, dat deze het realiseren van de opgave eigenlijk bemoeilijken, een opgave waaraan Noord-Holland zich wel heeft gecommitteerd. Vorige week las ik in de krant: Noord-Holland gaat het niet halen. Deze week stond er in de krant: Noord-Holland gaat het wel halen. Wil de Minister gaan koffiedrinken met zijn VVD-collega's?

Ik heb nog twee heel concrete vragen: geeft het rigide beleid in Noord-Holland niet een heel groot risico, namelijk dat Noord-Holland zijn opgave niet gaat halen? Ik hoor dat er nog veel onzekerheden zijn in de principeaanvragen. Mijn tweede vraag is: wat is de status van de besluitvorming van de upgrade van de defensieradar bij vliegveld De Kooy? Dat is echt een rijksverantwoordelijkheid. Ook dat is nodig om windenergie van de grond te krijgen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter: Wij zijn toe aan het antwoord van de Minister in eerste termijn. Ik stel twee interrupties voor, met het verzoek om die kort en bondig te houden. Ik vraag dat ook aan de Minister, zodat wij op tijd kunnen afronden.

Minister Kamp: Voorzitter. Ik wil graag ingaan op de punten die de woordvoerders naar voren hebben gebracht. De meeste woordvoerders hebben zich positief uitgelaten over wat er vorige week in Parijs is gebeurd. Ik denk dat dit zeer terecht is. Wij worstelen in de wereld met een klimaatprobleem; een dreiging van een onbeheersbare klimaatverandering met grote negatieve effecten voor de wereldbevolking. 195 landen in de wereld hebben met elkaar de conclusie getrokken dat daarover afspraken moeten worden gemaakt. Dat dit vorige week is gelukt, is positief nieuws. Als je iets aan de klimaatverandering wilt doen, moet je ervoor zorgen dat er minder uitstoot van broeikasgassen is. Het belangrijkste broeikasgas is CO2. Als je iets aan de uitstoot van CO2 wilt doen, moet de samenleving de overgang maken van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruikmaken van hernieuwbare, duurzame energie. Dat is waar wij met volle kracht mee bezig zijn. Nederland heeft nog een flinke weg te gaan en wij werken er momenteel hard aan. Het Planbureau voor de Leefomgeving en ECN berekenen hoe het ervoor staat met de maatregelen die wij hebben genomen om de doelstellingen te kunnen behalen die wij voor de afzienbare termijn – dit jaar, 2020 en 2023 – hebben gesteld. Zij zeggen dat de 16% die wij in 2023 willen bereiken, haalbaar is met de maatregelen die wij nu hebben genomen. Voor het jaar 2020 zijn zij kritischer. Voor dat jaar moet nog een aantal dingen extra gebeuren. Daar ben ik nu mee bezig. Ik ben dus niet bezig om bestaande plannen en dingen die wij al in gang hadden gezet, stop te zetten. Ik ben bezig om dingen extra te doen.

De Kamer kijkt in het kader van de opgave erg kritisch naar wind-op-landprojecten. Begrijpelijk, want wind op land is zeer ingrijpend voor de mensen die in de directe omgeving wonen. Het is heel begrijpelijk dat daar verzet tegen bestaat. Er wordt nu gezegd: je zou dit niet moeten doen en je zou dat niet moeten doen. Dit maakt het probleem van het halen van de ambitie voor het jaar 2020 nog groter. Er zijn ook woordvoerders die zeggen dat je de biomassa zou moeten vooruitschuiven, omdat binnen afzienbare tijd de kolencentrales misschien worden gesloten. Dan kan er geen biomassa meer bijverbrand worden. Zij moeten zich realiseren dat wij, als de biomassa niet kan worden bijverbrand, 1,2 procentpunt van onze doelstelling kwijtraken. Eén ding is dan zeker: dan halen wij die doelstelling dus niet. Meer in algemene zin vraag ik mij af waarom de Kamer zo kritisch is over het bij- en meestoken van biomassa. Als wij doen wat wij van plan zijn met het bij- en meestoken van biomassa, wordt de uitstoot van CO2 door kolencentrales een kwart minder, zo is berekend. Als je kolen verstookt, gebruik je iets wat je opmaakt, maar als je biomassa gebruikt, gebruik je iets wat groeit en bij het groeien CO2 uit de lucht neemt. Vervolgens verbrand je het en komt er weer CO2 in de lucht, maar dan heb je een kringloop. Er komt geen extra CO2 in de lucht. Wat erin komt, haal je er ook weer uit. Wij zijn de enigen in de wereld die een goed certificeringssysteem met een goed controlesysteem hebben voor de biomassa die wij gebruiken. Dit betekent dat wij op een heel verantwoorde manier met biomassa omgaan.

Ik zeg tegen de Kamer: realiseert u zich goed dat ik op dit moment bezig ben om er juist voor te zorgen dat wij de doelstelling behalen, die u bijna allemaal hebt omarmd. Ik heb het dan over 14% duurzame energie in het jaar 2020. Ik moet daar nog het nodige extra voor doen. Ik doe mijn best om die extra dingen voor elkaar te krijgen, maar u stelt dingen ter discussie waartoe wij eerder al besloten hebben en drukt ons dus eigenlijk terug. Dat is iets wat niet te rijmen is met uw enthousiasme over wat er in Parijs is besproken. Wat er in Parijs is besproken, zal er alleen maar toe leiden dat de doelstellingen die wij hebben, nog hoger worden en dat wij nog verder moeten gaan. Wij kunnen praten over een zonnepark in Drenthe, maar het is realistisch om te zeggen: wij gaan in het hele land windparken realiseren, ook in Drenthe en wij gaan straks ook zonneparken realiseren, ook in Drenthe. Wij kunnen spreken over IJmuiden Ver als een mogelijkheid om windmolens te bouwen, maar realistisch is om locaties die nu in beeld zijn voor wind op zee te gebruiken en te realiseren. Vervolgens gebruiken wij straks ook nog extra locaties voor verdere doelstellingen die wij nog voor de kiezen zullen krijgen.

Dat waren enkele inleidende opmerkingen.

De heer Jan Vos (PvdA): Is het punt van de bij- en meestook nu afgehandeld of komt de Minister daar nog op terug?

Minister Kamp: Op de kolencentrales en de bij- en meestook ga ik nu wat verder in. Laat ik over die kolencentrales enkele relativerende opmerkingen maken. Wij hebben in Nederland tien kolencentrales. Daarvan worden er vijf gesloten. Dat hebben wij afgesproken in het energieakkoord. Wij hebben daarin ook afgesproken om die vijf andere open te houden. Wij hebben de kolenbelasting laten vervallen.

De heer Jan Vos (PvdA): Toch even een interruptie. Waar staat in het energieakkoord dat wij hebben afgesproken om die vijf centrales open te houden? Ik heb dat niet kunnen terugvinden. Ik wil dat graag even lezen. De VVD-woordvoerder meldde hetzelfde.

Minister Kamp: Als wij tien kolencentrales hebben en besluiten er vijf te sluiten, betekent dit dat er vijf openblijven.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik begrijp dat de Minister zo redeneert, maar ik wil toch vaststellen dat wij niet in het energieakkoord hebben afgesproken om die centrales open te houden. Dat staat er gewoon niet in en dat heb ik op geen enkele manier zo gelezen. Ik heb ook niet begrepen van andere partijen dat zij dit zo hebben begrepen.

Minister Kamp: Wij hebben afgesproken dat van de tien centrales er vijf dichtgaan. Dit betekent dat de andere vijf niet dichtgaan en dat die dus openblijven. Bovendien is afgesproken dat wij 25 PJ biomassa gaan bij- en meestoken. Je kunt niet bij- en meestoken in een windmolen of bij zonnepanelen. Dat kan alleen maar bij kolencentrales. Van de tien kolencentrales sluiten wij er vijf en wij gaan 25 PJ biomassa bij- en meestoken. Dat houdt dus in dat onderdeel van het energieakkoord is dat vijf kolencentrales blijven draaien en dat daar biomassa wordt bij- en meegestookt.

Voorzitter. Het is misschien goed om onze discussie over de kolencentrales in een breder verband te bezien. Het klimaatprobleem waar ik mee begonnen ben en waar ook de woordvoerders mee begonnen zijn toen zij naar «Parijs» verwezen, is een internationaal probleem dat internationaal moet worden aangepakt. Het wordt internationaal veroorzaakt. Wij schieten niet op met alleen maar dingen in Nederland doen. Daarom spelen wij zo'n actieve rol in internationaal verband, in Europa en in de wereld, om vooral internationale afspraken te maken. Wij kunnen naar die vijf overblijvende kolencentrales in Nederland kijken, waarvan er drie dit jaar zijn geopend – de modernste die er op dit moment zijn – maar in ons buurland Duitsland draaien 70 kolencentrales. De vijf overblijvende kolencentrales in Nederland zijn goed voor 4,7 gigawatt. In China, India en Indonesië staan vele duizenden kolencentrales. Deze drie landen hebben op dit moment de bouw van 1.736 nieuwe kolencentrales op stapel staan. Het gaat daarbij om een capaciteit van 1.097 gigawatt, terwijl wij praten over 4,7 gigawatt in Nederland. Het is goed om het even in perspectief te bekijken. Onder de laatste vijf kolencentrales die in Nederland overblijven, zijn drie recentelijk gebouwde kolencentrales, die een investering van 5,5 miljard euro hebben gevergd. Wij zijn nu aan het bezien hoe wij die efficiënte kolencentrales voor een groot deel op biomassa kunnen laten draaien. Ook proberen wij als enige land in Europa om een grootschalig demonstratieproject voor de opvang van CO2 van zo'n kolencentrale te realiseren. Vervolgens wordt die CO2 voor een deel naar het Westland gebracht en voor een deel opgeslagen in een leeg gasveld. Daarop ga ik zo dadelijk nog verder in. Ik denk dat wij op een heel verantwoorde manier met de centrales bezig zijn. Wij sluiten de helft. De andere helft is zeer modern. Wij gebruiken die deels voor het bij- en meestoken van biomassa. Wij zijn bovendien bezig met het eerste CCS-project dat in Europa wordt gerealiseerd.

De woordvoerders hebben verwezen naar een ibo-rapport met betrekking tot CO2-uitstoot dat nu gemaakt wordt. In dat verband kwam ook de optie om kolencentrales uit te faseren aan de orde. De woordvoerders hebben ook verwezen naar de motie van de heer Vos, waarmee de Kamer met hem in meerderheid gezegd heeft dat op dit punt een aantal dingen onderzocht moet worden. Daarbij moet ook in beeld gebracht worden wat de gevolgen van uitfaseren zijn en welke financiële consequenties dat heeft. De interdepartementale beleidsonderzoeken en de onderzoeken ter uitvoering van de motie-Vos worden in het eerste halfjaar van 2016 gedaan en afgerond. Dan kunnen wij bekijken wat de stand van zaken is.

De Kamer heeft recent weer een motie aangenomen, ditmaal van mevrouw Van Veldhoven. Ik begreep dat behalve mevrouw Klever iedereen hier mede namens mevrouw Van Veldhoven gesproken heeft. Dat is heel mooi. De heer Bosman niet, begrijp ik. Dat is niet zo mooi, mijnheer Bosman!

De voorzitter: Voordat er verwarring ontstaat: drie collega's hebben mede namens mevrouw Van Veldhoven gesproken.

Minister Kamp: Drie maar? Dat valt mee.

In ieder geval heeft de Kamer een motie van mevrouw Van Veldhoven aangenomen waarin opnieuw werd opgeroepen tot het uitfaseren van kolencentrales. Ik kom met een brief naar de Kamer waarin ik op die motie zal reageren. Ik doe dat zo snel mogelijk en ben hard aan het werk. Zo'n motie beslaat maar één A4'tje, maar drie van die kolencentrales zijn net geopend voor 5,5 miljard euro. Als ik daarop moet reageren, is er dus iets meer tekst nodig. Daar ben ik op dit moment mee bezig. Ik kom hier zo snel mogelijk mee naar de Kamer. Zij kan dan zelf bekijken in hoeverre dit precies een aanvulling is op wat al eerder is aangekondigd op grond van het ibo en de motie-Vos.

De voorzitter: Is dit het einde van het blokje over kolencentrales? Misschien is het voor de collega's handig om dat te weten, omdat ze maar twee interrupties hebben. Ik probeer die een beetje te stroomlijnen.

Minister Kamp: Ik probeer het er juist allemaal zo snel mogelijk doorheen te jassen!

Ik heb aangegeven welke activiteiten op stapel staan op dit gebied. Ik heb gezegd dat ik binnenkort met een brief naar aanleiding van de motie-Van Weyenberg/Van Veldhoven kom. Ik ben ook ingegaan op de biomassa. Ik moet nu nog ingaan op de opmerkingen van enkele woordvoerders, onder andere van de heer Vos, die zegt dat wij volgend jaar biomassa niet zouden moeten meenemen in de SDE+-toezeggingen. Ik ben van plan om volgend jaar voor 8 miljard nieuwe toezeggingen te doen en verplichtingen aan te gaan op het gebied van duurzame energie. Dat is een heel groot bedrag. Het wordt niet in één keer, maar over een periode van vijftien jaar uitgegeven, en alleen dan wanneer duurzame energie geproduceerd wordt. Naar gelang er in die periode duurzame energie geproduceerd wordt, komt dat geld daarvoor beschikbaar. Biomassa is voor mij een belangrijk onderdeel. Als ik de doelstelling van 14% duurzame energie in 2020 en 16% duurzame energie in 2023 wil halen, moet ik het vooral hebben van wind op land, wind op zee en biomassa. Die drie factoren maken het mogelijk om deze percentages te halen. Als ik die loslaat, haal ik gegarandeerd die percentages niet. Als ik volgend jaar bij de eerste van de twee rondes van ieder 4 miljard in het kader van SDE+ de biomassa zou uitsluiten, beland ik direct in een vertraging. Dan komt direct in beeld dat ik de doelstelling niet kan halen. Ik ben daar niet toe bereid. Ik ben in het regeerakkoord en in het energieakkoord verplichtingen aangegaan voor die doelstelling. Met de recente ontwikkelingen van Parijs, Urgenda en noem het maar op gaat het alleen maar over het verhogen en aanscherpen van die doelstellingen. Ik vind het dus niet verantwoord om dingen te doen die ertoe leiden dat wij de huidige doelstellingen niet halen. Ik vind het dus ook niet verantwoord om in de SDE+ een rem te zetten op het bijstoken van biomassa. Wij hebben een energieakkoord gesloten en afgesproken om een duurzame doelstelling te halen, waarvoor wij maximaal 25 PJ bij- en meestook van biomassa nodig hebben. Wij hebben een perfecte regeling voor de certificering en voor de controle op die certificaten. Het zou raar zijn als wij, nu wij druk bezig zijn met de uitvoering daarvan, zouden besluiten om hiermee te stoppen, die verplichtingen toch niet aan te gaan en biomassa in de wachtstand te zetten. Dat lijkt mij niet verstandig en het is ook niet in overeenstemming met de gemaakte afspraken. Ik ben dus niet van plan om dat te gaan doen.

De heer Jan Vos (PvdA): De vork zit toch wat anders in de steel. De Minister heeft van de rechter te horen gekregen dat wij in Nederland 25% CO2-reductie moeten realiseren. Daarna hebben wij een motie ingediend die de Minister oproept om uit te zoeken hoe dat kan worden gedaan. Ruwweg zijn er twee grote bronnen van CO2-emissie: verkeer en kolencentrales. Wij moeten dus iets doen aan die kolencentrales, want aan het verkeer willen en kunnen wij niet zo heel veel doen. Als je iets aan die kolencentrales gaat doen, is de vraag natuurlijk wát je gaat doen. Hoeveel moeten er dicht om die 25% te halen? Hoe gaat dat zich in de komende periode ontwikkelen? Dat is het uitgangspunt van de discussie die wij nu voeren. Als je tegelijkertijd besluit om volgend jaar 4 miljard uit te geven aan de bij- en meestook van biomassa, voor een periode van acht jaar, weet je dat er acht jaar lang geld van de belastingbetaler over de balk wordt gegooid in de kolencentrales en dat je het niet meer terugkrijgt. Als je dan tegen de mensen van de kolencentrales zegt dat ze dicht moeten omdat je de uitspraak van de rechter moet naleven, zeggen ze vervolgens: mag ik dan even vangen, want ik krijg die subsidie niet meer die u eerder hebt beschikt! Dat is toch niet handig? Eerst hebben wij die centrales al gebouwd. Dat was een fout besluit waardoor wij nu in de knel zitten. Nu gaan wij ook nog eens voor acht jaar subsidie voor de bijstook van biomassa toekennen, zodat wij dadelijk weer in de knel zitten. Daar wil ik liever niet bij zijn!

Minister Kamp: De heer Vos zegt dat wij het geld over de balk gooien als wij SDE+-geld uitgeven aan het bij- en meestoken van biomassa. Ik vind die uitspraak net zo overdreven als de uitspraak van de heer Smaling. Het is helemaal verkeerd om het zo te stellen. Tegen de uitspraak van de rechter dat wij 25% CO2-reductie moeten bereiken, zijn wij in beroep gegaan. Wij moeten die uitspraak uitvoeren en zijn uit aan het zoeken hoe wij dat gaan doen. Naast die uitspraak van de rechter over 25% CO2-reductie is er ook een uitspraak van de fracties van de Partij van de Arbeid en de VVD, vastgelegd in het regeerakkoord, dat wij 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023 moeten halen. Bovendien is er een energieakkoord afgesloten, waarin ook afspraken over kolencentrales en biomassa zijn gemaakt, waarmee de PvdA-fractie en de Kamer hebben ingestemd en waaraan het kabinet zich verbonden heeft. Ik zorg er nu voor dat wat wij in het regeerakkoord en het energieakkoord hebben afgesproken, wordt uitgevoerd. De heer Vos zegt nu dat je geld over de balk gooit als je dat uitgeeft aan het bij- en meestoken van biomassa. Ik denk dat de heer Vos doorslaat.

De heer Jan Vos (PvdA): Even ter verduidelijking: je gooit geld over de balk als je nu beschikt en vervolgens, binnen die periode van acht jaar waarvoor die beschikking geldt, alsnog moet besluiten dat je die centrales moet sluiten om aan de uitspraak van de rechter te voldoen. Het kabinet heeft namelijk ook gezegd: wij zullen aan die uitspraak van de rechter voldoen. We moeten dus naar die 25% CO2-reductie. Als je jezelf nu klemzet door zo'n beschikking voor acht jaar aan te gaan, gooi je het geld in de toekomst mogelijkerwijs over de balk. Dat wil ik graag voorkomen. Daarom wijs ik de Minister op deze problematiek. Ik neem daarbij in acht dat wij 1,2% duurzame energie realiseren met die bij- en meestook, zoals ik ook met de woordvoerder van de VVD heb gewisseld. Ik heb echter ook een aantal alternatieven aangedragen. Ik heb ook voorgerekend dat je, als je 25 PJ duurzaam wilt produceren, waarvoor je 60 PJ biomassa nodig hebt, 1,8% rendement realiseert als je het via een vergasser doet in plaats van via bij- en meestook. Er zijn echter meer alternatieven om duurzame energie op te wekken. Ik erken dat dit geen makkelijke discussie is die wij nu aangaan, maar ik vraag de Minister toch om in ieder geval te overwegen dat dit een probleem is en dat wij voor onszelf een lock-in creëren, en om met mij naar oplossingen te zoeken. Het lijkt mij echt onverstandig als straks achteraf blijkt dat wij heel veel geld van de belastingbetaler hebben verspild.

Minister Kamp: De heer Vos zegt nu dat er sprake van is dat de resterende vijf kolencentrales – drie daarvan zijn net dit jaar geopend en hebben 5,5, miljard euro gekost – binnen acht jaar gesloten zouden moeten worden. Laat hij zich ook eens realiseren wat het effect van zo'n opmerking op het bedrijfsleven is. Het bedrijfsleven heeft geïnvesteerd in kolencentrales. De overheid heeft daarvoor vergunningen gegeven. Wij verwachten van het bedrijfsleven dat het weer gaat investeren in duurzame energie. Het heeft eerst 5,5 miljard in de kolencentrales geïnvesteerd. De heer Vos zegt nu dat het mogelijk is dat die binnen acht jaar moeten sluiten, maar verwacht wel van die bedrijven dat ze weer gaan investeren in duurzame energie! Hij weet toch dat je duidelijkheid en zekerheid moet bieden op grond waarvan men verantwoorde beslissingen kan nemen, als je het bedrijfsleven wilt laten investeren? Wat de heer Vos hier schetst, is niet verantwoord. Hij zegt dat het bijstoken van biomassa niet goed is en noemt vergassing als alternatief. Ik wijs hem erop dat die techniek nog in de kinderschoenen staat en nog ontwikkeld moet worden. Er loopt nog niet één proefproject voor biomassavergassing. Je kunt een bestaande techniek die je nodig hebt om op korte termijn ambitieuze doelstellingen te realiseren, niet loslaten en vervolgens besluiten om iets te gaan doen waarvoor nog niet eens een proefopstelling loopt. Als wij het zo gaan doen, komt er van de transitie naar duurzame energie onvoldoende terecht. Ik ken de heer Vos al langer dan vandaag en weet dat hij de transitie naar duurzame energie zeer belangrijk vindt. Hij was tot dusver ook een belangrijke steunpilaar van het kabinet en van mij om die transitie te realiseren. Ik hoop dat hij dit ook in de toekomst zal blijven, want ik kan dit alleen maar samen met de Kamer realiseren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Wij horen deze Minister heel regelmatig spreken over spiksplinternieuwe kolencentrales die de investeerders heel veel geld gekost hebben, over kapitaalvernietiging en over een onbetrouwbare markt, maar datzelfde verhaal heb ik van deze Minister nog niet gehoord over de veel schonere gascentrales die wij in Nederland hebben staan. Daarin is ook fors geïnvesteerd door verschillende ondernemers. Het is nog steeds niet mijn favoriete vorm van energieopwekking, maar de gascentrales zijn wel een stuk schoner dan de kolencentrales. Deze centrales zijn in een enorm nadeel, onder andere doordat deze subsidie voor biomassa eraan komt en doordat de kolentaks wordt afgeschaft. Daardoor komt die veel schonere gasstroom niet op de markt. Is de Minister het niet met GroenLinks eens dat dit eigenlijk nog veel zieliger is voor de ondernemers die gascentrales neergezet hebben, terwijl die ook nog eens veel beter zijn voor het klimaat?

Minister Kamp: Ik heb nog geen motie van de Kamer gezien waarin wordt gezegd dat de gascentrales uitgefaseerd of gesloten moeten worden. Je hebt ontwikkelingen in de markt. Die zijn er en die moeten er ook zijn, want als je leveringszekerheid en lage prijzen wilt, moet je voor een goede marktwerking zorgen. Een goede marktwerking houdt onder andere in dat op een bepaald moment, als wij veel capaciteit voor duurzame energie aan het opbouwen zijn, andere capaciteit in mindere mate nodig is. Dat betekent dat wij inmiddels hebben kunnen besluiten om vijf van de tien kolencentrales te sluiten. Een effect is ook dat een deel van de gascentrales buiten werking komt te staan. Dat is een gevolg van de ontwikkelingen in de markt, maar er is nog geen motie van de Kamer dat de gascentrales gesloten moeten worden. Ik hoop dat die er ook niet komt. Wel heeft de Kamer nu al bij drie verschillende gelegenheden een motie aangenomen waarin gespeculeerd wordt op het uitfaseren en beëindigen van het gebruik van kolen voor de elektriciteitsproductie. De Kamer moet zich realiseren wat het gevolg is als zij dat bespreekbaar maakt. De heer Vos vindt dat wij nu niet verder moeten gaan met biomassa, omdat de kolencentrales mogelijk binnen acht jaar gesloten worden. Als je zulke uitspraken doet tegenover bedrijven die hier net 5,5 miljard in hebben geïnvesteerd en tegelijkertijd van diezelfde bedrijven verwacht dat ze weer in duurzame energie gaan investeren, dan wringt dat. Ik hoop dat de Kamer zich dat ook realiseert.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb een punt van orde. Mijn fractie heeft zich nooit op het standpunt gesteld dat de kolencentrales binnen acht jaar dicht moeten gaan. De rechter heeft een uitspraak gedaan dat wij 25% reductie van CO2-uitstoot moeten realiseren. Het standpunt van de Partij van de Arbeid is altijd geweest dat die centrales binnen tien jaar dicht moeten gaan. Dat is een ander standpunt. Ik houd mij aan het energieakkoord en veroorzaak echt geen onrust in de markt. De rechter heeft een uitspraak gedaan, niet de Partij van de Arbeid.

De voorzitter: Dat staat genoteerd. Mevrouw Van Tongeren, een vervolgvraag.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik probeer het nogmaals. Ik wijs de Minister op de vergelijking tussen de gascentrales die stilstaan, en de kolencentrales die gaan draaien dankzij subsidie op biomassa, het afschaffen van de kolentaks en straks ook het CCS-beleid; ik wacht nog op de beantwoording over dat laatste onderwerp. De Minister zegt dat de gascentrales gewoon stilliggen door ontwikkelingen in de markt, maar als wij de ontwikkelingen in de markt zouden toepassen op de kolencentrales en zouden eisen dat die schoner gaan opereren, zouden die kolencentrales ook sluiten. Zij redden het alleen omdat de Minister ze gaat subsidiëren en omdat hij de kolentaks, de belasting op de vuilste brandstof die wij in Nederland gebruiken om stroom op te wekken, afschaft. De eigenaren van de gascentrales hebben geïnvesteerd in mooie, schonere gascentrales. Is het voor hen, maar ook voor Nederland en voor de markt niet veel vervelender dat de gascentrales stilstaan dan dat het zo zielig zou zijn voor de mensen die geïnvesteerd hebben in kolencentrales? Ze wisten tien jaar geleden al dat er een overcapaciteit zou komen. Toen ik nog als directeur van Greenpeace werkte, heb ik Brinkhorst nog op bezoek gehad. Toen was het al bekend. Het is dus geen nieuws. Ze hebben er willens en wetens voor gekozen om dit risico te nemen. Waarom steunt deze Minister sommige «zielige» ondernemers wel, terwijl hij andere ondernemers afscheept met «ontwikkelingen in de markt»?

Minister Kamp: Ik heb het niet gehad over «zielig». Ik heb het wel over de markt gehad. Aan de werking van de markt kan ik niet zo veel toevoegen. Mevrouw Van Tongeren zegt nu «de Minister dit» en «de Minister dat». Zij zegt dat ze bij Greenpeace gewerkt heeft en dat ze vindt dat het anders moet, maar de Minister heeft samen met het kabinet, gesteund door de Kamer, een energieakkoord gesloten met energiebedrijven, werkgevers, werknemers, Greenpeace, Natuur & Milieu en allerlei verschillende partijen. Wij hebben een pakket aan maatregelen gemaakt om die 14% en die 16% te halen en om energiebesparing te realiseren. Wij hebben afgesproken dat wij kolencentrales gaan sluiten, biomassa gaan bijstoken en ga zo maar door. Al die dingen die in het energieakkoord staan, hebben wij afgesproken. Dat is niet alleen maar de Minister. Het zijn al die partijen, onder andere ook de organisatie waarnaar mevrouw Van Tongeren net verwees.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Er worden nu vijf kolencentrales gesloten, maar de branche krijgt in ruil daarvoor ook een cadeautje: de kolenbelasting wordt afgeschaft. Dat is een groot cadeau dat wij met elkaar gaan betalen. De biomassabijstook wordt gesubsidieerd, terwijl het niet de goedkoopste optie is. Sterker nog, biomassa wordt overgesubsidieerd omdat ook laagwaardige biomassa wordt meegestookt. Alweer subsidie, alweer een cadeautje voor de kolenbranche! Wij hadden een afspraak over CO2 afvangen. Het wordt geen 85%, maar 25%, met honderden miljoenen subsidie. Alweer een cadeautje voor de kolenbranche. Ik begrijp het gewoon niet meer. Wij hebben het iedere keer over subsidie voor duurzame energie, maar wij subsidiëren hier het in de benen houden van onze kolencentrales, terwijl ze zo vervuilend zijn. Als wij recht willen doen aan de klimaatzaak van Urgenda, dan moeten ze gewoon dicht. Ik roep de Minister daarom op om de kolenbelasting niet af te schaffen en om bijvoorbeeld met een verplichte biomassabijstook te komen. Dat was in 2011 nog het beleid van een van de ambtsvoorgangers van de Minister. Met verplichte biomassabijstook halen wij de energiedoelen en de CO2-reductie.

Minister Kamp: Mevrouw Dik begrijpt het niet meer. Dat is dan jammer, maar begreep mevrouw Dik het dan wel toen zij instemde met het energieakkoord en toen zij daar positief over was? Het energieakkoord is een samenhangend pakket van ambities en maatregelen waarover op allerlei onderdelen heel lang is doorgepraat door iedereen die er maar iets mee te maken had. Wij zijn erin geslaagd om samen afspraken te maken voor de iets langere termijn, dus niet voor volgend jaar, maar voor de periode 2020–2023. Ik ben nu bezig om die afspraken uit te voeren. Tegelijkertijd zet ik beleid uit voor de periode daarna. Rond de jaarwisseling kom ik naar de Kamer met het energierapport waarin dat is verwoord.

De kolenbelasting wordt iedere keer weer tevoorschijn gehaald, maar staat gewoon in het energieakkoord. Wie instemt met het energieakkoord, stemt daar ook mee in. Zoals ik al zei, zijn wij hét land in de wereld dat de criteria voor duurzaamheid heeft opgesteld. Wij zijn ook het land dat een sluitend systeem voor certificaten heeft opgesteld. Die kolenbelasting was overigens nog geen jaar ingevoerd of het energieakkoord kwam. De afschaffing daarvan is een onderdeel van het hele afsprakenpakket in het energieakkoord. Zo werkt het in het bestuur altijd. Als politicus heb je ambities, maar als je de overheid aanstuurt, moet je die vervolgens ook nog voor elkaar zien te krijgen. Daarvoor heb je draagvlak in de samenleving nodig. Je zoekt partijen die daarbij betrokken zijn, praat erover en probeert afspraken te maken. Dat is gelukt met het energieakkoord. Laten wij niet steeds dingetjes uit het energieakkoord halen en zeggen: dit is belachelijk, dat is niet goed, dit hadden we niet moeten doen en dat is achterhaald. Zo komen we niet verder en dat moet wel: omdat we de transitie naar duurzame energie moeten maken, omdat we de afspraken die we in Parijs tijdens COP21 hebben gemaakt moeten nakomen en omdat het gewoon nodig is om klimaatverandering in de wereld te beheersen en grote ongelukken in de toekomst te voorkomen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik heb gesignaleerd dat de kolenbelasting wordt afgeschaft, dat kolencentrales gesubsidieerd worden en dat ze subsidie krijgen voor carbon capture and storage. Volgens mij is dat een overduidelijk pleidooi en kan de Minister alleen maar bevestigen dat we dit zo met elkaar hebben afgesproken. Dat staat inderdaad in het energieakkoord dat op tafel ligt, maar mijn fractie heeft ook altijd gezegd dat dit niet volmaakt is en dat wij de ogen open moeten houden voor ontwikkelingen om ons heen. Ik zie om ons heen dat Urgenda een klimaatzaak heeft gewonnen. Ik zie dat in Parijs afspraken zijn gemaakt met een klimaatakkoord. Wij moeten niet met oogkleppen op doorgaan, maar kijken naar de wereld om ons heen, naar nieuwe ontwikkelingen. Wij moeten ons afvragen wat er anders moet in het energieakkoord. Daar vraagt deze Kamer al een halfjaar om. Het moet anders! Er moet een plus op, maar er komt maar niks van het kabinet.

Minister Kamp: Mevrouw Dik zegt dat er een plus op moet, maar zij heeft het over een min. Zij wil juist de dingen die wij met elkaar hebben afgesproken om die 14% en 16% te halen, uit het akkoord halen. Als je recht wilt doen aan de uitkomst van Parijs en aan de ambitie van de rechter om 25% CO2-reductie te realiseren, waartegen overigens nog een beroepszaak loopt, moet je geen stappen achteruit zetten, maar stappen vooruit. Daarom pleit ik ervoor om alle samenhangende ambities die wij in het energieakkoord in samenhang hebben afgesproken, uit te gaan voeren en te bekijken hoe wij stappen vooruit kunnen zetten in plaats van achteruit. Door nu bijvoorbeeld bepaalde woorden te kiezen met betrekking tot de windmolens die nu in Drenthe worden gerealiseerd, zoals de heer Smaling doet, of door volgend jaar geen verplichtingen aan te willen gaan voor het bij- en meestoken van biomassa, ben je echt stappen achteruit aan het zetten. Dat moeten wij nou juist niet doen.

Mevrouw Klever (PVV): Gelukkig is de PVV de enige partij die van begin af aan tegen het energieakkoord is geweest, onder andere vanwege die miljardensubsidiëring. Er gaat nu dus 4 miljard naar bij- en meestook van biomassa in kolencentrales. Klopt het dat er voor deze subsidiëring geen enkele andere reden is dan die papieren doelstelling van 14% duurzame energie? Klopt het dat dit geen enkele bijdrage levert aan leveringszekerheid, betaalbaarheid, energieonafhankelijkheid, werkgelegenheid en innovatie, maar dat die 4 miljard er puur en alleen is voor die papieren doelstelling?

Minister Kamp: Wat mevrouw Klever een papieren doelstelling noemt, zijn keiharde politieke afspraken die de fracties van de VVD en de Partij van de Arbeid in het regeerakkoord gemaakt hebben. De heer Samsom heeft daarin een belangrijke rol gespeeld, ook met zijn achtergrond als milieuactivist. Hij is hier zeer voor gemotiveerd. Hij heeft gezegd: het is van groot belang dat wij in Nederland in hoog tempo, veel hoger dan nu, de overgang naar duurzame energie maken. Dat is in het regeerakkoord vastgelegd. Vervolgens ben ik aan het werk gegaan om daar steun voor te krijgen. Dat heeft geleid tot een energieakkoord. De ambities in het regeerakkoord en het energieakkoord zijn geen papieren doelstellingen, maar harde commitments van maatschappelijke en politieke organisaties. Dat is ook nodig, want alleen met dat soort commitments en de inzet op basis van die commitments kun je bereiken wat wij willen bereiken. Misschien wilt u dat niet bereiken, maar alle anderen willen dat wel en ik ook. Wij willen voorkomen dat er ongelukken gebeuren met het klimaatprobleem, dat wij heel serieus nemen. Daartoe willen wij de uitstoot van broeikasgassen verminderen, in het bijzonder de uitstoot van CO2. Om dat voor elkaar te krijgen, moeten wij overstappen op duurzame energie en veel meer doen aan energiebesparing. Dat is de lijn die wij hebben ingezet. Dat lijkt mij een zeer verstandige lijn. Het gaat niet over papieren doelstellingen, maar om heel harde en noodzakelijke ambities.

Mevrouw Klever (PVV): Ik constateer dat dit kabinet 4 miljard euro uitgeeft, maar dat dit geen enkele bijdrage levert aan betrouwbaarheid, betaalbaarheid, werkgelegenheid en innovatie. Het is puur en alleen voor dat ene percentage. Ik vind dat dit kabinet dus 4 miljard euro over de balk smijt; ik kan niks anders dan de heer Vos daarin gelijk geven. Dat is € 570 per huishouden, puur en alleen voor die papieren doelstelling. Dat vind ik te schandalig voor woorden.

Minister Kamp: Ik hoop dat mevrouw Klever blij is met haar eigen woorden, want dan is er tenminste nog iemand blij mee. Ik vind het echt complete onzin dat er geen enkele bijdrage geleverd zou worden. Zoals ik al heb aangegeven, komt er als je kolen verstookt CO2 in de lucht. Als je biomassa verstookt, waarbij de CO2 eerst uit de lucht is gehaald bij het groeien, maak je niet iets op, maar gebruik je iets wat al op aarde is. Om die reden is biomassa onderdeel van duurzame energie. Daarom is dit, anders dan kernenergie, opgenomen als een van de methoden die je kunt gebruiken om de Europese doelstellingen voor duurzame energie te kunnen halen. Mevrouw Klever zegt dat het allemaal geen enkel effect heeft, ook geen werkgelegenheidseffect. Ik hoop dat zij zelf weet dat dit onzin is, want als zij dat niet weet, vind ik het nog treuriger. Inmiddels is iedereen toch bekend dat er in die sector als gevolg van de transitie naar duurzame energie voor 2020 een plus van 80.000 banen is? Het aantal banen groeit daar met 15.000 per jaar. Ofwel mevrouw Klever weet het niet, ofwel zij weet het wel, maar zegt iets waarvan zij weet dat het niet klopt.

Mevrouw Klever (PVV): Voorzitter, ik heb een punt van orde. Ik word ervan beschuldigd iets niet te weten, maar het ging mij om de 4 miljard euro aan bij- en meestook. Die levert geen enkele bijdrage aan de werkgelegenheid. De Minister geeft een antwoord dat op het hele energieakkoord slaat, maar ik had het puur en alleen over die 4 miljard euro voor bij- en meestook van biomassa. Ik heb niet kunnen ontdekken welke werkgelegenheid die oplevert.

Minister Kamp: Biomassa is een belangrijk onderdeel van de transitie naar duurzame energie. Het bijstoken van maximaal 25 PJ biomassa in de kolencentrales is goed voor 1,2 procentpunt. Dat is een groot onderdeel van de ambities en van het energieakkoord. Het energieakkoord is goed voor 15.000 banen per jaar extra. Dat is de situatie. Wij moeten dat niet wegpraten. Ik begrijp niet waarom mevrouw Klever het altijd zo leuk vindt om dingen die verband houden met duurzame energie belachelijk te maken. Is zij echt de enige in deze wereld? Vorige week kwamen in Parijs 195 landen bij elkaar. Zij maken zich zorgen over de klimaatverandering, vinden het nodig om geen broeikasgassen uit te stoten, willen de CO2-reductie verminderen en willen hierover bindende afspraken met elkaar maken. Dat hebben 195 landen gedaan. Gaat mevrouw Klever hier nou weer vertellen dat dat allemaal onzin is?

De voorzitter: Er wordt nu een vraag gesteld aan mevrouw Klever. Laten wij proberen om dat te voorkomen, want er moeten nog heel veel vragen beantwoord worden. Mevrouw Klever mag even kort reageren omdat er een vraag aan haar gesteld is.

Mevrouw Klever (PVV): Dank dat u mij hierop laat reageren, voorzitter. Ik heb natuurlijk geenszins gezegd dat het allemaal onzin is. Ik heb gezegd dat de Minister veel te veel geld over de balk smijt en dat dit op geen enkele manier bijdraagt aan betaalbare energie, leveringszekerheid, innovatie en werkgelegenheid. Het levert helemaal niets op! Daar zijn met mij vele mensen bezorgd over. Dat staat helemaal los van de manier waarop wij het duurzame-energievraagstuk zien. Zoals ik in mijn bijdrage in eerste termijn heb gezegd, zou je je moeten focussen op de lange termijn en op innovaties die op termijn wel economisch rendabele en duurzame energie kunnen opleveren, in plaats van op korte termijn te focussen. Dat laatste levert namelijk alleen maar heel dure energie op.

De voorzitter: Dank. Ik stel voor dat de Minister doorgaat met de beantwoording.

Minister Kamp: «Over de balk smijten», «het levert niets op»: misschien is dat normaal taalgebruik voor mevrouw Klever, maar wij proberen op een zorgvuldige manier, conform de afspraken die wij gemaakt hebben, voor elkaar te krijgen dat in ons land op een duurzame manier energie wordt opgewekt in plaats van op een manier die het klimaat belast. Daar zijn wij mee bezig. Als mevrouw Klever dat «over de balk smijten» noemt en zegt dat het niets oplevert, zegt dat alleen maar iets over haarzelf.

De heer Smaling (SP): Laat ik ook een duit in het zakje doen. Ik wil dit helder proberen te krijgen. Ik begrijp heel goed dat de Minister met het energieakkoord in de achterzak streeft naar alles wat in dat energieakkoord is afgesproken. Dat is ook in hem te prijzen, maar de realiteit is dat wij, mede door de aard van het onderwerp, maandelijks of in ieder geval jaarlijks heel veel veranderingen zien. Sommige soorten duurzame energie worden ineens betaalbaar of zijn ineens interessant geworden voor het bedrijfsleven omdat investeerders er iets mee willen. Die turbulentie van het onderwerp maakt het wel nodig dat wij heel regelmatig kijken of wij nog op de goede lijn zitten. Dan is het ook wel zinvol om hierover te praten. Er is een biowarmtecentrale in Purmerend die gebruikmaakt van het resthout van Staatsbosbeheer. Hartstikke mooi! Er is ook ergens een oude stort waaruit gas wordt gewonnen. Zo zijn er meer voorbeelden. Ik zie absoluut de noodzaak van biomassa, maar het is toch niet zo gek dat wij dit voorbeeld van biomassabijstook in kolencentrales aan de orde stellen, indachtig de Urgenda-uitspraak en het Parijs-akkoord? Het verbaast mij een beetje dat de Minister dit ziet alsof wij aan zijn energieakkoord zitten te rammelen. Dat is wel zo, maar dat is volgens mij inherent aan het onderwerp.

Minister Kamp: De heer Smaling zegt: wat ook zo is. Ik ga echter niet aan het energieakkoord rammelen. Dat energieakkoord is mijn middel om de politieke afspraken te kunnen realiseren. Daarvoor moet ik ook biomassa inzetten. Als ik dat gebruik loslaat, vooruitschuif of op de helling zet, ga ik inderdaad aan het energieakkoord en daarmee aan het regeerakkoord rammelen. Dat wil ik niet doen. Dat is mijn lijn.

De heer Smaling (SP): Ik denk toch dat je alle mogelijke manieren moet bekijken. Misschien wordt dit meer een discussie voor een symposium, maar of je nu op 14% of een ander percentage gaat zitten, de ene optie heeft toch een steile curve terwijl de andere optie vlak blijft. Dat zie je bijvoorbeeld als je zon en wind tegenover elkaar zet. Wij profiteren ook nog te weinig van geothermie. De mate waarin een vorm van duurzame energie rendeert, verandert steeds. Daarom lijkt het mij noodzakelijk dat we ieder jaar weer bekijken of we nog op een goede lijn zitten. Ik wil niet zeggen dat je iedere investering meteen weer ongedaan moet maken, maar in sommige gevallen zal dat nodig zijn omdat de wereld om dat energieakkoord heen niet stilstaat. Zo gedraagt de Minister zich in mijn ogen wel een beetje.

Minister Kamp: Ik weet natuurlijk dat de wereld niet stilstaat. Ik weet heel goed dat er voor de toekomst andere voorkeuren denkbaar zijn. Daaraan werken wij ook. Ik heb die vormen ook zelf genoemd en ben ze ook aan het stimuleren. Ik noem bijvoorbeeld biomassa en cascadering. Als je begint met biomassa, bekijk je welke hoogwaardige producten je daaruit kunt halen. Daarna heb je een restproduct, ben je een stap verder en kun je er weer andere producten uit halen. Pas aan het eind van de lijn gebruik je wat overblijft voor het bij- en meestoken. Dat vind ik een interessante ontwikkeling. Wij zijn daar ook mee bezig. Ook het vergassen, wat de heer Vos noemde, lijkt mij interessant. Wij gaan ook proberen om dat voor elkaar te krijgen. Wij gaan onderzoek en ontwikkeling in dat kader stimuleren. Wij proberen er afspraken over te maken en proefprojecten op te zetten. Dat moeten we allemaal gaan doen, maar ik wil meer doen en nog ambitieuzere doelstellingen halen als dat ook zinvol is op grond van internationale afspraken.

Ik ben heel blij met Parijs. Ik denk dat het via Europa tot aangescherpte doelstellingen leidt, ook voor ons. Alle mogelijkheden die hier vandaag aan de orde zijn geweest, zullen we daarvoor nodig hebben. Ik wil echter niet ophouden met hetgeen we eerder afgesproken hebben en wat nodig is om stappen in de goede richting te zetten. Voor de periode waarvoor het energieakkoord geldt, hebben wij gezegd dat biomassa daar een rol bij speelt in combinatie met kolencentrales. Ik ben bezig met toezeggingen op dat punt. Die zal ik voor een periode van acht jaar doen. In die acht jaar kan biomassa worden verstookt. Wij leveren daarmee een bijdrage aan de transitie naar duurzame energie. Na die acht jaar is er weer een nieuwe situatie. In die acht jaar zullen er weer nieuwe dingen ontwikkeld worden. Ik sta open voor nieuwe dingen. Ik weet dat er nog van alles gaat gebeuren, maar hetgeen gaat gebeuren is wat mij betreft het meerdere. Dat moet er niet toe leiden dat we ten aanzien van hetgeen we afgesproken hebben stappen achteruit gaan zetten.

De voorzitter: Ik stel voor dat de Minister doorgaat met zijn beantwoording. Er zijn nog heel veel andere vragen gesteld.

Minister Kamp: Ik kom op het ROAD-project, het Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject. Dat gaat over de afvang en opslag van CO2. Dat is een heel belangwekkende ontwikkeling, zeker voor Nederland. Er staan hier veel energie-intensieve bedrijven vlak bij de kust. Daar is heel veel werkgelegenheid aan gekoppeld. Het is echt een van de pijlers van de Nederlandse economie en de Nederlandse werkgelegenheid. Wij willen die in de toekomst graag op peil houden en wij denken dat de afvang en opslag van CO2daar een voorwaarde voor kan zijn. Vlak bij de zee wordt er ook elektriciteit geproduceerd. Daar worden onder andere kolen voor gebruikt. Daarbij komt er ook CO2 in de lucht. Wij willen graag dat de mogelijkheid in beeld komt om CO2 af te vangen en op te slaan in een leeg gasveld. Voor een deel kun je het opslaan in een leeg gasveld. Voor een ander deel kun je het direct geleiden naar het Westland, waar het ook gebruikt kan worden. Het is dus niet zo dat je het eerst opslaat en het er vervolgens weer uit haalt, zoals mevrouw Van Tongeren zei. Wij bekijken hoe je een deel kunt opslaan en hoe je een deel kunt doorgeleiden naar het Westland.

Het ROAD-project is op dit moment nog het enige grootschalige demonstratieproject voor CCS (Carbon Capture and Storage) in Europa. Als wij dit niet realiseren, hebben wij niet de mogelijkheid om door middel van een grootschalig demonstratieproject te bewijzen dat het werkt en dat het iets is wat misschien verder verbeterd kan worden, maar wel een belangrijk middel is om in de toekomst op een verantwoorde manier energie te produceren en bedrijven te laten draaien. Wij hebben in Europa zo'n project nodig. Daarom wil het Nederlandse kabinet daar geld in steken en wordt daar vanuit Europa nog meer geld in gestoken. Ook bedrijven willen daar geld in steken. Andere landen, zoals Noorwegen, Duitsland en misschien Frankrijk, willen ook geld steken in dit Nederlandse project. Wij gaan bekijken of wij dat voor elkaar kunnen krijgen. Het is helemaal niet gemakkelijk en besluitvorming is er nog niet. Wij zijn aan het bekijken hoe wij de kosten kunnen verlagen door niet meteen een groter veld wat verder op zee te gebruiken maar eerst een wat kleiner veld wat dichterbij. Dat moet allemaal nog worden uitgewerkt. Het zal zeker niet gemakkelijk zijn, maar ik doe erg mijn best om het voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Van Tongeren zei dat zij heeft begrepen dat er CO2 in dat veld wordt opgeslagen en dat dat vervolgens wordt gebruikt om er meer aardgas uit te kunnen halen. Het veld dat wij nu in beeld hebben, is inderdaad niet helemaal leeg. Als wij daar straks CO2inpompen, dan is het ook mogelijk om daar extra aardgas uit te halen, maar die verhouding is zodanig dat er een heel klein beetje extra uit wordt gehaald en dat er heel erg veel wordt ingepompt. Het eruit halen is een bijeffect dat optreedt. Dat lijkt mij op zich nuttig. Wij halen ook gas uit Groningen en uit kleine velden op het land en op de Noordzee. Als je hier dus ook nog wat gas uit kunt halen, dan is dat niet verkeerd. Ik heb net al iets gezegd over de verhouding. Ik zou de precieze getallen nog kunnen geven, maar die verhouding is zodanig dat er een klein beetje gas uit gaat en er heel veel CO2 wordt opgeslagen. Ik denk dat het ROAD-project belangrijk en goed is voor Nederland, voor Europa en voor de Nederlandse industrie en werkgelegenheid en dat wij echt moeten hopen dat wij dit project voor elkaar kunnen krijgen.

Mevrouw Van Tongeren vroeg of het klopt dat slecht 25% van het gas wordt afgevangen en niet 85%. Er is nooit sprake van geweest dat 85% van het gas zou worden afgevangen. Wij willen CO2 afvangen en natuurlijk het liefst zo veel mogelijk, maar net als alle andere projecten in Europa dreigde dit project te sneuvelen. Samen met Europa en de bedrijven bekijken wij hoe wij op basis van de kolencentrales die er zijn en het geld dat hiervoor beschikbaar is uit Europa, Nederland en de bedrijven, toch een grootschalig demonstratieproject kunnen laten draaien. Als wij dat eenmaal voor elkaar hebben, hebben wij een basis om verder te gaan. Als er maar een beperkt gedeelte van het gas van een kolencentrale wordt afgevangen maar als dat ertoe leidt dat wij een grootschalig demonstratieproject succesvol kunnen neerzetten, dan heeft dat naar mijn mening toch toekomstwaarde.

Mevrouw Dik-Faber stelde een vraag die misschien daarmee in verband staat. Ik ga daar meteen op in zodat mevrouw Van Tongeren dat punt ook kan meenemen. Mevrouw Dik-Faber vroeg of het klopt dat het veld dat we nu in beeld hebben al na tweeënhalf jaar vol is. Dat klopt ongeveer. Het veld is na drie jaar vol. Het is allemaal niet perfect. Dan moet het volgende veld weer in beeld komen om gas in op te slaan. Hiervoor geldt echter hetzelfde als net: 25% is niet perfect, drie jaar is niet perfect, maar het is wel heel mooi als je een grootschalig CCS-project kunt laten slagen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik hoop dat de Minister nog antwoord geeft op mijn vraag of er een heel nieuw traject komt voor de vergunningverlening. Voor zover ik heb begrepen, past het niet onder het huidige.

De Minister zei dat niet afgesproken is om meer afvang en opslag te doen. Ik zat erbij toen de besluiten over de kolencentrales op de Maasvlakte genomen werden in de Rotterdamse gemeenteraad. Er is toen wel degelijk gezegd dat alle CO2 zou worden afgevangen en dat die centrales capture ready opgeleverd zouden worden. Met dit project is daar niet aan voldaan. Er is in Noorwegen bij Mongstad een poging gedaan om dit ook te doen. Waarom denkt de Minister dat dit project wel succesvol kan zijn en een positieve CO2-balans kan geven? Die vraag heeft de Minister eigenlijk ook niet beantwoord. Als je er weer fossiel uithaalt, heb je dan uiteindelijk nog wel een positieve CO2-balans? Haal je dan meer CO2 weg dan je vervolgens uitstoot?

Ik heb ook een vraag gesteld over de prijsverhouding. De subsidie die hier naartoe gaat is in verhouding heel veel hoger dan de subsidie in de nieuwe ISDE-regeling die de Minister heeft voorgesteld. Ik wil dus graag dat de Minister veel duidelijker aangeeft waarom dit een fantastisch project zou zijn in het kader van Parijs en van het energieakkoord. Dat mag van mij ook in een toelichtende brief waarin de details wat verder uitgewerkt zijn.

Minister Kamp: Ik ben hier niet om brieven te schrijven, maar gewoon om met de Kamer te praten. Ik zal dus proberen om de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Mevrouw Van Tongeren vroeg of er een positieve CO2-balans is. Natuurlijk is er een zeer positieve CO2-balans. Er gaat veel meer CO2 in dan er aan extra aardgas uit wordt gehaald. Natuurlijk moet de hele vergunningprocedure nog doorlopen worden. De oude vergunning voor dat gasveld hield niet in dat daar ook CO2in opgeslagen kon worden. Er heeft nog geen besluitvorming kunnen plaatsvinden over dit project. Wij zijn nog niet zover, maar als de businesscase rond is, waarvoor iedereen moeite moet doen en waarvoor er van alle kanten geld bij moet komen, dan zijn wij aan de vergunningen toe.

Mevrouw Van Tongeren zei dat niet is voldaan aan de verwachtingen die zij destijds als Rotterdams gemeenteraadslid had van dit project. Is haar conclusie dan dat wij dit project maar helemaal moeten laten zitten? Als wij de werkgelegenheid in de energie-intensieve industrie in Nederland willen vasthouden, dan denk ik dat het veel beter is om te kijken naar de mogelijkheden die de kolencentrales die net neergezet zijn, hebben om de CO2-uitstoot te beperken, niet alleen door daar biomassa bij en mee te stoken maar ook door CO2 op te vangen en op te slaan. Het is de moeite waard om die dingen uit te zoeken. Na jaren van voorbereidingen zijn wij al een heel eind gevorderd met het ROAD-project. Wij zijn nu zover dat wij denken dat wij het rond kunnen krijgen. Ik denk dat het goed is om dat vast te houden. Ik ben er erg op tegen om ergens heel lang over te praten en om er vervolgens, als je er bent, mee op te houden en weer wat anders te gaan doen. Daar voel ik niet veel voor. Ik probeer om van het ROAD-project een succes te maken. Zodra ik daar verder mee ben, zal ik de Kamer graag informeren over alle ins en outs, de oorspronkelijke bedoelingen, de uitkomsten, de kosten en de precieze CO2-balans. Als de besluitvorming over het project zodanig is dat we denken dat we daarmee verder kunnen, dan zal ik de Kamer daarover informeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): GroenLinks heeft vanaf het begin vrij consequent vragen gesteld over de fossiele lock-in. De Minister faciliteert die eigenlijk. De vergunningen voor de kolencentrales zijn op alle niveaus aangevochten, de kolentaks is even ingevoerd maar weer afgeschaft, de afvang en opslag van CO2wordt financieel gefaciliteerd en er is sprake van het bijstoken van biomassa. Er is een hele zwik aan maatregelen waarmee heel veel belastinggeld wordt gestopt in het faciliteren van kolenstroom. Nederland houdt daar echt aan vast. Je krijgt echt een lock-in ten aanzien van het kolenstroomsysteem. Mijn buurman, de heer Vos, zei ook al het een en ander daarover. Als je het nu besluit, zit je er weer acht jaar aan vast. Dat geldt ook voor de vergunningen waarover we het hadden. Als je dat nu besluit, zit je daar lang aan vast. Ik begrijp niet zo goed hoe de Minister aan de ene kant dit wil doen en aan de andere kant probeert om de bevolking mee te krijgen in de richting van schone energie.

De voorzitter: Wat is uw vervolgvraag?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Wat is ervoor nodig om de Minister te doen realiseren dat we echt van kolenenergie af moeten?

Minister Kamp: De Kamer heeft een motie van de heer Vos aangenomen. Ik ben bezig met de uitwerking daarvan. Daarnaast is een motie van de leden Van Weyenberg en Van Veldhoven aangenomen. Ik probeer de Kamer op korte termijn een reactie daarop te geven. Bij het uitwerken van hetgeen in die moties naar voren is gebracht, komen allerlei dingen aan de orde die nog nader bekeken moeten worden en waarover nog besluitvorming moet plaatsvinden. Als dat wat bekeken moet worden is bekeken en als overlegd is over de dingen waarover overlegd moet worden, is besluitvorming daarover mogelijk. Voordat je ingrijpende besluiten kunt nemen, moet je eerst over goede informatie beschikken en een goede afweging hebben gemaakt. Ik ben van plan om de Kamer op korte termijn een brief te sturen om in beeld te brengen wat we daar allemaal voor moeten doen. Er komt dus toch nog een brief, zeg ik tegen mevrouw Van Tongeren. Zij ontvangt die altijd graag van mij, dus dat is fijn.

De voorzitter: Gaat u verder.

Minister Kamp: Ik denk dat het goed is om iets te zeggen over De Drentse Monden en Oostermoer. Verschillende woordvoerders hebben daarover gesproken. Voor De Drentse Monden en Oostermoer geldt hetzelfde als voor andere grootschalige windparken die er in Groningen, in Noord-Holland en eigenlijk in alle provincies komen. We hebben met alle provincies afspraken gemaakt over het realiseren van wind op land. Er komt extra capaciteit voor wind op zee en wind op land. Dat is nodig voor de 14%- en de 16%-doelstellingen. Als die doelstellingen worden opgeschroefd, is het heel goed denkbaar dat er nog meer wind op land en wind op zee komt, dat er nog meer zonne-energie nodig is en misschien zelfs dat er nog meer biomassa komt of dat er nog wat extra aan geothermie moet worden gerealiseerd. Het kan dus zo zijn dat we daar nog verder in moeten gaan.

In Drenthe hebben wij een locatie voor windmolens in beeld die oorspronkelijk is aangewezen door het provinciale bestuur. Het provinciale bestuur in Drenthe heeft net als het provinciale bestuur in Groningen aangegeven waar windmolens zouden kunnen worden geplaatst als zij geplaatst moeten worden. Wij hebben dat vervolgens vastgelegd in een structuurvisie. Dat is eerst op provinciaal niveau en vervolgens op rijksniveau vastgelegd in beleidsstukken. Op grond van die beleidsstukken probeer je een voornemen te realiseren. In het gebied De Drentse Monden en Oostermoer zou eerst een park komen met een totale capaciteit van 600 MW. Op dit moment gaat het nog om een park van 150 MW. De formele inspraak met de bewoners heeft nog niet plaatsgevonden. Die moet nog starten. In het voortraject is al wel een heleboel gebeurd. Er heeft overleg met bestuurders en mensen in het gebied plaatsgevonden. Het overleg met mensen in het gebied verloopt niet gemakkelijk. In wezen komt er toch op neer dat we landelijk de ambitie hebben om de overgang naar duurzame energie te maken, maar iemand die in zijn gebied een grote windmolen tegenover zich krijgt, kijkt daar natuurlijk heel anders tegen aan. Het is veel gemakkelijker om mensen die elders in het land wonen en die het met de algemene doelstelling eens zijn te overtuigen dan om medewerking te verkrijgen van de mensen in het gebied die er direct mee geconfronteerd worden. Als je die landelijke doelstelling wilt halen, is het echter toch nodig om die concrete plannen te realiseren. Daar zijn we in dat gebied mee bezig. Er is een gebiedscoördinator aangesteld. Die heeft met de bewoners gesproken. Daaruit blijkt opnieuw dat zij zeggen: wij willen die windmolens niet; realiseer hier maar zonneparken. Dat is nu niet aan de orde. Wij hebben een ambitie geformuleerd op het gebied van wind op zee en wind op land. Wat mij betreft gaan wij die realiseren. Het is heel goed mogelijk dat er in aanvulling daarop extra ambitie komt. Het is ook heel goed mogelijk dat er nog extra zonnepanelen of andere extra dingen komen, maar de dingen die wij hebben afgesproken en die nodig zijn, ga ik niet terugdraaien.

Ik ga door met dat proces. De Commissie voor de m.e.r. heeft bekeken hoe dat is verlopen. Zij vindt dat het rapport dat voor de verdere besluitvorming voorligt essentiële milieu-informatie bevat om goede besluiten te kunnen nemen. Daaruit is gebleken dat aan alle wettelijke normen wordt voldaan in het huidige plan. Binnenkort zijn wij zover dat wij de milieueffectrapportage zelf, de ontwerpvergunningen en het ontwerpinpassingsplan ter inzage kunnen leggen. Ik denk dat dit in februari zal zijn. Dan begint de formele inspraak. Iedereen die dat wil, kan dan met zijn zienswijze komen. Als die zienswijzen niet leiden tot de wijzigingen die beoogd worden door de betrokkenen, dan hebben zij nog de gelegenheid om naar de Raad van State te gaan als het definitieve inpassingsplan er is. Naar mijn inschatting zal dat er in het derde kwartaal van 2016 zijn. Wij zullen bezien hoe die procedure verloopt. Wij zijn nu nog bezig met de voorprocedure.

Ik weet heel goed dat het moeilijk is om instemming van mensen in het gebied te verkrijgen, maar ik weet ook dat het nodig is om dat wel te proberen. De gebiedscoördinator is daar ook mee bezig geweest. Hij heeft geprobeerd om met mensen in het gebied te praten over de wijze waarop het profijt van de windmolens ook met hen gedeeld kan worden. Dat verloopt moeizaam, maar wij zullen het moeten blijven proberen. Ik wil ook kijken naar de wijze waarop het hele traject verlopen is. Wij doen niets zonder te kijken naar de verbetermogelijkheden. Ik ben altijd geïnteresseerd in dingen die beter kunnen. We zullen bekijken wat er voor de toekomst geleerd kan worden uit de ervaringen met de verschillende projecten voor wind op land en welke dingen beter kunnen. Een van de dingen die ik al in beeld heb, is dat het houden van grootschalige bijeenkomsten om met mensen in gesprek te gaan waarschijnlijk minder effectief is dan het organiseren van kleinschalige, gerichte bijeenkomsten. Dat kunnen we nu alsnog doen en dat kunnen we ook bij andere projecten in de toekomst gaan doen. Ik denk dat het hele project De Drentse Monden en Oostermoer op een zorgvuldige manier is verlopen, net zoals het project N33 in Groningen. De lokale overheid, met name de provincie, heeft aan de wieg van de keuzes gestaan. Ook de vervolgkeuzes zijn volgens de regels gemaakt. Uit de rapportages van de Commissie voor de m.e.r. blijkt dat de onderzoeken en het uiteindelijk overgeleverde rapport voldoen aan de wettelijke normen en de kwaliteitseisen. Wij zullen vervolgens bekijken wat er in de inspraakprocedure naar voren wordt gebracht en op welke wijze daar gepast op gereageerd moet worden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dank aan de Minister voor zijn beantwoording. Ik ben nog wel benieuwd of de Minister bereid is om een deel van de opgave, zoals de dubbelelijnopstelling, te vervangen door zonnepanelen. Ik snap dat de inwoners het liefst alle windmolens vervangen willen hebben door zonnepanelen. De Minister heeft vandaag gezegd dat hij dat niet wil omdat hij dan zijn doelstellingen niet haalt. Is de Minister dan op zijn minst bereid om die dubbelelijnopstelling voor windmolens te vervangen? Hoe kijkt de Minister daartegen aan?

Minister Kamp: Wij zijn teruggegaan van 600 MW naar 150 MW. Die 150 MW is nodig zodat de provincie Drenthe de bijdrage voor wind op land – daar spreken we over – kan leveren. Ik heb die nodig om de totale opgave voor wind op land in het land als geheel te realiseren. Dit is op een zorgvuldige manier tot stand gekomen. Ik zal het laten uitmonden in een ontwerpinpassingsplan. Samen met mijn collega van I en M zal ik daar in februari mee komen. Daar komen vervolgens reacties op. Ik verwacht zienswijzen van de mensen in het gebied. Daarin zal onder andere de dubbele lijn aan de orde komen. Wij zullen daar dan op reageren. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen. Het vervangen van wind op land door zonne-energie is niet iets wat ik voor ogen heb. Wat ik voor ogen heb, is dat wij de doelstelling voor wind op land realiseren en dat Drenthe daar een bijdrage aan levert. Wat mij betreft is dat met dit park. Als er mogelijkheden zijn voor zonnepanelen in Drenthe, dan is dat interessant, want wij moeten samen nog een heleboel voor elkaar krijgen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik vraag mij zo langzamerhand echt af of de Minister nog iets geeft om draagvlak voor energietransitie. Als hij op deze wijze met het gebied omgaat, dan kan ik wel begrijpen dat het voor onze inwoners een heel moeilijke zaak wordt. Ik vind dat de Minister de inwoners op deze manier toch echt overvraagt.

Minister Kamp: Als mevrouw Mulder mij alleen daarop wil afrekenen ... Ik heb draagvlak bij de kustgemeenten als ik wind op zee daar niet laat doorgaan. Ik heb draagvlak in Groningen als ik het windmolenpark N33 niet laat doorgaan. Ik heb draagvlak in Drenthe als ik dit niet laat doorgaan. Het is mijn opgave om de politieke ambities die zijn vastgelegd en die ook maatschappelijk zijn ondersteund, op een verantwoorde manier voor elkaar te krijgen. Als wij een locatie kiezen, zorg ik ervoor dat dat een verantwoorde keuze is. Ik heb gezegd hoe de keuze voor deze locatie tot stand is gekomen. Ik zorg ervoor dat er een zorgvuldige procedure wordt gevolgd om een conceptbesluit te kunnen nemen dat de inspraak in kan. Ik zorg er vervolgens voor dat er serieus op de inspraak wordt gereageerd. Uiteindelijk kom je dan aan de besluitvorming toe. Om dat hele proces te begeleiden hebben wij allerlei dingen gedaan. Er is veel overleg geweest, heel veel. Dat overleg verloopt moeilijk. Wij hebben daar een gebiedscoördinator voor ingeschakeld. Er is nog steeds een gesprek mogelijk over de wijze waarop de voordelen van het park ook ten goede kunnen komen aan de mensen in het gebied. Ik wil dat overleg op een kleinschalige manier organiseren en bekijken welke lessen er kunnen worden getrokken uit de wijze waarop het tot dusver is gegaan. Ik wil dat de volgende keer beter doen. Dat neemt echter niet weg dat er ook in Drenthe op een verantwoorde manier een bijdrage moet worden geleverd op het gebied van wind op land. Dat is precies waar ik mee bezig ben.

De voorzitter: Ik zie dat mevrouw Mulder wil reageren. Dat wordt dan haar tweede interruptie, want zij heeft al een vervolgvraag gesteld.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dan even een punt van orde. De Minister legt mij woorden in de mond. Ik heb er behoefte aan om dat even recht te zetten. Ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat je het op een goede manier kunt aanpakken en ik heb daar een voorbeeld van gegeven, nota bene uit Groningen. Onze wethouder IJzebrand Rijzebol heeft het daar op een goede manier opgepakt. Ik heb vastgesteld dat het hier echt niet goed is verlopen, maar de Minister houdt nog steeds vol dat alles helemaal perfect en goed is gegaan. Ik vind dat echt niet kunnen. Mij wordt nu in de mond gelegd dat ik alleen nee zeg, maar dat is echt pertinent onwaar.

Minister Kamp: Mij ontgaat waarom dit een punt van orde is. De boodschap is: mijn wethouder van het CDA doet het goed en de Minister doet het fout. Ik denk dat dat niet juist is. Ik aarzel om het weer te herhalen, maar het gaat om het volgende. Wij zijn met elkaar van mening dat er wind op land moet komen. De provincie heeft aangegeven op welke locaties die windmolens kunnen komen op haar grondgebied. Vervolgens hebben wij dat in een structuurvisie vastgelegd en ervoor gezorgd dat er een plan ontwikkeld werd. Dat plan is teruggebracht van 600 MW naar 150MW. Wij hebben er vervolgens voor gezorgd dat alles wat aan onderzoeken gedaan moest worden op een zorgvuldige manier is gebeurd, waardoor de Commissie voor de m.e.r. tot de conclusie kon komen dat het op die manier is gebeurd en dat aan alle wettelijke normen is voldaan. Wij zullen nu een plan ter inzage leggen en wij zullen serieus reageren op hetgeen in de zienswijzen naar voren wordt gebracht. Wij zijn bereid om aanvullend op al het overleg dat er al is geweest verder overleg te voeren, ook in kleinschalig verband. Dat overleg kan wat mij betreft zeker ook gaan over de wijze waarop de lusten van het park ten goede kunnen komen aan de mensen in het gebied. Als er in het hele proces toch nog dingen beter kunnen, dan ben ik bereid om die een volgende keer nog beter te doen. Dat is echter toch iets anders dan zeggen: onze wethouder doet het goed en de Minister doet het fout.

De heer Smaling (SP): De Minister gebruikt vaak de woorden «zorgvuldig» en «verantwoord», maar ik constateer dat de rijkscoördinatieregeling is gebruikt, hoewel er toen geen ruimtelijk kader was dat het toestond om die in te zetten.

Minister Kamp: Sorry, ik verstond de heer Smaling niet.

De heer Smaling (SP): De rijkscoördinatieregeling is ingezet, hoewel er volgens mij op dat moment in dat gebied nog geen ruimtelijk kader was dat de toepassing van de rijkscoördinatieregeling legitimeerde. In 2010 is er een brief uitgegaan naar de ontwikkelaars. Een van de vereisten was dat er draagvlak moest zijn in de omgeving. Dat is niet nagekomen. In de structuurvisie Wind op land staat dat er een participatieplan zou moeten zijn. Dat is er niet. Je kunt de mensen wel blij maken met de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen, maar die dient er alleen toe dat je daarna nog naar de Raad van State kunt. Wat is er nu zo zorgvuldig en verantwoord aan dit proces?

Minister Kamp: De heer Smaling zegt dat een zienswijze er alleen toe dient dat je daarna naar de Raad van State kunt. Ik weet niet wie hem dat wijs heeft gemaakt. Ik denk niet dat hij dat zou doen als hij op mijn plek zou zitten. Het doel van een zienswijze is om goed te bekijken wat degene die hem heeft ingediend daar precies mee wil en beoogt, hoe hij dat beargumenteert en of je tot de conclusie moet komen dat hetgeen daarin gesteld wordt beter is dan hetgeen je zelf van plan bent. Je weegt de hardheid van je eigen plan af tegen de hardheid van hetgeen in een zienswijze naar voren wordt gebracht en je neem daar dan een besluit over. Zo doe ik dat en zo zal ik dat hier ook doen.

De heer Smaling zei dat de inzet van de rijkscoördinatieregeling niet op een goede basis berust omdat er in het begin nog geen kader zou zijn geweest. Dat is mij niet bekend. Ik denk dat de rijkscoördinatieregeling hier precies volgens de regels wordt toegepast. Men heeft in het gebied al gezegd tegen de rijkscoördinatieregeling in beroep te gaan omdat men vindt dat het niet om één groot project maar om verschillende kleinere projecten gaat. Als het punt dat de heer Smaling naar voren brengt ook leeft in het gebied, dan is het al naar voren gebracht of zal het nog naar voren worden gebracht. Ik zal daar dan ook op reageren. Ik gebruik de rijkscoördinatieregeling precies waarvoor zij bedoeld is. Zij geeft de rijksoverheid namelijk de mogelijkheid om bij grootschalige projecten die voor het land als geheel van belang zijn, tijdwinst te realiseren door met inachtneming van alle noodzakelijke inspraakmogelijkheden en besluitvormingsmomenten, dingen op elkaar af te stemmen en samen te laten lopen. Dat is wat ik met dit project aan het doen ben.

De heer Smaling (SP): Misschien moet ik uitleggen waarom ik zo kwaad word en krachttermen gebruik. De Minister gaat zo ver door, terwijl het duidelijk is dat dit niet meer gaat en dat je dit de mensen niet meer kunt aandoen. Dat hebben we in Groningen ook gezien. Als ik de rapportage van de heer Oterdoom lees, bekruipt mij precies hetzelfde gevoel als tijdens het debat dat wij de afgelopen jaren hebben gevoerd over de gaswinning en de aardbevingen. De Minister gaat te ver door. Op een gegeven moment komt het dan tot een rechterlijke uitspraak of krijgen wij hier gelukkig een van de coalitiepartijen mee. Dan zit je helemaal in een traject van omkering van de bewijslast in de Mijnbouwwet. Naar mijn mening komt dat door de hardnekkigheid van deze Minister en doordat hij niet op enig moment zegt: ik doe de mensen nu iets aan wat niet kan en ik moet nu van koers veranderen en niet de mensen in dat gebied. Zie ik dat goed of niet?

Minister Kamp: Ik denk dat het anders is. Ik denk dat het voor de heer Smaling niet zo moeilijk is om te zeggen: de SP is voor het tegengaan van klimaatverandering, voor beperking van de uitstoot van broeikasgassen, voor reductie van CO2-emissie en voor duurzame energie en zij vindt windmolens ook goed. Op een gegeven moment moet een bestuurder er echter voor zorgen dat zaken worden geconcretiseerd en er op bepaalde plekken windmolens worden gebouwd om voor duurzame energie te zorgen. Op welke plekken gebeurt dat dan? Dat gebeurt op plekken waar de provincie eerst van heeft gezegd: dat is een goede plek. Vervolgens is in een structuurvisie vastgelegd dat zij daarvoor kunnen worden gebruikt en zorg je ervoor dat er precies volgens de wettelijke procedures een plan wordt uitgewerkt. Als ik dat in Friesland doe, zegt de heer Smaling: je bent eigenwijs en je doet dat niet goed. Als ik dat in Groningen doe, zegt hij: je bent eigenwijs en je doet het niet goed. Als ik in Drenthe doe, zegt hij weer hetzelfde. Eigenlijk maakt hij zijn eigen begin krachteloos. Hij zegt namelijk dat hij voor het tegengaan van klimaatverandering en tegen de uitstoot van broeikasgassen is en dat hij de CO2-emissie wil reduceren, maar als het er uiteindelijk op aankomt, laat hij de Minister vallen en ontkracht hij daarmee eigenlijk zijn eigen woorden van het begin.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik heb de Minister niet horen zeggen dat dit een prachtig proces was. De Minister heeft erkend dat het proces niet goed is gegaan, in het bijzonder ten aanzien van de informatieavonden. Er is sprake geweest van een eenzijdige communicatie. De Minister gaf aan dat een en ander kleinschaliger moet zodat de dialoog op gang kan komen. Daar ben ik blij mee. Ik roep partijen ook op om die bereidheid te tonen.

Ik heb drie vragen gesteld aan de Minister. Ik denk dat dat belangrijke vragen zijn om het proces naar de toekomst toe te verbeteren. Hoe is het Ministerie van I en M betrokken? Dat ministerie gaat immers over de ruimtelijke inpassing. De provincie heeft opgeroepen tot investeringen in het gebied, bijvoorbeeld in de digitale bereikbaarheid. Ik kan mij voorstellen dat dat investeringen zijn die worden gedragen door de initiatiefnemers, de provincie en het Rijk. Ziet de Minister dat ook zo? Is de Minister bereid om de laatste stand van de techniek inzake windenergie toe te passen? Dus wel die 150 MW, maar wellicht met nieuwe technieken bekijken wat er nog mogelijk is in de sfeer van ruimtelijke inpassing. Dat zijn belangrijke vragen naar de toekomst toe.

Minister Kamp: Naar de toekomst toe moet er nog van alles gebeuren. Er zal nog veel gebeuren op innovatiegebied, er zullen proefprojecten en nieuwe ontwikkelingen komen en er zal afstemming zijn met provincies en gemeenten. Sommige betrokkenen willen bepaalde dingen wel en dan kun je meters maken. Andere betrokkenen willen bepaalde dingen niet. Als je het belangrijk vindt, moet je op zo'n moment toch volhouden. In de toekomst zijn er dus allerlei dingen mogelijk en ben ik ook tot allerlei dingen bereid. Mijn collega van I en M heeft een eigen verantwoordelijkheid en ik heb een eigen verantwoordelijkheid, maar wij werken samen en wij nemen de besluiten die samen moeten worden genomen samen. Indien mogelijk treden wij ook samen op naar het gebied toe. Als er dingen apart moeten gebeuren, dan gebeuren die ook apart.

Mevrouw Dik-Faber had het over de communicatieavonden. Het is niet gemakkelijk om die goed te laten verlopen. Ik heb een heel grootschalige communicatieavond in het Noorden meegemaakt. In het begin van dat lange proces ging dat nog goed, maar naar de volgende grote communicatieavond in het gebied moest ik met een gepantserde auto en persoonsbeveiliging toe. Mensen uit het gebied waren daarnaartoe gekomen voor een soort demonstratie. Zij waren gekomen om te uiten dat zij het niet wilden en waarom zij het niet wilden en om hun gevoelens echt met kracht over te brengen. Op zo'n moment kun je niet meer in dialoog gaan, hoewel je dat wel wilt. Je moet dan naar andere mogelijkheden zoeken. Je schakelt dan een gebiedscoördinator in en je organiseert kleinschaligere bijeenkomsten. De bereidheid om met de mensen in het gebied tot afspraken te komen is er voluit. Daarom hebben wij ook bevorderd dat de branche van windmolenexploitanten een code heeft gemaakt waarvan een onderdeel is dat er afspraken in het gebied worden gemaakt om de opbrengsten te delen en mede aan de bevolking ten goede te laten komen. Als mensen daar echter niet over willen praten, dan is het moeilijk om daarmee verder te komen. Het is moeilijk, maar het hoort bij het vak. Het doel dat wij nastreven is belangrijk en rechtvaardigt ook dat wij hiermee doorgaan. Ik doe mijn uiterste best om er op een zo goed mogelijke manier mee door te gaan.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik heb ook gehoord van de patstelling, en dat is nog zacht gezegd. De ontstane situatie is buitengewoon triest. Niet voor niets heb ik partijen opgeroepen om toch met elkaar het gesprek aan te gaan. In het kader van een eerlijke verdeling van lusten en lasten valt er nog ontzettend veel te winnen. Ik heb concrete vragen gesteld over investeringen in het gebied, los van het traject met betrekking tot wind. In de Omgevingswet hebben wij verankerd dat bij windenergieprojecten de lusten en lasten moeten worden gedeeld. Dat kan bijvoorbeeld in de sfeer van de energierekening. Er is ook gevraagd of wij niet verder aan de slag kunnen met dit gebied. Denk aan digitale bereikbaarheid. Kan de Minister daar nog op reageren? Kan een rijksbijdrage aan de orde zijn?

Wordt de laatste stand van techniek meegenomen bij die 150 MW? Ik heb uit een document van de provincie Drenthe begrepen dat zonder windmolens hoger te maken, een hoger rendement kan worden behaald. Dat zou betekenen dat je met minder windmolens toch aan die 150 MW komt.

Minister Kamp: Mevrouw Dik zegt dat ze graag zou willen dat ik los van het onderwerp wind inga op investeringen in het gebied. Ik denk dat dat niet goed is. Wij praten hier over energie. Wij hebben andere gelegenheden om te praten over regionale economie. In een AO over energie kan ik niet zomaar beschouwingen gaan geven over economische impulsen in Drenthe. Ik kan wel zeggen dat in geval van een windmolenproject kan worden gesproken over de vraag hoe je het rendement daarvan mede aan de betrokkenen in het gebied ten goede kunt laten komen en in welke vorm je dat dan giet. Laat je de mensen er financieel van meeprofiteren of realiseer je een gemeenschapsvoorziening in het dorp? Doe je iets met bekabeling in het buitengebied? Dat zijn dingen waar je met elkaar over kunt spreken.

Over de nieuwe techniek die toegepast zou kunnen worden, merk ik het volgende op. Het is niet zo dat wij vastleggen welke techniek moet worden toegepast in zo'n project. Dat is aan degene die het initiatief neemt en dat park moet gaan exploiteren. Dat is ook degene die het risico loopt dat hij geen subsidie ontvangt als hij kiest voor een nieuwe techniek die na drie jaar niet blijkt te werken. Als de molen niet functioneel is, is het gevolg dat er geen subsidie wordt ontvangen. Je krijgt alleen subsidie als je die molen laat draaien en duurzame energie produceert. Als bedrijf dat investeert, loop je een risico. Je moet zelf nagaan welke techniek voor jou bruikbaar is. De initiatiefnemers zijn zeker bereid om de beste beschikbare technieken toe te passen. Er moet natuurlijk ook worden gekeken naar de kosten ervan en of de techniek een beproefde is en op welke termijn die beschikbaar kan komen. Dat moeten de initiatiefnemers doen. Ik sta hun op geen enkele manier in de weg. Wij moeten ons echter ook realiseren dat het gaat om ondernemers die risico lopen en die proberen de risico's zo goed mogelijk in te schatten. Dat is hun vak.

De voorzitter: Ik kijk heel even naar de klok. Ik zie dat mevrouw Klever wil interrumperen. Het goede nieuws is dat wij dan bijna door de interrupties heen zijn, maar het slechte nieuws is dat wij om 13.30 uur gaan stemmen. Daar zullen wij dit debat even voor moeten onderbreken. Om 14.00 uur zit de commissie Financiën hier. Ik vraag iedereen dan ook om korte vragen te stellen en kort te antwoorden, zodat wij nog de mogelijkheid hebben om een heel korte tweede ronde te houden. Mevrouw Van Tongeren heeft een punt van orde.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb net op de lijst van onderwerpen voor de regeling van werkzaamheden een vooraankondiging van een VAO gezet. Het gaat hier om twee maatregelen waarover wij in december een besluit moeten nemen. Dan gaat het bijvoorbeeld over de biomassabijstook, maar ook over het CCS-project. Anders is het een voldongen feit. Dat meld ik de collega's maar vast, nu wij mogelijkerwijs niet toekomen aan een tweede termijn.

De voorzitter: Reden te meer om snel door te gaan. Mevrouw Klever heeft het woord.

Mevrouw Klever (PVV): De PVV wil het liefst helemaal geen windmolens, dat moge duidelijk zijn. De Minister volhardt echter in zijn doelstelling met windmolens op land, ook in Drenthe. En passant meldt hij dat er misschien nog wat meer bijkomt. Wij hebben in Nederland de kortste afstandsnormen voor windmolens ten opzichte van een woning. Is de Minister op z'n minst bereid om de afstandsnorm iets te verruimen? Wij hebben een afstandsnorm van zo'n 400 meter, maar in Duitsland is die 2.000 meter en in Denemarken 1.050 meter. Het schijnt zo te zijn dat tot 750 meter sprake is van grote geluidsoverlast en slaapstoring. Is de Minister bereid om de Nederlandse norm in ieder geval op te rekken, zodat de mensen er minder last van hebben?

Minister Kamp: Er is helemaal geen afstandsnorm voor windturbines. Er is een relatie tussen windturbines en huizen in het kader van geluidsbelasting. Men kijkt dan naar de geluidsnormen. Op basis van die normen wordt bepaald op welke afstand de windmolens moeten staan. U zegt dat in Nederland de uitkomst is dat windmolens dichter dan waar ook in Europa bij de mensen komen te staan. Dat is niet waar. In België is de afstand kleiner. In Denemarken en Groot-Brittannië, om maar een paar landen te noemen, is de afstand ongeveer gelijk. Wij hanteren in Nederland dus geluidsnormen. Wij hebben wettelijke normen en die moeten worden toegepast. Die worden ook toegepast, daar houden wij ons aan. Wij zijn een land waar heel veel mensen dicht bij elkaar wonen. Tegelijkertijd hebben wij allerlei ambities. Wij willen auto kunnen rijden, wij willen werk hebben en wij willen ook energie hebben. Daar moeten dan wel voorzieningen voor komen. Waar en hoe die er komen, wordt bepaald door regels. Die passen wij op dit moment ook toe.

Mevrouw Klever (PVV): Volgens mij is in de AMvB geregeld dat wij in Nederland een afstandsnorm van 400 meter hanteren. Als dat niet zo is, hoor ik dat graag. Ik heb verschillende bronnen: 800 meter in Wallonië, 875 meter in Vlaanderen, 900 meter in Duitsland en 1.050 meter in Denemarken. Dat is fors hoger dan de afstandsnorm in Nederland. Nogmaals, is de Minister bereid om de afstand van 400 meter te vergroten?

Minister Kamp: Nee. Ik heb al gezegd dat er geen afstandsnorm is. Er is alleen een afstand die gerelateerd is aan de geluidsnorm. Het eindresultaat leidt ertoe dat in België de afstand kleiner is en in Denemarken, een ander land dat mevrouw Klever noemde, vergelijkbaar.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik hoorde de Minister in antwoord op een vraag van naar ik meen mevrouw Dik-Faber aangeven dat economische structuurversterking nu niet echt paste bij dit onderwerp. In de brief die wij van hem hebben gekregen, schrijft hij op pagina 2: daarnaast kijk ik naar maatregelen ten behoeve van economische structuurversterking van de regio. Nu vraag ik mij toch wel af wat de Minister daar dan heel concreet mee bedoelt.

Minister Kamp: Wij kunnen best gaan praten over economische structuurversterking in Drenthe. Dat wil ik best doen. Ik geef alleen aan dat het een ander onderwerp is. Voor dat onderwerp ben ik naar de Kamer uitgenodigd. Daar spreek ik dan graag over. Nu ben ik voor het onderwerp energie uitgenodigd en wil ik daar graag over spreken. Als je in Drenthe een windmolenpark realiseert, wil je dat de mensen in dat gebied daarvan mee kunnen profiteren. Daarover wil je overleg voeren. Wij hebben ook een code die daarop ziet. Het lijkt mij goed om daarover te spreken. Als mevrouw Dik-Faber vraagt hoe het zit met economische impulsen, met investeringen in het Drentse gebied, moet ik haar antwoorden dat dit echt een aparte discussie is. Als u die discussie wilt voeren, dan voeren wij die.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik concludeer dat de Minister de discussie zelf begint door dit punt in zijn brief te zetten die vandaag op de agenda staat. Ik vind het dan ook een heel merkwaardig antwoord van de Minister. Hij is een beetje geïrriteerd, maar zo langzamerhand ben ik het ook. Met de manier waarop dit wordt beantwoord, kun je echt helemaal niets.

Minister Kamp: Ik ben bereid om te spreken over economische impulsen voor Drenthe. Ik zeg alleen dat dit een apart onderwerp is, waarvoor ik ook apart door de Kamer wordt uitgenodigd en waarover ik ook apart wordt bevraagd. Ik bereid dat voor en wil daar met de Kamer over spreken. Hier spreek ik over energie. U hebt een heleboel brieven op de agenda gezet. Daar zal zeker de zinsnede in staan die mevrouw Mulder aanhaalt. Als zij en mevrouw Dik-Faber zeggen dat ik, alvorens de overige vragen te beantwoorden, eerst in moet gaan op de economische situatie in Drenthe en de economische impulsen in dat gebied, dan ben ik daartoe natuurlijk bereid.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik wil gewoon antwoord op mijn vraag: wat gaat de Minister concreet doen? Hij schrijft dit in de brief die vandaag op de agenda staat en dan lijkt het mij niet raar dat hij gewoon antwoord geeft.

Minister Kamp: Als u dat wilt, wil ik daar nu wel op ingaan. In Drenthe hebben wij een situatie die het noodzakelijk maakt om als overheden extra aandacht te geven aan de economische kansen in het gebied en het benutten daarvan. Daar is het provinciale bestuur actief in en daar zijn de gemeentelijke overheden actief in. Wij als landelijke overheid werken met hen samen. Wij kijken hoe het zit met de verantwoordelijkheidsverdeling. Hier in Den Haag is besloten dat wij de verantwoordelijkheid voor de regionale economie bij de provincie leggen. Dat betekent dat de provincie daarin het voortouw heeft en ook neemt. Onlangs is dat ook gebleken in de kwestie Philips in Emmen. Philips wilde het bedrijf sluiten. De commissaris van de Koning heeft het initiatief genomen om na te gaan of een andere oplossing mogelijk was. Daartoe is een commissie in het leven geroepen. EZ heeft daarin een belangrijke rol gespeeld. Veel mensen van EZ zijn daar gedurende een langere periode bij betrokken geweest. Het resultaat is dat het bedrijf van Philips weliswaar wordt gesloten, maar een ander bedrijf met activiteiten begint, waardoor er nieuwe werkgelegenheid ontstaat en er ook weer perspectief is voor de mensen in het gebied.

Verder hebben wij samen met het provinciale bestuur een aparte commissie voor Drenthe ingesteld. Twee vooraanstaande personen uit het bedrijfsleven bekijken net zoals in Groningen is gebeurd, hoe er impulsen aan het gebied kunnen worden gegeven. Die commissie is door mij een maand of twee, drie geleden geïnstalleerd en is nu aan het werk. Onder anderen de heer Vollebregt, oud-topman van Fokker, is hiermee bezig. Als EZ zullen wij dit blijven steunen en proberen om er samen met het provinciale bestuur een vervolg aan te geven. Wij denken dat er in Drenthe, ook op het punt van grensoverschrijdende samenwerking, mogelijkheden zijn die beter benut kunnen worden. Daarvoor hebben wij ook een commissie in het leven geroepen. Die zal zich hierin verdiepen en ook met voorstellen komen. Deze zaken spelen op dit moment in Drenthe.

Ik heb nog een heleboel vragen te beantwoorden. Ik begin maar bij de heer Bosman, de eerste spreker. Hij stelde het punt van de leveringszekerheid aan de orde; terecht, denk ik. Over de leveringszekerheid in Nederland worden wij voortdurend geïnformeerd door TenneT en zijn jaarlijkse monitor. Daarin geeft TenneT aan hoe de situatie is. De laatste rapportage gaat over de periode 2014–2030. Tot 2022 is er volgens TenneT sprake van een lichte overcapaciteit wat elektriciteitsproductie betreft, namelijk 1,3 gigawatt. Dat staat niet helemaal vast omdat wij vanaf 2019 toch enig risico lopen vanwege ontwikkelingen in de markt. Dat risico kun je kwantificeren op tussen 0,4 en 1,3 gigawatt. Dat betekent het volgende. Tot 2019 is er geen zorg over de leveringszekerheid. Tot 2022 ziet het er goed uit, maar lopen wij wel een risico. Het is nuttig om voor de periode daarna attent te zijn. Wij zijn er op dit moment ook attent op. Als centrales buiten gebruik worden gesteld, worden ze in de mottenballen gelegd, om het zo te zeggen. Ze kunnen weer opnieuw worden ingeschakeld. Ik ben voorzichtig met het buiten gebruik stellen van elektriciteitscentrales. De Kamer heeft gehoord wat ik eerder heb gezegd over de kolencentrales. Verder ben ik bezig om de verbindingen met de omringende landen zo goed mogelijk te laten zijn. Dan gaat het om verbindingen met Denemarken, Duitsland, België en ook met landen op een wat grotere afstand. Wij zorgen voor die verbindingen en wij zorgen ervoor dat ze optimaal worden gebruikt en ook dat ze worden versterkt. Wij zijn bezig met een betere benutting van de verbindingen met Duitsland en België en wij maken ook extra verbindingen met Duitsland.

De heer Bosman (VVD): Dank voor het antwoord van de Minister. Ik maak mij toch wat zorgen over de mottenballen. Het is niet altijd even duidelijk hoe diep zo'n centrale in de mottenballen zit. De vraag is wat de investering is om zo'n centrale weer te starten. Het idee dat een centrale kan worden opgestart door eenvoudigweg de knop om te draaien, klopt niet. Het schijnt nogal een proces te zijn. Het ligt eraan hoe diep zo'n centrale in de mottenballen zit. Het kan weken, maanden tot misschien wel een jaar duren. Dan ligt het er ook nog aan of er investeringen moeten worden gedaan. Ziet de Minister het risico dat de centrales die nu in de mottenballen zitten, niet meer op het net komen? Of zegt hij: dat valt wel mee, want ik heb de toezegging van de bedrijven dat de centrales gewoon op het net komen?

Minister Kamp: Nee, ik zie wel degelijk dat er risico's zijn zoals de heer Bosman die beschrijft. Ik gaf al aan dat tot het jaar 2019, dus de komende drie, vier jaar, er geen reden tot zorg is en dat tot 2022, dus de komende zeven jaar, het er stabiel uitziet, met nog een licht overschot maar wel enig risico. Afhankelijk van het verloop van de discussies hier – u hebt gehoord wat er is gezegd over de kolencentrales – zal het al dan niet ernstiger worden. Het feit dat wij tot 2019 geen probleem hebben, geeft mij de gelegenheid om in het energierapport dat de Kamer rond de jaarwisseling krijgt – ik was oorspronkelijk van plan om het voor de jaarwisseling bij de Kamer te hebben, maar het kan zijn dat het pas in januari bij de Kamer komt – in te gaan op de leveringszekerheid in Nederland, ook op de langere termijn. Ik zal daarbij aangeven wat de risico's zijn en welke maatregelen eventueel moeten worden genomen. Het punt dat de heer Bosman maakt is terecht en krijgt ook de gewenste aandacht van mij.

De heer Bosman (VVD): Helder. Wat interconnectiviteit betreft is er een stroomrichting die twee kanten kan opgaan. De Minister zegt dat hij ingaat op de ontwikkelingen in Nederland. Kijkt hij in het kader van het energierapport ook naar ontwikkelingen buiten Nederland? Kijkt hij naar risico's in bijvoorbeeld België, Duitsland, Engeland met een mogelijke interconnectiviteit waarbij de stroom niet naar Nederland maar de andere kant opgaat?

Minister Kamp: Ook daar heeft de heer Bosman gelijk in. Net zoals Nederland zijn ook andere landen bezig om meer elektriciteit uit zon en wind te halen. Als in ons deel van Europa de zon niet schijnt en de wind niet waait, hebben wij allemaal problemen. Dan is het niet zo gemakkelijk om elkaar te helpen het probleem op te lossen. Dat zijn ontwikkelingen die wij meemaken in de overgang naar duurzame energie. De overgang is een proces dat naar mijn overtuiging onomkeerbaar is. Wij zullen die problemen dus in beeld moeten brengen en daar vervolgens oplossingen voor moeten vinden. Ik ben heel blij dat de omringende landen – vooral Duitsland is hierin belangrijk – niet zeggen: wij lossen ons eigen probleem op. Duitsland brengt met alle buurlanden het probleem in beeld en wil hiervoor gezamenlijk oplossingen vinden. Ik denk dat het goed is dat wij in het energierapport dit onderwerp behandelen, ook in relatie tot de buurlanden. Dan kan de heer Bosman dit beoordelen.

De heer Vos zei dat een flow-based aanpak van belang is om de verbindingen met andere landen optimaal te benutten. Dat houdt in dat je management loslaat op die verbindingen, waardoor je er optimaal van kunt profiteren. Wij doen dat sinds mei. Het gaat om een nieuw systeem dat ontwikkeld is. Het werkt nog niet optimaal. Op dit moment inventariseren wij de knelpunten en bekijken wij hoe wij die kunnen oplossen. Het probleem dat de heer Vos heeft geschetst, is dus bekend en krijgt ook de aandacht. Het is een nieuwe ontwikkeling. Die is zeker goed, maar er moeten nog wel problemen worden opgelost.

De heer Bosman heeft gesproken over Caribisch Nederland. Ik zou daarover tot 14.00 uur de tijd kunnen volpraten, maar dat wilt u niet, voorzitter. Ik zal het kort doen. Ten aanzien van Caribisch Nederland spreken wij over Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Bonaire heeft al jaren een rij mooie windmolens langs de kust staan. Daar heeft men dus al een eerste stap gezet. Op Sint-Eustatius hebben wij gezorgd voor een zonnepark dat 22% van de elektriciteitsproductie van het eiland kan afdekken. Wij zijn bezig met een plan voor een tweede zonnepark, dat nog eens 22% kan afdekken. Op Saba zijn wij bezig met een beter gebruik van de huidige dieselelektriciteitscapaciteit. Wij helpen om daar capaciteit neer te zetten die een 25% à 30% hoger rendement heeft. Tegelijkertijd zijn wij in overleg met het eilandbestuur bezig om te voorzien in een zonnepark, daar waar wij eerst een windmolenpark neer wilden zetten. Het is niet mogelijk om op de eilanden zonnepanelen op de daken te leggen. Dat is heel slecht, vind ik, maar wel begrijpelijk. Het zijn immers geïsoleerde gemeenschappen die geen verbindingen hebben met andere landen. Zij moeten dus zelf hun probleem oplossen. Stel dat de elektriciteitsproductie aldaar duur is en de bewoners vervolgens allemaal zonnepanelen op het dak gaan leggen. Als er geen zon is, verwacht iedereen dat er op een andere manier elektriciteit beschikbaar is. Dan maak je dubbele kosten. De besturen van de eilanden worstelen daarmee: moeten wij solidariteit vragen door geen zonnepanelen te leggen of moeten wij zeggen «wel zonnepanelen, maar dan zo goed mogelijk afgestemd met onze eigen productie»? Daar worstelen ze mee en daar helpen wij ze graag bij. Met de Wet elektriciteit en drinkwater BES hebben wij het mogelijk gemaakt dat er nu zonnepanelen kunnen worden geplaatst en dat een verbod van de baan is.

De voorzitter: Ik schors de vergadering voor de stemmingen.

De vergadering wordt van 13.27 uur tot 14.10 uur geschorst.

De voorzitter: Dames en heren, wilt u heel snel gaan zitten, want de commissie Financiën wil ook verder. Ik heb even overleg gepleegd met de collega's en met de Minister en zijn ambtenaren. De gevonden oplossing is als volgt. De Minister zal de vragen schriftelijk beantwoorden, voor het VAO.

Minister Kamp: Voor het VAO?

De voorzitter: Ja, anders kan men het VAO niet houden.

Minister Kamp: Ik ben nu beschikbaar voor het AO. Ik ben ook bereid om schriftelijk te antwoorden, maar dit moet wel op een zorgvuldige manier gebeuren. Ik ga dat niet afraffelen, daar heb ik geen zin in.

De voorzitter: Dan gaan wij het anders doen. Het VAO van morgen gaat alleen over de SDE+. De antwoorden op de overige vragen komen begin volgend jaar binnen, waarna men daarover een VAO kan aanvragen. Dat is mijn voorstel. Ik zie instemmend geknik. Dan doen wij het zo. Wij zetten het debat nu niet verder voort. Het VAO van morgen gaat alleen over de SDE+ en de vragen over de overige onderwerpen worden schriftelijk beantwoord. Indien daaraan behoefte bestaat, kan daarover dan ook een VAO worden aangevraagd.

Minister Kamp: Oké.

De voorzitter: Dank. Ik lees alleen nog twee toezeggingen voor.

  • De Kamer ontvangt in de eerste helft van 2016 het IBO-rapport omtrent CO2-uitstoot, alsmede de onderzoeken ter uitvoering van de motie-Vos.

  • De Minister stuurt de Kamer zo spoedig mogelijk zijn reactie op de motie-Van Weyenberg/Van Veldhoven over de uitfasering van kolencentrales.

Bij dezen sluit ik de vergadering.

Sluiting 14.12 uur.

Volledige agenda

1. Reactie op verzoek van het lid Van Klaveren, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 31 maart 2015 over de stroomstoring in Noord-Holland en Flevoland op 27 maart 2015

Kamerstuk 29 023-185 – Brief regering d.d. 8 april 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

2. Rapport over de integratie van de Nederlandse elektriciteitsmarkt

Kamerstuk 29 023-196 – Brief regering d.d. 22 mei 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

3. Investeringen TenneT in Nederlands hoogspanningsnet en Aankoop Duits hoogspanningsnet door TenneT

Kamerstuk 28 165-192 – Brief regering d.d. 2 juni 2015

Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

3.1. Antwoorden op vragen van enkele commissies over het Rapport van de Algemene Rekenkamer «Aankoop Duits hoogspanningsnet door TenneT»

Kamerstuk 28 165-193 – Brief regering d.d. 1 juni 2015

Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

3.2. Antwoorden op vragen van de commissies over rapport «Investeringen TenneT in Nederlands hoogspanningsnet»

Kamerstuk 28 165-187 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 4 mei 2015

president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

3.3. Antwoorden op vragen van de commissies over rapport «Investeringen TenneT in Nederlands hoogspanningsnet»

Kamerstuk 28 165-188 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 4 mei 2015

president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

3.4. Rapporten Investeringen TenneT in Nederlands hoogspanningsnet en Aankoop Duits hoogspanningsnet door TenneT

Kamerstuk 28 165-181 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 25 februari 2015

president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

4. Energie-efficiëntie in de industrie

Kamerstuk 30 196-346 – Brief regering d.d. 29 juni 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

5. Stand van zaken kosten net op zee

Kamerstuk 33 561-21 – Brief regering d.d. 22 juli 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

6. Resultaten Ministerial Conference on the International Energy Charter 20-21 mei 2015

Kamerstuk 21 501-33-551 – Brief regering d.d. 13 juli 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

7. Planning 2015/2016 rapporten en beleidsdocumenten energiebeleid

Kamerstuk 30 196-355 – Brief regering d.d. 13 juli 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

8. Fiche: Herziening richtlijn energielabeling

Kamerstuk 22 112-1999 – Brief regering d.d. 18 september 2015

Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

9. Reactie op verzoek van het lid Van Tongeren, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 8 oktober 2015 om een reactie op het rapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) inzake energielabels

Kamerstuk 30 196-365 – Brief regering d.d. 13 oktober 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

10. Windpark De Drentse Monden en Oostermoer

Kamerstuk 33 612-59 – Brief regering d.d. 12 oktober 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

11. Reactie op verzoek van het lid Van Tongeren, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden d.d. 8 oktober 2015, over toezending van de Nationale Energieverkenning (NEV)

Kamerstuk 30 196-362 – Brief regering d.d. 8 oktober 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

12. Reactie op de motie van het lid Agnes Mulder c.s. over het opschorten van frackingswerkzaamheden (Kamerstuk 34 300-XIII, nr. 30)

Kamerstuk 32 849-41 – Brief regering d.d. 23 november 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

13. Maatregelen negatieve elektriciteitsprijzen in SDE+

Kamerstuk 31 239-207 – Brief regering d.d. 30 november 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

14. Stimulering van hernieuwbare energieproductie in 2016

Kamerstuk 31 239-208 – Brief regering d.d. 7 december 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

15. Stand van zaken inzake het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)

Kamerstuk 30 196-369 – Brief regering d.d. 4 december 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

16. Uitvoering aan toezegging om een beeld te schetsen van de toepassing van fracking, de mogelijke consequenties en de beoordeling van deze consequenties

Kamerstuk 32 849-43 – Brief regering d.d. 11 december 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

17. Resultaten verkenning gebiedscoördinator windpark De Drentse Monden en Oostermoer

Kamerstuk 33 612-60 – Brief regering d.d. 10 december 2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven