29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 196 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 mei 2015

Hierbij zend ik uw Kamer een rapport1 van onderzoeksbureau Berenschot over de bevordering van de grensoverschrijdende integratie van de Nederlandse elektriciteitsmarkt. Met deze brief geef ik invulling aan mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 17 november 2014 om de Kamer te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de interconnectiecapaciteit met Duitsland.

De Nederlandse overheid zet zich in voor een versterkte koppeling van haar elektriciteitsmarkt met elektriciteitsmarkten in het buitenland. Koppeling van nationale elektriciteitsmarkten draagt bij aan de creatie van een Europese interne markt voor energie. Het leidt tot efficiëntere prijsvorming op de elektriciteitsmarkt en geeft marktpartijen de mogelijkheid om grensoverschrijdend in elektriciteit te handelen. Een groot deel van de Nederlandse inspanningen op dit gebied is gericht op het versterken van de verbondenheid van de Nederlandse en Duitse elektriciteitsmarkten. Nu prijsverschillen tussen Nederlandse en Duitse groothandelsmarkten relatief hoog zijn, levert dat veel baten op. In 2013 bedroeg het verschil tussen de Nederlandse en Duitse groothandelsmarkten ongeveer € 14 per Megawattuur. In 2014 is dat verschil geslonken, maar nog steeds was de prijs in Duitsland ca. € 8 per Megawattuur lager.2 Dergelijke prijsverschillen kunnen de concurrentiepositie van de energie-intensieve industrie in Nederland onder druk zetten. Verbeterde koppeling van markten kan het Europese speelveld voor deze partijen meer gelijk maken.

Constaterende dat het prijsverschil tussen Nederland en Duitsland niet op korte termijn lijkt te verdwijnen, heb ik in 2014 onderzoeksbureau Berenschot gevraagd om in kaart te brengen welke maatregelen gepland zijn om de Nederlandse elektriciteitsmarkt de komende jaren verder te integreren met die van haar buurlanden, of zij een mogelijkheid ziet deze maatregelen versneld te implementeren en of zij nieuwe mogelijkheden signaleert om de marktkoppeling te verbeteren. Daarnaast heb ik Berenschot gevraagd om een schatting te maken van het verwachte elektriciteitsprijsverschil met Duitsland in peiljaar 2023, op grond van de reeds aangekondigde maatregelen en de implementatie van het Energieakkoord.

Onderzoeksresultaten

Wat de ontwikkeling van het prijsverschil betreft, schetst Berenschot een positief beeld: op grond van haar onderzoek en doorrekeningen schat Berenschot dat het prijsverschil tussen de Duitse en Nederlandse groothandelsmarkten zal dalen van ca. € 14 per Megawattuur in 2013 tot ca. € 2 per Megawattuur in 2023.3 Deze verandering is primair te danken aan twee ontwikkelingen: verbeterde koppeling van de Nederlandse elektriciteitsmarkt met het buitenland en ontwikkelingen in de samenstelling van het Nederlandse productiepark.

Verbeterde koppeling vindt allereerst plaats door invoer van het «flow-based»-marktkoppelingsysteem. Dit systeem maakt betere benutting van bestaande interconnectiecapaciteit tussen Nederland en haar buurlanden mogelijk. Hierdoor ontstaan extra handelsmogelijkheden en wordt het prijsverschil tussen Nederland en Duitsland meteen kleiner. Het «flow-based»- marktkoppelingsysteem is op 21 mei 2015 in werking getreden. Het verwachte effect op het prijsverschil Nederland-Duitsland van deze maatregel wordt geschat op ca. € 4 per Megawattuur.

In aanvulling op de invoering van het «flow-based»-marktkoppelingsysteem investeert TenneT de komende jaren in nieuwe interconnectoren met Duitsland, België en Denemarken, en een uitbreiding van een bestaande interconnector met Duitsland. Het verwachte effect van deze investeringen is onder andere dat de Duitse en Nederlandse prijzen verder naar elkaar toe bewegen.4 Onderstaande tabel geeft een overzicht van de geplande investeringen in interconnectie, inclusief het vermogen en het jaar waarin deze gerealiseerd worden.

Grens

Interconnector

Capaciteit

Gerealiseerd

Duitsland

Doetinchem-Wesel (nieuw)

1.500 MW

2016

Duitsland

Meeden-Diele (uitbreiding)

500 MW

2018

Denemarken

COBRA

700 MW

2019

België

Kreekrak-Zandvliet

700–900 MW

2021

De tweede ontwikkeling die bijdraagt aan het verminderen van het prijsverschil is de verandering van de Nederlandse productiemix door implementatie van het Energieakkoord. Met name als gevolg van de toename van het aandeel hernieuwbare elektriciteit zal de samenstelling van het Nederlandse productiepark meer op die van Duitsland gaan lijken. Het effect is dat ook de elektriciteitsprijzen op meer momenten gelijk zijn.

Hierbij merk ik op dat het uitgangspunt bij deze schatting een relatief lage CO2-prijs van € 5 per ton is. Bij CO2-prijzen hoger dan € 15 per ton, wordt het verwachte prijsverschil in 2023 nog kleiner dan € 2 per Megawattuur.

Ten slotte concludeert Berenschot dat versnelling van bestaande interconnectieplannen niet mogelijk lijkt, met name vanwege de duur van de vereiste vergunningprocedures. Aanvullend geeft Berenschot aan dat het bouwen van extra interconnectie (aanvullend op de hierboven genoemde nieuwe interconnectoren) weinig effectief lijkt vanwege interne congestieproblemen van buurlanden en kans op toenemende congestie binnen Nederland. Een verwacht, resterend groothandelsprijsverschil van slechts ca. € 2 per Megawattuur in 2023 benadrukt bovendien dat de toegevoegde waarde van een extra interconnector beperkt lijkt te zijn.

Appreciatie

Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over de ontwikkeling en samenstelling van elektriciteitsprijzen in Nederland en haar buurlanden, en het effect daarvan op de concurrentieposities van energie-intensieve industrieën. Tevens heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stappen die Nederland zet om haar elektriciteitsmarkt beter te verbinden met die van buurlanden.5 Een belangrijk verschil tussen het onderzoek van Berenschot en de rapporten van PricewaterhouseCoopers (PwC) die ik uw Kamer in 2013 en 2014 heb toegezonden,6 is dat Berenschot alleen focust op de groothandelsprijs («kale elektriciteitsprijs») voor elektriciteit. De rapporten van PwC gaven een beeld van de totale elektriciteitsprijs, inclusief nettarieven en belastingen, voor verschillende typen gebruikers. Uit de rapporten van PwC blijkt dat de meeste Nederlandse gebruikers (huishoudens, MKB, industrie) in 2013 en 2014 onder de streep juist een lagere prijs betaalden voor elektriciteit dan in Duitsland.

Het onderzoek van Berenschot onderstreept dat de implementatie van het «flow-based»-marktkoppelingsysteem en de geplande investeringen in grensoverschrijdende elektriciteitsverbindingen belangrijke stappen in de goede richting zijn: verbeterde koppeling stimuleert efficiëntere prijsvorming en vergroot de grensoverschrijdende handelsmogelijkheden voor (Nederlandse) marktpartijen. Ook leveren deze maatregelen – tezamen met de implementatie van het Energieakoord – een belangrijke bijdrage aan het verminderen van het groothandelsprijsverschil tussen Nederland en Duitsland. Hiermee wordt het Europese speelveld voor energie-intensieve bedrijven meer gelijk en wordt het concurrentievermogen van Nederlandse grootverbruikers versterkt.

Berenschot signaleert geen aanvullende maatregelen die ik kan nemen om op korte termijn het groothandelsprijsverschil met Duitsland te overbruggen. Ook lijkt versnelling van de aanleg van reeds geplande interconnectoren niet mogelijk vanwege de vereiste vergunningverleningprocedures. Hierbij merk ik op dat de rijkscoördinatieregeling tot de snelste vergunningverleningprocedures van Europa behoort. Door verschillende procedures gelijk te schakelen en in het voortraject de omgeving goed te betrekken, waarborgt de rijkscoördinatieregeling een optimum tussen tempo, zorgvuldigheid en draagvlak.

De hoogte van de elektriciteitsprijs en het effect daarvan op de energie-intensieve industrie blijft voor mij een belangrijk aandachtspunt. Ik houd uw Kamer nauwgezet op de hoogte van de ontwikkelingen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Op grond van nominale groothandelsprijzen (dag-vooruitmarkt): 2013, € 52/MWh in Nederland en ca. € 38/MWh in Duitsland; 2014, € 41/MWh in Nederland en ca. € 33/MWh in Duitsland.

X Noot
3

In de doorrekeningen is rekening gehouden met landen in Centraal-West Europa (Frankrijk, Duitsland en Nederland), plus de landen die direct in fysieke verbinding staan met Nederland via interconnectoren: Noorwegen, Groot-Brittannië en (vanaf 2019) Denemarken. Extra importen vanuit België konden niet als uitgangspunt worden meegenomen, vanwege onzekerheden met betrekking tot het Belgische productiepark en prijsniveau.

X Noot
4

De verbinding Kreekrak-Zandvliet is niet meegenomen in de berekening van het verwachte prijsverschil, zie noot 2.

X Noot
5

Kamerstuk 29 023, nr. 145; Kamerstuk 32 813, nr. 54; Kamerstuk 32 813, nr. 84; Kamerstuk 29 023, nr. 178.

X Noot
6

PricewaterhouseCoopers, «Prijsvergelijk elektriciteit Nederland-Duitsland», oktober 2013; Kamerstuk 32 813, nr. 84; PricewaterhouseCoopers, «Prijsvergelijk elektriciteit», juni 2014; Kamerstuk 29 023, nr. 178.

Naar boven