21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 889 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 december 2015

Met deze brief informeer ik u over de geagendeerde onderwerpen op de Landbouw- en Visserijraad die 14 en 15 december a.s. plaatsvindt te Brussel (ST 4789/15). Er zijn nog geen achtergrondstukken beschikbaar gesteld door het Luxemburgse voorzitterschap.

Daarnaast geef ik uitvoering aan de toezegging om de feitelijkheden rond het quotum voor de tariefvrijstelling (ATQ) voor platvis op een rij te zetten. Tot slot ga ik in op mijn plannen voor het Nederlandse EU-voorzitterschap tijdens de eerste helft van 2016, zoals toegezegd in mijn brief aan uw Kamer van 30 november jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 887).

Geagendeerde onderwerpen op de Raad

Verordening gemedicineerde diervoeders en Verordening geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (eerste lezing)

Stand van zaken

In deze Raad zal het Luxemburgse voorzitterschap de stand van zaken presenteren van de behandeling van de voorstellen voor een Verordening Gemedicineerde Diervoeders en een Verordening Diergeneesmiddelen. Deze voorstellen zijn onderdeel van een pakket van drie voorstellen; het voorstel voor een nieuwe verordening diergeneesmiddelen (COM (2014) 558), een nieuwe verordening gemedicineerd diervoeder (COM (2014) 556) en een wijziging van de verordening 726/2004 over het Europees Geneesmiddelenbureau (COM (2014) 557). Deze drie verordeningen hangen nauw met elkaar samen, de eerste twee zullen in de Landbouw- en Visserijraad behandeld worden en het laatste voorstel zal in de Gezondheidsraad behandeld worden.

Gemedicineerde diervoeders

De behandeling van het voorstel voor de Verordening Gemedicineerde Diervoeders in Raadswerkgroepen is nog gaande. Nederland zal als EU-voorzitter vanaf 1 januari 2016 dit dossier verder in Raadsverband behandelen.

Ik sta positief tegenover het voorstel en de aanpassingen die tot op heden door het Luxemburgse voorzitterschap zijn doorgevoerd. Voor de Nederlandse positie verwijs ik naar het BNC-fiche over het voorstel (Kamerstuk 22 112, nr. 1927). Ik steun de harmonisering en vereenvoudiging van de regelgeving en het bevorderen van de interne markt. Daarnaast steunt Nederland Europese maatregelen om de risico’s voor de volksgezondheid, diergezondheid en het milieu, die de productie en het gebruik van gemedicineerde diervoeders met zich meebrengen, beter te borgen en op Europees niveau te harmoniseren.

Het voorstel bevat belangrijke maatregelen om het risico op antibioticumresistentie tegen te gaan. Zo worden de productievoorwaarden van gemedicineerde diervoeders aangescherpt en moeten dieren zijn onderzocht en moet er een diagnose zijn gesteld alvorens een gemedicineerd diervoeder mag worden voorgeschreven. Het tegengaan van antibioticaresistentie is een belangrijk speerpunt tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. Ik ga hier later in mijn brief verder op in.

Het ziet er naar uit dat met een mandaat van de Raad voor de start van de trilogen met het Europees parlement zal worden gewacht op de uitkomsten van de behandeling van het voorstel voor de Verordening Diergeneesmiddelen in Raadswerkgroepen. Op deze manier blijft de samenhang tussen gemedicineerde diervoeders en diergeneesmiddelen geborgd.

Geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

Het voorstel voor de Verordening diergeneesmiddelen is onder behandeling in Raadswerkgroepen. Het voorstel heeft betrekking op het in de handel brengen, de vervaardiging, invoer, uitvoer, handel, controle en het voorschrijven en toepassen van diergeneesmiddelen voor alle diersoorten. Daarnaast worden in het voorstel maatregelen getroffen om het risico op het ontstaan van antimicrobiële resistentie door het toepassen van antibiotica bij dieren te verminderen. Het doel van de Europese Commissie met dit voorstel is het verbeteren van de interne markt, verhogen van de concurrentiekracht en innovatie, verminderen van de regeldruk zonder te tornen aan de veiligheid voor volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn en milieu.

Ik sta positief tegenover het Commissievoorstel. Voor de Nederlandse positie verwijs ik naar het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 1928). Ik onderschrijf de doelen van de Europese Commissie met betrekking tot het verbeteren van de interne markt en het verminderen van regeldruk. Daarnaast ondersteun ik de Europese Commissie om in Europa maatregelen te treffen om de risico’s van antimicrobiële resistentievorming te verminderen. Het voorstel heeft de algemene steun van alle lidstaten met betrekking tot de doelen die de Europese Commissie wil bereiken. De discussie zal gevoerd worden op de uitwerking van de details. Nederland zal als EU-voorzitter vanaf 1 januari 2016 dit dossier verder in Raadsverband behandelen en zal hierbij zoveel mogelijk voortgang willen boeken.

Verordening plantgezondheid

Politiek akkoord

Het Luxemburgse voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken bij het voorstel Verordening Plantgezondheid (COM (2013) 267). Deze Plantgezondheidsverordening beoogt het grondgebied van de EU te beschermen tegen de insleep en verspreiding van voor planten schadelijke organismen.

De triloog (eerste lezing) is nu in volle gang. Het Luxemburgse voorzitterschap heeft in december 2015 nog twee vergaderingen voor de triloog voorzien.

Het onderhandelingsmandaat van de Raad voor deze triloog is op 30 juni 2015 vastgesteld. Nederland heeft toen als enige lidstaat tegen dit onderhandelingsmandaat gestemd. Nederland heeft steeds gepleit voor een fytosanitair importstelsel dat is gebaseerd op feitelijke risico’s bij de handel van plant en plantaardig materiaal en dat zo min mogelijk impact heeft op de handel. Om die reden heeft Nederland zich steeds sterk gemaakt voor het open importstelsel voor planten en plantaardige producten zoals in het Commissievoorstel. Een open stelsel is een importstelsel waar de import van planten is toegestaan tenzij het expliciet is verboden. Nederland heeft, daar er geen open importstelsel in het onderhandelingsmandaat was opgenomen, niet ingestemd met dit mandaat.

De uitkomst van de triloog valt nu niet te voorspellen. Ook niet in hoeverre Luxemburg de triloog gaat afronden. Nederland zal als nieuwe voorzitter van de Raad in de EU de triloog voortzetten, wanneer Luxemburg deze niet afrondt.

Ik zal de stand van zaken aanhoren en zal aangeven dat indien Nederland de onderhandelingen in de triloog als voorzitter van de Raad voortzet, ik mij in zal inzetten voor het onderhandelingsmandaat van de Raad. Ook al heeft Nederland niet met dit onderhandelingsmandaat ingestemd.

Duurzame landbouw, bossen en visserij in de bioeconomie

Gedachtewisseling

De Standing Committee on Agricultural Research (SCAR) heeft een toekomstverkenningsstudie bioeconomie uitgevoerd. De Europese Commissie zal de uitkomsten presenteren en de Raad zal hierover van gedachten wisselen. SCAR is het Permanent Comité voor Landbouwkundig Onderzoek, dat lidstaten en Europese Commissie voorziet van strategische adviezen voor de ontwikkeling van het Europese Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020), en voor multilaterale samenwerking tussen EU-landen in bijvoorbeeld Joint Programming Initiatives en European Research Area (ERA)-netten.

SCAR heeft de afgelopen jaren haar aandacht verbreed naar de hele «bioeconomie», inclusief onder andere bosbouw en visserij, afvalstromen, voedselverwerking en voedselzekerheid, biochemicaliën en biobrandstoffen.

SCAR heeft in 2014 opdracht gegeven een Vierde Toekomstverkenning uit te voeren. Deze richtte zich op hoe de primaire productie in landbouw, bosbouw en visserij zich verhoudt tot de totale bioeconomie in een doorkijk naar het jaar 2050. Deze verkenning is onlangs afgerond en vervolgens door SCAR van een eigen reflectie voorzien.

Eurocommissaris Hogan zal de studie in het licht plaatsen van de ontwikkeling van een langetermijnonderzoeksagenda voor de landbouw en van mondiale voedsel- en voedingszekerheid.

De aanbevelingen van het rapport richten zich op de grote thema’s waarop het onderzoek zich moet richten en zijn geordend in drie groepen:

  • Principes: De verkenning beschrijft op juiste wijze de bioeconomie en stelt voedselzekerheid centraal in het onderzoeks- en innovatiebeleid.

  • Nieuwe thema’s: Nederlandse onderzoeksprioriteiten op het gebied van deze bioeconomie, zoals veredeling, voedselzekerheid, terugdringen van voedselverspilling en verwaarding van afvalstromen, sluiten goed aan bij de aanbevelingen.

  • Organisatie van onderzoek en innovatie: De aanbevelingen om onderzoek en innovatie interactief te organiseren, met inbreng van alle relevante actoren, passen in mijn visie hierover.

Nederland steunt de werkzaamheden van SCAR en heeft binnen dit Comité relatief veel inbreng. De SCAR Toekomstverkenning is een van de belangrijkste adviesproducten van SCAR. De aanbevelingen zijn een versterking van de huidige Nederlandse benadering van de bioeconomie. Inzet op onderzoek en innovatie op landbouwgebied is naar mijn mening nodig voor een duurzame landbouw, bosbouw en visserij.

Vangstmogelijkheden 2016 EU- en niet-EU-wateren en Zwarte Zee

Politiek akkoord

Het Luxemburgse voorzitterschap is voornemens om tijdens de Raad een politiek akkoord te bereiken over de verordening inzake de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2016. Het voorstel van de Europese Commissie is op 10 november jl. gepubliceerd. Daar de Raad binnen 6 weken een besluit hierover neemt, is besloten geen BNC-fiche op te stellen. In deze brief informeer ik u over de Nederlandse inzet.

Voorstellen van de Europese Commissie

Het voorstel van de Europese Commissie bevat de vangst- en inspanningsbeperkingen voor de visserij voor 2016. Het voorstel is gebaseerd op de bekende uitgangspunten, zijnde: meerjarenplannen waar die van kracht zijn, bevissing op Maximum Sustainable Yield (maximale duurzame opbrengst, MSY) waar mogelijk en de voorzorgbenadering in andere gevallen. Dit beleid is erop gericht een ecologisch, economisch en sociaal duurzame visserij te bewerkstelligen en wordt door Nederland ondersteund.

Voor een groot deel van de bestanden waarover de Europese Commissie overeenkomsten sluit met derde landen wacht het voorstel op de uitkomst van die onderhandelingen. Voor Nederland gaat het hierbij om de onderhandelingen met Noorwegen, en de kuststaten IJsland, Groenland, Rusland en de Faeröer. Er is daarom nog geen concreet voorstel bekend voor onder meer de soorten haring, schol en kabeljauw.

De Europese Commissie stelt voor een aantal voor Nederland belangrijke vangstmogelijkheden automatische vangstreducties voor: 20% voor de grote zilvervis, 20% voor roggen en 20% voor de gecombineerde vangstmogelijkheid van schar en bot. Het gaat hierbij om visbestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn. Voor de bijvangstsoorten combinatie tongschar en witje en de combinatie tarbot en griet is het voorstel een reductie van vangstmogelijkheden van respectievelijk 8% en 3%.

Voor 2016 is wordt de aanlandplicht in de demersale sector gefaseerd ingevoerd en is teruggooi van bepaalde soorten in bepaalde visserijen verboden. In de voortgangsrapportage over het Gemeenschappelijk Visserijbeleid die ik u heb toegezegd, wordt u hierover verder geïnformeerd. In verband met de aanlandplicht zal de Europese Commissie een voorstel doen voor ophoging van de vangstmogelijkheden voor dit deel van de visserij, zodat rekening kan worden gehouden met de ondermaatse vangsten. De Europese Commissie heeft nog geen concrete voorstellen gepubliceerd.

Inzet van Nederland

Nederland is van mening dat de vaststelling van vangstmogelijkheden gebaseerd moet zijn op de uitgangspunten van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Dit houdt onder meer in het volgen van meerjarenplannen en het bereiken van bevissing op het niveau van maximale duurzame opbrengst in 2016 waar mogelijk, maar uiterlijk in 2020. De voorzorgbenadering wordt toegepast indien dit op basis van het wetenschappelijk advies nodig wordt geacht. Voor visbestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn is het voorzorgprincipe gerechtvaardigd. Maar een automatische reductie van 20% gaat Nederland te ver. Nederland wil voor deze categorie een geval tot geval benadering. Voor de bijvangstsoorten is Nederland van mening dat deze in gelijke pas met de doelsoorten dienen te lopen. Dit betekent minstens een status quo («roll-over») voor de geassocieerde soorten tongschar en witje en de eerder genoemde gegevensarme bestanden. Nederland kan hier rekenen op de steun van andere lidstaten.

Voor het behoud van het zeebaarsbestand stelt de Europese Commissie drastische maatregelen voor, door alle gerichte visserij op zeebaars in de eerste helft van 2016 te sluiten en in de tweede helft van het jaar de maandelijkse maximale aanvoer per visser te verlagen van 1.800 kg naar 1.000 kg. Tot slot stelt de Europese Commissie een vangstlimiet van maximaal één stuk in plaats van drie stuks voor recreatieve vissers. In enkele lidstaten is het voorstel kritisch ontvangen. Ik acht deze maatregelen pijnlijk, maar noodzakelijk. Ik ben nog in overleg met de sector over nadere maatregelen.

Nederland is van mening dat een toename van de vangstmogelijkheden van Noordzeetong met 10% aansluit op de huidige status van het bestand. Ik zal hier bij de Europese Commissie dus op aandringen. Voor het scholbestand heeft Nederland de voorkeur voor het volgen van het meerjarenplan, maar kan het ook instemmen met het volgen van het Maximaal Duurzame Opbrengst-principe. Nederland zal dus aandringen op minstens een handhaving van de status quo («roll-over») van de vangstmogelijkheden voor schol.

Vanaf 1 januari 2016 is de aanlandplicht voor een deel van de demersale visserij van kracht. Ik zet erop in dat dit deel van de vloot voldoende ophoging van de vangstmogelijkheden ontvangt. Het is belangrijk dat de vissers nog voor het einde van het jaar duidelijkheid krijgen over de ophoging in verband met de aanlandplicht. Ook andere lidstaten willen voldoende ophoging en nog voor het einde van het jaar duidelijkheid. Nederland is daarnaast van mening dat er een goede balans moet zijn tussen zeedagen en quota en zet in op een status quo van het aantal zeedagen.

Zwarte Zee

In de Zwarte Zee zijn met name twee bestanden van belang: sprot en tarbot. Ten aanzien van de verordening van de vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee voor 2016 heeft de Europese Commissie op basis van een internationaal herstelprogramma maatregelen genomen de illegale visserij op tarbot volledig aan banden te leggen. Omdat het doornhaaibestand mogelijk op instorten staat, worden voor dit bestand vangstbeperkingen voorgesteld. Nederland heeft geen visserijbelangen in de Zwarte Zee. Met het voorstel van de Europese Commissie voor de vangstmogelijkheden voor de Zwarte Zee kan ik instemmen.

Ten aanzien van de proportionaliteit en subsidiariteit beoordeelt het kabinet de voorstellen positief. De voorstellen vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie en de maatregelen dragen bij aan het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid om te zorgen voor een vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de visbestanden.

Diversen

Codex Alimentarius

Informatie van het voorzitterschap

Het Luxemburgse voorzitterschap zal een stand van zaken geven van de resultaten van de Codex Alimentarius van het afgelopen jaar. De Codex Alimentarius is sinds 1963 een dochterorganisatie van FAO (de Landbouw- en Voedselorganisatie van de VN) en WHO (Wereldgezondheidsorganisatie). Het doel van de Codex Alimentarius Commissie is enerzijds de gezondheid van consumenten beschermen en anderzijds eerlijke handel bevorderen. Dit gebeurt door het ontwikkelen van internationale standaarden en verwante teksten, bijvoorbeeld richtlijnen over hygiënemaatregelen voor voedsel.

Sinds de oprichting van de WTO in 1995 wordt naar de Codex Alimentarius verwezen als het gaat om de toepassing van SPS-maatregelen (Sanitary and Phytosanitary measures: SPS Agreement). Ook voor de EU zijn de Codexstandaarden leidend. De Algemene Levensmiddelenverordening geeft aan dat de EU zijn standpunten baseert op de Codex. De Codex Alimentarius heeft 186 lidstaten en 1 lid (de EU), daarnaast telt Codex 234 internationale waarnemer-organisaties.

Vanwege het Nederlandse belang bij buitenlandse handel is Nederland zeer actief in de Codex. Nederland is permanent voorzitter van het Comité voor Contaminanten in voeding (CCCF) en tijdelijk van de Europese regio (deze CCEURO omvat de EU, Turkije, Israël en alle voormalige Sovjetrepublieken). Ook voor andere landen is het een belangrijke organisatie. De binnen de Codex Alimentarius vastgestelde normen zijn wereldstandaarden. Daardoor zijn de normen van belang voor voedselveiligheid en handel, en daarmee ook voor voedselzekerheid. Ik ondersteun het Codexproces daarom van harte.

Voorstel verordening officiële controles en andere officiële activiteiten op levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid, teeltmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen

Informatie van het voorzitterschap

Het Luxemburgse voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken van het voorstel voor de Controleverordening (COM (2013) 265). De lidstaten zijn afgelopen oktober in Raadsverband tot een compromis gekomen over de tekst en hebben het Luxemburgse voorzitterschap een mandaat gegeven om hierover te gaan onderhandelen met het Europees parlement in trilogen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 884). Deze onderhandelingen zijn begin november 2015 van start gegaan. Het bereikte compromis over de Raadsinzet bevat veel punten van de Nederlandse inzet, zoals harmonisatie van de regelgeving door de uitbreiding van de reikwijdte met de plantgezondheidscontroles, modernisering van de regelgeving met de nadruk op efficiëntere en meer risico gebaseerde officiële controles en meer nadruk op de controle op fraude in de voedselketen.

De ambities van de Europese Commissie voor vereenvoudiging, modernisering en harmonisatie zijn niet helemaal waargemaakt vanwege de grote verschillen in manier van controleren tussen de verschillende beleidsterreinen en tussen lidstaten. U zult eind dit jaar de voortgangsrapportage over het plant- en diergezondheidspakket ontvangen.

Mocht er onder Luxemburgs voorzitterschap eind december niet tot een akkoord gekomen worden met het Europees parlement, dan zal Nederland in januari als EU-voorzitter de onderhandelingen met het Europees parlement van Luxemburg overnemen.

Voorstellen inzake de herziening van de schoolfruit- en schoolmelkprogramma's

Informatie van het voorzitterschap

Tijdens de Raad zal het Luxemburgse voorzitterschap informatie verstrekken over de stand van zaken ten aanzien van de twee voorstellen van de Europese Commissie over de herziening van de schoolfruit- en schoolmelkprogramma's. Graag verwijs ik voor meer achtergrond naar het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 16 november jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 888).

De Europese Commissie is door de Raad gevraagd om de rechtsgrondslag waar het gaat om steunbedragen te baseren op artikel 43.3 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie in plaats van artikel 43.2, zoals de Europese Commissie heeft voorgesteld. De Raad is namelijk van mening dat hij, op voorstel van de Europese Commissie, de maatregelen vaststelt aangezien het hier steunbedragen betreft en dat het Europees parlement hierin geen rol heeft. Het Luxemburgse voorzitterschap heeft een voorstel gepresenteerd waarin enkele bepalingen die betrekking hebben op steun zijn overgeheveld van de integrale Gemeenschappelijke Marktordening naar de verordening tot vaststelling van steunbedragen, in lijn met het Raadsstandpunt.

Dit voorstel vormde de basis voor het onderhandelingsmandaat voor het aangaan van de eerste triloog met het Europees parlement. Uit de eerste triloog is gebleken dat de gekozen oplossing inzake de rechtsbasis niet acceptabel is voor het Europees parlement. Het voorzitterschap had als inzet voor de tweede triloog om als compromis enkele bepalingen weer over te zetten van de verordening tot vaststelling van steunbedragen naar de integrale Gemeenschappelijke Marktordening en de lidstaten opgeroepen flexibiliteit te tonen op dit punt met het oog op een spoedige positieve conclusie. De tweede triloog heeft echter nog niet tot overeenstemming geleid op het punt van de rechtsbasis. Het voorzitterschap wil begin december trachten alsnog een akkoord in eerste lezing te bereiken met het Europees parlement.

Nederland stelt zich uit oogpunt van subsidiariteit negatief op ten aanzien van de voorstellen, zoals ik uw Kamer eerder heb aangegeven (Kamerstuk 21 501 32, nrs. 764, 848, 850, 885). Ik onderschrijf de doelstelling van de regeling, maar ben van mening dat dit niet op Europees niveau geregeld hoeft te worden. Zolang dit echter niet in bereik ligt, is het van belang dat het voorstel met betrekking tot de producten die onder het programma verstrekt kunnen worden, aansluit op de huidige praktijk van het schoolfruit- en schoolmelkprogramma. Ik blijf het eerder ingenomen Raadsstandpunt inzake de rechtsbasis steunen, maar mocht een politiek akkoord binnen bereik liggen, dan is het compromisvoorstel van het voorzitterschap wat mij betreft aanvaardbaar. Ten aanzien van het productenpakket onderschrijf ik de focus op verse groenten en fruit en melk(producten). Uit oogpunt van gezondheid moet het verstrekken van producten met toegevoegde suikers en vetten wat mij betreft zoveel mogelijk beperkt worden. De toewijzing van budgetten aan lidstaten zou volgens Nederland moeten plaatsvinden op basis van objectieve criteria waarbij alle lidstaten gelijke kansen hebben om deel te nemen aan de nieuwe regeling.

Versterking positie jonge landbouwers

Informatie van het voorzitterschap

Het Luxemburgse voorzitterschap zal een terugkoppeling geven van een conferentie, dat het Luxemburgse voorzitterschap in samenwerking met de Luxemburgse jonge-boerenverenigingen en de Europese jonge-boerenvereniging (CEJA) op 2 juli 2015 heeft georganiseerd. Het thema was versterking van de positie van jonge landbouwers.

Mogelijk zal er tijdens de Raad ook aandacht worden besteed aan de conferentie «Knowledge for Young Farmers» die de Europese Commissie op 15 en 16 oktober jl. heeft georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst zijn de resultaten van het onderzoek «Exchange schemes for young farmers» gepresenteerd1. Het onderzoek vond plaats in alle 28 EU-landen en is uitgevoerd door Ecorys in samenwerking met het LEI en Aequator Groen & Ruimte. Voor het onderzoek zijn in totaal ruim 2.200 jonge boeren uit alle 28 landen geïnterviewd.

De zaken waar jonge boeren in heel Europa tegenaan lopen zijn beschikbaarheid en verwerving van land in zowel eigendom als huur, beschikbaarheid van kapitaal en de ontwikkeling van kennis. Het blijkt verder dat jonge boeren hun nieuwe kennis eerst vooral van collega's halen en daarna van andere organisaties of adviesbureaus. Jonge boeren zoeken informatie vooral via internet, excursiedagen en opleidingsdagen. Online trainingen zoals e-learning scoren laag in populariteit, ook in Nederland. Het oplossen van de meest belangrijke behoeften van jonge boeren, zoals het kopen of huren van meer landbouwgrond, kan een toename van het aantal jonge boeren mogelijk maken.

De maatregelen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid die specifiek voor jonge boeren zijn ontwikkeld, dragen bij aan de versterking van de positie van jonge boeren. Ik zal mij er voor blijven inzetten om deze maatregelen zo veel mogelijk op maat te maken voor jonge landbouwers, in nauw overleg met jonge landbouwers.

Overige onderwerpen niet op de Raad geagendeerd

Quotum tariefvrijstelling platvis

Bij het Algemeen Overleg van 14 oktober jl. over de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 oktober is toegezegd om de feitelijkheden met betrekking tot het quotum voor de tariefvrijstelling (ATQ) voor platvis op een rij te zetten.

Het evaluatieverslag van de ATQ’s geeft een overzicht van overwegingen rond de tariefvrijstellingen. Dit verslag is te vinden via de link in het eerder toegestuurde BNC-fiche ATQ's 2016–20182.

Het verslag beschrijft de mate van gebruik van het quotum, waaruit blijkt dat het quotum elk jaar voortijdig volledig uitgeput is. Het verslag beschrijft ook de herkomst van de geïmporteerde producten, de overige importen van platvis anders dan schol en tong en de toegevoegde waarde van deze import. Uit het verslag blijkt dat de toegevoegde economische waarde van de ingevoerde platvis drie keer hoger is dan de gemiste inkomsten aan importheffing.

Het verslag geeft tevens aan dat de importheffing voor platvis geen waarneembaar effect heeft op de prijsvorming. Opheffen van de ATQ voor platvis zou wel effect op de werkgelegenheid hebben: er zouden 24 fte verdwijnen in de verwerkende sector.

Zowel de aanvoersector als de verwerkende sector heeft het rapport ontvangen en heeft kans gehad om onjuistheden te corrigeren. De Nederlandse inzet in de discussie over ATQ's, waarbij werd getracht het quotum voor platvis te verhogen, was mede gebaseerd op de overwegingen in dit evaluatieverslag.

Inmiddels zijn de gesprekken over de voorgestelde ATQ's 2016–2018 beëindigd: het quotum voor platvis is ongewijzigd gebleven en bedraagt net als in 2013–2015 5.000 ton.

Werkprogramma Nederlands EU-voorzitterschap

Nederland zal van 1 januari tot en met 30 juni 2016 het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie bekleden. De werkzaamheden van het voorzitterschap bestaan in belangrijke mate uit het verder brengen van de lopende agenda. Deze wordt in hoge mate bepaald door de lopende wetgevingsdossiers. De wetgevingsagenda wordt bepaald door de Europese Commissie: zij heeft het exclusieve recht om wetsvoorstellen te doen. Belangrijk daarbij is dat het Europees parlement sinds het Verdrag van Lissabon op vrijwel alle terreinen medewetgever is. De rol van het voorzitterschap is vooral die van een bemiddelaar («honest broker») die compromissen smeedt tussen de 28 lidstaten in de Raad en tussen Raad, Europese Commissie en Europees parlement. Andere lidstaten en de Europese instellingen beoordelen een voorzitterschap daar op.

Het voorzitterschap beïnvloedt wel de voortgang in de behandeling van wettelijke voorstellen. Het biedt ons land daarnaast de gelegenheid onderwerpen die Nederland belangrijk vindt nader onder de aandacht te brengen, in het bijzonder tijdens een aantal ministeriële bijeenkomsten.

Hieronder licht ik het werkprogramma van het Nederlandse voorzitterschap toe op het terrein van landbouw en visserij. De onderstaande onderwerpen zullen gedurende het Nederlandse voorzitterschap behandeld worden. Dit zijn onderwerpen die aansluiten bij de lopende wetgevingsagenda, het werkprogramma 2016 van de Europese Commissie en onderwerpen die Nederland van belang vindt om te agenderen. Er moet wel flexibiliteit worden ingebouwd: onvoorziene gebeurtenissen kunnen soms een zwaar stempel drukken op de invulling van het voorzitterschap. Het is denkbaar dat zulke gebeurtenissen lopende dossiers deels verdringen.

Ambities

Bij brief van 28 januari jl. heeft het kabinet de uitgangspunten voor het Nederlandse voorzitterschap geschetst (Kamerstuk 34 139 nr. 1). Allereerst streeft het kabinet naar een Unie die zich richt op hoofdzaken. Daarnaast streeft het kabinet naar een innovatieve Unie gericht op groei en banen. Tenslotte zet het kabinet in op een Unie die verbindt, een Unie die is gebaseerd op fundamentele rechten en die wordt gedragen door haar burgers. Mijn ambities sluiten aan bij dit streven en deze uitgangspunten zijn leidend bij de behandeling van alle lopende wetgevingsdossiers onder mijn verantwoordelijkheid.

In het kader van een Unie die zich richt op hoofdzaken streef ik naar een verdere vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Ook wil ik als voorzitter een eerste bijdrage leveren aan de behandeling van de Fitness Check van de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Betere kwaliteit van regelgeving is daarbij een belangrijk aandachtspunt, overigens ook bij andere lopende wetsvoorstellen. Hiermee wil ik bijdragen aan minder lasten voor ondernemers en het wegnemen van belemmeringen voor innovatie. Zo ontstaat meer ruimte voor groei en banen. Met het oog op innovatie in de veredelingssector streef ik ook naar een betere balans tussen kwekersrecht en octrooirecht. Innovatie kan bovendien bijdragen aan de bestrijding van antimicrobiële resistentie, een steeds groter probleem in Europa en in de wereld. Dit is eveneens een heel tastbaar probleem voor burgers en veehouders. Met deze prioriteit sluit ik aan bij het streven naar een Unie die verbindt. Daarbij kiezen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en ik voor een «One Health»- benadering, een nieuwe werkwijze door een gezamenlijke ministeriële bijeenkomst te organiseren van de Ministers van Volksgezondheid en de Ministers van Landbouw over dit onderwerp. Ik kies voor deze thema’s, omdat Nederland hierop het verschil kan maken en op diverse terreinen voorop loopt. Daarnaast sluiten de onderwerpen goed aan bij de lopende Europese agenda. Tot slot dragen de prioriteiten bij aan een meer concurrerende landbouw- en visserijsector van Nederland en Europa in de wereld.

Wetgevende onderwerpen

Hieronder geef ik u een overzicht van de lopende wetgevingsdossiers en de resultaten die ik tijdens het voorzitterschap hoop te bereiken. Uiteraard hangen die resultaten mede af van de vooruitgang die het Luxemburgse voorzitterschap op de verschillende lopende dossiers bereikt.

Bij de lopende en voorziene wetgevingsdossiers zijn drie blokken te onderscheiden. Allereerst zijn er de landbouwonderwerpen: de Verordening schoolmelk/schoolfruit, Verordening biologische landbouw en de Verordening gedistilleerde dranken. Informatie over de inhoud en het krachtenveld in de Raad en in het Europees parlement vindt u in de beschikbare BNC-fiches (Kamerstuk 22 112, nr. 1807 en Kamerstuk 33 920, nr. 3) en geannoteerde agenda’s en verslagen van vorige bijeenkomsten van de Landbouw- en Visserijraad (ten laatste in Kamerstuk 21 501-32, nrs. 847 en 885). Voor de Verordening schoolmelk/schoolfruit zal Luxemburg wellicht nog een politiek akkoord bereiken. Dat is onder meer afhankelijk van de vraag of er een vergelijk kan worden gevonden tussen de Raad enerzijds en het Europees parlement anderzijds over de rechtsgrondslag. Voor biologische landbouw geldt dat Nederland de door Luxemburg gestarte triloog met het Europees parlement zal voortzetten en daar maximale voortgang op hoopt te boeken. De Europese Commissie moet het voorstel voor de Verordening gedistilleerde dranken nog presenteren. Afhankelijk daarvan zal ik te zijner tijd mijn inzet bepalen en u daarover informeren.

Een tweede blok wetgevingsdossiers betreft veterinaire en (fyto)sanitaire onderwerpen, namelijk de Verordening plantgezondheid, de Officiële Controleverordening, de Verordening zoötechniek, de Verordening gemedicineerd diervoeder en de Verordening diergeneesmiddelen. Mogelijk bereikt het Luxemburgse voorzitterschap al een politiek akkoord over de Verordening zoötechniek. Zo niet, dan hoop ik hierover een politiek akkoord te bereiken. Hetzelfde geldt voor de Officiële Controleverordening en de Verordening plantgezondheid. De behandeling van de Verordening gemedicineerd diervoeder en de Verordening diergeneesmiddelen bevindt zich in een priller stadium en op een technisch niveau. Inzet is om op deze dossiers voortgang te bereiken. Voor genoemde dossiers geldt dat u informatie over de inhoud en het krachtenveld in de Raad en in het Europees parlement vindt in de BNC-fiches (Kamerstuk 22 112, nrs. 1640 en 1641, Kamerstuk 22 112, nr. 1815, Kamerstuk 22 112, nrs. 1927 en 1928) en geannoteerde agenda’s en verslagen (ten laatste in Kamerstuk 21 501-32, nr. 884) van vorige bijeenkomsten van de Landbouw- en Visserijraad.

Voor de voorstellen over klonen van dieren en genetisch gemodificeerde organismen (Kamerstuk 22 112, nr. 1825 en Kamerstuk 34 214, nr. 3) is mijn voornemen deze niet in de Raad te behandelen, mede gelet op het krachtenveld in de Raad en in het Europees parlement.

Het laatste en grootste blok wetgevingsdossiers betreft de visserijonderwerpen. De voornaamste dossiers daarbij zijn: het Meerjarenplan Oostzee, het (nog te verschijnen) Meerjarenplan Noordzee, de Verordening datacollectie, de Verordening diepzeevisserij, de (nog te verschijnen) Verordening visserijlicenties en de Verordening technische maatregelen.

Het Luxemburgse voorzitterschap streeft ernaar om voor het Meerjarenplan Oostzee een politiek akkoord te bereiken. Mocht dat niet lukken, dan is mijn inzet om hierop een politiek akkoord te bereiken. De uitkomsten van dit traject zullen mede de behandeling van het Meerjarenplan Noordzee bepalen. Ik streef naar maximale voortgang op dat dossier. Ook over de Verordening datacollectie en over de Verordening diepzeevisserij hoop ik een politiek akkoord te bereiken. Dat is wellicht ook mogelijk voor de Verordening visserijlicenties. Het voorstel voor de Verordening technische maatregelen moet de Europese Commissie nog presenteren. Inzet is om daarover een eerste gedachtewisseling te laten plaatsvinden. Voor de informatie over inhoud en krachtenveld bij genoemde voorstellen verwijs ik naar de beschikbare BNC-fiches (Kamerstuk 22 112, nrs. 1931 en 1996, Kamerstuk 22 112, nr. 1471 en Kamerstuk 22 112, nr. 1447), geannoteerde agenda’s en verslagen van vorige bijeenkomsten van de Landbouw- en Visserijraad (ten laatste in Kamerstuk 21 501-32, nr. 838 en Kamerstuk 21 501-32, nr. 884).

Niet-wetgevende onderwerpen

Hieronder geef ik u een overzicht van de niet-wetgevende onderwerpen die naar verwachting tijdens het Nederlandse voorzitterschap op de Landbouw- en Visserijraad aan de orde zullen komen, en van mijn inzet op die onderwerpen.

Een belangrijk punt op de agenda in de afgelopen periode was de marktsituatie en de maatregelen in reactie hierop. Ook tijdens het Nederlands voorzitterschap zal de Raad hieraan aandacht besteden. In dit verband zal ik aandacht besteden aan de versterking van de positie van de primaire producent in de keten. Voor de inhoud en het krachtenveld van deze onderwerpen verwijs ik naar het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 16 november jl.

Ook heb ik ambities als het gaat om de bestrijding van antimicrobiële resistentie (Kamerstuk 21 501-32, nr. 884). Dit is een prioriteit van het kabinet tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. De Minister van VWS en ik organiseren op 10 februari 2016 een ministeriële conferentie antibioticaresistentie waarvoor we Europese Ministers van volksgezondheid en landbouw zullen uitnodigen. De inzet is om te komen tot een politiek Europees draagvlak voor een versterking van de aanpak op het niveau van de EU en de lidstaten. Wij streven naar een «One Health» benadering naar Nederlands voorbeeld; in Nederland werken de Ministeries van VWS, Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu samen op dit onderwerp. Daarnaast zetten wij in op een nieuw actiegericht EU-actieplan antibioticaresistentie en op afspraken over inzet van lidstaten om vóór 2017 nationale actieplannen antibioticaresistentie op EU-niveau te bespreken.

Het tegengaan van voedselverspilling is een ander belangrijk onderwerp. Mijn inzet is om hierover Raadsconclusies vast te stellen. Voorts wil ik tijdens het voorzitterschap stappen zetten op het gebied van Blue Growth en Voedselzekerheid. Hier ligt ook een verband met de circulaire economie, waarvoor de Europese Commissie op 2 december jl. een nieuw «Circular Economy Package»3 heeft ingesteld. Voor informatie over dit onderwerp en mijn inzet daarbij verwijs ik u naar de reactie op het WRR-advies «Naar een voedselbeleid» (Kamerstuk 31 532, nr. 156).

Tijdens of vlak voor het voorzitterschap komt de Europese Commissie naar verwachting met de resultaten van de evaluatie van de EU-Houtverordening en de verwachte evaluatie van het bredere EU-FLEGT-actieplan. De Europese Rekenkamer heeft op 22 oktober jl. een speciaal verslag gepubliceerd over de aanpak van de handel in illegaal hout (Kamerstuk 21 501–32, nr. 884). Nederland wil op basis van deze documenten komen tot een effectievere en coherente aanpak van de handel in illegaal hout en bescherming van bossen, die ook een impuls geeft aan het stopzetten van ontbossing.

In de bijeenkomst van de Landbouw- en Visserijraad van 22 oktober jl. heeft mijn ambtsvoorganger een oproep gedaan tot het instellen van een expertgroep op het terrein van duurzame gewasbescherming (Kamerstuk 21 501-32, nr. 884). Ik wil de uitkomsten van de werkzaamheden van deze expertgroep agenderen in de Raad. Over de inhoud en het krachtenveld op dit punt verwijs ik naar de geannoteerde agenda’s en verslagen van genoemde bijeenkomsten van de Raad en de Raad van 13 juli jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 850 en Kamerstuk 21 501-32, nr. 879).

Informele Landbouwraad

De informele bijeenkomst van de Ministers van Landbouw zal plaatsvinden op 29 tot en met 31 mei volgend jaar. Deze zal gewijd worden aan een tussenbalans en blik in de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Ik vind het belangrijk om nu al na te denken over het GLB na 2020. Ik zou in het toekomstige GLB substantieel meer aandacht en middelen willen zien voor innovatie. Ook zou ik de vergroening en de marktoriëntatie binnen het GLB willen versterken.

Overige ministeriële bijeenkomsten

Zoals gezegd organiseer ik op 10 en 11 februari 2016 samen met de Minister van VWS een ministeriële «One Health»-conferentie over antimicrobiële resistentie.

Ook organiseer ik van 27 tot en met 29 juni 2016 een internationale conferentie over de Fitness Check van de Vogel- en Habitatrichtlijnen met Europese overheden, groene organisaties, vertegenwoordigers van bedrijven en andere betrokkenen. Voor de derde dag van deze conferentie nodig ik ook Ministers uit. Het doel van deze conferentie is om wegen te vinden om de uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijnen te optimaliseren. Nederland streeft ernaar om ruimte te krijgen voor een meer flexibele en dynamische invulling van de Vogel- en Habitatrichtlijnen.

Onderwerpen andere Raden

De onderwerpen van mijn beleidsterreinen vallen niet slechts onder de verantwoordelijkheid van de Landbouw- en Visserijraad. Zo valt het onderwerp octrooirecht onder de Raad voor Concurrentievermogen. Mijn inzet is om een betere balans te vinden tussen het kwekersrecht en het octrooirecht. Voor mijn inzet verwijs ik naar de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 22 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 884). Eveneens onder de verantwoordelijkheid van de Raad voor Concurrentievermogen valt het verwachte voorstel voor de herziening van de Meststoffenverordening. Dit is een voor Nederland strategisch belangrijk dossier. Ik hoop dat binnen deze verordening ruimte ontstaat voor het verhandelen van herwonnen fosfaten en andere meststoffen, zodat belemmeringen voor innovatie weggenomen kunnen worden en er ruimte voor groei ontstaat. Ook draagt het bij aan een efficiënte omgang met grondstoffen. Dat is bovendien het uitgangspunt voor de voorstellen over circulaire economie die de Europese Commissie 2 december jl. heeft gepresenteerd en waarnaar ik eerder in de brief verwees. Deze voorstellen zullen aan de orde komen in de Milieuraad. Ook natuuronderwerpen vallen onder de Milieuraad. Dat geldt voor de al genoemde Fitness Check, maar ook voor CITES en de bestrijding van Wildlife Crime. Met mijn inspanningen op laatstgenoemde gebieden hoop ik bij te dragen aan de bescherming van bedreigde soorten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven