21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 850 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juli 2015

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die 13 juli jl. plaatsvond in Brussel.

Tevens informeer ik u, conform mijn toezeggingen in het Algemeen Overleg Landbouw van 1 juli jl., over de toebedeling van de Regeling ontheffing productierechten Meststoffenwet (POR-regeling). Daarnaast stel ik u op de hoogte van recente ontwikkelingen op het gebied van markttoegang en marktbehoud voor Nederlandse plantaardige en dierlijke producten en informeer ik u over de uitkomsten van de onderhandelingen over het visserijprotocol tussen de Europese Unie en Mauritanië.

Agendapunten Landbouw- en Visserijraad

Werkprogramma Luxemburgs voorzitterschap

(informatie door het voorzitterschap)

Het Luxemburgse EU-voorzitterschap heeft een toelichting gegeven op zijn werkprogramma voor het komende half jaar (1 juli – 31 december 2015) (ST 10690/15). Met inzet op duurzaamheid en vereenvoudiging van regels en procedures wil het Luxemburgse voorzitterschap bijdragen aan de toekomstige ontwikkeling van de Europese landbouw. Het voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord met het Europees parlement over de verordening biologische productie en etikettering. Ook streeft het naar een politiek akkoord met het Europees parlement over de verordeningen plantgezondheid, gemedicineerde diervoeders en officiële controleverordening in het kader van het plant- en diergezondheidspakket. Daarnaast streeft het Luxemburgse voorzitterschap naar een politiek akkoord over een verordening betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor de handel in en de invoer van fokdieren en levende producten ervan.

Tevens zal het Luxemburgse voorzitterschap aandacht besteden aan de marktontwikkelingen van landbouwproducten mede in het licht van het Russische importverbod en de afschaffing van de melkquota met ingang van 1 april dit jaar. Ook zal het voorzitterschap zich inzetten om de uitvoering van de regelingen voor schoolmelk en schoolfruit te harmoniseren met als uiteindelijk doel een gebalanceerd en gezond eetpatroon te stimuleren onder schoolgaande kinderen.

Daarnaast wil het zich in raadsverband richten op de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

Het voorzitterschap gaf aan zich op visserijgebied te focussen op de afronding van de besluitvorming over de Total Allowable Catch (TAC) en de visquota eind dit jaar en op een afronding van de trilogen met het Europees parlement over het Meerjarenplan Oostzee. Tevens zal het in de Raad verder gaan met de onderhandelingen over het voorstel van de Europese Commissie over de verordening inzake de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB). Het Luxemburgse voorzitterschap zal zich ook richten op het bereiken van een politiek akkoord over de verordening diepzeevisserij.

Schoolfruit en schoolmelk

(Stand van zaken werkzaamheden)

De Europese Commissie heeft informatie gegeven over de stand van zaken van de twee voorstellen van de Europese Commissie over de herziening van de schoolfruit- en schoolmelkprogramma's (ST 10620/15). De regelingen voor schoolfruit en schoolmelk zijn momenteel twee separate programma’s waarbij steun aan lidstaten wordt gegeven voor de verstrekking van fruit, groente, melk en melkproducten aan scholen. De Europese Commissie heeft in januari 2014 voorgesteld deze programma’s samen te voegen en hierbinnen aandacht te besteden aan educatieve maatregelen om een gezond eetpatroon te stimuleren.

De Europese Commissie heeft de resultaten gepresenteerd van de evaluatie die zij de afgelopen maanden heeft gehouden over nut en noodzaak van deze regelingen als onderdeel van de vereenvoudiging van het GLB. De conclusies van de evaluatie zijn onder andere dat de consumptie van groente, fruit en verse zuivel nog steeds terugloopt, de programma’s kunnen rekenen op steun van een ruime meerderheid van de lidstaten en dat de bijdrage op EU-niveau zorgt voor meer efficiëntie en een groter bereik. Tevens is uit overleg met belanghebbenden naar voren gekomen dat er ruimte voor verbetering is binnen de programma’s.

Zoals uw Kamer weet, ben ik geen voorstander van regelingen op Europees niveau voor schoolfruit en schoolmelk, aangezien ik van mening ben dat lidstaten dit zelf kunnen regelen. Binnen de Raad kunnen de regelingen echter op steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten rekenen, waardoor het werk aan deze voorstellen voortgezet zal worden. In algemene zin ondersteun ik wel de doelstelling van de regeling, namelijk het bevorderen van de consumptie van fruit, groente en melk en het aanleren van gezonde eetgewoonten bij kinderen. Mijn inzet is om de producten die onder het programma verstrekt kunnen worden, zoveel mogelijk te laten aansluiten op de huidige praktijk van het schoolfruit- en schoolmelkprogramma. Verschillende lidstaten hebben echter verzocht om het toevoegen van nieuwe producten, zoals honing en olijven. De toewijzing van budgetten aan lidstaten zou volgens mij moeten plaatsvinden op basis van objectieve criteria waarbij alle lidstaten gelijke kansen hebben om deel te nemen aan de nieuwe regeling.

De Europese Commissie is door de Raad gevraagd om de rechtsgrondslag te baseren op artikel 43.3 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie in plaats van artikel 43.2, zoals de Europese Commissie heeft voorgesteld. De Raad is namelijk van mening dat zij, op voorstel van de Europese Commissie, de maatregelen vaststelt aangezien het hier steunbedragen betreft en dat het Europees parlement hierin geen rol heeft. Hierover heeft de Raad eind vorig jaar een brief gestuurd aan de Europese Commissie. Meerdere lidstaten hebben aangegeven hier snel een antwoord op te willen ontvangen van de Europese Commissie.

Marktontwikkelingen

(informatie van de Commissie en verschillende lidstaten en gedachtewisseling)

De Europese Commissie heeft de Raad geïnformeerd over de ontwikkelingen op de markten van landbouwproducten en is daarbij ingegaan op de verlenging van de Russische importverboden voor landbouwproducten tot en met 5 augustus 2016. Het voorzitterschap had hiertoe een document samengesteld met een samenvatting van de eerdere standpunten van de Europese Commissie en lidstaten (ST 10613/1). Onder dit punt werden tevens de diversenpunten behandeld die door Oostenrijk, Italië en onder andere Bulgarije zijn opgebracht over respectievelijk de varkensvleessector (ST 10711/15), suikersector (ST10710/15) en zuivelsector (ST 10707/15).

De Europese Commissie gaf aan dat de totale EU agri-food export naar derde landen gestegen is met 5% en dat de landbouw zich goed heeft hersteld. Voor sommige lidstaten, regio’s en sectoren is de situatie echter moeizaam. Daarnaast wees de Europese Commissie erop dat landbouwproducenten sinds de afkondiging van de boycot door Rusland onzekere tijden hebben gekend, maar dat zij het afgelopen jaar ook de tijd hebben gehad om in te spelen op veranderingen in export. De Europese Commissie heeft verwezen naar de laatste korte termijn vooruitzichten voor de EU-markt voor akkerbouwgewassen, zuivel en vlees in 2015 en 20161, die 10 juli jl. uit zijn gebracht. Hierin concludeert de Europese Commissie dat er een sterke export is door het sterke concurrentievermogen van de EU en ondanks het importverbod van landbouwproducten door Rusland. Voor zuivel is de verwachting dat de aanvoer van melk maar ongeveer 1% hoger is dan vorig jaar, ondanks het verstrijken van de quota. Op de granenmarkt is er het afgelopen jaar voor een record hoogte geëxporteerd en geproduceerd. De verwachting is dat dit ook zal gelden voor de volgende oogstperiode. Tot slot is er een verdere toename verwacht van alle vleesafzet in 2015, na het herstel van de markt in 2014.

Met betrekking tot groenten en fruit gaf de Europese Commissie aan naar de zorgen van de lidstaten te hebben geluisterd en daarom te werken aan voorstellen voor nieuwe bijzondere maatregelen voor bepaalde producten. Hierover zullen de lidstaten spoedig geïnformeerd worden. Zodra de Europese Commissie de aangekondigde maatregelen voor groenten en fruit bekend maakt, zal ik de bestaande nationale regelgeving hier op aanpassen zodat producentenorganisaties én producenten die niet bij een producentenorganisatie zijn aangesloten, direct gebruik kunnen maken van de tijdelijke bijzondere steun die onder de Europese maatregelen beschikbaar wordt gesteld. Informatieverstrekking over de regeling zal plaatsvinden via RVO.nl.

De zuivelmarktsituatie is moeizaam aangezien de prijzen sinds maart 2015 onder druk staan. Mede daarom heeft Bulgarije samen met enkele andere lidstaten middels een diversenpunt aandacht gevraagd voor de situatie op de zuivelmarkt. De Europese Commissie wijt de situatie aan het overschot aan melk dat momenteel op de markt aanwezig is en de achterblijvende vraag hiernaar.

De Europese Commissie heeft aangegeven de interventieprijzen voor boter en magere melkpoeder niet te willen verhogen, in reactie op het verzoek van Bulgarije en enkele andere lidstaten. De Europese Commissie kondigde voorstellen aan om de openbare interventieregeling en publieke opslagregeling te verlengen.

Italië heeft middels een diversenpunt aandacht gevraagd voor de toekomst van de suikersector en stelde onder andere voor om de productieheffing te benutten voor herstructurering van de suikersector. De Europese Commissie gaf als reden voor de lage suikerprijs de uitstekende suikeroogst uit 2014–2015 die ervoor heeft gezorgd dat er meer aanbod is dan vraag naar suiker. Hierdoor zijn de suikerprijzen fors gedaald na een aantal jaren van zeer goede suikerprijzen. Landbouwproducenten zullen hierop inspelen door minder suikerbieten te planten, waardoor het marktevenwicht in het seizoen 2015–2016 naar verwachting zal worden hersteld. Door de herstructurering van de suikersector is de Europese suikersector concurrerend geworden. De Europese Commissie ziet geen noodzaak voor aanvullende maatregelen.

De Europese Commissie gaf aan de particuliere opslagregeling voor varkensvlees, die eind april is stopgezet, niet te verlengen. De huidige problemen worden veroorzaakt door een hogere productie en niet door het wegvallen van export naar Rusland. Oostenrijk heeft het diversenpunt over de varkensvleessector toegelicht, dat het aangevraagd had met steun van enkele andere lidstaten. Oostenrijk heeft de Europese Commissie verzocht de markt nauwlettend in de gaten te houden om zo nodig gepaste maatregelen te treffen. De Europese Commissie heeft aangegeven de markt te blijven volgen.

Meerdere lidstaten wezen erop dat het bij toekomstige maatregelen belangrijk is om lessen uit de eerder ingestelde maatregelen te trekken. Er moet daarom goed gekeken worden naar de effectiviteit en proportionaliteit van de maatregelen.

Tot slot hebben veel lidstaten de Europese Commissie verzocht de markt nauwlettend in de gaten te houden en ten algemene in te zetten op het openen van nieuwe afzetmarkten. Ik ben het eens met deze voorgestelde aanpak.

Genetisch Gemodificeerde Organismen

(presentatie door de Commissie en gedachtewisseling)

De Europese Commissie heeft op 22 april jl. een Mededeling en Verordening over de herziening van de besluitvormingsprocedure inzake genetisch gemodificeerde organismen (ggo) gepresenteerd (COM (2015) 176 c.q. COM (2015) 177). De Europese Commissie beoogt met deze voorstellen de lidstaten de bevoegdheid te geven om het gebruik van genetische gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders te verbieden na de Europese toelating op grond van de veiligheidsbeoordeling door de European Food Safety Authority (EFSA).

Tijdens de Raad is van gedachten gewisseld aan de hand van een drietal vragen die door het Luxemburgse voorzitterschap waren opgesteld (zie: ST 10569/15).

Ik heb, conform het BNC-fiche over deze voorstellen (Kamerstuk 34 214, nr. 3). aangegeven grote zorgen te hebben over het voorstel voor een verordening en het huidige voorstel niet te kunnen steunen. Ik sta negatief tegenover het Commissievoorstel, omdat dit niet strookt met het door Nederland bij genetisch gemodificeerde planten gehanteerde «ja-mits principe». Het «ja-mits principe» betekent het toestaan van een genetische gemodificeerd organisme voor gebruik als het veilig is bevonden voor mens, dier en milieu, zoals ook is vastgelegd in de kabinetsbrief biotechnologie van 4 april 2014 (Kamerstuk 27 428, nr. 267). Ik heb benadrukt dat Nederland zeer hecht aan Europese regelgeving die onduidelijkheden wegneemt en werkbaar is voor iedereen. Het voorstel voldoet niet aan deze randvoorwaarden. Dit voorstel gaat over gebruik van genetische gemodificeerde veevoeders en levensmiddelen voor gebruik. Dit raakt de internationale handel en de werking van de interne markt. Meerdere lidstaten hebben grote bezwaren tegen het voorstel om gelijke redenen. Deze lidstaten en ik hebben tevens aangegeven het voorstel niet proportioneel te vinden, omdat het voorstel ingrijpende gevolgen kan hebben voor de werking van de interne markt en het nog maar de vraag is of dit voorstel leidt tot meer gedragen besluitvorming. De Europese Commissie wees erop dat de huidige comitologieprocedure voor genetisch gemodificeerde organismen niet tot een democratische besluitvorming zou leiden. Ik heb daarentegen aangegeven dat de huidige besluitvormingsprocedure in de Europese Unie op de democratische wijze tot is stand gekomen en wordt toegepast.

Verder vind ik dat een impact assesment een integraal onderdeel moet vormen van een Commissievoorstel. Ik heb daarom de Europese Commissie verzocht, samen met de meeste andere lidstaten, om het impact assessment op het voorstel alsnog uit te voeren en daarbij ook in te gaan op de juridische houdbaarheid van het voorstel. Het impact assessment zou verder in moeten gaan op de mogelijke nationale uitsluitingsgronden, de sociaaleconomische gevolgen, waaronder de effecten voor de land- en tuinbouw, de verschillende industrieën en de havens waar veel ggo’s nu binnenkomen en de gevolgen voor de werkgelegenheid.

Daarnaast heb ik de Europese Commissie gewezen op een aantal onduidelijkheden in het voorstel. Zo is de reikwijdte van de term «gebruik» niet gedefinieerd en de beoordelingscriteria van de Commissie voor een gerechtvaardigde opt-out zijn eveneens onduidelijk.

Diversen

Asian Europe Meeting over duurzaam bosbeheer in het beleid en in de praktijk

(informatie van de Sloveense delegatie)

De Sloveense delegatie gaf een terugkoppeling van de Asian-Europe Meeting (ASEM) die op 25 en 26 mei jl. in Slovenië heeft plaatsgevonden (ST 10657/15). De ASEM is een informele dialoog tussen Europese landen (inclusief de 28 EU-lidstaten) en Aziatische landen en heeft als doel de relatie tussen Azië en Europa te versterken. Slovenië heeft samen met China een conferentie georganiseerd over duurzaam bosbeheer in het beleid in en in de praktijk. Tijdens de conferentie werd voor de Europese Unie onder meer het belang benadrukt van een goede controle op de voorwaarden voor een duurzaam bosbeheer, de versterking van de deelname van maatschappelijke organisaties aan de opstelling van het beleid over bosbeheer en de vereenvoudiging en modernisering van boswetgeving. Voor Azië werd onder meer het belang benadrukt van het tegengaan van ontbossing, het belang van herbebossing, het tegengaan van ziekten die bomen kunnen aantasten, de vervanging van houtproducten door producten van gelijke kwaliteit, het delen van kennis en ervaringen inzake multifunctioneel bosbeheer.

Ik hoop dat de uitkomsten van de conferentie een rol kunnen spelen bij de verdere uitwerking van de afspraken die gemaakt zijn tijdens het 11eVN-Bossenforum dat van 4–15 mei 2015 in New York plaats vond.

De Europese Commissie onderschreef het belang van duurzaam bosbeheer.

Kwekersrecht en uitspraak Europees Patent Bureau

(informatie van de Nederlandse delegatie)

Ik heb uw Kamer toegezegd tijdens het 30-leden debat over Aanvragen voedselpatenten door multinationals op 10 juni jl. het herstellen van de balans tussen octrooirecht en kwekersrecht op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad te zullen zetten.

Ik heb in deze Raad de lidstaten en de Europese Commissie daarom gewezen op de gevolgen die de recente uitspraak van de Grote Kamer van Beroep van het Europees patentbureau kan hebben. Deze uitspraak maakt het mogelijk dat plantgerelateerde uitvindingen die het resultaat zijn van klassieke veredeling patenteerbaar zijn. En dat betekent dat de toegang tot genetische bronnen kan worden belemmerd.

Deze uitspraak gaat ook in tegen de octrooiwetten in Nederland en Duitsland. Nederland en Duitsland hebben expliciet bepaald dat het resultaat van klassieke veredeling niet gepatenteerd kan worden.

Plantenveredeling is nodig voor voedselzekerheid, het tegengaan van klimaatverandering en het verduurzamen van de landbouw. Een onbelemmerde toegang tot alle genetische bronnen, mits deze rechtmatig zijn verkregen, is daarvoor van het grootste belang. Ik vind daarom ook dat deze onbalans tussen octrooirecht en kwekersrecht moet worden hersteld. Dit zou mijns inziens kunnen door een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het kwekersrecht in te voeren, of door een vergaande inperking op de patenteerbaarheid van planteneigenschappen.

Als deze balans niet tijdig hersteld wordt, is het risico dat plantenveredeling een zaak wordt van een beperkt aantal grote, multinationale bedrijven. Dit zal niet alleen ten koste gaan van de innovatiekracht, maar ook van de grote diversiteit die we in Europa nodig hebben.

Ik heb aangegeven momenteel te werken aan een gedetailleerd position paper over dit onderwerp, dat ik later dit jaar in raadsverband zal presenteren.

Meerdere lidstaten spraken hun steun uit en gaven aan een onbelemmerd gebruik van genetische bronnen van planten belangrijk te vinden voor de innovatieve kracht van de landbouw.

Duurzame gewasbescherming

(informatie van de Nederlandse delegatie)

Ik heb de Europese Commissie 10 april jl. naar aanleiding van de EASAC-studie over de effecten van neonicotinoïden op de biodiversiteit een brief gezonden waarin ik heb aangegeven dat meer EU-inzet nodig is op een duurzamere gewasbescherming en het gebruik van risicovolle gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen. Een afschrift van deze brief heb ik aan de lidstaten gezonden. Ik heb, aan de hand van een position paper (ST 10655/15), in de Raad dan ook aangegeven dat ik een voorstander ben van versnelling in het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming. Om dit te bereiken zou ingezet moeten worden op de vergroening van het middelenpakket door dit uit te breiden met biologische, natuurvriendelijke en alternatieve maatregelen en middelen. Samenwerking met alle stakeholders is daarbij van belang. Ik heb voorgesteld om bijvoorbeeld binnen de Europese Unie onderzoek te stimuleren naar niet-chemische alternatieven en lagere-risico middelen. Tevens is het belangrijk om de toelating van laag-risico middelen te bevorderen.

Ik heb in de Raad aangekondigd om in het najaar met een actieprogramma hiertoe te komen, dat vervolgens op expertniveau geïmplementeerd kan worden. Ik heb daarbij benadrukt dat het mijn doel is om onze verduurzamingsinspanningen te versnellen door harmonisatie en een gezamenlijke aanpak. Het is niet mijn bedoeling om de nationale actieplannen voor duurzame gewasbescherming aan te passen. Ik heb mijn collega’s in de Raad uitgenodigd bij het opstellen van het actieprogramma aan te sluiten.

Meerdere lidstaten gaven aan inzet op duurzame, geïntegreerde gewasbescherming belangrijk te vinden en mijn voorstel op dit punt te ondersteunen. De Europese Commissie gaf aan blij te zijn met de aandacht die ik tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap aan dit onderwerp wil besteden. Verder gaf zij aan uit te zien naar het actieprogramma dat ik heb aangekondigd.

Initiatief over koolstofopslag in landbouwgrond

(informatie van de Franse delegatie)

De Franse delegatie heeft een toelichting gegeven over het «4 ‰ Initiatief: koolstofopslag in de bodem in het kader van voedselveiligheid en klimaat» (ST 10709/15), dat het van plan is te lanceren tijdens de COP21 klimaatconferentie in december 2015 te Parijs.

Het initiatief heeft als doel wereldwijd het gehalte aan bodemorganische stof, en daarmee de opslag van koolstof, in landbouwgronden te verhogen. Door de bescherming en instandhouding van koolstofrijke bodems en het herstel van gedegradeerde bodems wordt bijgedragen aan voedselzekerheid, klimaat adaptatie en mitigatie. Zo wordt volgens Frankrijk synergie bereikt tussen de drie RIO Conventies: UNFFCC (klimaatverandering), UNCCD (tegengaan verwoestijning) en CBD (biodiversiteit).

Het initiatief moet concrete maatregelen (bodemmanagementtechnieken) opleveren die rechtstreeks toepasbaar zijn door kleine boeren, die veelal als eerste de gevolgen van landdegradatie ondervinden.

Frankrijk wil hiertoe tijdens de COP21 een gezamenlijke verklaring uitbrengen, ondertekend door lidstaten, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. De komende maanden zal Frankrijk aan de slag gaan met de verdere uitwerking van deze verklaring en hoopt op steun van de EU-lidstaten en Europese Commissie. Ik heb de toelichting van Frankrijk aangehoord. Enkele lidstaten hebben steun uitgesproken voor dit initiatief, dat tevens verwelkomd werd door de Europese Commissie.

Terugkoppeling Blue Week te Lissabon juni 2015

(informatie van de Portugese delegatie)

De Portugese delegatie heeft een terugkoppeling gegeven over de resultaten van de Blue Week die 3-6 juni jl. heeft plaatsgevonden in Lissabon (ST 10698/15). Tijdens deze week vond een ministeriële bijeenkomst plaats. Nederland heeft, samen met meer dan 70 andere delegaties, deelgenomen aan de ministeriële conferentie tijdens deze week. Na afloop is met unanimiteit een verklaring aangenomen over duurzame ontwikkeling van oceanen. Ik heb de presentatie van de Portugese delegatie aangehoord.

Overige onderwerpen niet op de agenda van de Raad

Regeling ontheffing productierechten Meststoffenwet

Tijdens het Algemeen Overleg landbouw en mest van 1 juli jl. heeft uw Kamer gevraagd naar de uitkomsten van de openstelling van de Regeling ontheffing productierechten Meststoffenwet (POR-regeling). De gevraagde informatie heb ik uw Kamer eerder al toegestuurd (Kamerstuk 33 037, nr. 150).

Markttoegang en marktbehoud voor Nederlandse plantaardige en dierlijke producten

Graag informeer ik uw Kamer over recente ontwikkelingen op het gebied van markttoegang en marktbehoud voor Nederlandse plantaardige en dierlijke producten. Voor (snij)bloemen is recent markttoegang verkregen voor bromelia’s in Vietnam. Begonia is het volgende product waarop wordt ingezet. Ook zijn de fytosanitaire inspectievoorwaarden voor de export van chrysantensnijbloemen naar de Verenigde Staten op aandringen van Nederland versoepeld. Daarnaast is tijdens een bezoek van de Zuid-Koreaanse quarantaine inspectiedienst (QIA) aan Nederland het vertrouwen in het Nederlandse fytosanitaire systeem hersteld met als resultaat dat Zuid-Korea stopt met haar importinspecties. Een markt van 50 miljoen bloembollen is hierdoor behouden voor het Nederlandse bedrijfsleven. Tot slot zijn de onderhandelingen met Maleisië gestart voor het verkrijgen van marktoegang voor chrysantenstekken en zantedeschia’s.

Voor dierlijke producten wordt gewerkt aan een breed scala van onderwerpen. Het heropenen van grenzen na de uitbraken van Hoog Pathogene Aviaire Influenza (HPAI) in 2014 had hoge prioriteit. Ongeveer twintig landen hebben de beperkingen opgeheven nu Nederland weer HPAI-vrij is. Recent ook Zuid-Korea, een belangrijk bestemmingsland. De Verenigde Staten hebben de markt geopend voor eiproducten uit Nederland, vooralsnog als enige EU-lidstaat. Een positief verlopen inspectie door de Verenigde Staten heeft geleid tot markttoegang voor zuivelmengvoeders (diervoeder) en continuering van de export van huisdiervoeding. In juni jl. vond een inspectie plaats door de Verenigde Staten die op termijn zal leiden tot markttoegang voor schelpdieren. Een tweede inspectie in juli zal tot een besluit van de Verenigde Staten moeten leiden over het toelaten van Nederlands kalfs- en rundvlees op de Amerikaanse markt. Voor de toegang van kalfsvlees tot de Chinese markt is een belangrijke stap gezet. Een Chinees inspectieteam concludeerde in juli dat het vertrouwen heeft in het Nederlandse systeem van productie en toezicht. Nadere afspraken over de exportvoorwaarden zullen worden gemaakt.

Visserijprotocol Europese Unie en Mauritanië

In mijn brief van 10 juli jl. (beantwoording van de vragen uit het Schriftelijk Overleg van 7 juli jl. over de Landbouw- en Visserijraad van 13 juli 2015) heb ik uw Kamer gemeld dat de onderhandelingen over het nieuwe visserijprotocol met Mauritanië op 7 juli jl. zijn hervat. Op 11 juli jl. is overeenstemming bereikt met Mauritanië over een nieuw visserijprotocol en ik informeer uw Kamer graag over de uitkomsten.

Het vorige protocol liep in december 2014 af en sindsdien werd er niet meer gevist in de Mauritaanse wateren. Het nieuwe protocol heeft een looptijd van vier jaar en de financiële compensatie bedraagt ongeveer 55 miljoen euro per jaar voor in totaal 281.500 ton aan vangsten. Voor steun aan de ontwikkeling van een duurzame visserij in Mauritanië is ongeveer 4 miljoen euro uitgetrokken. De financiële bijdrage en de visserijmogelijkheden in het vorige protocol bedroegen 67 miljoen euro voor 326.700 ton met 3 miljoen euro steun voor sectorale ontwikkeling.

De voorwaarden in het nieuwe protocol bouwen voort op het vorige protocol. Zo is de 20-mijlszone, waarbinnen niet gevist mag worden, grotendeels gehandhaafd. Dit geldt eveneens voor de financiële bijdrage van de reders. Een aantal technische voorwaarden is daarentegen aangepast. Het gaat daarbij onder meer om de bemanningseisen (verplicht aantal Mauritaanse bemanningsleden, voorwaarden met betrekking tot opleiding en gezondheid), meer garanties voor een adequate afhandeling van overtredingen, toezicht dat de verplichte 2% donatie in natura ten gunste komt van de lokale bevolking en enkele controlebepalingen.

De Europese Commissie zal binnenkort aan de Raad een voorstel voorleggen met betrekking tot de voorlopige toepassing van het protocol alsmede een voorstel aan Raad en Europees parlement met het oog op definitieve goedkeuring van het protocol. De inzet van Nederland was gebaseerd op het mandaat dat ik uw Kamer in mijn brief van 7 februari 2014 (TK 21 501-32, nr. 764) heb voorgelegd en waarmee de Kamer heeft ingestemd. De uitkomst van het onderhandelingsresultaat zal ik beoordelen op basis van het voorstel van de Europese Commissie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Short-Term Outlook for EU arable crops, dairy and meat markets in 2015 and 2016, zomer 2015, Europese Commissie, 10 juli 2015.

Naar boven