22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1640 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij tien fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling groene infrastructuur (Kamerstuk 22 112, nr. 1635)

Fiche 2: Mededeling deelname van de EU aan de wereldtentoonstelling 2015 in Milaan (Kamerstuk 22 112, nr. 1636)

Fiche 3: Mededeling wetgevingspakket voor gezondere dieren en planten en een veiligere voedselketen (Kamerstuk 22 112, nr. 1637)

Fiche 4: Diergezondheidsverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 1638)

Fiche 5: Verordening teeltmateriaal (Kamerstuk 22 112, nr. 1639)

Fiche 6: Controleverordening levensmiddelen- en diervoeder, dierenwelzijn, plantgezondheid, teeltmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen.

Fiche 7: Verordening beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij Planten (Kamerstuk 22 112, nr. 1641)

Fiche 8: Richtlijn inzake toegankelijkheid van betaaldiensten (Kamerstuk 22 112, nr. 1642)

Fiche 9: Verslag EU-burgerschap 2013 en overzicht «vordering op weg naar een echt EU-burgerschap 2011–2013» (Kamerstuk 22 112, nr. 1643)

Fiche 10: Verordening markttoegang havendiensten en financiële transparantie van havens (Kamerstuk 22 112, nr. 1644)

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Controleverordening levensmiddelen- en diervoeder, dierenwelzijn, plantgezondheid, teeltmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen.

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid, teeltmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, 1829/2003, 1831/2003, 1/2005, 396/2005, 834/2007, 1099/2009, 1069/2009 en 1107/2009, de Verordeningen (EU) nr. 1151/2012 en [....]/2013 [Office of Publications, please insert number of Regulation laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material], en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG, 2008/120/EG en 2009/128/EG (verordening officiële controles)

Datum ontvangst Commissiedocument

6 mei 2013

Nr. Commissiedocument

COM(2013) 265

Prelex

http://ec.Europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202628

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board

http://ec.Europa.eu/governance/impact/ia_carried_out/cia_2013_en.htm#sanco

Behandelingstraject Raad

Landbouw- en Visserijraad.

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

a) Rechtsbasis

Artikel 43, artikel 114 en artikel 168, lid 4, onder b) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

Gewone wetgevingsprocedure.

c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen op een groot aantal onderwerpen. De Commissie wordt voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen bijgestaan door het bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders (waarbij de onderzoeksprocedure van toepassing is).

2. Samenvatting BNC-fiche

Dit voorstel is onderdeel van een omvangrijk pakket met voorstellen voor een nieuw wettelijk kader voor diergezondheid, plantgezondheid en de zaaizaadwetgeving. Dit pakket bestaat uit:

  • Diergezondheidverordening

  • Plantgezondheidverordening

  • Verordening voor teeltmateriaal (inclusief zaaizaad)

  • Verordening voor de officiële controles op voedselveiligheid, dier- en plantgezondheid (Controleverordening)

Later zal nog volgen:

  • Verordening voor financiering voor de voedselketen en dier- en plantgezondheid.

De voorstellen worden begeleid door een mededeling over het pakket.

Het voorstel vervangt de huidige controleverordening (verordening (EG) nr. 882/2004) inzake levensmiddelen-, diervoeder-, en diergezondheidscontroles en verruimt de werkingssfeer naar fytosanitaire controles en controles van teeltmateriaal en dierlijke bijproducten. Daarnaast heeft het voorstel tot doel om het wetgevingskader te moderniseren, aan te scherpen en te vereenvoudigen. Met het voorstel wordt tevens het systeem voor inspectietarieven aangepast.

Het Commissievoorstel valt binnen de bevoegdheden van de Europese Unie. Het oordeel van het kabinet over de subsidiariteit en proportionaliteit van dit voorstel is positief, met een aantal kanttekeningen ten aanzien van inspectietarieven en het elektronische informatie- en managementsysteem IMSOC.

Nederland is op hoofdlijnen positief over het voorstel. Nederland steunt het streven naar vereenvoudiging en vermindering van regeldruk en zal kritisch blijven volgen of dit wordt waargemaakt. Dit is zeer afhankelijk van de nadere uitwerking in gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Het kabinet ziet hier zowel kansen als risico’s.

Het voorstel voorziet in verplichte uitbreiding van de heffing van retributies naar alle sectoren. Nederland staat in beginsel positief tegenover het streven van de Commissie om de financiering van het toezicht in de lidstaten onafhankelijker te maken van overheidsfinanciën om zodoende de kwaliteit ervan in Europa zeker te stellen. Het voorstel voor deze uitbreiding zal echter moeten worden beoordeeld aan de hand van de kabinetsvisie «Maat houden» uit 1996. Uitgangspunt bij de doorberekening van inspectiekosten in de retributies is het individuele profijtbeginsel. Dit zou kunnen betekenen dat retributies niet naar alle categorieën bedrijven kunnen worden uitgebreid.

Nederland is tegen de voorschriften om microbedrijven uit te zonderen van inspectiekosten en deze kosten uit de huidige krappe overheidsbudgetten te betalen. Nederland stemt niet in met dit onderdeel van het voorstel.

3. Samenvatting voorstel

Dit voorstel is onderdeel van een breder pakket op het gebied van de dier- en plantgezondheid, teeltmateriaal en officiële controles.

De huidige controleverordening (verordening (EG) nr. 882/2004) biedt een wetgevingskader voor de organisatie van officiële controles door de bevoegde autoriteiten (BA’s) van de lidstaten. Deze controles zijn gericht op het in de hele EU op geharmoniseerde wijze handhaven van diervoeder- en levensmiddelenwetgeving en voorschiften betreffende diergezondheid en dierenwelzijn. Het huidige voorstel strekt tot vervanging en intrekking van de controleverordening (verordening (EG) nr. 882/2004). Het is de bedoeling van de Commissie dat met het huidige voorstel één geheel van voorschriften wordt vastgesteld en ook de sectoren plantgezondheid, teeltmateriaal en dierlijke bijproducten worden geïntegreerd. Daarnaast heeft het voorstel tot doel om het wetgevingskader te moderniseren en aan te scherpen, te vereenvoudigen en een aantal tekortkomingen te verhelpen. Tevens wil de Commissie de lasten van het organiseren en uitvoeren van officiële controles verlichten door overbodige eisen te schrappen en een meer flexibele aanpak op een aantal punten. Bovenstaande doelstellingen beantwoorden volgens de Commissie aan de algemene doelstelling een goede handhaving van de EU-wetgeving te waarborgen, en de doelstellingen van het Verdrag, namelijk de interne markt te vrijwaren en tegelijkertijd een hoog niveau van gezondheidsbescherming te waarborgen.

Wat de financiering van officiële controles betreft, heeft het voorstel tot doel de beschikbaarheid van stabiele en passende middelen te waarborgen, de billijkheid en de eerlijkheid van de financiering van officiële controles te garanderen, en de transparantie te vergroten. De Commissie stelt voor dat de reikwijdte van de verplichte inspectietarieven wordt uitgebreid naar (bijna) alle sectoren in de voedselketen en naar plantgezondheid en teeltmateriaal; bovendien moeten de tarieven kostendekkend worden. De Commissie verwijst hierbij naar het beginsel «de gebruiker betaalt». Daarnaast bevat het voorstel een verplichting voor lidstaten om microbedrijven (minder dan 10 fte en € 2 miljoen omzet per jaar) uit te zonderen van het betalen van inspectietarieven. Met deze vrijstelling voor microbedrijven wordt uitvoering gegeven aan het doel om de lasten voor zeer kleine ondernemingen te verminderen in overeenstemming met het nieuwe beleid van de Commissie inzake «Regeldruk voor het MKB verminderen – EU-regelgeving aanpassen aan de behoeften van micro-ondernemingen» (COM(2011) 803).

De risicogebaseerde benadering (meer controleren daar waar de risico’s hoger zijn) wordt behouden en verder uitgewerkt. De BA’s kunnen op deze manier volgens de Commissie hun middelen efficiënter inzetten. De controles dienen onaangekondigd plaats te vinden en met gepaste frequentie om eventuele opzettelijke schendingen van de regelgeving op te sporen.

Het voorstel zal de transparantie betreffende controles vergroten door bepalingen voor het openbaarmaken van controlegegevens door de BA. Daarnaast stelt het voorstel strengere voorwaarden aan de sancties die de lidstaten opleggen. Boetes voor opzettelijke schendingen van de regelgeving (fraude) dienen het met de schending beoogde economische gewin ten minste ongedaan te maken.

Het voorstel betreft ook de officiële controles op zowel de uitvoer als de invoer van de EU. De controles moeten ervoor zorgen dat de veiligheids- en kwaliteitsnormen van de EU ook worden gehandhaafd voor de uitvoer om te voldoen aan de verwachtingen van onze handelspartners. Wat de invoer betreft is het van wezenlijk belang dat alle goederen en dieren die op de EU-markt komen, aan de EU-normen voldoen. De desbetreffende voorschriften inzake invoercontroles door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten voldoen aan de WTO-overeenkomst (Wereldhandelsorganisatie) inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS). Daarnaast tracht het voorstel het kader van de controles in overeenstemming te brengen met het gemoderniseerde douanewetboek.

Verder bevat het voorstel voorschriften voor methoden voor bemonstering, laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses die bij officiële controles worden toegepast; nationale en EU-referentielaboratoria; internethandel; samenwerking tussen de BA’s van de lidstaten; controleplannen- en verslagen van de lidstaten; en voor een uitbreiding van het Europese systeem TRACES (gecomputeriseerd informatie- en managementsysteem voor verplaatsingen van dieren en dierlijke producten) naar de gehele agrofoodketen (inclusief planten en teeltmateriaal). Het nieuwe systeem gaat IMSOC (Information management system for Official Controls) heten.

Impact assessment Commissie

De impact assessment betreft vooral de financiering van officiële controles en analyseert verschillende opties, van deregulering op EU-niveau tot uitbreiding van de inning van verplichte vergoedingen. Dit laatste is de voorkeursoptie van de Commissie, aangezien dit de duurzaamheid van de nationale controlesystemen op de lange termijn in stand houdt door ze minder afhankelijk te maken van overheidsmiddelen.

Ten aanzien van de verplichte vrijstelling van vergoedingen voor microbedrijven stelt de Commissie: «Aangezien micro-ondernemingen de overgrote meerderheid vormen van de ondernemingen die vergoedingen moeten betalen, zou een vrijstelling van betaling van die vergoedingen ernstige nadelige gevolgen hebben voor de kosten die de BA's kunnen recupereren. Hoewel het door de vrijstelling veroorzaakte verlies aan inkomsten voor de BA’s zou kunnen worden bijgepast uit de algemene begroting, zou dat de controlemaatregelen opnieuw sterk afhankelijk maken van overheidsmiddelen en bijgevolg een situatie van financiële onzekerheid creëren – met name in de context van de huidige crisis en de besnoeiingen op begrotingen – die niet strookt met de doelstelling om samenhangende, efficiënte controleactiviteiten te verzekeren voor de volledige voedselketen, die in verhouding staan tot de risico's. Als het verlies aan inkomsten anderzijds zou worden gecompenseerd via hogere vergoedingen voor grotere ondernemingen, zou de verplichte vrijstelling voor micro-ondernemingen leiden tot een oneerlijke behandeling van grotere exploitanten en bijgevolg tot potentiële verstoringen van de mededinging.

Op basis van bovenstaande analyse, die kan rekenen op de volledige steun van de ondervraagde BA's en vertegenwoordigers uit de sector, wordt ervan uitgegaan dat een automatische vrijstelling van micro-ondernemingen (of het mkb in het algemeen) van de inning van vergoedingen de doelstelling om de duurzaamheid van de nationale controlesystemen te verzekeren zou kunnen ondergraven en de mededinging zou kunnen verstoren.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid

Het voorstel is gebaseerd op artikel 43 VWEU (gemeenschappelijk landbouwbeleid), artikel 114 (interne markt voor levensmiddelen) en artikel 168, lid 4, onder b) (bescherming volksgezondheid). Naar het oordeel van het kabinet valt de verordening binnen de bevoegdheden van de Europese Unie en heeft de Commissie zich gebaseerd op de juiste rechtsgrondslagen.

b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Subsidiariteit

Het oordeel ten aanzien van subsidiariteit is positief. Het voorstel voor een verordening vervangt de huidige controleverordening. Een EU-kader voor officiële controles is noodzakelijk om de uniforme toepassing van EU-wetgeving betreffende de voedselketen en een vlotte werking van de interne markt te waarborgen.

Proportionaliteit

Het oordeel ten aanzien van proportionaliteit is positief met een aantal kanttekeningen.

Een verordening biedt een geschikt kader voor de lidstaten en zorgt ervoor dat lidstaten ten aanzien van hun controlesystemen een consistente aanpak volgen. Het voorstel laat hierbij voldoende ruimte aan de lidstaten om rekening te houden met nationale regelingen en omstandigheden (bv. kenmerken van de bedrijvenpopulatie).

Kanttekeningen:

  • Nederland is tegen het voorstel om micro-bedrijven verplicht uit te zonderen van controlekosten. Het beschermen van microbedrijven kan ook worden gerealiseerd met minder vergaand ingrijpen, bijvoorbeeld door lidstaten de mogelijkheid te geven rekening te houden met microbedrijven of door lidstaten ruimte te geven bij de invulling van een faciliteit voor microbedrijven zoals in de huidige Controleverordening het geval is.

  • Nederland wil dat ten aanzien van het nieuwe elektronische informatie- en managementsysteem IMSOC er een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen lidstaten en de Commissie wordt vastgelegd en er voldoende ruimte is voor de lidstaten om hun nationale systemen te handhaven. Hier zal waarschijnlijk pas meer duidelijkheid over komen bij de verdere uitwerking in gedelegeerde handelingen.

c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

Het voorstel bevat tientallen grondslagen voor gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Gevolg hiervan is dat meer bevoegdheden aan de Commissie worden gedelegeerd. Ook leiden de grondslagen tot meer flexibiliteit: gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen kunnen sneller worden aangepast aan wetenschappelijke en andere nieuwe ontwikkelingen. Nederland beoordeelt dit positief. Tegelijkertijd zal Nederland er echter voor pleiten dat essentiële onderdelen en bepalingen met gevolgen voor uitvoering en handhaving niet worden opgenomen in gedelegeerde handelingen. Nederland wil namelijk ruimte houden in de uitvoering en handhaving van de verordening, zodat deze kan worden toegesneden op de specifieke Nederlandse situatie. Waar de Commissie eenvormige uitvoering beoogt, acht Nederland een uitvoeringshandeling wenselijk. Wijziging van de reikwijdte van de Controleverordening, bij gedelegeerde handeling/uitvoeringshandeling vindt Nederland onwenselijk.

Ten aanzien van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de verordening geldt wel dat veel afhangt van de nu nog onbekende inhoud van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie geeft aan dat dit voorstel geen uitgaven met zich meebrengt die nog niet zijn opgenomen in het financieel memorandum van het gemeenschappelijk financieel kader. De uitgaven in het kader van de voedselketen, diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en teeltmateriaal worden (binnenkort) in een separaat Commissievoorstel gepresenteerd. De standpuntbepaling in dit fiche is onder voorbehoud van de hierboven genoemde verordening. Nederland is van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande kaders van de EU-begroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Reikwijdte inspectietarieven: de voorgestelde uitbreiding van de reikwijdte van de verplichte inspectietarieven zou in Nederland een behoorlijke verruiming van retributieplichtigen en retributieplichtige handelingen betekenen.

Uitzonderen microbedrijven van inspectietarieven: de verplichting om microbedrijven uit te zonderen van het betalen van inspectietarieven zal aan de andere kant echter betekenen dat een groot gedeelte van de exploitanten in de agrofoodsector, horeca en kleinhandel in Nederland juist geen retributies hoeven te betalen. In dat geval zou er sprake zijn van een verschuiving van controlekosten van bedrijven naar de overheid, hetgeen extra financiële lasten voor de rijksoverheid met zich mee zal brengen. Een goede inschatting van deze extra lasten valt op dit moment niet te geven, maar zal liggen in de orde van grootte van 50 miljoen euro (van de ca. 120 miljoen euro). Budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Reikwijdte inspectietarieven: de voorgestelde reikwijdte van de verplichte inspectietarieven zou ertoe leiden dat exploitanten in meer sectoren retributies moeten gaan betalen (o.a. in de horeca, klein- en groothandel en voedings- en genotmiddelenindustrie.

Uitzonderen microbedrijven van inspectietarieven: de voorgestelde verplichting voor het uitzonderen van microbedrijven zou betekenen dat alle bedrijven in de agrofoodsector met minder dan 10 fte en minder dan 2 miljoen euro omzet per jaar geen retributies hoeven te betalen. Voor de microbedrijven die op dit moment retributies betalen komt dit in totaal neer in de orde van grootte van 50 miljoen euro.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Uitzonderen microbedrijven van inspectietarieven: dit zal een lastenverhoging voor de rijksoverheid betekenen om de criteria tot vrijstelling te controleren.

Bij geen of onvoldoende interoperabiliteit tussen IMSOC en nationale ICT-systemen, worden extra administratieve kosten voor de NVWA vooralsnog geraamd op een jaarlijks bedrag van € 8 -12 miljoen. Ook voor het Nederlandse bedrijfsleven zal dit hogere kosten betekenen door minder efficiënte logistieke afhandeling van handelsstromen.

Een aantal aspecten uit het voorstel zullen hogere lasten voor de BA’s (NVWA, keuringsdiensten, douane) betekenen, zoals verplichte onaangekondigde inspecties om fraude beter te bestrijden en de verplichting om na iedere officiële controle een rapport aan de exploitant te geven.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Ondanks dat de verordening rechtstreeks zal werken, dient in ieder geval nog het toezicht op de naleving en handhaving van de verordening te worden geregeld. Dit vereist aanpassing van regelgeving (o.m. op basis van de Wet dieren en de Warenwet). Er zijn geen consequenties voor decentrale regelgeving. Het voorstel valt niet onder het toepassingsbereik van de lex silencio positivo en staat dus niet in de weg aan een bestaande procedure.

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De voorgestelde inwerkingtredingsdatum van de verordening is de twintigste dag na publicatie in het publicatieblad van de Europese Unie. Het voorstel voorziet voor de verschillende onderdelen in verschillende termijnen voor de toepasselijkheid van de verordening, te weten een jaar, drie jaar en vijf jaar. Of deze termijnen voldoende zijn, hangt af van het moment waarop de Europese uitvoeringsregelgeving gereed is. Omdat dat nu nog niet bekend is wanneer de uitvoeringsregelgeving gereed is, kan over de haalbaarheid van deze termijnen geen oordeel worden gegeven.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

In het voorstel is geen algemene bepaling ter evaluatie van de verordening opgenomen. Het kabinet acht dit wel wenselijk en zal daarom pleiten voor een evaluatiebepaling, zodat de Commissie binnen een nader te bepalen termijn een rapport zal presenteren over de werking van de verordening aan het Europees Parlement en de Raad.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

Dit voorstel heeft implicaties voor de autoriteiten die bevoegd zijn de officiële controles uit te voeren: NVWA, KDS, COKZ, de vier plantaardige zelfstandige bestuursorganen (KCB, BKD, NAK en Naktuinbouw) en de Douane. De verwachting is dat over het algemeen het voorstel goed uitvoerbaar en handhaafbaar is, aangezien het een vereenvoudiging en stroomlijnen van de huidige controleverordening tot doel heeft. Een aantal elementen zal echter leiden tot taak/lastenverzwaring, zoals de voorstellen op het terrein van de inspectietarieven, het nieuwe elektronische informatie- en managementsysteem IMSOC, verplichte onaangekondigde inspecties om fraude beter te bestrijden en de verplichting om na iedere officiële controle een rapport aan de exploitant te geven.

Ten aanzien van de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid moet opgemerkt worden dat veel afhangt van de nu nog onbekende inhoud van de gedelegeerde – en de uitvoeringshandelingen.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Doel van de Commissie is dat ook de invoercontroles efficiënter en meer risicogebaseerd worden uitgevoerd. De desbetreffende voorschriften inzake invoercontroles door de BA’s van de lidstaten moeten voldoen aan de WTO-overeenkomst (Wereldhandelsorganisatie) inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS). Dieren en producten die worden geëxporteerd naar derde landen moeten voldoen aan dezelfde hoge eisen als wordt geëist voor handel tussen de lidstaten. Hiervan mag alleen worden afgeweken als de autoriteit van het derde land dit expliciet heeft aangegeven.

De Commissie zet het bestaande programma «Betere opleiding voor veiliger voedsel» voort dat gericht is op opleiding van personeel van de BA’s in de lidstaten en in derde landen, waaronder ontwikkelingslanden.

9. Nederlandse positie

Nederland kan op hoofdlijnen instemmen met het voorstel voor officiële controles. Het voorstel biedt een goed kader voor hoe de BA’s van de lidstaten dienen te controleren in de voedselketen. Nederland steunt de versterking van de risicogebaseerde benadering en de uitbreiding van het voorstel naar controles op de terreinen van plantgezondheid en teeltmateriaal en dierlijke bijproducten. Nederland steunt het streven naar vereenvoudiging en vermindering van regeldruk en zal kritisch blijven volgen of dit ook wordt waargemaakt. Verder zal Nederland kritisch zijn op de bevoegdheden die aan de Commissie worden gedelegeerd (gedelegeerde en uitvoeringshandelingen) en zal bij de behandeling van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen er sterk op sturen dat een toename van regeldruk wordt tegengegaan.

Nederland kan tevens instemmen met de voorstellen voor transparantie ten aanzien van controleresultaten, verplichte onaangekondigde controles om fraude tegen te gaan, afschrikwekkende boetes en verbeterde samenwerking tussen de lidstaten. Deze maatregelen stelt de Commissie mede voor naar aanleiding van de voedselfraude (paardenvlees).

Inspectietarieven

Het voorstel voorziet in verplichte uitbreiding van de heffing van retributies naar alle sectoren. Nederland staat in beginsel positief tegenover het streven van de Commissie om de financiering van het toezicht in de lidstaten onafhankelijker te maken van overheidsfinanciën om zodoende de kwaliteit ervan in Europa zeker te stellen. Het voorstel voor deze uitbreiding zal echter moeten worden beoordeeld aan de hand van de kabinetsvisie «Maat houden» uit 1996. Uitgangspunt bij de doorberekening van inspectiekosten in de retributies is het individuele profijtbeginsel. Dit zou kunnen betekenen dat retributies niet naar alle categorieën bedrijven kunnen worden uitgebreid.

Nederland is tegen de voorgestelde voorschriften om microbedrijven uit te zonderen van inspectiekosten en deze kosten uit de huidige krappe overheidsbudgetten te betalen. Nederland stemt niet in met dit onderdeel van het voorstel. Naast de hoge extra lasten die dit met zich meebrengt voor de rijksoverheid, kan dit leiden tot veranderende concurrentieverhoudingen binnen de verschillende branches en het vermijden door bedrijven van controlekosten door via splitsing/oprichting van nieuwe BV’s controlekosten te vermijden. Bovendien worden hierdoor de positieve prikkels voor ondernemers die in het voorstel zitten (minder inspecties bij goede prestaties) voor een groot deel teniet gedaan. Opvallend is dat dit voorstel om microbedrijven verplicht vrij te stellen van het betalen van retributies niet strookt met de eigen bevindingen van de Commissie in de impact assessment (zie punt 3).

Op het gebied van invoer- en uitvoercontroles komt het voorstel op hoofdlijnen overeen met de Nederlandse wensen. Dit is relevant voor Nederland gezien de grote invoer/uitvoer/doorvoerstromen via Rotterdam en Schiphol en de verantwoordelijkheid als «poort naar Europa» om insleep van ziektes en import van onveilige producten tegen te gaan. Voor de importcontroles bijvoorbeeld is het goed dat gekozen wordt voor een meer risicogebaseerde benadering. De Douane dient ruimte te behouden om verplichte controles aan te kondigen in die gevallen dat het aankondigen geen risico oplevert en wenselijk is.

Nederland zal kritisch zijn op aspecten die mogelijk negatieve consequenties hebben op de logistieke processen rond de handelsstromen (ondermeer ten aanzien van regeldruk en het niveau van overheidsdienstverlening), zoals het informatiemanagementsysteem voor officiële controles (betreft digitale uitwisseling van controlegegevens) dat de Commissie voorstelt (IMSOC) en het mogelijk maken in de secundaire regelgeving van het verleggen van de fysieke fytosanitaire inspecties van de buitengrens naar een erkende inspectieplaats binnen de EU. Nederland kan deze uitbreiding in het IMSOC steunen wanneer interoperabiliteit met nationale systemen (zowel die van lidstaten als derde landen) en het voldoen aan internationale standaarden voor elektronische gegevensuitwisseling voldoende geborgd worden. De Commissie dient samen met de lidstaten het management en beheer van IMSOC verder uit te werken.

Naar boven