22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1931 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij een fiche, die werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening meerjarenplan kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Fiche: Verordening meerjarenplan kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee

1. Algemene gegevens

  • a) Titel: Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad.

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument: 6 oktober 2014

  • c) Nr. Commissiedocument: COM(2014) 614

  • d) Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=1042325

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SWD (2014) 290, SWD (2014) 291

  • f) Behandelingstraject Raad: Raad voor Landbouw en Visserij

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken

2. Essentie voorstel

  • a) Inhoud voorstel

    Het voorstel van de Europese Commissie betreft een meerjarig meersoortenbeheerplan voor drie vissoorten in de Oostzee, te weten kabeljauw, haring en sprot. Het nieuwe plan is nodig om de bestanden tegelijkertijd aan de doelstelling van Maximale Duurzame Opbrengst (Maximum Sustainable Yield – MSY) te laten voldoen. De meersoortenbenadering is nodig vanwege de nauwe biologische relatie tussen deze drie vissoorten. Met dit nieuwe plan wordt het oude kabeljauwherstelplan uit 2007 vervangen. Voor haring en sprot was er nog geen meerjarenplan.

    Het plan beschrijft de MSY-doelstellingen die bereikt moeten zijn in 2015, de minimale referentiegrootte van de omvang van de bestanden (indien bekend), en de handelwijze in het geval de bestanden onder deze minimale referentiegrootte komen. Verder worden gedelegeerde bevoegdheden toegekend aan de Europese Commissie voor 1) de vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van in deze visserij gebruikelijke bijvangstsoorten, te weten schol, bot, tarbot en griet, 2) voor maatregelen met betrekking tot de aanlandplicht1, en 3) technische maatregelen zoals kenmerken en gebruik van het vistuig. Belanghebbende lidstaten kunnen gezamenlijke aanbevelingen indienen voor deze gedelegeerde handelingen. Tenslotte wordt een aantal oude technische – en controlebepalingen ingetrokken en is voorzien in een evaluatie van het plan om de zes jaar.

  • b) Impact assessment Commissie

    Er zijn drie scenario’s onderzocht, te weten 1) status quo van de huidige situatie, 2) de drie soorten elk afzonderlijk onder één beheerplan met MSY-doelstelling en individuele bestandsbeoordeling, 3) alle drie soorten gezamenlijk onder één beheerplan met beoordeling volgens meersoortenbenadering.

    De Commissie oordeelt dat het van belang is om alle drie de soorten onder één plan te brengen. Niet alleen voor het bereiken van de MSY doelstelling, maar ook om een MSC-keurmerk2 te kunnen voeren voor de Oostzeeharing. Gelet op de onzekerheden die het wetenschappelijk advies in optie 3 met zich meebrengt, gaat de voorkeur van de Commissie uit naar optie 2.

3. Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling

  • a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

    Het visserijbeleid is Europees beleid. Dit wordt het Gemeenschappelijk Visserijbeleid genoemd. Europese visserijregels moeten overbevissing voorkomen en zorgen voor duurzame visbestanden. De EU en de Nederlandse overheid stimuleren visbedrijven om duurzame vismethodes te ontwikkelen.

    Nederland heeft daarnaast jarenlang aangedrongen op een meerjarenplan voor de pelagische bestanden in de Oostzee.

  • b) Beoordeling en inzet ten aanzien van dit voorstel.

    Nederland is voorstander van de toepassing van meerjarenplannen op het gebied van het beheer van visbestanden. Hiermee kan op korte termijn worden bijgedragen aan het herstel en op lange termijn aan het duurzaam beheer van visbestanden. Bovendien draagt het bij aan stabiliteit van de vissector omdat er meer zekerheid over vangstmogelijkheden wordt gecreëerd hetgeen positief is voor de bedrijfsplanning van bedrijven actief in de vissector.

    De doelstellingen zijn uitgedrukt in reikwijdtes (ranges) van MSY, overeenkomstig het advies van de International Council for the Exploration for the Sea (ICES). Nederland steunt deze aanpak. Met deze reikwijdtes wordt namelijk flexibiliteit geboden om de vangstmogelijkheden naar gelang de omstandigheden goed op elkaar af te stemmen.

    Nederland stelt vraagtekens bij de streefdatum van 2015 voor het bereiken van MSY aangezien er in de Raad Landbouw en Visserij op 13 en 14 oktober een verklaring door direct betrokken lidstaten is afgegeven dat MSY pas in 2016 zal worden bereikt. Nederland steunt het advies van de wetenschappelijk Technisch en Economische adviesraad voor de Visserij van de Commissie (STECF) dat het instrument «visserij-inspanning» niet langer nodig is in een regime met een aanlandplicht.

    Gelet op de uitkomsten van het impact assessment, deelt Nederland de opvatting van de Europese Commissie dat ervoor gekozen moet worden om de drie vissoorten elk afzonderlijk onder één beheerplan met MSY-doelstelling en individuele bestandsbeoordeling te brengen.

  • c) Eerste inschatting van het krachtenveld.

    Naar verwachting zal dit voorstel kunnen rekenen op een brede steun van de Baltische lidstaten. Het initiatief voor dit voorstel is genomen door BALTFISH; het overlegorgaan voor de Baltische lidstaten, industrieën en NGO’s. Daarnaast zal er naar verwachting steun voor het voorstel zijn van diverse andere lidstaten die, net als Nederland, hebben aangedrongen op een beheerplan voor pelagische vissoorten.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

  • a) Bevoegdheid

    De Europese Unie is bevoegd op grond van artikel 3, lid 1, onder d) van het VWEU en artikel 43 lid 2, van het VWEU (exclusieve bevoegdheid) en op grond van artikelen 7, 9 en 46 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (commissie bevoegd tot het opstellen van instandhoudingsmaatregelen en het opstellen van een beheerplan).

  • b) Subsidiariteit

    Niet van toepassing, want de EU beschikt over een exclusieve bevoegdheid op dit beleidsterrein.

  • c) Proportionaliteit

    De Nederlandse houding ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het gekozen rechtsinstrument, een verordening, introduceert een meerjarenplan en meersoortenbenadering die noodzakelijk is om de doelstelling van duurzame exploitatie van onderhavige visbestanden te verzekeren. Bovendien draagt deze bij aan stabiliteit in de vissector omdat er meer zekerheid over vangstmogelijkheden wordt gecreëerd voor bedrijven actief in de vissector.

    Het gekozen rechtsinstrument, een verordening, draagt zo bij aan het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid om te zorgen voor een binnen de Unie uniform economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de visbestanden.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

  • a) Consequenties EU-begroting:

    Geen

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden:

    Geen.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger:

    Geen, Nederland heeft geen visserijbelangen in de Oostzee.

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger.

    Geen.

  • e) Gevolgen voor concurrentiekracht

    Geen

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo):

    Geen.

  • b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

    Het voorstel bevat gedelegeerde handelingen op het gebied van de vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van in deze visserij gebruikelijke bijvangstsoorten, voor maatregelen met betrekking tot de aanlandplicht, en technische maatregelen. Nederland steunt dit. Lidstaten in de regio kunnen namelijk aanbevelingen doen voor deze specifieke bepalingen. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om sneller aanpassingen aan regelgeving te kunnen doen indien dat nodig is.

  • c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

    1 januari 2015. Nederland stelt vraagtekens bij de streefdatum van 2015 voor het bereiken van MSY, aangezien er in de Raad Landbouw en Visserij op 13 en 14 oktober 2014 een verklaring door direct betrokken lidstaten is afgegeven dat MSY pas in 2016 zal worden bereikt.

  • d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

    Het voorstel kent een zes jaarlijkse evaluatiebepaling. Nederland is voorstander van een dergelijke bepaling.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

Dit voorstel leidt niet tot additionele lasten in uitvoering of handhaving.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Er zijn geen consequenties voor ontwikkelingslanden.


X Noot
1

De aanlandplicht betekent dat (ongewenste) bijvangst door vissers verplicht aan wal moet worden gebracht en niet teruggegooid mag worden in zee.

X Noot
2

Het Marine Stewardship Council-keurmerk (MSC) staat op visproducten die afkomstig zijn van duurzame visserij.

Naar boven