22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1996 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2015

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij een fiche, die werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Herschikking verordening datacollectie gemeenschappelijk visserijbeleid

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Fiche: Herschikking verordening datacollectie gemeenschappelijk visserijbeleid

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (herschikking)

b) Datum ontvangst Commissiedocument

18/06/2015

c) Nr. Commissiedocument

COM(2015) 294

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

n.v.t.

f) Behandelingstraject Raad

Landbouw en Visserijraad

g) Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken

h) Rechtsbasis

Artikel 43, tweede lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

i) besluitvormingsprocedure Raad

Gewone wetgevingsprocedure – gekwalificeerde meerderheid in de Raad

j) rol Europees Parlement

Medebeslissing

2. Essentie voorstel

  • Inhoud voorstel

    De datacollectieverordening regelt de verzameling, het beheer en gebruik van wetenschappelijke data voor de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De verordening dient te worden aangepast aan de nieuwe basisverordening (COM(2013)1380) en de nieuwe financieringswijze (Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij, hierna: EFMZV). Naast dat de bestaande verordening effectief is gebleken voor het verzamelen van data, zijn na evaluatie een aantal verbeterpunten benoemd. Hier wordt in het voorstel invulling aan gegeven:

    • Te verzamelen data worden voortaan in een meerjarenprogramma EU (hierna: MJP) vastgesteld via een gedelegeerde handeling. Regionale Coördinatiegroepen, die bestaan uit deskundigen van de lidstaten, de Commissie en eindgebruikers van de gegevens, en STECF (Scientific, Technichal and Economic Committee on Fisheries) worden van tevoren geraadpleegd.

    • Er wordt een grote flexibiliteit nagestreefd. Op deze manier kan de dataverzameling beter aansluiten bij de behoefte van de eindgebruikers, internationale adviesorganen als de «International Council for the Exploration of the Sea» (hierna: ICES) en STECF, en wordt voorkomen dat onnodige data verzameld worden.

    • Ook is het de bedoeling dat meer data beschikbaar komen over het effect van de visserij op het ecosysteem en over de effecten van de aanlandplicht. Daarnaast zullen de effecten van de aquacultuur beter in kaart gebracht worden en zal explicieter worden ingezet op sociaal-economische gegevens ter ondersteuning van de beleidsvorming.

    • De toe te passen onderzoeksmethodes worden niet langer voorgeschreven in de verordening. Deze zullen worden uitgewerkt in op te richten Regionale Coördinatiegroepen (hierna: RCG). RCG’s bestaan uit deskundigen van de lidstaten, de Europese Commissie en de betrokken eindgebruikers van de gegevens.

    • Vanaf 1 januari 2014 loopt financiering van de datacollectieverordening via het EFMZV. De verordening wordt aangepast op deze nieuwe situatie.

    • De kaders voor dataverzameling door de lidstaten worden opgenomen in het EFMZV operationeel programma en nader uitgewerkt in een nationaal werkprogramma.

    • Vereenvoudiging is een belangrijk bijkomend doel. Dit wordt bereikt door een geleidelijke vermindering van administratieve lasten, door te werken met procesdoelen in plaats van voorschriften en door overlappingen met andere dataverzameling weg te halen.

  • Impact assessment Commissie

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland vindt dat dataverzameling een zeer belangrijk instrument is voor het gemeenschappelijk visserijbeleid. Visquota en andere technische maatregelen hebben in Nederlandse visie hun basis in degelijk wetenschappelijk onderzoek. Het verzamelen van data wordt zoveel mogelijk afgestemd met de Noordzee-buurlanden ten behoeve van een optimale inzet van middelen. Nederland heeft met de lidstaten een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Lidstaten zijn van elkaar afhankelijk voor het aanleveren van bruikbare data.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Nederland juicht de beoogde vereenvoudiging en flexibilisering toe. Ook richt het voorstel zich op een betere internationale afstemming en een betere afstemming met de eindgebruikers.

Wel ziet Nederland liever dat het meerjarenprogramma EU wordt vastgesteld via een uitvoeringshandeling. Het is belangrijk dat lidstaten zeggenschap houden over de hoeveelheid te verzamelen data om te voorkomen dat de financiële last onevenredig toeneemt. Enkel de consultatie van Regionale Coördinatiegroepen, deskundigen en STECF, zoals nu het voorstel is, is hierin te beperkt.

Nationale Correspondenten, de aanspreekpunten namens de lidstaten voor de Europese Commissie, zouden ook zitting moeten hebben in de Regionale Coördinatiegroepen. Hier is nu niet in voorzien.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Op basis van een eerste bespreking op Raadswerkgroep niveau is de inschatting dat de meeste lidstaten Nederland steunen in bovenstaande standpunten. De positie van het Europees Parlement is nog moeilijk in te schatten.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie (artikel 3, eerste lid, onder d, van VWEU).

b) Subsidiariteit

Niet van toepassing.

c) Proportionaliteit

Positief. Het doel, vereenvoudiging en meer flexibiliteit, wordt door aanpassing van de verordening bereikt.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Cofinanciering gebeurt via het EFMZV. In het voorstel wordt deze systematiek opgenomen.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden:

Het voorstel geeft slechts in algemene omschrijvingen weer welke data verzameld dienen te worden door de lidstaten. Een meer gedetailleerde omschrijving hiervan zal per gedelegeerde handeling worden vastgesteld. Vooral op het vlak van ecoysteemeffecten van de visserij kan dit leiden tot een grote extra verplichting tot dataverzameling. Omdat de middelen voor datacollectie in het EFMZV zijn gemaximeerd kan dit ertoe leiden dat lidstaten extra middelen dienen te reserveren voor dataverzameling. Voor deze eventuele toekomstige financiële gevolgen geldt dat deze dienen te worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels voor de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Geen consequenties.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Meer flexibiliteit in de dataverzameling, waarin deze herschikking voorziet, maakt het mogelijk de dataverzameling beter af te stemmen op de behoefte van de eindgebruiker. Dit leidt naar verwachting tot een lagere regeldruk, als gevolg van bijvoorbeeld door de synergie met andere dataverzamelingen zoals dataverzameling voor de mariene strategie van de Europese Unie.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Geen gevolgen.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo):

Geen consequenties.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het meerjarenprogramma wordt vastgesteld via een gedelegeerde handeling. Op grond van artikel 25 van de basisverordening voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (verordening (EU) nr. 1380/2013) rust op de lidstaten de verplichting om de voor het visserijbeheer noodzakelijke gegevens te verzamelen overeenkomstig de in dat artikel vastgelegde doelstellingen en beginselen. Met het meerjarenprogramma EU wordt beoogd de inspanningen van alle lidstaten om voornoemde gegevens te verzamelen te coördineren (overweging 12). Daarmee ziet het meerjarenprogramma met name op een uniforme toepassing door de lidstaten. Bovendien kan de inhoud van het meerjarenprogramma naar de mening van Nederland grote gevolgen hebben voor de uitvoeringspraktijk, omdat dit programma bepalend is voor de hoeveelheid gegevens die lidstaten moeten verzamelen. In combinatie met het feit dat de financiële middelen voor datacollectie in het EFMVZ zijn gemaximeerd kan dit ertoe leiden dat lidstaten extra middelen dienen te reserveren voor dataverzameling. Het is daarom belangrijk dat lidstaten zoveel mogelijk invloed kunnen hebben op de vastlegging van de uitvoeringspraktijk. Om de hierboven genoemde redenen acht Nederland het passend dat het meerjarenprogramma door middel van een uitvoeringshandeling tot stand komt.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De aanpassingen die lidstaten (eventueel) moeten doorvoeren vloeien voort uit het MJP dat door de Commissie wordt opgesteld. In de toelichting bij het voorstel noemt de Europese Commissie eind 2016 als mogelijke streefdatum waarop het totale pakket (MJP en nationale plannen) zou moeten zijn afgerond.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:

Het voorstel is gebaseerd op een evaluatie van de geldende verordening. De Commissie ziet samen met het STECF toe op de voortgang van de werkprogramma’s in het bij artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde Comité voor visserij en aquacultuur. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering en de werking van deze verordening.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

De implicaties voor de uitvoering hangen af van de exacte inhoud van het MJP en de werkwijze zoals deze wordt vastgesteld door de RCGs.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen implicaties

Naar boven