21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 884 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2015

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die 22 oktober jl. plaatsvond te Luxemburg. De vergadering op 23 oktober is komen te vervallen.

Daarnaast informeer ik u over enkele andere onderwerpen die niet op de Raad besproken zijn. Het betreft:

  • de controleverordening binnen het dier- en plantgezondheidspakket;

  • de verordening diepzeevisserij noordoostelijke deel Atlantische Oceaan;

  • het rapport van de Europese Rekenkamer over de implementatie van visserijpartnerschapsakkoorden;

  • het rapport van de Europese Rekenkamer over doeltreffendheid van EU-steun aan houtproducerende landen om illegale houtkap te bestrijden;

  • het correctievoorstel GMO Groente en Fruit.

Onderwerpen Landbouw- en Visserijraad

Er zijn na het versturen van de geannoteerde agenda van deze Raad (Kamerstuk 21501-32, nr. 879) nog twee agendapunten toegevoegd door het voorzitterschap. Het betreft:

  • nieuwe veredelingstechnieken voor planten en dieren (informatie van de Duitse delegatie); en

  • terugkoppeling Visegrad +4 vergadering (informatie van de Tsjechische delegatie).

Vangstmogelijkheden Oostzee 2016

(politiek akkoord)

De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over de maximaal toegestane vangstmogelijkheden (TACs) voor het jaar 2016 in de Oostzee (zie: ST 11675/15). Over mijn inzet heeft uw Kamer eerder een fiche ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 1486).

Nederland heeft geen visserijbelangen in de Oostzee. Het kabinet hecht eraan dat het beheer van visserijbestanden in alle Europese wateren op duurzame wijze wordt gerealiseerd. Ik ben dan ook tevreden met het politieke akkoord dat gebaseerd is op wetenschappelijk advies met het doel om de MSY (maximale duurzame opbrengst) te bereiken. Om dit te bereiken zijn de meeste TACs voor Oostzee haring-, sprot-, zalm- en kabeljauwbestanden gereduceerd. Ik ben ook positief over de afschaffing van de zeedagen, aangezien dat past bij de invoering van de aanlandplicht en binnen de bredere ambitie om regelgeving te vereenvoudigen.

Enkele lidstaten die visserijbelangen hebben in Oostzee hadden er moeite mee dat met het vaststellen van de TAC voor het bestand van Westelijke kabeljauw in de Oostzee, ook rekening gehouden werd met de recreatieve visserij. In het compromisvoorstel is de recreatieve visserij daarom buiten de berekeningen gelaten. Besloten is dat een werkgroep vanuit de betrokken lidstaten met voorstellen komt hoe de vangsten van de recreatieve visserij meegenomen kunnen worden. Ook is, gelet op de toestand van het westelijke kabeljauwbestand, besloten tot een sluiting van de visserij van 15 februari tot 1 april 2016.

Enkele lidstaten, waaronder Nederland, hebben de Europese Commissie verzocht om naast de gebruikelijke 10% een extra percentage van 15% ongebruikte vangstmogelijkheden voor pelagische bestanden mee te kunnen nemen naar 2016. Dit verzoek vond plaats in het licht van het voortdurende exportverbod naar Rusland. De Europese Commissie gaf aan open te staan voor een ophoging van de interjaarlijkse flexibiliteit, mits dit wetenschappelijk onderbouwd kan worden. De Raad ging akkoord met een verhoging van 15% voor de soorten haring, horsmakreel en sprot. Voor makreel werd, gelet op het advies van International Council of the Exploration of the Sea (ICES), besloten tot een ophoging van de TAC met 7,5% bovenop de reguliere 10%.

Vangstmogelijkheden Europese Unie en Noorwegen 2016

(gedachtewisseling)

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de aanstaande jaarlijkse bilaterale onderhandelingen tussen de Europese Unie en Noorwegen over de visserij-overeenkomst voor 2016. De eerste ronde van onderhandelingen zal plaatsvinden van 15 tot 20 november a.s. en de tweede ronde van 30 november tot 4 december a.s. De Europese Commissie streeft ernaar de onderhandelingen vóór de Raad van december a.s. af te ronden, zodat de resultaten kunnen worden opgenomen in de EU-verordening met TACs en quota.

Tijdens de gedachtewisseling stonden twee punten centraal (zie: ST 12468):

  • 1. De aanpak die de Europese Unie moet hanteren voor de belangrijkste gezamenlijk beheerde gedeelde bestanden in de Noordzee en in het Skagerrak;

  • 2. De wijze waarop het overleg moet worden gevoerd en de vraag welke andere bestanden die voor Noorwegen van belang zijn, kunnen worden gebruikt voor de quotaruil met Noorwegen.

Nederland hecht groot belang aan een goede relatie met Noorwegen op visserijgebied, omdat het gezamenlijke beheer een aantal voor Nederland belangrijke visbestanden betreft. Dit beheer moet in overeenstemming zijn met de doelstellingen en principes van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Ik ben daarom van mening dat de TACs moeten worden vastgesteld op basis van het wetenschappelijk advies volgens de regels van de meerjarenbeheerplannen en MSY. Veel lidstaten gaven aan dit eveneens belangrijk te vinden.

Bij de uitruil van visserijmogelijkheden zijn voor Nederland vooral de TACs voor blauwe wijting en schol in de Noordzee van belang. In ruil krijgt de Europese Unie Arctische kabeljauw van Noorwegen. Maar Nederland heeft geen aandeel in de Arctische kabeljauwquota en profiteert dus niet van dit aanbod. Nederland heeft in het verleden meer gegeven dan gekregen. Tot nu toe was blauwe wijting het belangrijkste ruilmiddel om tot een acceptabele balans tussen de Europese Unie en Noorwegen te komen. Gezien het lage advies voor de TAC voor dit bestand het komend jaar, zal ook naar andere middelen gezocht moeten worden.

Ik ben van mening dat niet automatisch alle door Noorwegen aangeboden Arctische kabeljauw moeten worden afgenomen. Door andere lidstaten werd dit ook benadrukt. De lidstaten die Arctische kabeljauw ontvangen moeten naar mijn mening ook bijdragen aan een gebalanceerde uitkomst. Meerdere lidstaten gaven aan dat deze balans in eerste instantie gevonden moet worden met vis die niet afkomstig is uit de Noordzee.

Nederland heeft in de Raad verder zijn grote zorgen uitgesproken over het besluit van het ICES om de MSY-niveaus voor onder andere Noordzee schol te verlagen. Dit komt mijns inziens niet overeen met de toestand van het bestand. Nederland heeft de Europese Commissie gevraagd naar een oplossing hiervoor. Ik wil voor de schol een TAC-verhoging met 15%, conform de tweede fase van het EU-Meerjarenplan voor schol en tong. Nederland heeft richting de Europese Commissie benadrukt dat de grote schommelingen in de ICES-adviezen in de praktijk tot ingewikkelde besluitvorming leiden.

De Europese Commissie gaf aan vertrouwen te hebben dat er een evenwichtige uitkomst bereikt zal worden, waarbij rekening gehouden wordt met de belangen van de lidstaten en de uitdagingen van het afgelopen jaar. Zij gaf aan ernaar te streven de onderhandelingen afgerond te hebben voor de Raad in december a.s.

Klimaatslimme landbouw

(gedachtewisseling)

Tijdens de Raad is van gedachten gewisseld over de relatie tussen landbouw en klimaatverandering en hoe te komen tot een klimaatslimme landbouw (zie: ST 12693/15). De discussie werd gevoerd rond twee centrale vragen: welke instrumenten ter vermindering van broeikasgasemissies zijn belangrijk en hoe kan op EU-niveau de link tussen wetenschap en de landbouwpraktijk versterkt worden. Er zijn ter introductie drie presentaties gegeven door deskundigen.

Nederland heeft aangegeven het belangrijk te vinden dat alle sectoren, dus ook de landbouw, een bijdrage leveren aan het verminderen van broeikasgasemissies. De landbouw heeft zelf ook baat bij het tegengaan van klimaatverandering, omdat deze kan leiden tot een daling van de landbouwopbrengsten. Meerdere lidstaten gaven dit aan. Nederland zet zich vanuit de wereldwijde voedselzekerheidsopgave in voor klimaatslimme landbouw via drie pijlers: verhoging van duurzame landbouwproductie, terugdringing van broeikasgasemissie door de landbouw en aanpassing van landbouw- en voedselsystemen aan klimaatverandering. De Nederlandse landbouw heeft de afgelopen periode een bovengemiddelde terugdringing van emissie van broeikasgassen gerealiseerd, als onderdeel van de verduurzamingsopgave.

Nederland heeft veel te bieden op het gebied van innovatie, kennis en expertise vanuit onder andere kennisinstellingen.

Kennisuitwisseling tussen lidstaten over relevante innovaties is belangrijk. Nederland heeft hierbij als voorbeeld gegeven de uitwisseling op het gebied van mestvergisting voor de productie van groen gas. Door gerichte kennisuitwisseling kunnen innovaties sneller op boerenbedrijven beschikbaar komen. De beschikbaarheid van innovaties voor boerenbedrijven werd door veel lidstaten als een belangrijk punt benoemd. Meerdere lidstaten gaven daarnaast aan dat het European Investment Partnership een belangrijke rol speelt bij de verspreiding van kennis.

Nederland heeft de Global Alliance for Climate Smart Agriculture, die ik samen met de Wereldbank en de FAO heb geïnitieerd, genoemd als voorbeeld van wereldwijde samenwerking op het gebied van klimaatslimme landbouw.

Daarnaast heeft Nederland de Europese Commissie opgeroepen om zo snel mogelijk een derogatie mogelijk te maken, zodat dierlijke mest beter benut kan worden en het gebruik van kunstmest teruggedrongen kan worden. Dit zou dan mogelijkheden scheppen voor bijvoorbeeld mineralenconcentraat.

Veel lidstaten gaven aan dat hoewel landbouw klimaatverandering mede veroorzaakt, het ook een deel van de oplossing kan zijn. De landbouw en bosbouw zorgen namelijk ook voor opname van koolstof. Ook moet er volgens sommige ingezet worden op bewustwording bij de landbouwers van de gevolgen van klimaatverandering en hun rol daarin. Veel lidstaten merkten op dat het huidige Gemeenschappelijk Landbouwbeleid al instrumenten bevat om met klimaatverandering om te gaan.

Frankrijk bracht nogmaals het initiatief onder de aandacht over koolstofopslag in de grond (zie: ST 13222/15), dat in de Raad van juli 2015 is aangekondigd (Kamerstuk 21501–32, nr. 850). De Europese Commissie en veel lidstaten spraken hun steun uit voor dit initiatief, waaronder Nederland.

De Europese Commissie gaf aan prioriteit te geven aan klimaat, wat te zien is in de EU-begroting en het EU-beleid. Verder gaf zij aan dat innovatie in de landbouw verder gestimuleerd moet worden.

Het voorzitterschap gaf aan een brief aan de voorzitter van de Milieuraad te sturen met daarin een samenvatting van deze discussie en de mogelijke oplossingen. Het wil dat de Landbouw- en Visserijraad nauw betrokken blijft bij de discussie over de klimaatveranderingen die effect hebben op de landbouw.

Diversen

Duurzame gewasbescherming

(informatie van de Nederlandse delegatie)

In de Raad d.d. 13 juli jl. heb ik aangegeven voorstander te zijn van versnelling in het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming (Kamerstuk 21501–32, nr. 850). Om dit te bereiken zou moeten worden ingezet op de vergroening van het middelen- en maatregelpakket, door dit uit te breiden met biologische, natuurvriendelijke en alternatieve middelen en maatregelen.

Daarbij is het wel van belang dat dit niet ten koste gaat van de beschikbaarheid van de toegelaten middelen. Diverse lidstaten hebben aangegeven de versnelling van het bereiken van duurzame gewasbescherming een belangrijk onderwerp te vinden. In deze Raad heeft Nederland de Europese Commissie opgeroepen om een expertgroep in te stellen om de transitie naar een verduurzaming van gewasbescherming te versnellen (ST 12769/15). Bijvoorbeeld door procedures voor goedkeuring en toelating van laag-risico stoffen en middelen in de Verordening gewasbescherming te vereenvoudigen en versnellen. De expert groep moet een implementatieplan voor deze acties opleveren.

Een groot aantal lidstaten heeft Nederland hierin gesteund en aangegeven dat zij deel willen uitmaken van deze expertgroep. Ook de Europese Commissie vond het oprichten van een expertgroep een goed idee.

Rapporten van de Europese Commissie over de verordening inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing

(informatie van de Franse delegatie)

Frankrijk heeft de Europese Commissie verzocht om de rapporten beschikbaar te stellen over de noodzaak van specifieke bepalingen in de verordening inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen (peutermelk), voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing (sportdrank) (zie: ST 12735/15). Duidelijkheid over de status van deze producten is nodig omdat er nieuwe regelgeving in de maak is die mogelijk grote gevolgen kan hebben op het productieproces voor fabrikanten.

Enkele lidstaten steunden het verzoek van Frankrijk om snelle publicatie van de rapporten.

De Europese Commissie gaf aan de afgelopen tijd veel werk te hebben verzet door gegevens te verzamelen over onder andere de markt en de standpunten van de verschillende lidstaten. De analyse van deze gegevens is bijna afgerond en de rapporten zullen zo spoedig mogelijk gepubliceerd worden.

Terugkoppeling over een ministeriële conferentie over genetisch gemodificeerde organismen (GGO)-vrije landbouw

(informatie van de Sloveense delegatie)

Slovenië gaf een terugkoppeling van de ministeriële conferentie over GGO’s (zie: ST 12600/2/15). Deze conferentie vond op 21 augustus jl. plaats in Slovenië en werd gehouden en marge van een internationale landbouwtentoonstelling.

Tijdens deze bijeenkomst is een verklaring opgesteld door Oostenrijk, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Cyprus, Hongarije, Italië, Kosovo, Litouwen, Macedonië, Polen, Servië en Slovenië voor het behoud van een landbouw zonder genetische modificatie van gewassen in Europa. Het doel hiervan is om er voor te zorgen dat er voldoende niet genetisch gemodificeerde (GG-vrije) eiwitgewassen en veevoeders in Europa worden geteeld.

In de declaratie wordt een aantal conclusies getrokken, die tijdens de Raad zijn gepresenteerd. De belangrijkste conclusies zijn:

  • 1. Het is een taak om een duurzame ontwikkeling van de landbouw te verzekeren die leidt tot veilig voedsel door productiemethoden die geen bedreiging vormen voor de biodiversiteit en het milieu en die leiden tot behoud van diversiteit aan tradities en productiemethoden in de landbouw;

  • 2. Er zijn nog steeds vragen over de langetermijngevolgen voor het milieu;

  • 3. Er moet een gemeenschappelijk beleid komen om te verzekeren dat er mogelijkheden zijn voor GGO-vrije teeltzones in Europa;

  • 4. Er zijn zorgen over het voorstel van de Europese Commissie voor een opt-out voor de import van genetisch gemodificeerde voedermiddelen en de mogelijke gevolgen daarvan voor het functioneren van de interne markt;

  • 5. Er moet aandacht zijn voor de traceerbaarheid van GG-vrije producten en het verstrekken van betrouwbare informatie aan de consumenten over GGO’s.

Nederland heeft aangegeven, zoals ik dat in de Raad van 13 juli jl. ook gedaan heb, het niet eens te zijn met het voorstel van de Europese Commissie over de mogelijkheid voor de lidstaten het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of verbieden (COM (2015) 177). Een BNC-fiche over dit voorstel is naar uw Kamer gezonden (Kamerstuk 32 414, nr. 3).

Sinds 5 april 2015 is de nationale teeltbevoegdheid in werking getreden. Lidstaten kunnen zelf beslissen of zij deze mogelijkheid willen implementeren. Nederland heeft, evenals meerdere andere lidstaten, aangegeven de nationale teeltbevoegdheid voor GG-teelt te gaan implementeren.

Enkele lidstaten spraken hun zorgen uit over het signaal dat mogelijk uit kan gaan van de verklaring, namelijk dat het gebruik van GGO’s een risico met zich meebrengt voor gezondheid en milieu. Dat is niet terecht.

De Europese Commissie gaf over de verklaring aan dat deze grotendeels in lijn is met de initiatieven die de Europese Commissie de afgelopen tijd heeft gedaan. Zij wijst erop dat GGO’s enkel kunnen worden gebruikt in het milieu na een zeer strenge risicobeoordeling. Het door een enkele lidstaat geopperde voorstel om import van genetisch gemodificeerde soja voor veevoeder te vervangen door eigen geproduceerd soja, werd door de Europese Commissie als onrealistisch bestempeld, omdat binnen de Europese Unie de vraag het aanbod ver overstijgt.

Terugkoppeling bijeenkomst G7-landen over antimicrobiële resistentie

(informatie van de Duitse delegatie)

Duitsland gaf een terugkoppeling van de bijeenkomst van de G7-ministers van volksgezondheid die 8 en 9 oktober 2015 plaatsvond (ST 12933/15). Eurocommissaris Andriukaitis was ook aanwezig. De G7-landen willen zich wereldwijd inzetten om te zorgen dat antibiotica alleen gebruikt kan worden indien dit voorgeschreven is door dierenartsen en humane artsen. Hiermee willen zij het antibioticaverbruik verminderen.

Nederland heeft aangegeven dat het zich inzet om antibioticaresistentie tegen te gaan. Het is een urgente grensoverschrijdende problematiek, die zowel op mondiaal als nationaal niveau aangepakt moet worden. Nederland heeft aangegeven dat het tegengaan van antibioticaresistentie een prioriteit is tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. Voor de ministeriële «One Health» conferentie over antibioticaresistentie van 9 en 10 februari 2016 die Nederland organiseert, is in de Raad aangegeven dat alle EU-ministers van Landbouw en Volksgezondheid uitgenodigd worden. Eén van de doelen van de conferentie is om breed draagvlak te krijgen voor een EU-actieplan voor de bestrijding van antibioticaresistentie. Dit plan zal dienen als follow-up van het actieplan Antibioticaresistentie 2012–2016 van de Europese Commissie.

Meerdere lidstaten onderschreven de geuite zorgen en pleitten voor een mondiale aanpak, aangezien bacteriën zich immers niet aan landsgrenzen houden. Zij wezen op het belang van goede samenwerking tussen de diergeneeskunde en humane geneeskunde.

De Europese Commissie was verheugd met de politieke steun voor het tegengaan van antibioticaresistentie en gaf aan zich voor deze problematiek in te zetten. Zij noemde de One Health-benadering daarbij belangrijk.

Nieuwe veredelingstechnieken voor planten en dieren

(informatie van de Duitse delegatie)

De laatste jaren zijn er nieuwe veredelingstechnieken ontwikkeld die ook van toepassing kunnen zijn op plant en dier. Naar verwachting zullen er in de toekomst meer nieuwe veredelingstechnieken ontwikkeld worden. Duitsland ziet de voordelen van de nieuwe veredelingstechnieken, maar stelt tegelijkertijd de vraag aan de orde of deze technieken onder de regelgeving van genetisch gemodificeerde gewassen (GG-gewassen) (Richtlijn 2001/18/EC) moeten vallen of niet, en als ze er wel onder vallen of zij dan worden vrijgesteld van deze regelgeving (ST 13179/15).

Nederland heeft in de Raad aangegeven het een goede zaak te vinden dat de Europese Commissie bezig is met een juridische duiding van de nieuwe veredelingstechnieken. Nederland vraagt hiervoor al lang de aandacht. Ik ben van mening dat de nieuwe veredelingstechnieken kansen bieden op het gebied van voedselzekerheid, duurzaamheid en voedselkwaliteit. Deze kansen moeten we benutten. Ik zie dat de Europese toelatingsprocedure op dit moment door bedrijven belemmerend wordt ervaren vanwege de lange duur en de onzekere uitkomst.

Voor de gewassen die met deze technieken tot stand komen, wil Nederland dat deze worden vrijgesteld van de procedure voor de toelating van genetische gemodificeerde organismen. Uiteraard alleen als duidelijk is dat gewassen geteeld met deze technieken net zo veilig zijn als gewassen geteeld op reguliere wijze.

In ieder geval ben ik van mening dat producten die gemaakt zijn met cisgenese vrijgesteld zouden moeten worden van de regelgeving over GGO. Door de European Safety Authority (EFSA) is namelijk aangetoond dat er met cisgenese net zo veilige gewassen geteeld worden als op reguliere wijze. Dit heeft Nederland dan ook ingebracht in de Raad en een enkele lidstaat ondersteunde dit punt.

Enkele lidstaten ondersteunden de roep van Duitsland om duidelijkheid. Enkele gaven aan de traceerbaarheid van GGO’s belangrijk te vinden. Sommige andere lidstaten merkten hierbij wel op dat regelgeving niet mag leiden tot onnodige belemmeringen voor het bedrijfsleven. De Europese Commissie is bezig met een juridische analyse om te zien of de nieuwe veredelingstechnieken onder de GGO-wetgeving vallen. Mocht dat inderdaad zo zijn, dan spreekt het voor zich dat producten vervaardigd met die technieken moeten voldoen aan de eisen voor onder andere etikettering en goedkeuring, aldus de Europese Commissie. Zij verwacht de analyse eind dit jaar af te ronden waarna de conclusie zal worden voorgelegd aan de Raad.

Terugkoppeling Visegrad +4 vergadering

(informatie van de Tsjechische delegatie)

Als vertegenwoordiger van de Visegradgroep, bestaande uit Hongarije, Polen, Slowakije en Tsjechië, gaf laatstgenoemde een terugkoppeling van de vergadering van deze groep met Bulgarije, Oostenrijk, Roemenië en Slovenië (ST 12914/15). De vergadering van 26 augustus jl. ging over de huidige marktontwikkelingen, fraude in de voedselketen en landbeheer. Een uitkomst was dat er betere uitwisseling van gegevens moet komen om fraude in de voedselketen te identificeren en aan te pakken. De genoemde landen roepen op om zo snel mogelijk het elektronische informatie uitwisselingssysteem in te stellen (Administrative Assistance and Cooperation System (AACS)). Daarnaast concludeerde de groep dat goede voorbeelden van duurzaam landgebruik gedeeld moeten worden tussen landen.

De Europese Commissie gaf aan dat zij verwacht dat het AACS tegen het einde van dit jaar actief kan zijn. Het systeem moet autoriteiten helpen met grensoverschrijdende naleving van de regelgeving omtrent voedselveiligheid. Daarnaast gaf zij aan te streven naar het stimuleren van een goed landbeheer. Het delen van voorbeelden van goede praktijken kan hieraan bijdragen.

Lunchbijeenkomst Kwekersrecht

Het Luxemburgse voorzitterschap heeft een lunchbespreking tijdens deze Raad georganiseerd als follow-up van het seminar van het Communautair Bureau voor Plantenrassen (CPVO) van juni 2015 en het diversenpunt dat Nederland inbracht bij de Raad van 13 juli jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 850) over kwekersrecht en de uitspraak van de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau (EOB) (ST 12943/15).

De Grote Kamer van Beroep van het EOB heeft voor de zomer van 2015 een uitspraak gedaan die het kwekersrecht, dat speciaal voor het beschermen van plantenrassen is ontworpen, uitholt. Deze uitspraak maakt het mogelijk dat plantgerelateerde uitvindingen die het resultaat zijn van klassieke veredeling in beginsel patenteerbaar zijn, mits zij aan de overige voorwaarden voldoen. Een vergaande patentering van planteneigenschappen betekent dat de toegang tot genetische bronnen kan worden belemmerd, omdat de octrooiwetgeving een systeem van licentieverlening kent en niet zoiets kent als een veredelingsvrijstelling.

Deze uitspraak gaat ook in tegen de octrooiwetten in Nederland en Duitsland. Nederland en Duitsland hebben expliciet bepaald dat het resultaat van klassieke veredeling niet gepatenteerd kan worden.

Inmiddels heeft ook de Landbouwcommissie van het Europees parlement in een debat op 13 oktober jl. onverdeeld het belang van aandacht voor deze kwestie onderstreept en de Europese Commissie opgeroepen aandacht te geven aan het heroverwegen van de juridische kaders.

Nederland heeft tijdens de lunch nogmaals aangegeven ongelukkig te zijn met de juridische uitspraak van de Grote Kamer van Beroep van het EOB. Met deze uitspraak worden natuurlijke eigenschappen van planten patenteerbaar, waarmee publiek eigendom privaat bezit wordt. De keuzevrijheid voor boeren en consumenten wordt hierdoor mogelijk beperkt. Daar ben ik geen voorstander van. Bovendien bestaat het risico dat met patenten innovatie wordt geblokkeerd en dat een beperkt aantal partijen zich een dominante positie verschaft. De sector, bestaand uit grote, multinationaal opererende bedrijven, maar ook uit vele midden- en kleinbedrijven moet de ruimte hebben voor innovatie en boeren en consumenten moeten hun keuzevrijheid behouden. Dit is goed voor de Europese concurrentiekracht, voor voedselzekerheid en biodiversiteit.

Nederland is daarom van mening dat er gewerkt moet worden aan een herstel van de balans tussen het kwekersrecht en octrooirecht. Nederland heeft dan ook het voorstel van het Luxemburgs voorzitterschap gesteund om naar aanleiding van de lunchbespreking een gezamenlijke brief te sturen naar de voorzitter van de Raad voor Concurrentievermogen met de oproep het punt over kwekersrecht daar met de juiste aandacht op de agenda te zetten. Het rapport van een door de Europese Commissie ingestelde expertgroep kan daarvoor een goede basis zijn. Dat rapport moet er wat Nederland betreft dan ook zo snel mogelijk komen.

Tijdens de lunchbespreking hebben veel lidstaten de Nederlandse positie gesteund. Ook de Europese Commissie vindt herstel van genoemd evenwicht belangrijk, maar ziet de oplossing niet primair in het wijzigen van de bio-octrooirichtlijn. Betere samenwerking tussen het EOB en het Europees kwekersrechtbureau is noodzakelijk en daarvoor zal de Europese Commissie zich inzetten. Het rapport van de eerdergenoemde expertgroep zal begin 2016 verschijnen.

Overige onderwerpen niet geagendeerd op de Raad

Controleverordening

Ik heb u voor de zomer geïnformeerd over de voortgang over het Dier- en Plantgezondheidspakket (Kamerstuk 33 643, nr.17). Hierbij informeer ik u over de ontwikkelingen die zich hebben voortgedaan op de controleverordening (COM (2013) 265) die deel uitmaakt van dit pakket.

Op 14 oktober jl. heeft het ambtelijke voorportaal van de Raad, het Coreper, een compromis bereikt over het voorstel voor de Controleverordening en heeft het Luxemburgse voorzitterschap een onderhandelingsmandaat gekregen voor de onderhandelingen met het Europees parlement in een triloog. Het akkoord stond als A-punt op de agenda van de Milieuraad op 26 oktober jl. geagendeerd. Bij de totstandkoming van het compromis waren er twee discussiepunten: de financiering van de officiële controles (retributies) en de rol van de officiële dierenarts bij de import -en hygiënecontroles. Om tot een compromis te komen is op beide punten besloten dicht bij de status quo te blijven. Voor Nederland ziet het compromis er goed uit. Het Luxemburgse voorzitterschap streeft ernaar dit jaar een politiek akkoord over de controleverordening te bereiken.

U ontvangt binnenkort een voortgangsrapportage over het plant- en diergezondheidspakket.

Verordening diepzeevisserij noordoostelijke deel Atlantische Oceaan

Het Luxemburgse voorzitterschap heeft en marge van de Raad aangegeven voortgang te willen maken met besluitvorming over het in 2012 door de Europese Commissie gepresenteerde voorstel voor een Verordening diepzeevisserij noordoostelijke deel Atlantische Oceaan (COM(2012) 371). De Raad heeft tot op heden geen eerste lezing vastgesteld.

Het Europees parlement stelde in december 2013 haar eerste lezing vast. Het Europees parlement kiest voor een aanpak om kwetsbare mariene ecosystemen (KME’s) te identificeren en die te sluiten voor visserij. Het Europees parlement stelt dit in de plaats van het voorstel van de Europese Commissie dat uitging van een uitfasering van het gebruik van bodemtrawls. Het Europees parlement maakt die keuze omdat dit consistent is met de aanpak van bescherming van ecosystemen in andere oceanen.

De afgelopen maanden is het voorstel van het Europees parlement en de Raad in de Raadswerkgroep besproken. Het Luxemburgse voorzitterschap werkt aan een compromistekst die uitgaat van de KME-benadering aangevuld met een verbod op bodemtrawling vanaf 800 meter diepte.

In de Raadswerkgroep blijkt het overgrote deel van de lidstaten dit compromisvoorstel te kunnen steunen. Spanje, Polen, Portugal en Letland steunen de KME-benadering eveneens maar wijzen het aanvullende dieptecriterium af. Nederland heeft zich, bij het oorspronkelijke voorstel, al uitgesproken als voorstander van het verbod op bodemtrawling. Nederland hecht immers groot belang aan de bescherming van het diepzee-ecosysteem. Het huidige compromisvoorstel sluit goed aan op deze wens. Ik ben voornemens het compromisvoorstel te steunen als dat uitgaat van de door het Europees parlement voorgestelde KME-benadering aangevuld met een verbod op bodemtrawling vanaf 800 meter.

Het Luxemburgse voorzitterschap zal naar verwachting de verkennende trilogen met het Europees parlement starten.

Rapport Europese Rekenkamer over implementatie visserijpartnerschaps-akkoorden

Op 20 oktober jl. presenteerde de Europese Rekenkamer (ERK) een rapport over de implementatie van de visserijpartnerschapsakkoorden1. Het belang en de actualiteit ervan is reden dat ik u een reactie op dit rapport stuur. Als eerste, initiële toelichting informeer ik u als volgt.

Hoewel de ERK oordeelt dat de akkoorden over het algemeen goed worden beheerd door de Europese Commissie, constateert zij tegelijkertijd dat er op onderdelen sprake is van tekortkomingen en doet zij aanbevelingen voor verbeteringen.

Ik ben blij met dit uitgebreide onderzoek van de ERK naar de visserijpartnerschapsakkoorden. De akkoorden vormen een voor Nederland belangrijk aspect van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Ze zijn van belang voor de Nederlandse visserijsector en we hechten altijd groot belang aan principes van duurzaamheid die in het GVB centraal staan.

Het rapport biedt naar mijn mening ook belangrijke aanbevelingen die kunnen bijdragen aan betere vangstregistratie, regionale strategieën om de consistentie in de regio's te verbeteren en aanbevelingen over de sectorale steun. Dit laatste is ook altijd een belangrijk punt in mijn inzet tijdens de voorbereiding van de onderhandelingen.

Het rapport verdient dus in mijn ogen grondige bestudering en bespreking. Ik zal de komende periode bezien op welke wijze dit kan worden vormgegeven, ook gelet op het aanstaande Nederlandse EU-voorzitterschap.

Rapport Europese Rekenkamer over doeltreffendheid EU-steun aan hout producerende landen om illegale houtkap te bestrijden

Op 22 oktober jl. heeft de Europese Rekenkamer een rapport uitgebracht over de doeltreffendheid van de EU-steun aan houtproducerende landen in het kader van het FLEGT-actieplan2. Dit FLEGT-actieplan, gepresenteerd in 2003, is het EU-actieplan inzake wetshandhaving, goed bestuur en handel in de bosbouw (Forest Law Enforcement, Governance and Trade, FLEGT) tegen illegaal hout. In het actieplan wordt een vernieuwende aanpak uiteengezet voor de bestrijding van illegale houtkap en worden de ontwikkelingslanden gesteund in hun streven naar goed bestuur met behulp van de stimulansen die de Europese interne markt in dit verband kan bieden. De belangrijkste onderdelen van het actieplan zijn steun voor beter bestuur in houtproducerende landen en een vergunningensysteem om te garanderen dat alleen legaal hout de EU binnenkomt. Later is het plan, mede op aandrang van Nederland, versterkt met een wettelijke maatregel, de zogenaamde EU-Houtverordening.

De ERK heeft zich vooral gericht op de inzet van de financiële middelen van EU in houtproducerende landen en doet een aantal belangrijke aanbevelingen om de doeltreffendheid te verbeteren. Daarnaast spreekt de Rekenkamer zich ook duidelijk uit over de aanpak in Europa zelf; de EU moet intern orde op zaken stellen. Ik onderschrijf deze bevinding. Nederland heeft sinds het in werking treden van de EU-houtverordening regelmatig de Commissie en lidstaten erop aangesproken de Verordening te implementeren en te handhaven. Het ondermijnt anders de geloofwaardigheid van de EU om houtproducerende landen buiten de EU op hun gedrag aan te spreken.

De publicatie van het rapport komt net voor de te verwachten publicatie van de evaluatie van de EU-Houtverordening en de wat later verwachte evaluatie van het bredere EU-FLEGT-actieplan die momenteel uitgevoerd worden door de Europese Commissie. Rapportages van deze evaluaties worden eind van dit jaar respectievelijk begin volgend jaar verwacht.

Dit rapport van de Rekenkamer verdient nadere bestudering maar moet in samenhang gezien worden met de nog te verwachten resultaten van de evaluaties. Wel wil ik vooruitlopend daarop bezien hoe we als EU steviger kunnen optreden en handhaven om te voorkomen dat «fout hout» op de EU-markt komt, ook uit bossen binnen de EU.

Correctievoorstel GMO Groente en Fruit

Zoals u weet heeft de Europese Commissie de afgelopen jaren een aantal audit onderzoeken gedaan naar de correcte uitvoering van de Gemeenschappelijke Marktordening Groente en Fruit. Over de audit onderzoeken uitgevoerd in 2009 en 2011 bevindt Nederland zich nog in de afrondende fase van de apurementsprocedures.

Ik wil u informeren over het recent ontvangen voorgenomen correctiebesluit naar aanleiding van de audit in 2009. Dit voorlopige besluit is op donderdag 22 oktober jl. behandeld in het Comité van de Landbouwfondsen. Dit is de laatste stap voordat de Commissie een definitief correctiebesluit neemt.

Het voorstel van de Europese Commissie bedraagt een correctie van 52 miljoen euro. De oorspronkelijke verwachting van het correctievoorstel bedroeg een veelvoud van dit bedrag waarbij in het ergste geval kon worden uitgegaan van een bedrag van 187 miljoen euro. In de hoor- en wederhoorprocedures die vooraf zijn gegaan aan het uiteindelijke correctievoorstel is reeds, met succes, bezwaar gemaakt tegen onderdelen van het oorspronkelijke correctievoorstel. Na de eerste hoor – en wederhoor fase heeft de Commissie haar correctie bijgesteld naar 72 miljoen euro. Als resultaat van de tweede hoor- en wederhoor fase heeft de Commissie de correctie nogmaals met 20 miljoen euro naar beneden bijgesteld tot het huidige bedrag van 52 miljoen euro.

Het voorgenomen correctiebesluit staat open voor beroep. Voor het overgebleven gedeelte van de correctie zie ik echter geen mogelijkheden meer om in beroep te gaan. In het licht van de door de Europese Commissie geconstateerde tekortkomingen worden door de Europese Commissie, met in acht name van de toepasselijke richtsnoeren voor het opleggen van correcties, naar mijn mening de toepasselijke sancties opgelegd. Er zijn geen juridische gronden om hier tegen in verweer te gaan en een beroepsprocedure zal naar mijn mening dan ook niet leiden tot een andere uitkomst. Bovendien zou een beroepsprocedure een langere periode van onzekerheid met zich brengen, hetgeen niet in het belang is van de sector.

Als gevolg van het correctiebesluit worden van Nederland corrigerende maatregelen geëist. Nederland is op grond van de Europese regelgeving in beginsel verplicht om de onrechtmatig geoordeelde steun bij de eindbegunstigden terug te vorderen. Mede naar aanleiding van de bevindingen van de audits van de Europese Commissie heb ik reeds alle terugvorderingen ingesteld die ik naar mijn mening op grond van de toepasselijke regelgeving kan instellen.

Zodra de correctie definitief wordt, zal deze moeten worden afgedragen aan het Europees Landbouwgarantiefonds. Dit bedrag kan worden gefinancierd door de begrotingsreserve apurement die bestemd is voor het betalen van dergelijke financiële correcties van de Europese Commissie. Omdat een correctie over de in 2009 uitgevoerde audit al was voorzien, is dit bedrag reeds gereserveerd.

Tevens kan ik u mededelen dat de Europese Commissie recent een nieuw conformiteitsonderzoek naar de Gemeenschappelijke Marktordening Groente en Fruit is gestart. Wanneer de Europese Commissie haar bevindingen kenbaar maakt is nog niet bekend. Wel heeft zij aangegeven te streven naar een snellere afhandeling van de apurementsprocedures.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Speciaal Rapport van de Europese Rekenkamer No 11/2015: Are the Fisheries Partnership Agreements well managed by the Commission?

X Noot
2

Speciaal Rapport van de Europese Rekenkamer No 13/2015: EU support to timber-producing countries under the FLEGT action plan

Naar boven