21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 764 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2014

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 17 februari a.s., alsmede over mijn inzet tijdens die bijeenkomst. Tevens informeer ik u over een onderhandelingsmandaat voor een nieuw protocol in het kader van de visserijpartnerschapsovereenkomst met Mauritanië.

Daarnaast doe ik met deze brief gestand aan een aantal toezeggingen om u nader te informeren in het Algemeen Overleg over de nationale implementatie van het Gemeenschappelijk Landouwbeleid met uw Kamer op 18 december 2013. Dit betreft het tijdschema rondom de implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid («GLB») in relatie tot het proces inzake de indiening van plannen in het kader van het Plattelandontwikkelingsprogramma («POP 3») en de overgangsmaatregel voor vezelgewassen in 2014.

Agenda Landbouw- en Visserijraad 17 februari 2014

In de Raad zal het Grieks voorzitterschap haar werkprogramma presenteren. Daarna zal de Europese Commissie een presentatie geven over haar voorstel inzake de herziening van de schoolfruit- en schoolmelkprogramma’s. De Raad zal een debat houden over de stand van zaken op de zuivelmarkt, in navolging van de conferentie gehouden op 24 september 2013 over de ontwikkeling van de zuivelsector na 2015. Tevens zal gesproken worden over het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen.

Onder «diversen» staat de implementatie van het Innovatiepartnerschap Productieve & Duurzame Landbouw op de agenda. De Europese Commissie zal daarover informatie verstrekken. Verder zal Litouwen informatie verstrekken over de conclusies van de 34e bijeenkomst van directeuren van Europese betaalorganen. Ook heeft Litouwen verzocht om bespreking van de uitbraak van de Afrikaanse varkenspest. Op mijn verzoek staat de «Climate-Smart Agriculture Alliance» geagendeerd.

Werkprogramma Grieks voorzitterschap

(presentatie Grieks voorzitterschap)

Tijdens de Raad zal het Grieks voorzitterschap een presentatie geven van het voorzitterschapsprogramma.

Op het gebied van landbouw zal het Grieks voorzitterschap inzetten op een soepele implementatie van het nieuwe GLB. Daarbij zal onder meer de concurrentiepositie van boeren in de keten een punt van aandacht zijn. Verder zal het voorzitterschap aandacht besteden aan kwaliteitsaanduidingen, landbouw in ultraperifere gebieden, en het aanpassen van wetgeving aan het Lissabonverdrag.

Ten aanzien van veterinaire en fytosanitaire onderwerpen zal het voorzitterschap zich richten op voortzetting van onderhandelingen over het plant- en diergezondheidspakket. Ten aanzien van visserij zal het Grieks voorzitterschap inzetten op het afronden van de onderhandelingen over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij en op een effectieve implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

Ik kan de inzet van het voorzitterschap ondersteunen en zal in de Raad de presentatie van het Griekse programma aanhoren.

Voorstel herziening schoolfruit- en schoolmelkprogramma’s

(presentatie Europese Commissie)

De Europese Commissie zal tijdens de Raad een presentatie geven van haar voorstel om de bestaande regelingen voor schoolmelk en schoolfruit te bundelen en te versterken. Doel hiervan is de consumptie van groenten/fruit en melk bij kinderen, die een dalende trend vertoont, te bevorderen. Door versterking van de educatieve maatregelen wordt beoogd bij kinderen een basis te leggen voor gezonde eetgewoonten, om daarmee de strijd tegen onder meer obesitas aan te gaan.

Het voorstel voorziet in een kader voor de distributie van groenten, fruit en melk aan kinderen in scholen met daarbij versterkte educatieve maatregelen, om een link te leggen met landbouw en de variëteit van de producten, en onderwerpen zoals gezondheid en milieu. Door de combinatie van de regelingen in een gemeenschappelijk kader wordt beoogd de organisatorische en administratieve lasten voor nationale autoriteiten, scholen en leveranciers te beperken en de regeling efficiënter te maken.

Zoals reeds afgesproken in het kader van de nieuwe Gemeenschappelijke Marktordening voor Landbouwproducten die per 1 januari 2014 is ingegaan (onderdeel van het nieuwe GLB) stelt de Europese Commissie voor om voor de nieuwe regeling een budget van € 230 miljoen per schooljaar uit te trekken (€ 150 miljoen voor schoolfruit/groenten en € 80 miljoen voor melk). Lidstaten hebben de mogelijkheid maximaal 15% van de van hen toegekende enveloppe voor groenten/fruit over te hevelen naar melk en vice versa.

Uit oogpunt van subsidiariteit zal ik mij negatief opstellen ten aanzien van dit voorstel zoals uw Kamer eerder aangegeven in de brief van 21 juni 2013 van de Minister van Buitenlandse Zaken over de subsidiariteitsexcercitie (Kamerstuk 22 112, nr. 1650). Ik onderschrijf de doelstelling van de regeling maar het kabinet is van mening dat dit niet op Europees niveau geregeld hoeft te worden.

Follow-up van conferentie «De EU-zuivelsector: ontwikkelingen na 2015»

(debat)

De Raad zal van gedachten wisselen over de follow-up van de zuivelconferentie gehouden op 24 september 2013. In de Landbouw- en Visserijraad van 16–17 december 2013 heeft Commissaris Ciolos reeds verslag gedaan van de uitkomsten van de vorig jaar gehouden conferentie.

Doordat meer lidstaten dan gebruikelijk afstevenen op quotumoverschrijding, zal mogelijk de roep om aanbodregulering na 2015 ook weer toenemen. De verwachting is dat de Europese Commissie zal aangeven in juni 2014 met concrete voorstellen te zullen komen van mogelijke (aanvullende) maatregelen die nodig zouden zijn om in te kunnen spelen op de situatie ná april 2015.

Ik ben tevreden over de toegenomen marktgerichte oriëntatie van de zuivelmarkt. Wel ben ik bezorgd over het feit dat als gevolg van de gunstige ontwikkelingen in de markt en de toename van de melkproductie, de zuivelproducenten in het laatste quotumjaar naar verwachting geconfronteerd zullen worden met een (grotere) overschrijding van het melkquotum en daardoor te maken krijgen met een (hogere) heffing. Ik heb tijdens de Raad van december gepleit voor een «zachte landing» voor het laatste quotumjaar, door aanpassing van de zogenaamde vetcorrectiefactor.

Ik ben tegen aanbodregulering. Het druist in tegen de uitgangspunten van het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid en het besluit uit 2008 om de zuivelquotering per 31 maart 2015 af te schaffen. Met het zuivelpakket heeft de sector instrumenten gekregen om prijsfluctuaties te beperken en de marktmacht van de primaire producenten te vergroten. In crisissituaties is er ook voor de zuivelsector een vangnet. Daarmee biedt het pakket voldoende maatregelen beschikbaar en acht ik aanbodregulering niet nodig.

Voorstel voor voorlichting- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten

(debat)

Het voorstel van de Europese Commissie voor voorlichting- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten is gericht op verbetering van het huidige beleid op het gebied van voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten op de interne markt en in derde landen. Uw Kamer is op 20 december jl. over het voorstel geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 1758).

Ik ben van mening dat afzetbevordering een zaak van de sector zelf is. Afzetbevordering zou niet via (communautair) overheidsbeleid moeten worden geregeld. Ook ben ik kritisch op de voorgestelde verhoging van het budget.

Gelet op het Europees krachtenveld (een duidelijk gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is positief over de subsidiariteit van het voorstel) ziet het er naar uit dat de regeling door de Raad zal worden aangenomen. Ik vind het dan met name van belang dat de regeling vooral wordt gebruikt om sturing te geven aan verantwoorde consumptie van producten, door aandacht voor kwaliteitsproducten die milieu- en diervriendelijk en duurzaam worden geproduceerd en met aandacht voor gezondheid. De sierteeltproducten vallen onder de reikwijdte van de regeling, maar de promotie van deze producten zal zich, zeker op de interne markt, wel moeten richten op producten met specifieke meerwaarde en niet reguliere sierteeltproducten zoals dat op dit moment mogelijk is. Verder vind ik het belangrijk dat programma’s geen afbreuk doen aan de werking van de interne markt en het open internationaal handelssysteem volledig in acht nemen. Ook hecht ik aan vereenvoudiging van de regelgeving.

Europees Innovatiepartnerschap Productieve en Duurzame Landbouw («EIP»)

(informatie Grieks Voorzitterschap)

Het Europese Innovatiepartnerschap Productieve & Duurzame Landbouw heeft tot doel partners uit de landbouwpraktijk en het onderzoek bij elkaar te brengen en de uitwisseling tussen onderzoek en praktijk te versterken om innovatieve oplossingen voor een productieve landbouw en maatschappelijke problemen te ontwikkelen.

Verschillende actoren op het platteland kunnen zich met steun vanuit het POP3 organiseren in groepen om zo gezamenlijk innovatieve toepassingen te ontwikkelen. Daarnaast is het voor deze zogenaamde «operationele groepen» ook mogelijk om onderzoeksinstellingen in te schakelen om bij te dragen aan de totstandkoming van de gezamenlijke innovatieve toepassingen. Voor de financiering van onderzoek kan een beroep worden gedaan op middelen uit Horizon 2020.

Ik sta positief tegenover dit EIP. De werkwijze die de Europese Commissie voorstelt (innovatie op basis van behoefte van de actoren op het platteland) sluit aan bij de gangbare Nederlandse agro-innovatiepraktijk. Hierin voeren ondernemers vraaggedreven innovatieprojecten uit. De Europese Commissie heeft eveneens zulke projecten voor ogen.

Conclusies 34e bijeenkomst conferentie directeuren Europese betaalorganen

(informatie Litouwen)

Tijdens de Raad zal gesproken worden over de uitkomsten van de 34e Conferentie van directeuren van Europese betaalorganen, die van 23–25 oktober 2013 in Vilnius plaatsvond. Deze conferenties worden halfjaarlijks door het voorzitterschap georganiseerd. De uitvoering van het GLB staat hierin centraal.

Belangrijk onderwerp tijdens de conferentie waren de hoge gemiddelden van foutenpercentages bij het uitkeren van bedragen door Europese landbouwfondsen. Zowel de Europese Commissie als de Europese Rekenkamer spraken hierover hun zorg uit. De betaalorganen gaven aan dat de op onderdelen toegenomen complexiteit van het nieuwe GLB nieuwe risico's kunnen introduceren en riepen op om tot een actieplan te komen.

Ik deel de zorg en vind het belangrijk dat de betaalorganen nauw betrokken blijven bij de verdere implementatie van het nieuwe GLB.

Uitbraak Afrikaanse varkenspest

(verzoek Litouwen)

In Litouwen is eind januari 2014 Afrikaanse Varkenspest (AVP) uitgebroken bij wilde varkens. Litouwen zal mogelijk tijdens de Raad de Commissie – vooruitlopend op een uitbraak van AVP bij gehouden varkens – financiële compensatie vragen voor commerciële schade ten gevolge van marktverstoringen.

Nederland heeft cofinanciering van preventieve maatregelen tegen AVP altijd gesteund. Extra financiële steun en compensatie van marktschade bij een uitbraak van AVP bij gehouden varkens kan Nederland echter niet ondersteunen. In geval van een uitbraak kan de betreffende lidstaat voor de directe schade financieel gecompenseerd worden volgens de geldende Europese regels. Het is niet gebruikelijk om indirecte schade ten gevolge van een dierziektecrisis te vergoeden. Dit zou kunnen leiden tot onwenselijke precedentwerking. Nederland steunt een eventueel verzoek om bij voorbaat financiële compensatie voor indirecte schade toe te zeggen daarom niet.

Climate-Smart Agriculture Alliance

(verzoek Nederland)

Het realiseren van klimaat-slimme landbouw is vanuit het oogpunt van verhoging van de duurzame voedselproductie een speerpunt van de Nederlandse regering. Klimaat-slimme landbouw is nodig om voedselzekerheid voor 9 miljard mensen in 2050 te bewerkstelligen. Eind 2010 heeft daarom een grote mondiale conferentie over het thema klimaat-slimme landbouw («climate-smart agriculture») plaatsgevonden in Den Haag. Nederland stond daarmee aan de wieg van het concept. In 2012 en 2013 hebben nog twee mondiale vervolgconferenties in Vietnam en Zuid-Afrika plaatsgevonden waarbij Nederland onder meer als co-host haar medewerking heeft verleend.

Als vervolg op deze drie «Global Conferences on Agriculture, Food Security and Climate Change» zet ik mij in voor de ontwikkeling van een alliantie voor climate-smart agriculture om lopende en toekomstige klimaat-slimme acties te bundelen en om partnerschappen te stimuleren. De formele lancering van de alliantie is het hoogtepunt van drie onderling samenhangende processen.

Dit zijn de ontwikkeling van het partnerschap, het opstellen van een handvest en de ontwikkeling van een werkprogramma, met inbegrip van duidelijk benoemde prioriteiten en maatregelen. Formele lancering van de alliantie is voorzien voor september dit jaar tijdens de Klimaattop van de Verenigde Naties in New York.

Ik zal in de Raad aandacht vragen voor de ontwikkeling van de alliantie voor climate-smart agriculture teneinde de alliantie tot bloei te laten komen en engagement te creëren voor de verdere ontwikkeling ervan.

Overig

Protocol Mauritanië

De Europese Commissie heeft het onderhandelingsmandaat voor een nieuw protocol in het kader van de visserijpartnerschapsovereenkomst met Mauritanië aan de Raad voorgelegd. Het huidige protocol was afgesloten voor een periode van twee jaar en loopt in december 2014 af.

Het huidige protocol had een zeer moeizame start. De sector was ontevreden over de technische voorwaarden van het protocol. Als gevolg hiervan heeft de EU-vloot het afgelopen jaar slechts de helft van de geboden vangstmogelijkheden gebruikt. Om de benutting te verbeteren hebben Mauritanië en de EU in de loop van 2013 twee keer afspraken gemaakt over de verbetering van de technische voorwaarden van het protocol.

In mijn brief van 15 oktober 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 753) heb ik u geïnformeerd over de laatste wijzigingen en aangegeven te verwachten dat het gebruik zal verbeteren. Die verwachting lijkt in ieder geval voor de benutting van de Nederlandse vloot uitgekomen. Op dit moment zijn vier Nederlandse vaartuigen actief in Mauritanië. Van het huidige protocol is een evaluatierapport opgesteld, dat is gebaseerd op de eerste elf maanden van het protocol, waarin relatief weinig is gevist. Deze periode is erg kort, zeker gezien de moeizame start van het protocol. Het levert dan ook geen nieuwe inzichten op. Het rapport wijst erop dat bij visserij in het kader van een protocol de duurzaamheid beter is gewaarborgd dan in een situatie waarin vaartuigen private overeenkomsten afsluiten. Ook wijst het rapport op de werkgelegenheid die het protocol oplevert, naar schatting in totaal 1.500 banen, zowel op de vaartuigen als aan wal, waarvan 148 in Mauritanië. Dit is door de relatief lage benutting wel lager dan in het voorgaande protocol.

Het protocol heeft nog niet bijgedragen aan versterking van de visserijsector in Mauritanië. De reden is dat de sectorale steun (jaarlijks € 3 miljoen) nog niet is uitgekeerd omdat de steun die beschikbaar was gesteld uit het vorige protocol nog niet volledig is benut.

Een nieuw protocol is volgens de evaluatoren economisch interessant, mits de Europese Commissie een betere inschatting maakt van het gebruik. Ik deel deze conclusie. De technische voorwaarden zijn daarbij mijns inziens cruciaal. Immers, deze bepalen mede de visserijmogelijkheden en daarmee de waarde van een eventueel nieuw protocol. Uiteraard moeten de voorwaarden wel voldoen aan de randvoorwaarden van duurzaamheid. Zo moeten de vangstmogelijkheden worden afgestemd op het surplus (het deel dat niet wordt benut door de lokale bevolking). De berekening hiervan moet transparant zijn en Mauritanië dient open te zijn over de vangsten van de vloot van derde landen als Rusland en China.

Traditioneel zijn EU-vaartuigen die in het kader van de partnerschapovereenkomst in Mauritaanse of Marokkaanse wateren vissen verplicht voor een deel Mauritaanse, dan wel Marokkaanse bemanningsleden aan boord te nemen.

Het principe dat het protocol moet bijdragen aan de lokale werkgelegenheid onderschrijf ik. Ook de pelagische sector onderkent het belang hiervan. Echter de huidige eis, dat zestig procent van de bemanningsleden (officieren uitgezonderd) uit Mauritaniërs moet bestaan, is in de praktijk niet werkbaar gebleken.

In een eventueel nieuw protocol moet hiervoor mijns inziens een goede oplossing worden gevonden.

Het huidige protocol en de afspraken die Mauritanië en de EU over de invulling ervan hebben gemaakt, houden bovendien onvoldoende rekening met de verantwoordelijkheid van de vlagstaat ten opzichte van de bemanning. Conform artikel 94 van het zeerechtverdrag is het de verantwoordelijkheid van de vlagstaat om aan te geven aan welke eisen bemanningsleden op zeevaartuigen onder haar vlag moeten voldoen. Het gaat dan om eisen met betrekking tot arbeidsvoorwaarden, training en certificering van vissers. In een nieuw protocol dienen daartoe garanties te worden opgenomen die er voor zorgen dat aan de eisen van de vlagstaat in deze wordt voldaan.

Het evaluatierapport is openbaar en zal op korte termijn beschikbaar komen op de site van de Europese commissie.

Ik ben voornemens in te stemmen met het mandaat.

Tijdschema implementatie GLB en proces indiening plannen in POP3

In het Algemeen Overleg met uw Kamer op 18 december 2013 heb ik toegezegd na het reces terug te komen op het tijdschema rondom de implementatie van het GLB, mede in relatie tot het proces rondom de indiening van plannen in POP3 in Brussel. Ik zal u in mei van dit jaar nader informeren over een verdere uitwerking van de eerste pijler, ruim voordat zaken in Brussel gemeld moeten worden (augustus).

Eerder spreek ik eerst nogmaals met de provincies over de invulling van POP3, zoals onder andere de jonge boeren regeling en een aantal uitvoeringsaspecten. Ik zal u na afloop van het gesprek met de provincies zoals toegezegd informeren over de financiering van POP 3 en aspecten rondom stadslandbouw, de positie van loonwerkers en jonge boeren. Het POP3 zal ik conform mijn brief aan de Tweede Kamer van 6 december 2013 (Kamerstuk 28 625, nr. 168) uitwerken en al eerder dan 1 mei moeten indienen bij de Europese Commissie.

U heeft in het Algemeen Overleg van 18 december jl. gevraagd hoe de tijdige indiening van POP3 zich verhoudt tot de discussie over sectoren die mogelijk in de knel komen als gevolg van de herverdeling in de eerste pijler. Ik voorzie geen problemen. Mocht deze discussie na aanleiding van mijn uitwerking van de eerste pijler aanpassingen van POP3 nodig maken, dan bestaat daarvoor de mogelijkheid volgens de Europese procedures. Ik zal dit voorbehoud binnen het programma ook met de provincies bespreken.

Overgangsmaatregel voor vezelgewassen in 2014

In mijn brief van 11 december 2013 (Kamerstuk 28 625, nr. 170) heb ik u geïnformeerd over het maatregelenpakket artikel 68 in 2014. In het Algemeen Overleg over de nationale implementatie van het GLB heb ik uw Kamer op 18 december 2013 toegezegd om voor 2014 een overgangsmaatregel voor vezelgewassen te treffen. Ik wil deze toezegging invullen door aan het maatregelenpakket de maatregel «Steun voor instandhouding van vezelgewassen» toe te voegen.

Omdat de maatregel nog slechts voor een jaar onder artikel 68 kan worden opengesteld, sluit ik bij de opzet van de maatregel zoveel mogelijk aan bij de openstelling in 2013. Wel vinden er enkele aanpassingen plaats. Zo is met ingang van 1 januari 2014 de modulatiekorting als gevolg van het inwerkingtreden van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader afgeschaft. De modulatiekorting was in 2013 10%.

Ter voorkoming van overcompensatie wordt het steunbedrag per hectare voor 2014 ook met 10% verlaagd tot een bedrag van € 270,– per hectare, zodat de nettovergoeding per hectare gelijk blijft.

Ik ben voornemens om voor 2014 het budget voor de maatregel ongewijzigd op € 930.000,– te laten. Door de verlaging van het steunbedrag per hectare zullen in vergelijking tot 2013 meer hectaren voor steun in aanmerking kunnen komen.

De maatregel zal worden opengesteld van 1 april 2014 tot en met 15 mei 2014.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven