18 Politie

Aan de orde is het VAO Politie (AO d.d. 20/6).

De voorzitter:

We gaan gelijk door naar het volgende verslag algemeen overleg en dat is het verslag van het algemeen overleg over de politie. Aanwezig is wederom de minister van Justitie en Veiligheid. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Van Nispen. Hij spreekt namens de fractie van de SP. Twee minuten voor u. Gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Agenten zitten al jaren op de nullijn. Ze zijn er al jaren niet op vooruitgegaan maar agenten hebben zich altijd heel loyaal opgesteld en hebben zich ook altijd heel flexibel opgesteld om collega's te vervangen en gaten in de roosters te vullen. Agenten zeiden nooit nee wanneer er een beroep op hen werd gedaan, maar dat had wel gevolgen, ook voor hun privéleven, omdat ze weer niet thuis konden zijn of weer onmogelijke diensten moesten draaien.

De minister wil wel onderhandelen met de bonden maar stelt vooraf vergaande eisen, onder andere dat agenten flexibeler moeten worden ingezet en moeten inboeten op hun arbeidsvoorwaarden. En die opstelling van de minister heeft agenten woedend gemaakt! Want als iemand de afgelopen jaren flexibel is geweest, dan zijn zij het wel, die politieagenten. Agenten gaan actie voeren en wij begrijpen dat heel erg goed. De SP zal die acties dan ook steunen.

Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de politiecapaciteit al jaren onder druk staat;

constaterende dat de cao-onderhandelingen tussen het kabinet en de politiebonden zijn vastgelopen;

constaterende dat het kabinet eisen stelt aan het toevoegen van extra capaciteit door het flexibiliseren van de arbeidsvoorwaarden;

verzoekt de regering deze voorwaarden te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Van Raak, Kuiken, Buitenweg en Bisschop.

Zij krijgt nr. 789 (29628).

Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Helder en mevrouw Helder spreekt namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik maak van de gelegenheid gebruik om een punt dat mijn fractie al heel vaak aan de orde heeft gesteld, nu in de vorm van een motie aan de orde te stellen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat geweld tegen agenten en andere functionarissen met een publieke taak onacceptabel is;

constaterende dat het, ondanks artikel 22b Wetboek van Strafrecht, nog steeds mogelijk blijkt om bij een poging tot geweld of geweld tegen agenten slechts een taakstraf op te leggen;

overwegende dat dit geweld, ook als het gaat om een poging tot geweld, een halt moet worden toegeroepen;

overwegende dat alleen straffen die in verhouding staan tot de ernst van deze delicten dit geweld kunnen stopzetten;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat geweldplegers tegen agenten en andere functionarissen met een publieke taak niet wegkomen met een taakstraf of geldboete en derhalve de wet aan te passen zodat tenminste een gevangenisstraf opgelegd dient te worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Helder en Arno Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 790 (29628).

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Den Boer en mevrouw Den Boer spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Ik wil de minister graag bedanken voor de beantwoording van de vragen tijdens het algemeen overleg Politie. De capaciteit van de politie staat heel erg in de schijnwerpers, maar ook kwaliteit is heel erg belangrijk voor de toekomst van de politie. En daar speelt het politieonderwijs een zeer cruciale rol in. Vandaar de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Inspectie JenV en de Politieonderwijsraad belangrijke aanbevelingen doen over de politieopleiding en -werving;

overwegende dat enerzijds de Politieacademie beter moet kunnen inspelen op een wisselende vraag vanuit het politiekorps;

overwegende dat anderzijds het politiekorps nog onvoldoende helder kan formuleren wat van de Politieacademie qua behoefte verlangd wordt;

constaterende dat vraag en aanbod tussen het politiekorps en Politieacademie beter op elkaar afgestemd moeten worden om tot een robuust en toekomstbestendig systeem van politieopleiding en -werving te komen;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe vraag en aanbod tussen het politiekorps en Politieacademie beter op elkaar afgestemd kunnen worden en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Den Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 791 (29628).

De voorzitter:

Dan motie twee.

Mevrouw Den Boer (D66):

De volgende motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit rapporten van de Inspectie JenV en de Politieonderwijsraad blijkt dat het politieonderwijs nog verbetering behoeft wat betreft kwaliteit van het politieonderwijs;

overwegende dat intensievere samenwerking met het reguliere onderwijsveld kan leiden tot het effectiever en sneller opleiden van politiemensen;

overwegende dat de Inspectie JenV is belast met het toezicht op het politieonderwijs en waar het geaccrediteerde opleidingen betreft dit toezicht namens de onderwijsinspectie uitvoert;

verzoekt de regering in samenspraak met ketenpartners uit zowel het onderwijsveld als de veiligheidsketen te onderzoeken op welke wijze de samenwerking tussen het politieonderwijs en het reguliere onderwijs geïntensiveerd kan worden en waar nodig de onderwijsinspectie hierbij te betrekken, en over de uitkomst hiervan de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Den Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 792 (29628).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van der Graaf. U spreekt namens de fractie van de ChristenUnie. Twee minuten voor u.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. De ChristenUnie vindt dat er veel meer aandacht moet komen voor de mentale weerbaarheid van politiemensen en het vroegtijdig herkennen van signalen van bijvoorbeeld PTSS. Het thuisfront speelt daarbij een belangrijke rol, maar is nu buiten beeld bij het vroegtijdig herkennen van signalen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het politiekorps maatregelen heeft genomen om psychosociale problemen zoals PTSS eerder te herkennen en beter bespreekbaar te maken, waaronder trainingen voor medewerkers en leidinggevenden;

constaterende dat een van de aanbevelingen uit de Blauwdruk mentale zorglijn van professor Gersons erop ziet om het thuisfront veel meer bij de organisatie te betrekken en daarbij te leren van Defensie;

van mening dat door ook het thuisfront te betrekken in de campagne, mentale weerbaarheid en psychische problemen onderwerpen zijn die politiemensen aan de "keukentafel" kunnen bespreken;

verzoekt de regering naar voorbeeld van Defensie het thuisfront te betrekken bij het versterken van de mentale weerbaarheid van politiemensen, de preventie en het vroegtijdig herkennen en bespreekbaar maken van psychosociale problemen zoals PTSS,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 793 (29628).

Dank u wel.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

De voorgaande motie heb ik mede ingediend namens collega Diks, die voor dit onderwerp aandacht heeft gevraagd bij Defensie.

Voorzitter, dan de tweede motie. Geestelijke verzorgers bij de politie bieden politiemensen begeleiding en hulp bij morele dilemma's en ethische vragen waarmee agenten te maken krijgen bij het politiewerk. Bij de begrotingsbehandeling hebben collega Van Dam en ik daar aandacht voor gevraagd. Er loopt nu een evaluatie en de minister heeft aangekondigd ook met een plan te komen. In dat licht dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat politiewerk politiemedewerkers confronteert met ingrijpende situaties en daaruit voortvloeiende zingevingsvraagstukken en morele dilemma's, identiteitsvragen en levensvragen;

constaterende dat diverse onderzoeken, zoals het onderzoek "Onder je pet praten" en het onderzoek "ZIN in politiewerk" de wenselijkheid van professionele geestelijke verzorging bij de politie hebben aangetoond;

verzoekt de regering voor de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid de Kamer te informeren over vorm, inrichting en capaciteit van een structurele professionele voorziening op het terrein van geestelijke verzorging binnen de politie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 794 (29628).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Dam. Hij spreekt namens de fractie van het CDA. Twee minuten voor u.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Ik heb één motie en ik beperk me tot het voorlezen daarvan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op 10 april 2018 de motie op stuk nr. 764 (29628), inhoudende dat direct na de zomer een ICT-plan aan de Kamer zou worden aangeboden, met algemene stemmen is aangenomen;

constaterende dat de regering per brief van 27 juni aangeeft dat de Kamer pas aan het eind van dit jaar nader geïnformeerd wordt;

van mening dat voorkomen moet worden dat 2018 een verloren jaar wordt, daar waar het gaat om de doorontwikkeling van de ICT bij de politie alsmede het toezicht van de Kamer daarop;

verzoekt de regering kort na het zomerreces de Kamer te informeren over de ICT-ontwikkeling bij de politie, in het bijzonder over de aanpak van de vernieuwing van de politieprocessen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam, Arno Rutte en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 795 (29628).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Krol. Hij spreekt namens de fractie van 50PLUS. Ook twee minuten voor u.

De heer Krol (50PLUS):

Dank u, mevrouw de voorzitter. 50PLUS kan niet anders dan groot respect uitspreken voor onze politiemensen. Wij pleiten dan ook al jaren voor een politiemedaille voor bijzondere verrichtingen en moed. We zijn blij dat de minister vertelt dat hij daar nu ook mee bezig is. Hij werkt aan de ontwikkeling, maar ja, dat is nog geen garantie dat zo'n medaille er ook komt.

Twee weken geleden schreef ik een opiniestuk in het AD over dit onderwerp. U wilt niet weten hoeveel positieve reacties daarop kwamen. Als ik dan denk aan die politieman die op 21 juni in Utrecht zijn leven waagde om mensen te redden tijdens een brand, denk ik: jammer dat die medaille er niet al is. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een medaille voor bijzondere moed zoals we die kennen bij de Koninklijke Marechaussee en de krijgsmacht, bij de nationale politie ontbreekt;

overwegende dat expliciete erkenning en waardering uiting geeft aan de dankbaarheid en het respect van de samenleving voor getoonde bijzondere inzet;

overwegende dat expliciete erkenning en waardering tevens bijdraagt aan de bevordering van de beroepstrots;

verzoekt de regering een medaille in te voeren bij de nationale politie voor daden van bijzondere moed, zelfopoffering en toewijding en/of zeer bijzondere dienstverlening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 796 (29628).

De heer Krol (50PLUS):

Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks. Twee minuten.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. Politieagenten zijn boos en komen waarschijnlijk op korte termijn in verzet als het aan de politievakbonden ligt. Zij ervaren dagelijks de gevolgen van de hoge werkdruk en de onderbezetting. De oplossing van de minister, eerst de flexibiliseringsagenda, en dus het inleveren van arbeidsvoorwaarden, accepteren en dan pas meer politiecollega's erbij, heeft iets weg van chantage. Door het stellen van voorwaarden is de minister aan het onderhandelen geraakt. Het past een minister niet om zo de politiemensen onder druk te zetten. GroenLinks roept de minister op om de komende cao-onderhandelingen niet te belasten met die druk en de politie te gunnen waar zij recht op heeft: een goede cao, die haar onmisbare professionele inzet op waarde weet te schatten.

Voorzitter. Ik heb een motie over het gebruik van stroomstootwapens.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de evaluatie van de pilot stroomstootwapens door de Politieacademie is afgerond;

overwegende dat gebleken is dat het gebruik van het stroomstootwapen kan bijdragen aan een veiliger en effectiever politieoptreden, maar dat dit afhankelijk is van de wijze waarop en de omstandigheden waaronder het wapen wordt gebruikt;

overwegende dat het stroomstootwapen, in de drive-stun mode, tijdens de pilot ook is gebruikt tegen mensen die reeds onder controle waren;

spreekt uit dat de inzet van het stroomstootwapen niet wenselijk is als er geen sprake is van een gevaarlijke situatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 797 (29628).

Mevrouw Helder heeft nog een vraag.

Mevrouw Helder (PVV):

Kort. Hoe kunnen wij hier in de plenaire zaal nou beoordelen wat een gevaarlijke situatie is?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Volgens mij is in een rapport al aangetoond dat het alleen buiten die gevallen gebruikt wordt wanneer de controle er niet meer is. Volgens mij is het aan de politie om te beoordelen dat de situatie onder controle is.

De voorzitter:

Dat is voldoende voor mevrouw Helder. Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Rutte. Hij spreekt namens de fractie van de VVD en heeft ook twee minuten spreektijd. Gaat uw gang.

De heer Arno Rutte (VVD):

Voorzitter. Maar liefst 83.501 incidenten met personen met verward gedrag in 2017: de politie heeft de handen er vol aan en moet zich om die reden vaak in gevaarlijke situaties begeven. Het is echt zaak dat we nu komen tot een sluitende landelijke aanpak om goed om te kunnen gaan met personen met verward gedrag. We kunnen dat niet blijven afschuiven op de politieorganisatie.

Het goede nieuws is dat er vandaag een hoofdlijnenakkoord met de geestelijkegezondheidszorgsector naar buiten is gekomen. Maar het is ook belangrijk om vanuit de justitiële hoek te blijven duwen op een goede aanpak voor deze mensen. Daar hebben zij recht op en onze politie verdient dat ook. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in 2017 melding is gemaakt van 83.501 incidenten van personen met verward gedrag en dat de politie hier veel capaciteit voor vrij moet maken;

constaterende dat het schakelteam verwarde personen vele goede lokale en regionale aanpakken in kaart heeft gebracht maar dat een goed werkende aanpak nog niet in alle gemeenten is gerealiseerd;

verzoekt de minister van Justitie en Veiligheid om samen met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten extra inzet te plegen op het borgen van goed lopende lokale initiatieven, het verspreiden van dergelijke goede voorbeelden naar plaatsen waar ze nog niet zo ver zijn en om achterblijvende gemeenten en regio's verder te ondersteunen, zodat er zo snel mogelijk in heel het land een lokaal sluitende aanpak ontstaat;

de Kamer voor de behandeling van de begroting 2019 over de voortgang te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arno Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 798 (29628).

De voorzitter:

Ik dank u zeer. De heer Azarkan is niet aanwezig. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik geef graag de minister de gelegenheid voor de beantwoording en een oordeel over de ingediende moties. Het woord is aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Mevrouw de voorzitter. Van de laatste motie krijg ik de tekst zo dadelijk nog, denk ik, maar ik wil meteen aan de slag gaan.

Allereerst de motie op stuk nr. 789 van de heer Van Nispen, de heer Van Raak, mevrouw Kuiken, mevrouw Buitenweg en de heer Bisschop. Ik ontraad de motie. Op dit moment zijn wij in gesprek over de cao. Een onderdeel daarvan zijn gesprekken over een flexibiliseringsagenda, overigens een flexibiliseringsagenda die ook ziet op bepaalde flexibiliseringsafspraken aan de kant van de werkgever. Het gaat om afspraken om de bestaande capaciteit effectiever in te zetten. Ik wil toch een voorbeeld daarvan noemen. Door het vervangen van de vier-keer-negenuursmodaliteit door bijvoorbeeld een vijf-keer-achtuursmodaliteit kan met hetzelfde aantal medewerkers een grotere inzetbaarheid in de diensten worden bereikt. We hebben het over een opbrengst qua inzetbaarheid gelijk aan 274.000 diensten. Er wordt op dit moment over gesproken; daar is nog helemaal geen definitieve afspraak over. Het is volkomen legitiem om in cao-onderhandelingen met elkaar op een aantal punten te kijken of er reden is om bepaalde arbeidsvoorwaarden te vernieuwen. Ik wil in ieder geval het beeld wegnemen dat hier gepoogd wordt om allerlei arbeidsvoorwaardelijke voordelen weg te halen. Voor alle duidelijkheid: die 274.000 diensten zijn een equivalent van 1.700 extra fte.

Omdat er iets over is gezegd door mevrouw Özütok wil ik benadrukken dat ik 100 miljoen euro van de 291 miljoen extra beschikbaar heb gesteld, meteen in december, en daar dus niet enigerlei voorwaarden aan heb gesteld. Ik heb juist aangegeven dat dat een blijk van vertrouwen was. Dat partijen onderhandelen in een cao hoort erbij en moet u niet met allerlei termen diskwalificeren. De laatste cao politie had overigens 6,5% plus, dus er is geen sprake van een nullijn. Kortom, de motie op stuk nr. 789 is ontraden.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, de heer Van Nispen. Een korte vraag alstublieft.

De heer Van Nispen (SP):

De minister gaat eigenlijk niet in op de kern van de motie, namelijk dat het toevoegen van extra capaciteit aan de politie voorwaardelijk is gemaakt aan het flexibiliseren van de arbeidsvoorwaarden. Zo staat het ook in het regeerakkoord, dus dat kan geen verrassing zijn. Als de minister hier zegt dat hij toch doorgaat met deze vorm van chantage, dan werkt dat gewoon als een rode lap op een stier. Dat weet de minister heel erg goed. Ik geef de minister hier nog één kans — ik kan maar één vraag stellen — om te stoppen met die chantage, namelijk door de voorwaarde te schrappen dat de arbeidsvoorwaarden eerst geflexibiliseerd moeten worden en dat dan pas verdergegaan wordt met de verdere investeringen in de capaciteit.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister.

Minister Grapperhaus:

De heer Van Nispen negeert volkomen dat ik zojuist heb gezegd dat die eerste 100 miljoen door mij gewoon zonder verdere voorwaarden ter beschikking zijn gesteld. Dat is ook een blijk van goede wil en vertrouwen. Dan zit je vervolgens als partijen met elkaar aan tafel om te onderhandelen over een nieuwe cao en dan hebben werkgevers daarbij verlangens en werknemers ook. Mij is ook uit een vorig leven bekend dat dat er zonder meer bij hoort. Dat is een legitieme onderhandeling. Dat werknemers in het kader van zo'n onderhandeling op enig moment kunnen besluiten om tot acties over te gaan, is hun goede recht. Dat wil ik ook hier benadrukken. Daar moeten we niet allerlei diskwalificerende termen op plakken. Meer heb ik er niet over te zeggen.

De motie op stuk nr. 790 van mevrouw Helder en de heer Rutte gaat over plegers van geweld tegen agenten. Ik wil nog eens duidelijk stellen tegen de heer Rutte en mevrouw Helder dat ik onderschrijf dat ieder geweld tegen hulpverleners en politieagenten onacceptabel is. Daar geldt momenteel een strafverzwaring voor. Dat is ook opgenomen in allerlei landelijke richtlijnen van het OM. Het blijft uiteindelijk aan de rechter om over een passende sanctie te oordelen. De wettelijke regeling die de mogelijkheden beperkt om een taakstraf op te leggen voor ernstige geweldsmisdrijven is in 2012 al van kracht geworden en sindsdien staat de wet niet toe dat voor ernstige zeden- of geweldsmisdrijven zoals omschreven in artikel 22b Strafrecht een taakstraf wordt opgelegd, tenzij gecombineerd met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.

Bij brief van 22 januari 2018 heeft mijn collega Dekker, de minister voor Rechtsbescherming, uw Kamer geïnformeerd over het onderzoeksrapport van de evaluatie van deze wetswijziging. Op basis van de bevindingen uit die evaluatie doen de onderzoekers een concrete aanbeveling voor aanpassing van het wettelijk kader. Die bevindingen zijn met relevante actoren in de strafrechtspleging besproken en de beleidsreactie van Dekker komt binnenkort naar uw Kamer toe. Daarin zal ook worden ingegaan op de wenselijkheid van eventuele wijziging van het artikel. Ik zou u dus willen vragen of u de motie wilt aanhouden totdat Dekker met zijn verdere beleidsreactie is gekomen.

Mevrouw Helder (PVV):

Mijn mede-indiener en ik zijn van mening dat die wenselijkheid er wel degelijk is. Wij vinden het zelfs een noodzaak, maar goed. Als de minister kan aangeven dat die evaluatie op korte termijn komt, zijn we bereid om de motie aan te houden.

Minister Grapperhaus:

Als u dan wel begint te tellen vanaf het einde van het reces, dat nu nog moet beginnen, denk ik dat dat een betrekkelijk korte termijn zal zijn.

De voorzitter:

En wat is een korte termijn?

Minister Grapperhaus:

Een betrekkelijk korte termijn. Er staat "binnenkort naar uw Kamer", dus ik ga ervan uit dat die zeker voordat de helft van het najaar om is bij de Kamer is.

De voorzitter:

Ik kijk even in de richting van mevrouw Helder. Volgens mij doet u een voorstel. Dan graag even in de microfoon. Ik hoor graag of u de motie wilt aanhouden.

Minister Grapperhaus:

Begin oktober zal dat zijn.

Mevrouw Helder (PVV):

Als het voor het herfstreces is, dan houden we haar aan. Van dit jaar.

Minister Grapperhaus:

Dat is de helft van het najaar.

De voorzitter:

Goed. Dat is het geval.

Op verzoek van mevrouw Helder stel ik voor haar motie (29628, nr. 790) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

Dan de motie op stuk nr. 791 van mevrouw De Boer over betere afstemming tussen de Politieacademie en de politiekorpsen. Dat is een motie die ik zie als ondersteuning van het beleid. Dus "oordeel Kamer", zonder meer.

De motie op stuk nr. 792 idem, waarbij ik de motie wel zo lees dat waar nodig de onderwijsinspectie daarbij wordt betrokken. Er is een eigen Inspectie Justitie en Veiligheid. Het zal dan dus wel altijd moeten gebeuren in afstemming met en met een akkoord van die inspectie, maar verder "oordeel Kamer" voor de betreffende motie.

Dan was er de motie op stuk nr. 793 van mevrouw Van der Graaf. Die motie zou ik bijna van harte willen ondersteunen zelfs. Dat is de motie over het betrekken van het thuisfront bij PTSS. Daar heb ik niet veel anders aan toe te voegen dan dat het inderdaad echt van groot belang is dat in dit soort situaties partners en familieleden actief betrokken worden. Oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 794, eveneens van mevrouw Van der Graaf en de heer Van Dam, gaat over wat ik maar even noem de geestelijke verzorging binnen de politie. Het huidige team van geestelijke verzorgers evalueert deze zomer de door hen verrichte werkzaamheden en aan de hand van die evaluatie wordt een voorstel opgesteld voor voortzetting en uitbreiding van de geestelijke verzorging. Dit zal na de zomer worden besproken met de politievakorganisaties en komt dan bij uw Kamer. "Oordeel Kamer" voor deze motie.

Over de motie-Van Dam op stuk nr. 795 over de ICT kan ik heel kort zijn. Ik neem die motie graag over, "oordeel Kamer".

De voorzitter:

U geeft nu twee adviezen. U neemt de motie graag over en u geeft "oordeel Kamer".

Minister Grapperhaus:

Oordeel Kamer.

De voorzitter:

U laat het oordeel aan de Kamer. Dank u wel.

Minister Grapperhaus:

Ik wilde benadrukken dat ik er alle begrip voor heb.

De voorzitter:

Beide kan, hoor. U kunt haar ook overnemen. "Oordeel Kamer" dus.

Minister Grapperhaus:

Ik kom op de medaille van de heer Krol, althans de door hem gesuggereerde politiemedaille. De politie kent al een eremedaille van verdienste. Die kan worden toegekend, in het geval van een uitzonderlijke prestatie of van een eenheidoverstijgend of landelijk belang, aan de politiemedewerker die zich op uitzonderlijke wijze verdienstelijk heeft gemaakt voor de politie. Daarnaast kent de politie ook een medaille voor trouwe en langdurige dienst. Dan kent de Kanselarij der Nederlandse Orden ook nog de eremedaille voor menslievend hulpbetoon om moedig gedrag te belonen ten gunste van andere mensen onder levensbedreigende omstandigheden, waar regelmatig politiemedewerkers voor in aanmerking komen. Een extra medaille voor moed, hoezeer ik het pleidooi van de heer Krol ook onderschrijf, is echt niet nodig. Ik moet de motie op stuk nr. 796 in dat opzicht ontraden. Ik benadruk nogmaals dat ik begrip heb voor zijn pleidooi voor het eren en waarderen van de politie.

Mevrouw Özütok heeft een motie ingediend over de inzet van het stroomstootwapen. Er loopt hierover nog een pilot en er moet nog een advies komen van de korpschef. Pas als dat er is, kom ik bij uw Kamer op dit onderwerp terug. Dan kunnen we zien of en, zo ja, in welke omstandigheden het stroomstootwapen tot toepassing zou moeten komen. Ik zou willen suggereren de motie op stuk nr. 797 aan te houden. Anders is het gewoon te vroeg en moet ik haar ontraden. Ik hoop dat mevrouw Özütok haar wil aanhouden totdat de pilot is afgerond.

De voorzitter:

Ik kijk in de richting van mevrouw Özütok. Gaat uw gang.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik wil graag mijn motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Özütok stel ik voor haar motie (29628, nr. 797) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

Dan had de heer Rutte het verzoek aan mij om samen met de staatssecretaris van VWS en de VNG extra inzet te plegen op het borgen van goedlopende lokale initiatieven. Dat ging over het punt van verwarde personen. Ik kan u zeggen dat ik deze motie op stuk nr. 798 zal overnemen.

De voorzitter:

De motie-Arno Rutte (29628, nr. 798) is overgenomen.

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde van deze beraadslaging gekomen. Dat is het geval.

Ik dank de minister voor zijn bijdrage en ik dank de Kamerleden voor hun bijdrage.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kan u meegeven dat de ingediende moties morgenmiddag in stemming worden gebracht. Dit geldt ook voor de moties uit het vorige debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven