15 Stand van zaken fosfaatrechten

Aan de orde is het VAO Stand van zaken fosfaatrechten (AO d.d. 27/06).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom en in het bijzonder natuurlijk ook de collega's die deelnemen aan dit verslag. Gegeven het tijdstip en het feit dat na dit VAO nog andere debatten hebben te volgen, zou ik het beroep op u willen doen om elkaar niet onnodig te interrumperen. Als het nodig is, permitteer ik het mij u daarop te wijzen. We gaan gauw starten. Degenen die zich hebben ingeschreven hebben allemaal maximaal twee minuten om vragen te stellen aan de minister dan wel om een motie in te dienen. Ik geef daartoe als eerste het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Fosfaatrechten zijn een heel aangelegen punt voor de landbouwsector. Ik beperk mij na de uitvoerige discussies die wij hadden tot een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tientallen melkveegezinsbedrijven hebben geïnvesteerd in nieuwe, duurzame stalruimte, maar door de invoering van het fosfaatrechtenstelsel te maken hebben met lege of halflege stallen, onomkeerbare financiële verplichtingen en een onbetaalbare financiële last, met dreiging van faillissement en bijbehorende sociaalemotionele problematiek;

overwegende dat de overheid volgens Europees recht bij regulering van gebruik gehouden is een onevenredige last bij individuele bedrijven te voorkomen;

overwegende dat het melkveesectorplafond niet als eis is vastgelegd in het staatssteungoedkeuringsbesluit en de derogatiebeschikking, en dat voor de Europese Commissie de borging van het nationale fosfaatplafond centraal staat en niet de precieze hoogte van de sectorale plafonds;

overwegende dat de fosfaatproductie in 2017 vier miljoen kilogram onder het nationale fosfaatplafond uitkwam;

overwegende dat de melkveefosfaatproductie, gelet op de verwachte daling van het aantal melkkoeien in de loop van 2018 en het voerspoor in 2018 naar verwachting ruimschoots onder het melkveefosfaatplafond uit zal komen;

verzoekt de regering te zoeken naar ruimte om de genoemde melkveegezinsbedrijven tegemoet te komen en op de kortst mogelijke termijn een afgerond voorstel bij de Europese Commissie te notificeren met inachtneming van genoemde overwegingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 291 (33037).

De heer De Groot (D66):

Ik zal het heel kort houden. Ik mis de overweging dat er een korting bij komt voor alle overige melkveehouders als wordt gedaan wat u zegt.

De heer Bisschop (SGP):

Nee, dat is niet nodig. Er zijn andere oplossingen. Daar hebben we in de discussie ook het een en ander over gewisseld. Daar gaat onze voorkeur nadrukkelijk naar uit. Het is goed dat u dat nog even noemt, maar dat kan geen grond van afwijzing van deze motie zijn.

De voorzitter:

Een afrondende opmerking van uw kant op dit punt?

De heer De Groot (D66):

Ik denk dat we dit heel zorgvuldig moeten doen. We moeten voorzichtig zijn met het wekken van de verwachting dat er iets kan worden gedaan wat de minister al een en andermaal in alle zorgvuldigheid heeft gedaan.

De voorzitter:

Korte reactie nog, mijnheer Bisschop. Dan ronden we dit punt af.

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben het van harte eens met de notie dat we hier zorgvuldig mee moeten omgaan, maar alle pogingen ten spijt heeft het tot nu toe niet geleid tot een fundamentele verbetering van de positie van bedrijven die in de knel zijn geraakt. Deze motie is nadrukkelijk bedoeld als steun in de rug van de minister in het gesprek met de EU, dus op Brussels niveau. "De Nederlandse Kamer maakt het duidelijke statement dat er wat moet gebeuren, dus Nederland wil resultaat zien." Zo moet die motie gezien worden. Dank voor de gelegenheid om die toe te lichten.

De voorzitter:

Ik zie een vraag van mevrouw Dik-Faber op hetzelfde punt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ja, voorzitter, op hetzelfde punt. Ik weet niet of de minister nu een aanmoediging nodig heeft, want in het debat zijn alle opties op tafel gekomen. Links tot rechts in de Kamer zegt heel graag gedupeerde boeren en gezinnen te willen helpen. We zijn allemaal op zoek naar oplossingen. De heer Bisschop moet eerlijk zijn: als de knelgevallenregeling moet worden uitgebreid en als er meer fosfaatruimte moet komen, moeten alle bedrijven die al met 8,3% gekort zijn, een hogere korting krijgen. Dat is het eerlijke verhaal. Dat wil ik vanavond eigenlijk wel even horen van de SGP.

De voorzitter:

Een korte reactie. Anders heb ik namelijk het idee dat het AO overgedaan wordt. De heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Dit is ook een beetje een herhaling van de vraag van de heer De Groot. Dat is niet het geval. Ik heb in de discussie gewezen op de varkenshouderij en het fosfaatplafond. Daar vindt sanering plaats en op termijn komt er ruimte vrij. In deze motie wijs ik erop dat er tot in 2017 4 miljoen kilogram onder het plafond gebleven is en dat het aantal koeien daalt. De verwachting is dus gerechtvaardigd dat dit in 2018 op zijn minst ook gerealiseerd wordt. Daar zit een stuk ruimte. Mijn pleidooi is dat die korting nou eenmaal is opgelegd. Daar moeten we niet aankomen. Daar moeten we niet nog eens een keer overheen gaan. Daarmee bewijs je de sector geen dienst. Maar de ruimte die ontstaat, moeten we wel optimaal benutten. Dat moeten we in Brussel dan ook optimaal bepleiten. Het zou mooi zijn als deze motie Kamerbreed wordt aangenomen, want dat betekent een massieve steun in de rug van de minister als zij in gesprek is met Brussel.

De voorzitter:

Meneer Bisschop, ik stel voor dat u nu doorgaat naar uw tweede motie. Dit is een VAO. U heeft hier uitvoerig met elkaar over kunnen discussiëren. Gaat u door.

De heer Bisschop (SGP):

Maar het blijkt toch dat dit de moeite waard is en dat dit echt een aangelegen punt is, ook voor de sector.

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de knelgevallenregeling bij de Fosfaatwet voor startende melkveebedrijven uit te breiden door de voorwaarde dat op 2 juli 2015 jongvee aanwezig moest zijn te schrappen en de capaciteit van op 2 juli 2015 nog niet afgebouwde stalruimte mee te nemen, onder voorwaarde dat het gaat om minimale toename van de fosfaatproductie ten opzichte van het fosfaatplafond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 292 (33037).

De voorzitter:

Ten slotte nog mevrouw Dik-Faber. Daarna wil ik echt afronden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter, ik begrijp dat heel goed. Ik denk dat iedereen in deze Kamer deze motie wel had willen indienen en ondersteunen, maar het eerlijke verhaal — en ik wil van de SGP het eerlijke verhaal horen — is dat we fosfaatruimte nodig hebben als we deze motie gaan uitvoeren. Hoe krijgen we die? Door alle bedrijven met een nieuwe korting te confronteren. Dat is het eerlijke verhaal. Het spijt me om het te moeten zeggen, maar ik vind het bijna laf dat de heer Bisschop dat niet wil toegeven.

De voorzitter:

Meneer Bisschop mag antwoorden, maar alstublieft kort, want u bent door uw spreektijd heen.

De heer Bisschop (SGP):

Ik zal dat kort doen, want ik kan verwijzen naar het vorige antwoord: dat is niet noodzakelijk. Dat zeg ik nogmaals en ik onderstreep het: het is niet noodzakelijk om een extra heffing aan de hele sector op te leggen. Dat is niet daar. We moeten alleen wel de beleidsmatige moed hebben om de ruimte die ontstaat en bestaat te benutten, in plaats van voortdurend aan de al te veilige kant te blijven zitten, zodat we straks 4 miljoen kilo niet benut hebben terwijl er bedrijven failliet zijn gegaan. Sorry hoor, maar ik snap deze reacties echt niet.

De voorzitter:

U heeft het er toch maar even mee te doen. Ik geef het woord aan de heer Geurts namens het CDA. Ook u heeft twee minuten.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gekozen is voor een stelsel van fosfaatrechten, en niet productierechten, om vakmanschap door bedrijfsspecifieke verantwoording mogelijk te maken;

overwegende het aangenomen amendement van de leden Geurts en Dik-Faber (Kamerstuk 34532, nr. 40);

verzoekt de regering op korte termijn te onderzoeken op welke wijze bedrijfsspecifieke verantwoording, binnen beleidskaders, kan worden ingevoerd, zodanig dat de handhaafbaarheid en de betrouwbaarheid van de gegevens geborgd zijn, met het streven om zo spoedig mogelijk een pilot van start te laten gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Lodders en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 293 (33037).

De voorzitter:

Opnieuw de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Voor de beoordeling van deze motie heb ik nog een vraag over de beleidskaders. Er zijn al beleidskaders, maar ik kan me heel goed voorstellen dat die beleidskaders worden geënt op de nog uit te brengen visie van de minister. Graag een reactie.

De voorzitter:

Een korte reactie.

De heer Geurts (CDA):

Het beleid tot op heden is gericht op fosfaatefficiëntie. Daar horen nog wel een paar andere stappen bij. Daar geef ik de heer De Groot dus gelijk in. Ik hoop dat hij met dit antwoord overweegt om deze motie te ondersteunen.

De voorzitter:

U zult het bij de stemmingen horen. Anders blijven we interrumperen. Dat is nu denk ik niet de bedoeling. Gaat u door met uw volgende motie.

De heer Geurts (CDA):

Mijn volgende motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor het vaststellen van bijzondere emissiefactoren in proefstallen melkrundvee een protocol voor meting van emissies is voorgeschreven;

constaterende dat in de beschikking proefstalaanvraag aangegeven wordt dat metingen moeten plaatsvinden in een volledig bezette stal;

verzoekt de regering te borgen dat resultaten van metingen bruikbaar zijn voor erkenning van huisvestingssystemen en gebruikt kunnen worden voor de bredere introductie van het betreffende stalconcept,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 294 (33037).

De voorzitter:

Ten slotte uw laatste motie. Dan is ook uw tijd om.

De heer Geurts (CDA):

Dan ga ik maar langzaam praten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor melkveebedrijven lastig is om exact in te schatten hoeveel fosfaatrechten zij nodig hebben;

overwegende dat flexibiliteit bij overdracht van een kleine hoeveelheid fosfaatrechten voor één kalenderjaar wenselijk is;

verzoekt de regering te onderzoeken of maximaal 10% van de in bezit zijnde fosfaatrechten verhuurd of gehuurd kunnen worden zonder dat deze afgeroomd worden, met als doel tijdelijke veranderende omstandigheden te kunnen opvangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 295 (33037).

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Om te voorkomen dat het in de geitensector dezelfde kant opgaat als in de melkveehouderij — de Partij voor de Dieren waarschuwt daar al een poosje voor — dien ik een aantal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal gehouden geiten zeer sterk is toegenomen, waardoor er nu 45% meer geiten worden gehouden dan vijf jaar geleden;

verzoekt de regering beperkingen te stellen aan het houden van geiten voor productiedoeleinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Futselaar en Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 296 (33037).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Omdat productiebeperking niet van de ene op de andere dag geregeld is, de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de provincies Noord-Brabant en Gelderland een moratorium hebben ingesteld op de bouw en de uitbreiding van geitenstallen;

van mening dat het, onder andere met het oog op de risico's voor de volksgezondheid en het milieu, zeer onverstandig is de geitenhouderij verder te laten uitbreiden en dat bescherming van volksgezondheid niet mag afhangen van de provincie waarin iemand woont of verblijft;

verzoekt de regering zorg te dragen voor een landelijk moratorium op de bouw en de uitbreiding van geitenstallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Futselaar en Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 297 (33037).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het doden van drachtige koeien, waarbij ongeboren kalveren langzaam een verstikkingsdood ondergaan, onethisch is;

verzoekt de regering een einde te maken aan het slachten van drachtige koeien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 298 (33037).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Tot slot de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een nieuwe derogatie heeft verkregen op de Nitraatrichtlijn, maar voor een kortere periode (twee jaar in plaats van vier jaar);

van mening dat alles in het werk moet worden gesteld om een herhaling van het fosfaatdrama te voorkomen, waarbij op voorstel van LTO, NZO, de Rabobank en anderen maar liefst 160.000 te veel gefokte en geïmporteerde dieren zijn afgevoerd naar de slacht, omdat na de onverantwoorde uitbreidingen in de melkveehouderij een verlies van de derogatie dreigde;

verzoekt de regering tijdig beperkingen te stellen aan het fokken en importeren van dieren in de melkveehouderij, zodat een mogelijk verlies van de derogatie niet leidt tot de slacht van talloze overtollige dieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 299 (33037).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan gaan wij door met mevrouw Dik-Faber van de fractie van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Terugdenkend aan het algemeen overleg, denk ik dat wij een moeilijk, maar ook goed debat hebben gehad. Ik waardeer de inzet van de minister om toch nog een keer naar Brussel te gaan en te bekijken welke mogelijkheden er zijn. ik heb één motie die ik op basis van dit debat wil indienen. Die betreft de zeldzame melkveekoeien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal zeldzame melkveekoeien in korte tijd met 40% is afgenomen;

constaterende dat er Europese subsidiemogelijkheden zijn voor dierpremies om aldus boeren met zeldzame melkkoeien te ondersteunen;

overwegende dat de dubbeldoelrassen uitstekend passen binnen kringlooplandbouw;

overwegende dat behoud van de zeldzame melkkoeien van belang is voor de agrodiversiteit;

overwegende dat de zeldzame rassen in het l&R-systeem "gevlagd" zijn, waardoor een regeling voor RVO uitvoerbaar en controleerbaar is;

verzoekt de regering in overleg te treden met de provincies over mogelijkheden om met POP-middelen houders van zeldzame melkkoeien te ondersteunen door de introductie van dierpremies;

verzoekt de regering tevens in te zetten op ondersteuning van houders van zeldzame melkkoeien vanuit het nieuwe Europese GLB,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Geurts, De Groot, Bromet, Moorlag, Lodders en Futselaar.

Zij krijgt nr. 300 (33037).

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Dan gaan wij verder met de heer Graus namens de PVV. Hij vervangt de heer Madlener als ik goed ben geïnformeerd.

De heer Graus (PVV):

Meneer de voorzitter, ik ben hier toevallig aanwezig voor een VAO dat hierna plaatsvindt. Ik heb dit dossier tien jaar gedaan en wil toch even zeggen dat wij tegen dat hele fosfaatrechtenstelsel zijn, omdat fosfaten tot de primaire levensbehoeften behoren van mensen en dieren. Ze zijn namelijk nodig om zuurstof te binden. De Chinese mijnen raken uitgeput en worden ook voor eigen volk gebruikt. Voor de Marokkaanse mijnen geldt hetzelfde. We gaan dus afhankelijk worden. Ik ben al al die jaren aan het vragen: ga nou alsjeblieft fosfaten extraheren uit menselijke en dierlijke ontlasting en urine. Sla dat op. Zorg dat er een daadwerkelijke fosfaatbank komt. Stop met deze onzin om boeren lasten en heffingen te gaan opleggen voor iets dat zelfs het bruine goud is. Dat wil ik hier nogmaals gezegd hebben.

Ik heb begrepen dat mijn collega nog een motie had, maar die heb ik niet, dus die kan ik ook niet indienen, maar ik heb in ieder geval dit riedeltje nog eens even afgedraaid. Het is altijd goed voor de boeren die luisteren om te weten dat wij de enige goede lijn in dezen hebben, want het is te gek voor woorden dat wij ons dit laten opleggen. Ik had daar toch graag een reactie op gehad van de minister, want diverse bewindspersonen hebben mij toegezegd te bezien hoe we dat gaan doen. Hoe kunnen we het ombuigen dat mest geen afvalstof is maar een waardevolle bouw-, grond- en energiestof? Hoe kunnen wij die fosfaten extraheren? Hoe is de stand van zaken? Ik weet niet wat er inmiddels gebeurd is na alle toezeggingen die ik heb gehad.

Verder wens ik u een goede avond. U ziet mij nog even terug bij het VAO NVWA als u er nog zit dadelijk, meneer de voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik verheug me al, meneer Graus. Dank voor uw bijdrage. Dan gaan we verder met de heer Futselaar namens de SP. Ook u heeft twee minuten.

De heer Futselaar (SP):

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij gaat de situatie in de melkveehouderij vrijwel iedereen in deze Kamer aan het hart, ook de minister trouwens. Wij zoeken allemaal op onze eigen manier de ruimte die er te vinden valt. Wat de SP betreft zijn er twee echt pijnlijke sectoren. Allereerst de starters zonder jongvee. Daar heeft de heer Bisschop een motie voor ingediend waar mijn naam onder staat. Een andere betreft de biologische boeren. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Fosfaatwet de mogelijkheid tot vrijstelling biedt;

overwegende dat biologische boeren een helder afgebakende groep vormen, die als groep en individueel geen belang hebben bij het behoud van de derogatie, waar het fosfaatrechtenstelsel primair voor is ontworpen;

overwegende dat vrijstelling van een groep niet ten koste zou moeten hoeven gaan van de fosfaatrechten van de overige melkveehouders;

overwegende de signalen uit Brussel dat de Europese Commissie een dergelijke vrijstelling billijk zou vinden;

verzoekt de regering alsnog gebruik te maken van de mogelijkheid van vrijstelling van de biologische melkveehouderij van fosfaatrechten in de sector melkveehouderij en deze te plaatsen in de categorie "overige",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 301 (33037).

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Er is een mogelijkheid dat deze motie het niet haalt en die van de heer Bisschop ook niet. Dan is er nog één categorie boeren die in allebei zit: zowel biologisch als starter. Dat zijn er ongeveer drie. Dat is een heel klein aantal bedrijven. Daarvoor heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de invoering van het fosfaatrechtenstelsel heeft geleid tot een aantal schrijnende gevallen die buiten de knelgevallenregeling vallen;

overwegende dat twee van de groepen waarbij de gevolgen van de invoering van het stelsel onredelijk genoemd kan worden zijn: 1) de biologische sector en 2) startende boeren die op 2 juli 2015 nog geen melkkoeien of jongvee hadden maar al wel forse investeringen hadden gedaan;

overwegende dat de minister heeft aangegeven weinig ruimte te zien voor uitbreiding van de knelgevallenregeling;

verzoekt de regering de knelgevallenregeling ten minste uit te breiden met de zeer beperkte groep die zowel tot de biologische melkveehouders behoort als tot de starters zonder jongvee, zoals is op te maken uit de Skal-registratie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 302 (33037).

Dank u wel, meneer Futselaar. Dan gaan we verder met de heer Moorlag namens de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Fosfaat is een vraagstuk dat ons voor enorme dilemma's plaatst. De heer Graus heeft gelijk als hij zegt dat het een waardevolle grondstof is, maar als het in het grondwater zit, is dat niet het geval. Wij moeten vaststellen dat de marges om nog tot bijstellingen te komen uiterst gering zijn. De minister heeft daar ook al blijk van gegeven in het debat. Er zijn twee scherpe steentjes in de schoen, die wat de PvdA betreft weggenomen moeten worden. Allereerst gaat het om de zeldzame runderrassen. Mevrouw Dik-Faber heeft daar een motie over ingediend. Die heb ik niet alleen ondertekend, maar die ondersteun ik ook echt vanuit een gevoel van innerlijke overtuiging. Het gaat gewoon om cultuurhistorisch erfgoed, en ook om de diversiteit van genetisch materiaal. Ik hoop dus echt dat de minister die motie ook wil omarmen. Een tweede categorie is die van de biologische melkveehouders. Dat is een groep die zeer gedupeerd is; de heer Futselaar heeft daar ook al woorden aan gewijd. Ik wil graag de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat melkveehouders die uitsluitend wegens omschakeling naar biologische melkveehouderij op 2 juli 2015 geen dan wel een substantieel lagere stalbezetting hadden, onevenredig hard zijn getroffen door de introductie van fosfaatrechten;

verzoekt de minister voor deze zeer beperkte categorie melkveehouders in de knelgevallenregeling alsnog ruimte te creëren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 303 (33037).

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ten slotte mevrouw Lodders namens de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, dank u wel. We spreken vandaag over de fosfaatrechten. Het debat stond vooral in het teken van de knelgevallen, waar bedrijfsvoering voor een heel aantal ondernemers in het geding is. Ik heb de vraag gesteld over het verliezen van rechten en de bereidheid om 10% afroming niet toe te laten. De heer Geurts heeft daar inmiddels een motie over ingediend, maar ik zou wel ook graag de reactie van de minister daarop hebben.

Voorzitter. Ik heb een tweetal moties. De eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met de introductie van fosfaatrechten een nieuwe markt is ontstaan die met de huidige prijs voor fosfaatrechten een omvang van vele miljarden euro's vertegenwoordigt;

overwegende dat het fosfaatrechtenstelsel eerlijk en transparant moet functioneren, waarbij speculatie niets bijdraagt aan de ontwikkeling van de melkveehouderij;

constaterende dat er geen markttoezicht is op een eerlijke en transparante markt en het ontbreekt aan een mechanisme dat bijvoorbeeld de handel kan stilleggen bij grote schommelingen in de prijs of voorafgaand aan marktmededelingen die van invloed kunnen zijn op de prijs;

verzoekt de regering een onafhankelijk onderzoek te doen naar de mogelijkheden tot markttoezicht op het verhandelen van de fosfaatrechten waarbij een eerlijke en transparante handel het uitgangspunt is en de Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders, Dik-Faber, Geurts, Futselaar, Moorlag, De Groot, Graus en Bisschop.

Zij krijgt nr. 304 (33037).

Gaat u door.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Als ik het even mag schetsen: die prijsfluctuatie zit over het afgelopen jaar al op 30%, dus dat is enorm. De tweede motie gaat over het vaststellen van uitgangspunten met betrekking tot de derogatie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige derogatie is verleend voor twee jaar;

overwegende dat de gesprekken over verlenging van de derogatie op korte termijn gestart moeten worden;

overwegende dat de onderhandelingen over de daaropvolgende periode ook al snel gestart moeten worden;

verzoekt de regering om in het eerste kwartaal van 2019 een startdocument op te stellen dat als basis dient voor de onderhandelingen met de Europese Commissie en het Nitraatcomité, waarbij in ieder geval de innovatie in de landbouw, evenwichtsbemesting en kringlooplandbouw een belangrijk onderdeel zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders, Geurts, De Groot en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 305 (33037).

Dank u wel.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

De minister heeft aangegeven meteen over te kunnen gaan tot het beoordelen van de moties die zijn ingediend. Dat is zeer aangenaam. De moties zijn onderweg. Ik praat dus langzaam, maar ik open vast uw microfoon.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Als ik dan op het laatst ook even de moties kan krijgen, dan kan ik ze ook nog even lezen. Ik heb mee zitten luisteren, maar dan kan ik ook precies zien wat er staat.

Voorzitter. Ik denk dat wij een vrij indringend debat hebben gevoerd over het fosfaatrechtenstelsel, de knelgevallen en alle problematiek die daarbij komt, en dat het inderdaad niemand onberoerd laat wat daar gebeurt. Tegelijkertijd denk ik dat we met elkaar eerlijk hebben vastgesteld dat het best een zoektocht is om hier goed uit te komen. Daarbij heb ik ook steeds aangegeven dat er van mijn kant in ieder geval totaal geen sprake is van onwil of van iets niet willen onderzoeken of bekijken. Deze kaders zijn tijdens heel veel debatten in deze Kamer gezet en die knellen. De discussie gaat nu over hoe we daarmee moeten omgaan. Ik zie dat er in dat licht nu ook veel moties zijn ingediend. Ik zal op grond daarvan een oordeel over die moties geven.

Ik ga eerst in op de motie van de SGP op stuk nr. 291. Daarin wordt gevraagd of ik wil zoeken naar ruimte om gezinsbedrijven tegemoet te komen en om op zo kort mogelijke termijn ook een voorstel bij de Commissie te notificeren, met inachtneming van de overwegingen die in die motie zijn genoemd. Ik denk dat we dit vorige week juist uitgebreid hebben bediscussieerd. Ik heb gezocht naar mogelijkheden voor ondernemers die vanwege de investeringsverplichtingen in de problemen zijn geraakt. Ik heb daarbij aangegeven wat de knelpunten zijn, in die zin dat er geen mogelijkheden zijn om die groep nu generiek te helpen. De heer Bisschop geeft aan dat er in de staatssteunbeschikking niets staat over een sectoraal plafond. Ik heb mijn zienswijze daarover gegeven. Ik heb ook aangegeven dat de Europese Commissie mij steeds wijst op de overschrijding van een aantal rechten. We zijn dus al te ver gegaan. Bovendien is de groep die genoemd wordt in deze motie, niet goed af te bakenen. Kortom, als je het voor de één doet, moet je het ook doen voor de ander. Dat is rechtvaardigheid. Dan krijg je een hele grote groep, waardoor we aan andere kanten weer in de problemen komen. En inderdaad, dan zou je weer bijna naar een generieke korting moeten gaan, maar we hebben hier gezegd dat we dat ook niet willen. In dat licht ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 291 wordt ontraden. Gaat u door.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 292 van de heer Bisschop vraagt om de groep met jongvee en nog niet afgebouwde stalruimte mee te nemen. We hebben de commissie-Kalden ingesteld om te kijken naar de knelgevallen en een AMvB op te stellen. De aangekondigde aanpassing die ik in de AMvB wil doorvoeren, past ook binnen het advies van de commissie-Kalden. Ik heb aangegeven dat ik daarin ruimte zie die we kunnen nemen. Maar het voorstel om de starters die op 2 juli 2015 nog niet over jongvee beschikten toe te voegen als knelgeval, ligt buiten de scope van dit advies, evenals het meenemen van stallen die op die datum nog niet operationeel waren. Het opnemen van deze categorie schept ook weer een precedent voor de opname van meer categorieën. Want heel veel mensen hadden stalruimte, maar hadden daar nog geen beesten in staan. Dan krijg je ook weer de discussie over de vraag hoe je dat afbakent. Daar hebben we ook gesprekken over gevoerd. Dan moet je al gauw ruimer gaan, waarmee je weer in de generieke korting terechtkomt. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Ook de motie op stuk nr. 292: ontraden.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 293 van de heer Geurts vraagt of bedrijfsspecifieke verantwoording kan worden ingevoerd, waarbij de handhaafbaarheid en de betrouwbaarheid van de gegevens geborgd zijn. De motie vraagt ook om zo spoedig mogelijk met een pilot van start te gaan. Op dit moment hebben we geen bedrijfsspecifieke afrekening in het fosfaatrechtenstelsel, maar ik zie wel de wens van de Kamer. Ik denk dat dit iets is om te doordenken. Hoe kun je naar de situatie gaan dat we daar op bedrijfsniveau meer zicht op krijgen? Handhaafbaarheid en betrouwbaarheid van de gegevens zijn inderdaad heel belangrijke elementen in dit vraagstuk. Omdat ik inderdaad wel zie dat we allemaal zoeken naar meer maatwerk op dit punt, ben ik bereid om te kijken of ik hier iets dergelijks kan inzetten in de vorm van een pilot. Daarom laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 293: oordeel Kamer.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 294 vraagt of de resultaten van de metingen van de proefstallen ook gebruikt kunnen worden voor de bredere introductie van het betreffende stalconcept. Ik heb in het AO al aangegeven dat ondernemers die geen metingen kunnen verrichten, hiervan geen consequenties hoeven te ondervinden. De consequenties zijn alleen voor de stalbouwer, want die moet dat stalconcept natuurlijk beproeven; laat ik het zo zeggen. In de proefstallen vinden metingen plaats van de ammoniakemissie van nieuwe stalsystemen. Tot een bepaald niveau is het met die aanvullende maatregelen mogelijk om met een lagere stalbezetting ook aan de meetverplichtingen verbonden aan de proefstalstatus te voldoen. Dan gaat het bijvoorbeeld om het afsluiten van het stalgedeelte. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kunnen die metingen niet worden volbracht. Als ik de motie zo mag lezen dat van ondernemers die zo nodig aanvullende maatregelen hebben genomen de meetresultaten worden meegenomen bij de beoordeling van de proefstal, dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 294: oordeel Kamer.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 295 betreft de ruimte bij in bezit zijnde fosfaatrechten: kunnen die ook verleaset of verhuurd worden, zodat ze niet afgeroomd worden als dit aan de orde zou zijn? Door afroming bij de overdracht van rechten is komt de fosfaatproductieruimte juist in de fosfaatbank terecht. Daarmee worden grondgebonden en jonge melkveehouders gestimuleerd, zoals uw Kamer ook heeft gewenst. Bij de Europese Commissie was dit ook een belangrijk onderdeel voor de goedkeuring van het stelsel in het kader van de staatssteun. Daarnaast hebben we de afroming mogelijk nodig om de overschrijding van de hoeveelheid rechten waar de Commissie op wijst, terug te brengen. In dit geval zou het verleasen van het fosfaatrecht aantrekkelijker worden dan het verkopen ervan. Daardoor kan het aantal rechten dat te koop wordt aangeboden naar verwachting behoorlijk afnemen. Dat is niet in het belang van de sector. Er zijn dan wel leasemogelijkheden, maar dat geeft dan totaal geen zekerheid voor de lange termijn. Tegelijkertijd begrijp ik dat ondernemers zoeken naar flexibiliteit om die beperkte wijziging in de bedrijfsvoering op te kunnen vangen zonder dat zij gelijk rechten moeten aankopen. Mocht onderzoek uitwijzen dat het wenselijk is om de afroming met dit doel te beperken, dan vereist dat wel een wetswijziging. Omdat het tot het eind van het jaar gaat, is het heel ambitieus als we dit zouden moeten doen, maar ik wil kijken wat er nog kan. Ik hoop dat u hoort dat dit gepaard gaat met heel veel beperkingen. Er moeten dus niet meteen allerlei verwachtingen worden gewekt. In dit licht en met deze kanttekeningen zou ik het oordeel over de motie aan de Kamer kunnen laten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 295: oordeel Kamer, gehoord hebbende wat de minister heeft gezegd. Gaat u verder.

Minister Schouten:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 296 van mevrouw Ouwehand, waarin wordt verzocht om beperkingen te stellen aan het houden van geiten voor productiedoeleinden. De geitenhouderij valt qua fosfaat- en stikstofproductie in de categorie overig. De fosfaatproductie in deze categorie laat al een aantal jaren een dalende trend zien. Zo is de door het CBS geprognotiseerde fosfaatproductie in 2018 2,5 miljoen kilogram onder het maximum. Op dit moment is, zoals uw Kamer weet, een onderzoek gaande naar de mogelijke gezondheidseffecten van geitenhouderijen. Ik wil daar niet op vooruitlopen. We hebben er een zorgvuldig traject voor opgezet. Er is dus nu ook geen aanleiding of onderbouwing voor productiebeperkende maatregelen. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 296: ontraden.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 297 vraagt om een landelijk moratorium op de bouw en uitbreiding van geitenstallen. Ik heb net aangegeven dat er een onderzoek loopt naar de gezondheidseffecten van de geitenhouderij. Ik vind het wel zo netjes om dat allemaal te betrekken bij een totaaloordeel, maar de bouw en uitbreiding van stallen valt onder het ruimtelijkeordeningsbeleid van gemeenten en provincies. Zij kunnen beleid voeren. Dat is dus niet mijn bevoegdheid. We zien dat het in een aantal provincies al gebeurt. Ik ontraad deze moties dus.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 297: ontraden. Ik geef nog even het woord aan mevrouw Ouwehand, die een vraag wil stellen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

We zien in provincies waar zo'n moratorium niet is ingesteld volop uitbreidingen. Als dat onderzoek loopt, is er veel voor te zeggen om voor de zekerheid een stop door te voeren. Zou de minister niet bereid zijn om met die provincies in gesprek te gaan? We zien namelijk zorgwekkende uitbreidingen. Het moet voor de gezondheid van mensen niet uitmaken of ze in een provincie wonen die een moratorium heeft ingesteld of niet. Die bescherming moet overal gelijk zijn. Zolang het onderzoek loopt, is er dus juist alles voor te zeggen om daarop in te zetten. Is de minister daartoe bereid?

De voorzitter:

Afrondend, de minister.

Minister Schouten:

Ik heb net aangegeven dat de bevoegdheid bij gemeenten en provincies ligt. Gemeenten en provincies zijn daar ook toe in staat, zo blijkt, want ze maken zelf keuzes en afwegingen. Dat lijkt me ook de goede plaats. We zijn nu juist onderzoek aan het doen. Dat verandert mijn oordeel over deze motie niet.

De voorzitter:

Gaat u door. U zou de motie op stuk nr. 298 gaan beoordelen.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 298 vraagt om een einde te maken aan het slachten van drachtige koeien. Mijn ambtsvoorganger heeft in een brief van 7 juli 2017 aangegeven dat hij wil kijken hoe hij daarmee kan omgaan en dat hij daarover het gesprek aangaat met de sector en de slachterijen. Die gesprekken zijn gaande. Als mevrouw Ouwehand bedoelt dat wij die gesprekken met de sector moeten voeren, dan is het ondersteuning beleid, maar ik lees in de motie geen termijn. Kennelijk gaat het over de volledige duur van de dracht, terwijl het ging over een dracht van meer dan zes maanden. Die volledige duur gaat te ver. Als mevrouw Ouwehand dat bedoelt, ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 298 wordt ontraden.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 299 gaat over het tijdig beperkingen stellen aan het fokken en importeren van dieren in de melkveehouderij, zodat een mogelijk verlies van de derogatie niet leidt tot de slacht van talloze overtollige dieren. Ik ben het volledig met mevrouw Ouwehand eens dat we een herhaling van die overschrijding van het fosfaatplafond moeten voorkomen. Dat is precies waarom we het fosfaatrechtenstelsel hebben ingevoerd. De melkveehouderij zit nu onder het plafond en met het fosfaatrechtenstelsel wil ik ervoor zorgen dat dat zo blijft. Ik zie geen aanleiding om daarbovenop nog extra beperkingen en regels te stellen. Binnen het kader van het fosfaatrechtenstelsel zijn melkveehouders uiteraard vrij om hun werk te doen. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 299 wordt ontraden. Mevrouw Ouwehand, een korte vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het gaat niet alleen om het fosfaatplafond. Een voorwaarde voor derogatie is ook dat bijvoorbeeld de mestfraude overtuigend wordt aangepakt. Het zou heel goed kunnen dat de derogatie niet wordt verlengd. Wat gaat de minister doen, als zij het met de Partij voor de Dieren eens is dat een herhaling moet worden voorkomen, om ervoor te zorgen dat er niet te veel dieren zijn die dan vervroegd naar de slacht moeten worden gestuurd? Als we eerder beperkingen stellen, voorkomen we dat.

Minister Schouten:

In het kader van de derogatie moeten wij een handhavingsplan overleggen. Daar zijn we nu mee bezig. We zullen het aan de Europese Commissie doen toekomen. Ik ben er gewoon op gericht om te zorgen dat die derogatie wél verlengd wordt. Daarvoor is het ook nodig dat we onder het fosfaatplafond blijven. En daar zijn deze maatregelen juist op gericht.

De voorzitter:

Gaat u door, te beginnen met de motie op stuk nr. 300.

Minister Schouten:

Dat is de breed ingediende motie over de POP-middelen voor de zeldzame melkveekoeien. We hebben hierover vrij uitgebreid gedebatteerd. De zeldzame runderrassen zijn onderdeel van de melkveestapel en daarmee vallen ze dus ook onder het stelsel. Ik heb bekeken of stimuleringsmaatregelen zoals de POP-subsidie mogelijk zijn. In mijn overweging zat ook de vraag of het subsidiebedrag van zo'n hoogte was dat dat het verschil kon maken. De provincies zijn verantwoordelijk voor de POP-middelen. Als de Kamer dit vrij breed wenselijk vindt — dat blijkt uit de ondertekening van de motie — dan moet ik dit echt met de provincies opnemen. Ik kan dat niet zomaar eenzijdig wijzigen. Ik ben bereid om dit gesprek met de provincies aan te gaan en te kijken wat er mogelijk is. Net als in het overleg maak ik er de kanttekening bij dat het voor 2019 eigenlijk te laat is. Ik ga wel het gesprek aan om te kijken wat we kunnen doen voor 2020 en het nieuwe GLB. Ik geef deze motie "oordeel Kamer".

De voorzitter:

"Oordeel Kamer." Ik wil eventuele interrupties beperken tot de ondertekenaars, en de heer Moorlag is een van de ondertekenaars.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik waardeer de inhoud van de boodschap van de minister, maar ik wil haar vragen of zij met enthousiasme en overtuiging dat gesprek met de provincies wil voeren, mede in het licht van het feit dat deze motie zo breed gesteund wordt.

Minister Schouten:

Ik zal al mijn overredingskracht in de strijd gooien in het gesprek met de provincies.

De voorzitter:

Gaat u door met de motie op stuk nr. 301.

Minister Schouten:

Dat is een motie van de heer Futselaar, waarin mij wordt gevraagd om alsnog te kijken naar de mogelijkheid van vrijstelling van de biologische melkveehouderij en deze te plaatsen in de categorie "overig". Het is niet zo dat wij zomaar eventjes zelf kunnen bepalen in welke categorieën dieren ingedeeld worden. Was het maar zo, dan was ons leven een stuk eenvoudiger in dit dossier. Maar het zijn gewoon vastgelegde categorieën en dat deel van de motie kan dus sowieso al niet. Ik kan van koeien geen geiten of paarden maken.

De bredere vraag is of ik de biologische sector hiervan kan vrijstellen. In al de jaren dat dit debat is gevoerd, was dit juist onderdeel van het debat. Het is ook de keus van de Kamer geweest om geen aparte categorie te maken om ze daarvan vrij te stellen. Langs die lijnen en binnen die wettelijke kaders zijn er allerlei keuzes gemaakt, ook bijvoorbeeld bij de commissie-Kalden en de knelgevallenregeling. Ook biologisch melkvee draagt natuurlijk bij aan de fosfaatproductie. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 301 wordt ontraden. De heer Futselaar wil u een kleine vraag stellen.

De heer Futselaar (SP):

Wat de politieke afwegingen betreft heeft de minister natuurlijk gewoon gelijk, maar ik voer hier ook politiek. Ik heb nog wel een punt over de uitvoerbaarheid. De vleeskoeien hebben we natuurlijk wel in een andere categorie kunnen plaatsen. Van vleeskoeien kunnen we kennelijk wel paarden of geiten maken. Vindt de minister dat ook?

Minister Schouten:

Dat vind ik ook, maar die zijn niet in een andere categorie geplaatst want die konden we daarvan gewoon uitsluiten omdat het vleeskoeien zijn. Dit zijn nog steeds melkkoeien, ook al worden ze op een bepaalde manier gehouden. En dat is voor Europa geen reden om ze in een andere categorie te mogen plaatsen. Ik vind het zelf ook niet helemaal een zuivere manier om zomaar dieren daarvoor over te plaatsen, maar dat terzijde.

De motie op stuk nr. 302 van de heer Futselaar verzoekt de knelgevallenregeling uit te breiden met de zeer beperkte groep die zowel tot de biologische melkveehouders behoort als tot de starters van jongvee. Ik heb net al eventjes een stukje toegelicht. In de knelgevallenregeling hebben we natuurlijk gekeken naar die groepen die juist overal tussen wal en schip vielen. Bij de biologische boeren was het vrij duidelijk dat dat geen onderscheidende categorie was. Dat is wat er in de wet staat, want daar staat dat het een niet te onderscheiden categorie is. De commissie-Kalden heeft dat dus ook niet apart meegenomen. Als je de biologische starters nu zou toevoegen als knelgeval, dan maak je echt weer een nieuwe categorie. Dan krijg je ook weer een discussie over de vraag of je andere jonge starters hier ook niet in mee zou moeten nemen. En dan krijg je weer afbakeningsproblematiek en kom je wellicht weer in de problemen met het plafond door de hoeveelheid rechten die je moet gaan uitgeven. Om die reden ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 302 wordt ontraden.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. ...

De voorzitter:

... 303. Dat is de motie van de heer Moorlag over biologische melkveehouderij.

Minister Schouten:

Ja, ik zie het. Dat is eigenlijk dezelfde motie. Dat is precies dezelfde motie en ik heb net al bij de heer Futselaar aangegeven wat ik daarvan vind. En hiervoor geldt dus precies dezelfde reden.

De voorzitter:

Dus ook: ontraden?

Minister Schouten:

Ja, ja, ontraden.

In de motie op stuk nr. 304 vraagt mevrouw Lodders om een onafhankelijk onderzoek naar de mogelijkheden van markttoezicht op het verhandelen van de fosfaatrechten. Nou, een eerlijk en transparant functionerend fosfaatrechtenstelsel vind ik ook belangrijk. Speculatie met fosfaatrechten enkel en alleen voor financieel gewin past hier niet in. Op dit moment heb ik geen aanleiding om in het stelsel in te grijpen, maar als daar aanleiding toe is, dan wil ik die mogelijkheid niet uitsluiten. Ik ben daar geen principieel tegenstander van, maar dan moeten we wel goed weten waar dan een scheidsrechter — laat ik het zo maar noemen — op toe moet zien en wat dan het handelingsperspectief is. De wet kent bijvoorbeeld geen speculatieverbod of een maximumprijs voor fosfaatrechten. Ik heb al toegezegd in het algemeen overleg dat ik de vinger aan de pols zal houden. Ik heb ook gezegd: meld zaken bij de RVO als je merkt dat er bijzondere constructies zijn. Ik heb nog niet gehoord dat die meldingen of signalen zijn binnengekomen. Daarom zeg ik het hier nog maar een keer: als u die heeft, meld het. Ik zal wel kijken of ik een onderzoek kan doen naar de mogelijkheden van marktoezicht op het verhandelen van fosfaatrechten. Ik geef hierbij het oordeel over de motie aan de Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer. Desalniettemin nog een korte vraag van mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Met enige schroom, gezien de tijd. De signalen zijn er wellicht niet. De oproep heeft de minister gedaan en die doet ze weer. Maar nogmaals, in een markt van schaarste moeten we daar gewoon heel erg scherp op zijn, zeker als ik kijk naar de afgelopen maand, waarin de prijs tussen de €173 en €230 fluctueert. Eigenlijk is dit geen vraag, maar nog een keer de bevestiging waarom dit zo belangrijk is.

Minister Schouten:

Zeker. Op het moment dat er een marktstelsel zou komen, wisten we ook wel dat de prijzen heel hoog kunnen worden wanneer er schaarste is. Die overweging is hier volgens mij ook aan de orde geweest. Niet? Oké, de overweging is niet aan de orde geweest, maar je kunt bedenken dat de prijs omhooggaat als er schaarste is. We hebben er geen maximumprijs op gezet. Als we vinden dat dat moet, moeten we daarover hier weer een discussie voeren. Maar goed, ik ga dat onderzoek gewoon bekijken.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 304 krijgt "oordeel Kamer". Ten slotte de motie op stuk nr. 305.

Minister Schouten:

Die motie gaat over de onderhandelingen over de derogatie. Mevrouw Lodders vraagt: kunnen we er niet al op inzetten om in de verlenging van de derogatie die nu loopt, bepaalde aspecten, zoals innovatie, evenwichtsbemesting en kringlooplandbouw, mee te nemen? Laat ik zeggen dat ik het stuk voor stuk belangrijke onderdelen vind, die echt aandacht behoeven. Ik vind ook dat we dit soort aspecten mee moeten nemen, maar daarmee loop ik misschien al een klein beetje vooruit op de visie. In het regeerakkoord is daar ook het een en ander over gezegd. De situatie is nu de volgende. We zijn eigenlijk al bezig met de verlenging van de derogatie zoals die nu is. We zetten nu in op een verlenging van de huidige derogatie, die op basis van het zesde actieprogramma is vastgesteld. Om daarin wijzigingen aan te brengen, is de tijd al te kort, raar gezegd, want dit heeft een best lange doorlooptijd. Je hoopt alleen wel dat je daarna ook nog een derogatie krijgt. Die discussies gaan we zelfs in 2019 alweer voeren. We beginnen volgend jaar dus alweer een discussie voor niet over twee jaar maar voor daarna. Ik wil wel aangeven dat ik daarin ga inbrengen dat dit belangrijke elementen zijn. Maar ik wil duidelijk zijn: voor de verlenging van de huidige derogatie is het eigenlijk al te kort dag om dit zo te doen. Als ik de motie zo mag lezen dat ik dit meeneem in wat daarna gaat komen, een proces waarmee we echt volgend jaar alweer starten, kan ik haar aan het oordeel van de Kamer overlaten.

De voorzitter:

Oordeel Kamer. Mevrouw Lodders nog kort.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voor de duiding: ik begrijp dat over de verlenging van de huidige derogatie de gesprekken lopen, maar de motie verzoekt om in het eerste kwartaal van 2019 een startdocument op te stellen. Ik ga er toch van uit dat de minister dat wil doen en dat dit, gezien het regeerakkoord en hopelijk ook gezien het feit dat de minister deze punten ondersteunt, op z'n minst bij de lopende onderhandelingen betrokken wordt. Maar het startdocument is echt bedoeld in het eerste kwartaal 2019.

Minister Schouten:

Maar dan ook met de kanttekening dat dat gaat over de nieuwe derogatie. Ik ga het niet voor elkaar krijgen om dat bij de verlenging van de huidige derogatie te doen. Daar is de tijd te kort voor. Dat is even mijn procedurele punt. Als we elkaar goed verstaan dat het dan om de fase daarna gaat, wil ik het startdocument wel op die manier opstellen. Daarbij zou ik ook nog zeggen: kijk straks misschien ook naar wat er in de visie staat, met het oog op de vraag of we daaruit nog meer in dat startdocument moeten zetten. Maar die discussie zullen we dan wel gaan voeren.

De voorzitter:

Meneer De Groot. Ja, u heeft een vraag gesteld. Kort, aan u.

De heer De Groot (D66):

Als het mag. Eigenlijk wordt de twee jaar in de motie nu vier jaar. Bij de derogatie zijn er een aantal zaken die evident niemand meer wil, zoals het expres moeten aanleveren van kunstmest en het van dierlijke mest afgaan. Er zijn nu aantal zaken waarop al heel veel kritiek is. Die analyse kan de minister maken zonder een toekomstvisie. Het verzoek aan de minister is dus om deze motie toch zo uit te leggen dat je er een aantal elementen uit haalt in dat startdocument en ook al voor de derogatie over twee jaar.

De voorzitter:

Nog een korte reactie van de minister. Daar zult u het dan mee moeten doen en uw stemadvies op moeten baseren, vrees ik. De minister.

Minister Schouten:

Om het goede tijdpad te schetsen: we hebben het dan over een verlenging die moet ingaan op 1 januari 2020. Daarvoor moet die verlenging eind 2019 al vastgesteld zijn. Als ik kijk hoelang we nu al bezig zijn geweest met deze derogatiebeschikking om de wijzigingen te krijgen, dan wil ik alleen ... Ik hoop dat de heer De Groot ziet dat het geen onwil is. Ik wil alleen een realistisch tijdpad schetsen. Het wordt qua tijd ontzettend krap om dat überhaupt mee te nemen, omdat het een wijziging betreft. Een wijziging is echt wat anders dan een verlenging. Een verlenging is toch wat makkelijker te doen dan een wijziging, omdat daar heel veel discussies en debatten over nodig zijn, ook met Europa. Het is helemaal geen onwil. Ik wil alleen heel realistisch zijn dat we dat in 2019 misschien niet voor elkaar krijgen.

De voorzitter:

U geeft "oordeel Kamer" met de omlijsting die u net meegaf. Ik vrees dat dat het nu eenmaal is. Ik zie de heer Bisschop staan. Ik wil u wel de gelegenheid geven, maar houdt u het alstublieft kort. Het is niet uw motie en ik wil naar een afronding van dit VAO toe. De heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Het gaat ook niet over deze motie, maar ik wil graag even ruimte voor een hartenkreet. Wij hebben een goed debat gehad. Vanuit alle hoeken en vanuit alle partijen is meegeleefd en zorg uitgesproken. Vervolgens worden er moties ingediend, vijftien stuks: zes door de coalitiepartijen, negen door de oppositiepartijen. De moties van de coalitiepartijen zijn allemaal "oordeel Kamer" en van de niet-coalitiepartijen allemaal "ontraden". Ik vind dat een teleurstellend resultaat. Dat moet mij toch even van het hart.

De voorzitter:

Ik stel het met u vast. We zullen zien wat dat met de stemmingen doet. Die stemmingen zullen morgen zijn, vermoedelijk bij de eerste ronde. Wil de minister nog een opmerking maken? Een korte laatste zin? Die mogelijkheid heeft u.

Minister Schouten:

Er wordt een suggestie gewekt alsof ik bepaalde zaken wel zou toestaan of niet zou toestaan en dat ik met een bepaalde blik naar bepaalde partijen zou kijken. Ik denk dat juist ... Laat ik het zo zeggen. Ik heb geprobeerd om in het algemeen overleg en hier weer te laten zien wat de dilemma's zijn waar we voor staan, dat ik daar maximaal aan het zoeken ben en dat dat op geen enkele manier, maar dan ook echt geen enkele manier te maken heeft met partijpolitieke overwegingen. Dit is een vraagstuk dat veel te veel partijen aangaat en ook veel te veel boeren raakt. Die suggestie werp ik echt verre van me.

De voorzitter:

Ook van die woorden nemen we akte.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee eindigt ook dit verslag algemeen overleg.

Ik stel voor dat we gelijk doorgaan met het verslag algemeen overleg NVWA, wat staat voor Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Want als ik rondkijk, zie ik dat alle woordvoerders aanwezig zijn.

Naar boven