17 Experimenten gesloten coffeeshopketen

Aan de orde is het VSO Experimenten gesloten coffeeshopketen en het onderzoeksrapport "Internationaal recht en cannabis II" (24077-415).

De voorzitter:

Aan de orde is het verslag schriftelijk overleg Experimenten gesloten coffeeshopketen en het onderzoeksrapport Internationaal recht en cannabis II. Ik heet de bewindspersonen welkom: de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Medische Zorg. Ik heet uiteraard de Kamerleden welkom en de mensen die dit VSO volgen in de zaal of op een andere manier. Ik gaf al aan dat het een VSO is. Dat betekent dat er twee minuten spreektijd is. Als eerste geef ik graag het woord aan de heer Van Nispen. Hij spreekt namens de fractie van de SP. Twee minuten voor u. Gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Op 6 juni hadden we een schriftelijk overleg over het experiment gesloten coffeeshopketen en twee weken later kwam het advies van de commissie-Knottnerus. Mijn fractie heeft de volgende twee moties daarover. Ik dien die mede in namens mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onafhankelijke adviescommissie-Knottnerus in zijn eerste bevindingen aangeeft dat het experiment met gereguleerde wietteelt een goede kans van slagen heeft, maar het dan wel aan een aantal voorwaarden moet voldoen;

overwegende dat de adviescommissie adviseert het experiment niet af te bouwen na vier jaar als het experiment een succes blijkt, omdat dat de motivatie om mee te doen aan het experiment bij voorbaat kan ondermijnen en het ethisch bezwaarlijk zou zijn om nu al te stellen dat deelnemende coffeeshophouders na vier jaar weer de illegaliteit in moeten;

van mening dat het voorgestelde experiment met gereguleerde wietteelt een zo groot mogelijke kans van slagen moet krijgen;

verzoekt de regering om na de experimenteerfase niet standaard over te gaan op een afbouwfase waarin wordt toegewerkt naar een situatie zoals deze bestond vóór het experiment, maar de resultaten van het experiment te monitoren en bij positieve resultaten het experiment niet zonder meer af te bouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 418 (24077).

Ik zie dat mevrouw Bergkamp nog een korte vraag heeft.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Nog niet zo lang geleden is er een brief van de bewindspersonen gekomen waarin wordt aangegeven dat de mogelijkheid bestaat om de experimenten anderhalf jaar te verlengen, als de uitkomst positief is. Dan zou je inderdaad niet pats-boem na de evaluatie moeten afbouwen. Volgens mij komt dat voor een deel overeen met de wens van de SP. Klopt dat?

De heer Van Nispen (SP):

Of dat klopt, gaan we zo horen van de minister. Wat mij betreft is het uitgangspunt dat we in principe doorgaan met de experimenten, als de experimenten positieve adviezen, een positief oordeel, krijgen. Misschien moeten we ze dan ietwat veranderen. Ik heb begrepen — nogmaals, als het anders is, gaan we dat zo horen van de minister — dat het uitgangspunt is dat de experimenten stoppen, behalve als ze erg positief zijn. Dan kunnen ze misschien doorgaan. Volgens mij zit daar een verschil in opvatting.

De voorzitter:

Heel kort, afrondend, mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Maar als het is zoals ik net zei, dus dat er bij succes de mogelijkheid is om de experimenten te verlengen, is de SP daar dan blij mee?

De heer Van Nispen (SP):

Ja, dat de mogelijkheid er is om het te verlengen, is beter dan dat die mogelijkheid er niet zou zijn. Maar ik zou het toch iets sterker willen zeggen en dat probeer ik uit te drukken in de motie. Als de experimenten positief beoordeeld worden, moet het uitgangspunt zijn dat ze gecontinueerd worden. Het moet niet een soort uitzonderingsmogelijkheid zijn, zoals ik nu heb begrepen. Maar nogmaals, we gaan dat zo horen van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Nu uw tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onafhankelijke adviescommissie-Knottnerus in haar eerste bevindingen aangeeft dat het experiment met gereguleerde wietteelt een goede kans van slagen heeft, maar het dan wel aan een aantal voorwaarden moet voldoen;

overwegende dat de adviescommissie adviseert dat het voor de waarde van het experiment van belang is dat er grote en kleine gemeenten, verspreid over het hele land, meedoen aan het experiment en het experiment dus in aanzienlijk meer gemeenten zou moeten plaatsvinden dan de zes tot tien die het kabinet nu heeft vastgesteld;

van mening dat het voorgestelde experiment met gereguleerde wietteelt een zo groot mogelijke kans van slagen moet krijgen;

verzoekt de regering meer gemeenten bij het experiment met gereguleerde wietteelt te betrekken en het experiment dus niet te beperken tot zes tot tien gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 419 (24077).

De heer Van Nispen (SP):

Tot slot. Ik realiseer me dat er een kabinetsreactie moet komen over dit hele experiment. Het is jammer dat die er niet kon zijn voor het debat. Maar laten we dan deze redelijke moties — ik hoorde net ook een redelijke interruptie van mevrouw Bergkamp — beschouwen als bouwstenen voor de kabinetsreactie die nog moet komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van der Staaij. Hij spreekt namens de fractie van de SGP. Twee minuten voor u.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil volstaan met het indienen van een motie. Ik heb met belangstelling het verslag van het schriftelijk overleg gelezen, net als het rapport van de commissie-Knottnerus. Dit brengt de SGP tot de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord en in de opdracht aan de adviescommissie experiment gesloten coffeeshopketen afspraken zijn gemaakt over een uniform experiment met het gedoogd telen van wiet voor recreatief gebruik in zes tot tien middelgrote gemeenten dat na afloop weer moet worden afgebouwd;

overwegende dat het advies van de commissie experiment gesloten coffeeshopketen laat zien dat het door de regering voorgenomen experiment niet gaat werken;

verzoekt de regering helemaal te stoppen met het staatswietexperiment en het aangekondigde wetsvoorstel experiment gesloten coffeeshopketen niet bij de Tweede Kamer aanhangig te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 420 (24077).

Ik dank u zeer. Ik geef graag het woord aan mevrouw Özütok, die spreekt namens de fractie van GroenLinks. Ook voor u twee minuten.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een motie over de experimenten gesloten coffeeshopketen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat de gereguleerde legalisering van teelt en recreatief gebruik van cannabis is toegestaan mits aan vijf primaire voorwaarden wordt voldaan;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat de inrichting van het experiment uiteindelijk wetenschappelijk gevalideerde uitkomsten oplevert die kunnen worden gebruikt voor de beoordeling van de vraag of regulering tegemoetkomt aan de naleving van mensenrechten en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 421 (24077).

We zijn aan het eind gekomen van dit deel van de beraadslagingen. De minister kan gelijk aanvangen met de beantwoording. Ik geef hem graag het woord.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik heb een kleine inleidende spreektekst en zal dan de moties van de heer Van Nispen en mevrouw Kuiken behandelen. Mijn collega, minister Bruins, zal de moties van de heer Van der Staaij en mevrouw Özütok behandelen.

Op 30 mei hebben we u antwoorden gestuurd op de schriftelijke vragen over het experiment gesloten coffeeshopketen en het onderzoeksrapport Internationaal recht en cannabis II. We hebben u daarbij gemeld dat onze antwoorden op een aantal vragen nog niet concreet zijn, om twee redenen. In de eerste plaats hebben we het wetsvoorstel op grond waarvan het experiment kan worden voorbereid en uitgevoerd nog niet bij uw Kamer ingediend. We kunnen dus ook niet op de inhoud vooruitlopen. Ten tweede waren we, toen we u de antwoorden toestuurden, nog in afwachting van het advies van de adviescommissie experiment gesloten coffeeshopketen over de inrichting van het experiment. Dat is op 20 juni gepresenteerd.

Namens het kabinet wil ik hierbij uitdrukkelijk de commissie-Knottnerus danken voor het volbrengen van een omvangrijke adviesopdracht in relatief korte tijd, en waardering uitspreken voor de grondigheid waarmee men te werk is gegaan. Een groot aantal mensen en organisaties is geconsulteerd. Daardoor zijn echt alle relevante perspectieven meegenomen.

Ik zei het al: het advies bestuderen we op dit moment. U kunt onze reactie nog voor of rondom het kabinetsreces van de zomer verwachten. Daar gaan we nu niet op vooruitlopen. Ik heb uw Kamer al laten weten dat het conceptwetsvoorstel op dit moment door de Raad van State wordt getoetst. We hopen dat we het wetsvoorstel op afzienbare term aan uw Kamer kunnen toesturen.

Ik kom op de motie van de heer Van Nispen op stuk nr. 418. Daarin wordt de regering verzocht om na de experimenteerfase niet standaard over te gaan op een afbouwfase waarin wordt toegewerkt naar de situatie die bestond voor het experiment, maar de resultaten van het experiment te monitoren. Dit is een onderwerp in het advies van de commissie. Ik heb al gezegd dat het van belang is om het advies eerst te bestuderen. U zult onze reactie, zoals gezegd, zeer spoedig tegemoet kunnen zien. Het lijkt mij zinnig om deze motie gewoon aan te houden totdat we die kabinetsreactie hebben gegeven. Anders moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat heeft de heer Van Nispen een korte vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Mevrouw Bergkamp vroeg aan mij of dit hetzelfde is als wat de regering voorstelt. Dat blijkt het niet te zijn, want anders had de minister deze motie niet hoeven te ontraden. Dat betekent dus dat de regering van plan is om wél standaard over te gaan tot die afbouwfase. Dat stuit op zwaarwegende ethische, morele bezwaren. Dat heeft de adviescommissie aangegeven. Ik vind het raar om te zeggen dat wij de kabinetsreactie moeten afwachten. Het gaat over iets wezenlijks: willen we dat deze experimenten slagen of zeggen we bij voorbaat dat we ze toch gaan afbouwen?

Minister Grapperhaus:

We willen dat deze experimenten slagen. Dat is juist.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 418 wordt ontraden, maar het eerste voorstel van de minister is: aanhouden.

Minister Grapperhaus:

Als de motie wordt aangehouden, kunnen we alles meenemen. Ik wil er best nog iets over zeggen. Dit onderwerp komt in het advies aan de orde, zoals de heer Van Nispen zelf heeft aangegeven. Wij komen met een afgewogen kabinetsreactie. Daar kunnen we in het kader van het wetsvoorstel grondig met elkaar over spreken. Daar hebben we het debat voor, maar daar is het nu te vroeg voor. Als de heer Van Nispen de motie niet wil aanhouden, dan ontraad ik haar.

De voorzitter:

Duidelijk. Dan de motie op stuk nr. 419.

Minister Grapperhaus:

In de motie op stuk nr. 419 wordt de regering verzocht om meer gemeenten bij het experiment te betrekken. Daar geldt exact hetzelfde voor. Ik wil u de hele riedel besparen. Ook voor deze motie suggereer ik om hem aan te houden. Als de heer Van Nispen daar niet toe bereid is, dan ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Grapperhaus:

Dan de motie op stuk nr. 420.

Minister Bruins:

Die doe ik.

Minister Grapperhaus:

In de motie op stuk nr. 421 wordt de regering gevraagd om ervoor te zorgen dat de inrichting van het experiment uiteindelijk wetenschappelijk gevalideerde uitkomsten oplevert die kunnen worden gebruikt voor de beoordeling van de vraag of regulering tegemoetkomt aan naleving van mensenrechten. Dit is een onderwerp waar de commissie-Knottnerus aandacht aan besteedt. Dit gaan we gewoon echt vol meenemen in het debat hierover in de Kamer. Het is nu te vroeg om daar al uitspraken over te doen. Ook nu geef ik het dringende advies om de motie aan te houden. Als dat niet kan, dan ontraad ik haar.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Özütok.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik hou de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Özütok stel ik voor haar motie (24077, nr. 421) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Bruins:

Voorzitter. U hebt nog een opvatting tegoed over de motie op stuk nr. 420. Daarin wordt de regering verzocht om helemaal te stoppen met het staatswietexperiment. In deze motie van de heer Van der Staaij staat dat het experiment niet gaat werken. Je zou kunnen zeggen: eerst zien, dan geloven. In het geval van de heer Van der Staaij is het: eerst geloven, dan zien, of zo. Hoe dan ook, wij ontraden deze motie, want wij werken juist heel hard om u binnen de kaders een mooi voorstel te doen, opdat een experiment kan worden gehouden waarvan effecten kunnen worden gemeten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 420 wordt ontraden. En daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de beraadslaging.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank beide bewindspersonen en de Kamerleden voor hun inbreng. De stemmingen over deze moties zullen morgen plaatsvinden. Het is nog onduidelijk of dat bij de eerste dan wel de tweede stemmingsronde zal gebeuren. Houd u de stemmingslijst in de gaten!

Naar boven