15 Curriculumherziening p.o. en vo

Aan de orde is het VAO curriculumherziening p.o. en vo (AO d.d. 20/4). 

De voorzitter:

Het AO heeft zojuist plaatsgevonden. Het is vers van de pers. 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Wij hebben in de afgelopen periode veel gesproken met het onderwijsveld over de curriculumherziening en vandaag hebben wij daarover gesproken met de staatssecretaris. Er is geen sprake van het nieuwe leren en er zijn geen verplichte kennisdomeinen. Dat bevalt het CDA zeer, maar wij hebben nog wel een aantal zorgen. Om die reden heb ik een aantal moties van collega's medeondertekend en zal ik zelf twee moties indienen. De eerste motie gaat toch over de zorg die wij hebben over zaken als persoonsvorming en vakoverstijgende vaardigheden. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het kabinet ten behoeve van een eventuele curriculumherziening ook ontwikkelteams wil inrichten met betrekking tot "persoonsvorming" en "vakoverstijgende vaardigheden"; 

constaterende dat deze deelonderwerpen sterk raken aan de vrijheid van inrichting van scholen en daarmee aan de pedagogische en didactische keuzes die bepaald worden op bestuurs- en schoolniveau; 

verzoekt de regering, geen ontwikkelteams in te richten die gericht zijn op "persoonsvorming" of "vakoverstijgende vaardigheden", 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Bruins en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 362 (31293). 

De heer Rog (CDA):

Over de rol en de betrokkenheid van de vakverenigingen is veel gesproken. De volgende motie gaat ook daarover. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het kabinet ten behoeve van een eventuele curriculumherziening ontwikkelteams wil faciliteren; 

van mening dat de expertise van de inhoudelijke vakverenigingen in het voortgezet onderwijs noodzakelijk is om te komen tot inhoudelijk goede voorstellen met draagvlak onder docenten; 

verzoekt de regering, bij de uitrol van de ontwikkelteams voor het voortgezet onderwijs, de inhoudelijke vakverenigingen en het vervolgonderwijs een eerstverantwoordelijke positie te geven en hen daarvoor binnen het budget van beschikbare middelen voldoende te faciliteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 363 (31293). 

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. "Je breekt weleens een muurtje weg", zegt de staatssecretaris over dit grote project. Juist dat gebeurt al. Elke dag worden er op scholen, weliswaar metaforisch gezien, muurtjes gesloopt en weer opgebouwd. Maar we worden nu gevraagd om in te stemmen met het maken van een plan voor een heel huis, terwijl degenen die het huis moeten bouwen, het eigenlijk niet zien zitten. Juist de omvang van dit plan hindert volgens de SP soms kleinere reparaties die hard nodig zijn, zoals in het vmbo. Juist daarom bepleiten wij een omkering van het hele proces. Laat de ballast varen en begin met een schone lei. Bevrijd uzelf uit het keurslijf van Schnabel. Bevrijd het onderwijsvak en de onderwijzer uit dat keurslijf. Daartoe dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de huidige aanpak van de curriculumherziening primair en voortgezet onderwijs nauwelijks nog draagvlak kent onder leraren; 

constaterende dat dit mede wordt veroorzaakt doordat de huidige discussie plaatsvindt binnen de gestelde kaders van de eindrapportage van de commissie-Schnabel; 

verzoekt de regering, de huidige aanpak van de curriculumherziening primair en voortgezet onderwijs te staken; 

verzoekt de regering tevens, in plaats daarvan bij leraren, vakverenigingen en vervolgonderwijs te inventariseren of en welke curriculumherziening nodig is en op basis van die uitkomsten leraren, vakverenigingen en vervolgonderwijs voorstellen te laten ontwikkelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 364 (31293). 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik constateer dat we het afgelopen jaar de staatssecretaris tot op het bot hebben ondervraagd. Ik concludeer dat het niet gaat om een stelselwijziging. Het gaat om een proces om periodiek de kerndoelen te herijken. Leraren zijn aan zet en er komt een stap-voor-stapproces waarbij een en ander iteratief wordt ontwikkeld en in de praktijk wordt uitgeprobeerd. 

De ChristenUnie ziet dit proces als een kans om kerndoelen scherper te formuleren en om in dat proces sterker te sturen op het wát, en veel meer dan nu als overheid weg te blijven van het hóe. Dat wil ik graag vastleggen met twee moties. Die moties lijken misschien wel ondersteuning van beleid en kunnen mogelijk worden overgenomen, maar het is toch belangrijk om die zaken hier als ijkpunten in de tijd vast te pinnen. We hopen daarmee het groeiende vertrouwen in het veld en ook in deze Kamer nog verder te laten toenemen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de overheid vanuit haar stelselverantwoordelijkheid verantwoordelijk is voor het vastleggen van kerndoelen, eindtermen en referentieniveaus, namelijk wat kinderen moeten kennen en kunnen; 

constaterende dat de commissie-Dijsselbloem in het rapport Tijd voor Onderwijs heeft geconstateerd dat in de huidige landelijk vastgelegde onderwijsdoelen de verantwoordelijkheden van overheid en scholen door elkaar heen zijn gaan lopen; 

overwegende dat in de nu voortgaande curriculumherziening er meer aandacht zal komen voor burgerschap en andere aspecten van het onderwijs die het kennen en kunnen overstijgen en te maken hebben met opvoeding, persoonsvorming en karaktervorming; 

roept de regering op om in de curriculumherziening expliciet na te streven dat toekomstige kerndoelen helder maken wat leerlingen moeten kennen en kunnen, en zich daar strikt toe te beperken, zodat scholen meer houvast krijgen in welke kennis en vaardigheden de leerlingen moeten hebben, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins, Bisschop, Rog en Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 365 (31293). 

U hebt nog 20 seconden. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ja, dank u, voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de overheid vanuit haar stelselverantwoordelijkheid verantwoordelijk is voor het vastleggen van kerndoelen; 

constaterende dat de commissie-Dijsselbloem in het rapport Tijd voor Onderwijs heeft geconstateerd dat de verantwoordelijkheden van overheid en scholen door elkaar heen zijn gaan lopen; 

overwegende dat in het eerdere proces rondom de periodieke curriculumherziening er een grotendeels ideologisch gedreven discussie ontstond over leerstijlen et cetera; 

roept de regering op om in de curriculumherziening expliciet na te streven dat toekomstige kerndoelen helder maken wat leerlingen moeten kennen en kunnen, en zich daar strikt toe te beperken, en ook in de nadere uitwerking van die kerndoelen in leerlijnen te voorkómen dat leerstijlen, pedagogische visies of leermethoden worden voorgeschreven, in het bijzonder in het rekenonderwijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins, Rog, Bisschop en Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 366 (31293). 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Mooi dat we met de nieuwe commissie dit prachtige debat hebben mogen voeren, zelfs nog op tijd om dit VAO hier ook nog op tijd te kunnen houden. Ik heb aan dat debat een tweetal moties overgehouden. De eerste dien ik in mede namens de heer Rog, mevrouw Westerveld en mevrouw Becker. Ze luidt als volgt: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het goed is om het curriculum periodiek te herijken, hetgeen in Nederland in lange tijd niet meer is gebeurd; 

constaterende dat deze herijking zou moeten gaan over wát leerlingen moeten kennen en kunnen en niet over hóe ze dat moeten leren, omdat dit aan de scholen zelf is; 

verzoekt de regering, voor de onderdelen Nederlands, rekenen en wiskunde, Engels, burgerschap, digitale geletterdheid en techniek, samen met het onderwijsveld een proces in gang te zetten dat leidt tot concrete bouwstenen voor kerndoelen, eindtermen en referentieniveaus waarover eind 2018 politieke besluitvorming kan plaatsvinden; 

verzoekt de regering tevens, ten aanzien van de overige vakken (en/of leergebieden) uitsluitend op verzoek van het onderwijsveld met de vakverenigingen te laten verkennen of kerndoelen, eindtermen en referentieniveaus aanpassing behoeven, waarbij het resultaat betrokken kan worden bij de politieke besluitvorming, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Rog, Westerveld en Becker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 367 (31293). 

De heer Van Meenen (D66):

Mijn tweede motie betreft de examenprogramma's AVO in het vmbo. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat voor het vmbo een vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma's heeft plaatsgevonden; 

overwegende dat het voor het vmbo van groot belang is dat deze vernieuwing zich voortzet in aanpassing van de algemeen vormende vakken; 

verzoekt de regering, deze vernieuwing op zo kort mogelijke termijn in overleg met alle betrokkenen in en om het vmbo in gang te zetten en waar nodig te ondersteunen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 368 (31293). 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb tijdens het algemeen overleg van zojuist de staatssecretaris gevraagd hoe duurzaamheid een prominentere plek kan krijgen in het curriculum. Ik was niet helemaal tevreden met het antwoord en daarom dien ik voor de zekerheid de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat vanwege de toekomstige uitdagingen in de samenleving, zoals het klimaatprobleem, het van groot belang is dat er in het onderwijs aandacht is voor duurzaamheid; 

verzoekt de regering, in het vervolgtraject van het komen tot een herziening van het onderwijscurriculum te waarborgen dat er voldoende organisaties, leraren en wetenschappers worden betrokken met kennis omtrent duurzaamheid, en specifiek daarbij gebruik te maken van de reeds aanwezige kennis over duurzaamheid in het onderwijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 369 (31293). 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mocht er een duidelijke toezegging komen van de staatssecretaris, dan ben ik bereid om de motie in te trekken of aan te houden. 

De voorzitter:

Dank u wel. Er is net iets verschrikkelijk misgegaan. Ik ben de heer Bisschop vergeten. Ik geef hem heel graag alsnog het woord namens de SGP. 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Het is natuurlijk vleiend om maar verward te worden met mevrouw Westerveld. 

De voorzitter:

Het ligt voor hand. 

De heer Bisschop (SGP):

Maar we zijn toch van een ander politieke bloedgroep, zal ik maar zeggen. O, in de consternatie heb ik de sprekerslijst meegenomen in plaats van mijn motie. Staat u mij toe mijn motie even te halen, voorzitter. 

De voorzitter:

Ik sta u dat toe, mijnheer Bisschop. 

De heer Bisschop (SGP):

Ik zie dat ik nog maar één seconde spreektijd heb gebruikt. Ik ben u onbeschrijflijk dankbaar, voorzitter. 

Omdat ik het algemeen overleg voortijdig moest verlaten, heb ik nog niet de gelegenheid gehad om de staatssecretaris te bedanken voor zijn beantwoording. Die is uiteraard grondig gevolgd en hem komt heel veel dank toe die ik bij dezen aan hem wil overbrengen. 

De staatssecretaris heeft ons nadrukkelijk verzekerd dat het niet alleen maar om Nederlands, rekenen/wiskunde en Engels als vakken gaat. De vakkenstructuur blijft in stand en het is aan scholen om daar eventueel dingen mee te doen. Vandaar mijn motie. Ik vraag de staatssecretaris om de motie te zien als ondersteuning van zijn uitspraak. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in het plan van aanpak voor de herziening van het onderwijsprogramma slechts een drietal van de huidige vakken en kennisgebieden herkenbaar aanwezig is, te weten Nederlands, rekenen/wiskunde en Engels, terwijl gelet op de huidige praktijk in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs een bredere basis mogelijk is; 

verzoekt de regering, bij de uitwerking van het plan van aanpak meer van de bestaande vakken en kennisgebieden die herkenbaar aanwezig zijn in zowel basisonderwijs als voortgezet onderwijs, als uitgangspunt te kiezen dan enkel Nederlands, rekenen/wiskunde en Engels, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 370 (31293). 

Mevrouw Becker (VVD):

Voorzitter. De VVD vindt het van groot belang dat het Nederlandse onderwijscurriculum up-to-date is. Leerlingen van nu moeten andere zaken kennen en kunnen dan tien jaar geleden. Het is dan ook goed dat de staatssecretaris samen met het veld aan de slag is gegaan om dat curriculum te updaten en dat niet top-down vanuit Den Haag te doen, maar samen met het veld. Hij heeft vandaag belangrijke zorgen weggenomen over het voorgenomen proces. Hij heeft ook aan de VVD bevestigd dat niet alleen vakverenigingen, maar ook het bedrijfsleven daarbij betrokken gaat worden. Dat is een goede zaak, dus wat ons betreft gaan we aan de slag. Dat hebben we willen onderstrepen met medeondertekenen van een zojuist ingediende motie waarin de regering verzocht wordt om aan de slag te gaan met de bouwstenen voor een aantal belangrijke onderdelen van dat kerncurriculum. 

We hebben nog wel één zorg. De kerndoelen ten aanzien van bepaalde zaken waarvan we met zijn allen hebben gezegd dat het belangrijk is dat er aandacht aan wordt besteed in het onderwijs, zoals burgerschap, seksuele diversiteit en ook techniek, zijn soms te vaag, waardoor de inspectie er niet op kan handhaven. Daarom dien ik een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de huidige kerndoelen en eindtermen door hun algemene formulering scholen veel ruimte geven voor een beperkte invulling van belangrijke onderwerpen, zoals burgerschap, seksuele diversiteit, maar ook techniek; 

constaterende dat de beoogde curriculumherziening ervoor moet zorgen dat alle leerlingen beter worden voorbereid op werken en leven in de Nederlandse moderne samenleving; 

overwegende dat dit proces de kans biedt om kerndoelen en eindtermen in het onderwijs meer helder te formuleren, zodat voor scholen duidelijker is wat van hen verwacht wordt en voor de inspectie de handhaving hierop beter uitvoerbaar is; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat bij de curriculumherziening de kerndoelen en eindtermen duidelijker worden omschreven voor zowel scholen als de inspectie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Becker, Van Meenen en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 371 (31293). 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Een nieuw curriculum met vakoverstijgende eindtermen, daar ging het vandaag over. Mijn insteek is dat daar niets nieuws aan is. Integendeel, in een goede onderwijscultuur was dat altijd al mogelijk. Maar ja, die onderwijscultuur is er niet meer. Het gaat zelfs zo ver dat lerarenopleiders, ja lerarenopleiders, stellen dat correct Nederlands een probleem is en dat leerlingen uit achterstandsmilieus niet meer aan de eisen van correct Nederlands zouden moeten hoeven voldoen. Dat is wat ons betreft het einde van het verheffingsideaal. Daarom dien ik een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

spreekt uit dat de standaardtaal een van de belangrijkste cultuurdragers is; 

van mening dat het een kerntaak is van het onderwijs om leerlingen, ongeacht hun sociaaleconomische status of herkomst, de uitgangspunten van correct Nederlands aan te leren; 

overwegende dat elke ingreep in die kerntaak leerlingen uit achterstandsgezinnen op nog grotere achterstand stelt; 

verzoekt de regering, er alles aan te doen om te voorkomen dat die kerntaak verwatert en te voorkomen dat de eisen die door de taalgeschiedenis heen werden gehanteerd, worden gerelativeerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beertema, Bruins, Bisschop, Rog en Baudet. 

Zij krijgt nr. 372 (31293). 

De heer Van Meenen (D66):

Ik neig heel erg naar steun voor deze motie, want ik ben het ermee eens. Ik wil echter wel één ding zeker weten. D66 is een voorvechter, bepleiter van tweetalig onderwijs. Dat moet mogelijk zijn naar onze opvatting en dat is er ook al heel veel in Nederland, met name in het Engels en Nederlands. Is dat volgens deze motie niet meer mogelijk of wel? Dat is voor mij cruciaal om te bepalen of ik voor of tegen deze motie kan stemmen. 

De heer Beertema (PVV):

Ik zie het verband tussen het een en het ander niet. Er wordt steeds meer tweetalig onderwijs gegeven. Wij zijn daar geen grote vriend van, moet ik zeggen. Wat ons betreft is het een speeltje in de internationalisering, wat veel meer een verdienmodel is in het hoger onderwijs. Voor ons hoeft het dus niet, maar ik zie het verband niet met deze motie. Het gaat ons om de beheersing van de moedertaal en dat is een heel ander verhaal. 

De voorzitter:

Ten slotte, mijnheer Van Meenen. Heel kort. 

De heer Van Meenen (D66):

Het gaat mij erom dat tweetalig onderwijs via deze motie niet kan worden uitgelegd als aanval op de moedertaal. 

De heer Beertema (PVV):

Nee, zeker niet. 

De heer Van Meenen (D66):

Als we het daarover eens zijn, zal ik mijn fractie adviseren om voor deze motie te stemmen. 

De heer Beertema (PVV):

Daar zijn we het helemaal over eens. Dan dank ik D66 voor de steun. 

De voorzitter:

En ik dank de heer Beertema. 

De laatste moties worden nu rondgedeeld. U hebt verzocht om vanavond dit debat nog te kunnen houden. Het is ertussen geschoven in het schema. U hebt ook gevraagd om stemmingen. Daar wordt u allemaal in voorzien. Er zijn nu elf moties ingediend. Ik zal u niet voorzien in de mogelijkheid om elke motie uitgebreid met de staatssecretaris te bespreken. Ik geef u dus bij uitzondering de mogelijkheid om een aanvullende feitelijke vraag te stellen, maar discussies gaan we hier niet meer over voeren. 

Ik zie dat de staatssecretaris al in staat en bereid is om te reageren op de moties. Het woord is aan hem. 

Staatssecretaris Dekker:

Ja, voorzitter. Ik ga direct beginnen met de behandeling van de moties. De motie-Rog c.s. op stuk nr. 362 gaat over de vraag hoe we persoonsvorming en vakoverstijgende vaardigheden aanvliegen. Voor mij is het ook in de plannen nooit de bedoeling geweest om voor persoonsvorming nog een apart ontwikkelteam in te zetten. Op dat punt kan ik de heer Rog dus contenteren. We hebben een discussie gevoerd over de vraag of we op die vakoverstijgende vaardigheden een aparte club moeten zetten, of dat we die ook zouden kunnen meenemen in de vakken. Mag ik wat de heer Rog in deze motie vraagt, als volgt interpreteren? Hij zegt: joh, natuurlijk moet er wel over vakoverstijgende vaardigheden worden nagedacht, maar doe dat dan meer in samenhang met de bestaande vakken. Als hij dat bedoelt, kan ik met deze motie uit de voeten en kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten. Ik zie de heer Rog knikken, dus ik laat het oordeel aan de Kamer. 

In wat er in de motie op stuk nr. 363 wordt gevraagd, kan ik ook een heel eind meegaan. Die gaat over de betrokkenheid van inhoudelijke vakverenigingen in het vervolgonderwijs. Er staat echter in het dictum van de motie dat inhoudelijke vakverenigingen een "eerstverantwoordelijke" positie moet worden gegeven. Dat "eerst" gaat mij net een tikje te ver. Er ligt nu namelijk gewoon een plan van een hele trits aan organisaties die aan de slag willen gaan. De Kamer heeft mij overigens ook gevraagd om dat te laten trekken door de Onderwijscoöperatie. Dan zou het gek zijn om nu te zeggen: nu moet het door een heel andere club worden getrokken. Dat de vakverenigingen een verantwoordelijke positie moeten hebben, is voor mij evident. Als de heer Rog het woordje "eerst" in zijn motie wil schrappen, dan is wat mij betreft de angel eruit en zou ik het oordeel over de motie aan de Kamer kunnen laten. Als hij dat niet wil doen, moet ik haar ontraden. 

De heer Rog (CDA):

De indieners van deze motie willen dat in dit proces die verantwoordelijke rol wordt verankerd. Als de staatssecretaris dat toezegt, dan lijkt het me dat we daarmee kunnen instemmen. Ik kijk ook even naar de heer Kwint. 

De heer Kwint (SP):

Ter aanvulling nog het volgende. Wij zien dit wel als een zware verantwoordelijkheid. Dat de vakverenigingen niet de primaire verantwoordelijkheid krijgen, oké, dat accepteren we dan. Maar ik zeg hier nogmaals dat er bij die doorontwikkeling echt een heel zware verantwoordelijkheid komt te liggen bij de vakverenigingen. 

Staatssecretaris Dekker:

Het gaat mij om serieuze betrokkenheid, en daar hoort ook verantwoordelijkheid bij. Maar ik teken er direct bij aan dat ... Laat ik taal en rekenen in het basisonderwijs noemen. Degenen die betrokken zijn bij de Vereniging van Wiskundeleraren zitten helemaal op de vo-tour. Dat is ook logisch, wat dat zijn de wiskundedocenten uit het voortgezet onderwijs. Als je dan ook iets wilt doen in het basisonderwijs, kun je niet zeggen: dat wordt alleen maar door de Vereniging van Wiskundeleraren getrokken en de mensen van die vereniging hebben het monopolie. Dat moet je breder trekken. Dat betekent dat ik zeer serieus neem wat er gezegd wordt over die verantwoordelijke positie. Ik heb ook goed gehoord wat de Kamer hierover zegt. Maar het moet wel altijd in samenwerking met ook andere clubs en instanties gebeuren. Ik zie geknik. Als het woord "eerst" wordt geschrapt, kan ik het oordeel over de motie dus aan de Kamer laten. 

Over de motie op stuk nr. 364, van de heer Kwint, kan ik kort zijn. Daarin wordt eigenlijk gezegd: stop er gewoon mee en begin helemaal opnieuw. Ik vind dat we daar de instanties die nu een goed plan op tafel hebben gelegd echt mee tekortdoen. Ik wil die motie daarom ontraden. 

De motie op stuk nr. 365 en de motie op stuk nr. 366 verschillen wat van elkaar, maar in essentie gaat het daarin om een en dezelfde vraag. Er wordt gevraagd: maak een duidelijke knip tussen het wat en het hoe. Bij het curriculum moet het gaan om het wat, niet om het hoe, want het laatste is aan de scholen zelf. Ik interpreteer de moties op die manier en zou het oordeel over beide moties aan de Kamer willen laten. 

Ik kom op de motie op stuk nr. 367, van de heer Van Meenen, de heer Rog, mevrouw Westerveld en mevrouw Becker. 

De voorzitter:

Eerst heeft mevrouw Becker nog een vraag voor u over de vorige motie. 

Mevrouw Becker (VVD):

Ja, ik heb nog een vraag over de motie van de heer Bruins op stuk nr. 366, en met name over de overweging die daarin staat. Hij stelt daarin namelijk dat in het eerdere proces rondom de periodieke curriculumherziening er een grotendeels ideologisch gedreven discussie ontstond over pedagogische visies. Ik heb daarover kort met hem van gedachten gewisseld in het debat en hem gevraagd of hij daar niet "burgerschap" mee bedoelt en het belang dat wordt gehecht aan het voorbereiden van leerlingen op een leven in onze moderne maatschappij waarin gelijkheid is voor man en vrouw, homo en hetero; dat soort aspecten. De kerndoelen zouden zich niet moeten beperken tot alleen inhoudelijke kennis. Ook het burgerschapselement vinden we wel degelijk belangrijk. Weegt de staatssecretaris dat ook mee in zijn oordeel als hij zegt "oordeel Kamer"? 

Staatssecretaris Dekker:

Ik kijk vooral naar het dictum, waarin sprake is van een heldere scheiding tussen het wat en het hoe. Als het gaat om de overweging met eerdere discussies over het curriculum en pedagogische visies, ben ik eerlijk gezegd wel een andere mening toegedaan. Ik denk dat het op zich heel erg meevalt. Bij burgerschap gaat het niet alleen om kennis van de wet, maar ook om de doorleving daarvan. Wat wij hebben, artikel 1 met het gelijkheidsbeginsel van mannen en vrouwen, homo's en hetero's, vind ik echt een heel belangrijk iets, wat op ieder school heel duidelijk moet worden overgedragen aan onze jonge kinderen. 

De voorzitter:

Ik heb gezegd dat mensen om een toelichting mogen vragen op het oordeel over hun motie. Nu dreigt er toch weer een debat te ontstaan. Dat is niet de bedoeling, maar ik wil de heer Bruins toch kort het woord geven. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik wil graag het woord omdat mevrouw Becker vroeg om een interpretatie van mijn motie. De interpretatie die de staatssecretaris geeft onderschrijf ik, namelijk het kennen en doorleven, al die belangrijke dingen die onze democratie een democratie maken en onze rechtsstaat een rechtsstaat. 

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is weer aan de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik was aanbeland bij de motie op stuk nr. 367. Daarin staan thema's waarover wordt opgemerkt: go for it, aan de slag! Over andere thema's die in het plan aan de orde zijn gesteld, wordt opgemerkt: verken die, maar doe dat niet alleen in samenspraak met, maar ook op verzoek van het onderwijsveld en de vakverenigingen. Dat lijkt mij prima. Ik ben er ook van overtuigd dat ook daar de noodzaak wordt gevoeld om een aantal stappen te zetten. Ik kan hier goed mee uit de voeten, dus laat ik het oordeel aan de Kamer. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 368. Ook over die motie kan ik zeggen "oordeel Kamer". Wat mij betreft gaan we daarmee snel aan de slag, met de voetnoot dat je, als je dat op een goede en verstandige manier wilt doen, ook altijd moet kijken naar de samenhang met de vakken op de havo en met het p.o. en het mbo. Dat hoeft elkaar niet op te houden. 

Mevrouw Westerveld daagde mij uit. Ze zei: als u een heldere toezegging doet, wil ik mijn motie wel intrekken. Ik heb geen bezwaar tegen datgene wat ze in haar motie vraagt. Ik kan bij wijze van spreken zeggen "ja, ik ga dit doen". Ik hoop dat dit voldoende toezegging is. Zo niet, dan zeg ik "oordeel Kamer". Ik heb geen bezwaar tegen de strekking van de motie. 

De heer Bisschop diende een motie in die kort aanhaakte op een discussie die ik had met de heer Rog in het staartje van het algemeen overleg, terwijl de heer Bisschop even elders moest zijn; begrijpelijk bij een kleine fractie. Ik heb tegen de heer Rog gezegd dat ik er prima mee kan leven als we in die leergebieden die nu het ordeningsprincipe zijn voor de onderbouw van vo, herkenbaarder aangeven welke vakken daaronder vallen. Dan breid je de labels bij wijze van spreken wat uit. Als ik de motie zo mag interpreteren, dan kan ik ermee uit de voeten en kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Ik zou er geen voorstander van zijn om de thema's allemaal individueel verder op te knippen, ook omdat daarmee de herkenbaarheid voor de onderbouw vo en zeker voor het basisonderwijs volledig teniet wordt gedaan. 

De heer Bisschop (SGP):

Impliceert dat in de visie van de staatssecretaris dan ook dat de vakverenigingen voor die vakken vanuit de regiegroep of de ontwikkelgroepen actief betrokken worden bij de ontwikkeling? 

Staatssecretaris Dekker:

Jazeker. Voor sommige van de ontwikkelteams is het bijna een-op-een. Daar is het duidelijk. Voor een aantal bredere leergebieden zullen er soms drie of vier vakverenigingen heel actief bij moeten worden betrokken om daar stappen te zetten. 

De heer Bisschop (SGP):

Oké, met die interpretatie kan ik leven. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, staat u mij toe om nog heel even terug te komen op de motie op stuk nr. 367, dat is mijn eigen motie. 

De voorzitter:

Heel kort. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik moest de reactie van de staatssecretaris even tot mij laten doordringen. Ik vraag de staatssecretaris of we het er nu over eens zijn dat de voortgang van het proces bij de in de derde alinea van de motie genoemde onderdelen gewoon plaatsvindt en bij andere onderdelen nu niet, maar dat het daar op initiatief van het onderwijsveld alsnog kan gebeuren. 

Staatssecretaris Dekker:

Ja. 

De heer Van Meenen (D66):

Zijn we het over die interpretatie eens? 

Staatssecretaris Dekker:

Ja. 

De heer Van Meenen (D66):

Helder. 

De voorzitter:

Gaat u verder. O, de heer Kwint heeft ook nog een vraag. 

De heer Kwint (SP):

Ja, want nu ben ik een beetje in de war. Betekent dit dan dat de motie van de heer Van Meenen impliceert dat buiten die vakken bijvoorbeeld ook geen ontwikkelteams gestart worden? Daarvoor ligt namelijk geen verzoek vanuit het onderwijs en dan is er ook geen noodzaak om tot ontwikkelteams buiten deze kernvakken te komen. 

Staatssecretaris Dekker:

Nee, er moet een gesprek plaatsvinden met de onderwijspartijen en de vakverenigingen. Daarbij is de vraag: vinden jullie het zinvol om ook bijvoorbeeld op de leerlijn of de vakken mens en natuur een slag te maken? Als het antwoord daarop is "nee, we zijn helemaal tevreden met hoe het curriculum er op dit moment uitziet", dan is dat de uitkomst van de verkenning. Maar ik ken een aantal verenigingen die zeggen: ja, wij vinden dat er wel wat moet gebeuren. In dat geval kunnen we de verkenning in gang zetten en kan die ook, zoals in de motie wordt gevraagd, betrokken worden bij de politieke besluitvorming. 

De voorzitter:

Heel kort. 

De heer Kwint (SP):

Dus de ontwikkelteams komen er pas op het moment dat het veld zelf actief aangeeft: wij hebben behoefte aan een curriculumherziening en kom voor ons dus met een ontwikkelteam? 

Staatssecretaris Dekker:

Ja, maar "actief" in de zin dat we gewoon in gesprek gaan. Er ligt nu een plan van alle partijen die zeggen hiermee aan de slag te willen gaan. Als deze motie wordt aangenomen, zou ik daar prima mee kunnen leven. Dan gaan we het gesprek aan met de vakverenigingen over de vraag of er behoefte is om ook op hun vakgebied de discussie aan te gaan en te bekijken of de kerndoelen, eindtermen en referentieniveaus zouden moeten worden herzien. Als het antwoord daarop unisono "nee" is, dan gebeurt er niks. Maar als partijen dat wel nuttig vinden, dan kan ook daar wat in gang gezet worden. Zo lees ik deze motie. 

Ik kom op de motie op stuk nr. 370. Daarover had ik volgens mij al een advies gegeven, want ik kreeg een knikje van de heer Bisschop dat ik de motie zo mocht interpreteren. Dan laat ik het oordeel aan de Kamer. 

Ook het oordeel over de motie op stuk nr. 371 laat ik aan de Kamer. Het mag zeker wat concreter, en niet alleen maar op de thema's die in deze motie worden genoemd. Het mag zeker op deze thema's, maar niet exclusief want het mag wat mij betreft ook op een aantal andere thema's. 

Tot slot de motie op stuk nr. 372 van de heer Beertema over de taal. Het debatje met de heer Van Meenen daarover was wel verhelderend. Volgens mij bedoelt de heer Beertema met zijn motie: er moet niet al te relatief gedacht worden over taal, alsof dat allemaal niet meer belangrijk is. We hebben daar in een eerdere discussie ook weleens bij stilgestaan. Ik vind juist voor de Nederlandse identiteit het beheersen van je eigen moedertaal van enorm belang. Als je van buiten komt, het Nederlands niet je moedertaal is en je wilt meedraaien in de Nederlandse samenleving, dan moet je de taal zo snel mogelijk onder de knie krijgen. Daar moeten we niet al te lichtzinnig over zijn. Ik zie dit als een ondersteuning van beleid en daarom laat ik het oordeel aan de Kamer. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris hartelijk. Mevrouw Westerveld heeft nog een mededeling voor de staatssecretaris en ons allemaal. 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Het leek mij een mooie toezegging dat de staatssecretaris zei: dat ga ik doen. Ik wil de motie op stuk nr. 369 dus graag aanhouden. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor, haar motie (31293, nr. 369) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank nogmaals iedereen. We gaan zo direct stemmen over de moties. 

De vergadering wordt van 17.20 uur tot 17.32 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven