4 Modernisering en vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Aan de orde is het VSO Voorgenomen reactie op de consultatie door de Europese Commissie over modernisering en vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (28625, nr. 242). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken en alle aanwezigen van harte welkom. Ik geef de heer Dijkgraaf het woord als eerste spreker. De spreektijden zijn vastgesteld op twee minuten, inclusief het indienen van moties. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, in haar inbreng over modernisering en vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (28625, nr. 242) glashelder te maken dat dit een standpunt is van het demissionaire kabinet van Nederland en dat daarom voor de hele inbreng een strikt parlementair voorbehoud geldt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Geurts en Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 244 (28625). 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is mooi, mevrouw de voorzitter. Ik geef nog een korte toelichting. Er is een inbreng van de staatssecretaris gaande op het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Daarover hebben wij een inhoudelijke discussie gevoerd in de vorm van een schriftelijk overleg. Er zijn nogal wat verschillen ter linker- en ter rechterzijde. Volgens mij zijn er verschillende meerderheden die afwijken van de inbreng van de staatssecretaris. Gezien de status van het kabinet leek het ons goed dit voorbehoud ook in Brussel helder naar voren te brengen. 

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan ... Niemand? Nee, dat klopt. Dan geef ik het woord aan de minister. Zo te zien kan hij direct reageren. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Dit is de eerste keer dat ik als "niemand" wordt aangeduid. Dat kan er ook nog wel bij. 

In de motie wordt gesteld dat er sprake zou moeten zijn van een strikt parlementair voorbehoud. Een parlementair voorbehoud kan aan de orde zijn bij EU-wetgeving. Dit is geen EU-wetgeving, maar consultatie. Het parlement heeft zich in het kader van die consultatie over dit onderwerp uitgesproken in het schriftelijk overleg dat met de Kamer is gevoerd. 

Het is ook niet nodig de Europese Commissie erop te wijzen dat het Nederlandse kabinet demissionair is. Zij is gewend aan dit soort situaties, doordat de wijziging in kabinetten in andere landen in de regel veel frequenter aan de orde is dan Nederland. In Nederland is het kabinet nu na vier en een half jaar ook demissionair en dat is heel goed bekend bij de Europese Commissie. 

Waar fracties bij de behandeling van dit onderwerp verschillende accenten leggen, ook aansluitend bij de overleggen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid die in het verleden frequent zijn gevoerd in de Kamer, is er toch in hoofdlijnen grote overeenstemming over de richting van het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid. De inbreng die nu volgens het kabinet naar de Europese Commissie moet worden gestuurd, is daarmee in lijn. Dit zal voor de Europese Commissie en de andere lidstaten een herkenbare Nederlandse reactie zijn. Ik verwacht dat zij daar met belangstelling kennis van zullen nemen. 

Het zou jammer zijn om een volwaardige Nederlandse inbreng op dit moment te laten lopen. Het is ook niet nodig om dat parlementaire voorbehoud, dat alleen bij wetgeving aan de orde is en niet bij een consultatie, uit te spreken. We staan namelijk aan het begin van het proces. Volgens de planning die er nu ligt, zal op zijn vroegst in 2021 een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid van kracht worden. In de tussentijd zijn er nog Europese verkiezingen. Er komt een nieuwe Europese Commissie. Het is dus niet onrealistisch er rekening mee te houden dat het nog iets later wordt dan 2021. Dat betekent dat er nog volop ruimte zal zijn om hierover vanuit Nederland richting Europa te communiceren. Dat kan dan plaatsvinden op basis van een discussie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid die nog voor het zomerreces met de Kamer zal plaatsvinden, op grond van een stuk dat wij de Kamer zullen aanreiken. Daarna zal ook de volgende bewindspersoon nog vele gelegenheden hebben voordat er in 2018, naar wij verwachten, wetgevende voorstellen zullen komen van de Commissie op dit punt. Vervolgens zal er ook weer inbreng vanuit Nederland komen, in overleg met de Kamer. Ik denk dus dat het niet goed is om de motie zoals die nu is geformuleerd als Kamer uit te spreken. Daarom ben ik zo vrij om deze motie aan de Kamer te ontraden. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Een herkenbare inbreng van de minister. Ik had, gezien het verleden, ook niet anders van hem verwacht. De minister zegt dat op heel belangrijke punten overeenstemming is met de Kamer. Dat betwist ik nu juist. Denk aan zo'n element als directe inkomenssteun. De staatssecretaris zegt dat dit maar beter kan verdwijnen en dat we alles moeten richten op innovatie en verduurzaming. Heel veel partijen in de Kamer denken daar anders over. Ik refereer maar even aan de aangenomen motie-Lodders c.s. (21501-32, nr. 666), waarin verzocht wordt om een en ander in de eerste pijler te houden. Die inhoudelijke discussie hoeven we hier nu echter niet te voeren. Ik heb ook expres geen inhoudelijke motie ingediend, omdat we dan een heel andere discussie krijgen. Gezien de status van het kabinet en het belang van het onderwerp vind ik het wel van belang om deze motie overeind te houden. We gaan zien wat er gebeurt bij de stemmingen. 

Minister Kamp:

De samenvatting van de heer Dijkgraaf van het standpunt van het kabinet is te kort door de bocht. Het kabinet is van mening dat een goede marktwerking de manier is om datgene te kunnen realiseren wat wij belangrijk vinden op het gebied van duurzaamheid en voedselvoorziening, op een wijze waarop de boeren optimaal van hun ondernemerskwaliteiten gebruik kunnen maken. Nederland staat daar sterk in. Zoals de heer Dijkgraaf het nu formuleerde, is het dus te kort door de bocht. Uit de inbrengen die geleverd zijn op dit punt, komt duidelijk naar voren dat de hoofdlijn van de Nederlandse inzet gedeeld wordt. Ik denk ook dat het in deze consultatie op een niet-confronterende manier is ingebracht. Parlementaire voorbehouden zijn alleen aan de orde bij EU-wetgeving. Daarom lijkt het mij niet goed om zo'n voorbehoud bij een consultatie uit te spreken, zeker niet omdat dit er uiteindelijk toe leidt dat de Nederlandse inbreng zwakker is dan gewenst. Bovendien zijn er nog vele mogelijkheden om vervolginbrengen vanuit de Kamer, vanuit het kabinet richting Europa te leveren, voor een beleidswisseling die pas in het jaar 2021 op zijn vroegst van toepassing zal zijn. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

De minister zegt dat een parlementair voorbehoud alleen gekoppeld is aan wetgeving. We hebben in dit huis in de afgelopen jaren vele debatten gehad met dit kabinet over de eurocrisis, steun aan Griekenland en dergelijke. Nagenoeg elke keer ging de minister van Financiën op pad naar Brussel met een parlementair voorbehoud, terwijl het gewoon om een inhoudelijke discussie ging. Ook bij dit soort zaken is het dus een gebruikelijk instrument, dat ook door dit kabinet gebruikt is. 

Minister Kamp:

Het is toch goed om af en toe even de punten op de i te zetten. Een parlementair voorbehoud is een instrument dat van toepassing kan zijn bij EU-wetgeving. Bij een consultatie is er geen sprake van een strikt parlementair voorbehoud zoals dat hier wordt geformuleerd. Een parlementair voorbehoud is echt een instrument dat je op een ander moment inzet. De Kamer kan natuurlijk wel bij iedere gelegenheid in de door haar gewenste vorm een uitspraak doen. Daarom ben ik er ook inhoudelijk op ingegaan en heb ik gezegd dat het volgens mij niet gewenst is om de Nederlandse inbreng te verzwakken, zoals uiteindelijk het resultaat zou zijn als deze uitspraak door de Kamer zou worden gedaan. Ik ontraad deze motie. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende motie zullen we vandaag stemmen. 

De vergadering wordt van 10.27 uur tot 10.37 uur geschorst. 

Naar boven