4 Vragenuur: Vragen Kerstens

Vragen van het lid Kerstens aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president over het bericht "10 miljoen euro voor banen in grensstreken met België en Duitsland". 

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. Langzaam maar zeker kruipen we uit de grootste crisis van na de Tweede Wereldoorlog. Onze economie groeit weer. De overheidsfinanciën staan er beter voor. Zowel het consumentenvertrouwen als het producentenvertrouwen neemt toe. De koopkrachtplaatjes zijn beter dan zij in jaren zijn geweest. Het aantal banen neemt toe en de werkloosheid neemt af. 

Toch staan er nog steeds te veel mensen tegen hun zin aan de kant. We moeten er dan ook alles aan doen om ook hun kansen op werk te vergroten, bijvoorbeeld via een betere persoonlijke begeleiding door het UWV. Het is goed dat de minister daar onlangs extra geld voor heeft uitgetrokken. Daar waar kansen liggen, moeten die ook worden gepakt, bijvoorbeeld via het terughalen van werk naar Nederland. Het is goed dat het kabinet ook daar werk van maakt door het stimuleren van het zogenoemde reshoring — de Kamer weet dat ik daar een groot voorstander van ben — maar ook door in te springen op kansen net over de grens, in België en in Duitsland. Want daar liggen immers kansen. We hebben het daar in de Kamer regelmatig over. Zo dienden tijdens de laatste begrotingsbehandeling van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mijn collega mevrouw Nijkerken-De Haan en ik een motie in waarmee 2 miljoen euro wordt vrijgespeeld voor het bemiddelen van mensen naar banen over de grens. Afgelopen weekend kwam in het nieuws dat vakbonden en werkgevers samen met de grensregio's in het kader van de sectorplannenregeling afspraken over het bevorderen van grensarbeid hebben gemaakt, met concrete aantallen mensen. Honderden mensen worden mede daardoor aan het werk geholpen. 

De PvdA vindt dit mooi nieuws, vooral voor de mensen die nu een baan kunnen vinden. Het is goed dat daarop extra wordt ingezet en dat daar extra in wordt geïnvesteerd. Ik wijs daarbij wel op het belang van een goede voorlichting vooraf. Werken over de grens kan en zal voor veel mensen een uitkomst zijn, maar zij krijgen wel te maken met andere regels, met Belgische regels, Duitse regels, Nederlandse regels en Europese regels. Dat zijn ook complexe regels, want laten we wel wezen: we hebben het met z'n allen niet eenvoudig gemaakt. Waar bouw je pensioen op, wat gebeurt er als je ziek wordt, waar ben je waarvoor verzekerd en waarvoor niet? Bij een succesvolle bemiddeling hoort goede voorlichting vooraf, toegesneden op — zo heet dat — de omstandigheden van het geval en de vragen die mensen hebben. Ik vraag de minister of hij dat met mij eens is. 

Ik vraag de minister ook of hij net als ik vind dat we in Nederland in de gelukkige omstandigheid verkeren dat we een aantal instanties hebben die daarin uitblinken. Ik heb het daarbij over het Bureau voor Belgische Zaken en het Bureau voor Duitse Zaken van de Sociale Verzekeringsbank. Ik ga ervan uit dat de minister ook dat met mij eens is. Het vorige kabinet wilde die bureaus — ik zeg het maar simpel — afschaffen. Dankzij de Kamer is dat toen voorkomen en kunnen het Bureau voor Belgische Zaken en het Bureau voor Duitse Zaken voorlopig voort, tot groot genoegen van grensarbeiders, potentiële werkgevers en vakbonden. Inmiddels worden het belang en de kansen van grensarbeid breder ingezien. 

De voorzitter:

Wilt u ook een tweede termijn? 

De heer Kerstens (PvdA):

Graag. Ik ben bijna klaar met mijn eerste vragen. 

Moties in de Kamer maar ook het afgelopen weekend gepresenteerde plan getuigen daarvan. Daarom vraag ik de minister of hij bereid is om het Bureau voor Belgische Zaken en het Bureau voor Duitse Zaken van de Sociale Verzekeringsbank een duidelijke rol te laten spelen in alle activiteiten die inmiddels voor het stimuleren van grensarbeid worden ondernomen. Dat zou meer zekerheid bieden, ook voor de toekomst, want de kansen over de grens zijn niet ineens voorbij. 

Minister Asscher:

Voorzitter. Wij denken inderdaad dat er mooie kansen zijn voor mensen om aan het werk te komen. De werkloosheid is op sommige plekken in de grensregio's hoog, maar vlak over de grens zijn er vacatures die men daar moeilijk kan vervullen. We weten dat het geen sinecure is om over de grens aan het werk te gaan. Het is dus belangrijk dat mensen daarbij worden begeleid, bij de taal en de cultuur. Ook voorlichting moet worden vormgegeven. Ervaringen met het Pentasz-project, waar mevrouw Nijkerken-de Haan en de heer Kerstens bij de begrotingsbehandeling op wezen, leren dat. Ook mevrouw Schouten heeft vaak aandacht gevraagd voor de kansen van grensarbeid en de belemmeringen die er zijn. Mensen goed en persoonlijk voorlichten maakt deel uit van de aanpak in het sectorplan, het initiatief van vakbonden en werkgevers. Ik hoop daar ook van te leren, zodat daarna voor een grotere groep werknemers belemmeringen kunnen worden weggenomen en mensen vlak over de grens aan het werk kunnen komen. 

Bij het Bureau voor Belgische Zaken en het Bureau voor Duitse Zaken van de Sociale Verzekeringsbank zit echt specialistische kennis. Wat betekent het voor mij persoonlijk per regeling? Die kennis blijft beschikbaar via de grensinformatiepunten waar mensen terecht kunnen met vragen over grensarbeid. Komen ze met een ingewikkelde vraag, dan wordt die doorgeleid naar de specialisten van de Sociale Verzekeringsbank. Die houden we op hun post, in ieder geval tot 2018. Dan gaan we na wat een nieuwe rol kan zijn voor die specialisten nu grensarbeid zich meer gaat ontwikkelen. Ik ben ervan overtuigd dat goede voorlichting, weten waar je aan toe bent en wat de voor- en de nadelen zijn per persoon, van belang blijft om deze mooie kansen van het wonen in Europa te benutten. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik hoor met genoegen dat de minister ook vindt dat aan een succesvolle bemiddeling goede informatieverstrekking voorafgaat, zeker als het gaat om grensarbeid met alle complexe vragen die daarbij komen. Ik weet dat het Bureau voor Belgische Zaken en het Bureau voor Duitse Zaken tot, laten we zeggen, 2018 dankzij de Kamer in de lucht zijn gehouden en dat er een evaluatie plaatsvindt. Mijn concrete vraag aan de minister is: zou het niet verstandig zijn om, wetende dat grensarbeid een fenomeen blijft en wetende dat de bureaus echt in een behoefte voorzien, de evaluatie naar voren te halen en om eerder met elkaar de keuze te maken om ze meer mogelijkheden in de toekomst te geven, of in ieder geval toekomst te geven? Is de minister anders bereid om de financiering te verlengen tot na 2018? Het zou echt zonde zijn om de kip met de gouden eieren, zoals dat heet, te vroeg weg te gooien. 

Minister Asscher:

We leven nu in het begin van 2016. We gaan aan de slag met het sectorplan om vanaf volgende maand 800 mensen die uit bedrijven weg moeten of uit een uitkering komen, vlak over de grens aan het werk te krijgen. Dat is prachtig nieuws voor die mensen. Goede voorlichting hoort daarbij. Als ik op de sectorplannen terugkom, breng ik de Kamer verslag uit over hoe een en ander gaat. Dan kan ik ook laten zien wat er met de motie van mevrouw Nijkerken-de Haan en de heer Kerstens is gebeurd. In dat licht komt de informatieverstrekking terug als belangrijk onderdeel van het helpen van mensen helpen bij het vinden van werk over de grens. Tot 2018 hebben we nog alle tijd om na te gaan hoe je dat goed inricht. Ik ben het met Kerstens geheel eens dat het ook in de toekomst, zelfs als regels eenvoudiger worden, heel belangrijk is dat mensen weten waar zij aan toe zijn als zij in België of in Duitsland gaan werken. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Samen met collega Schouten heb ik meerdere moties ingediend om werken over de grens aantrekkelijk te maken. Ik vind het mooi om te zien dat de minister daarmee actief aan de slag is gegaan. Tot 1 juni is er een actieteam actief. Is de minister bereid om dat actieteam een jaar door te laten gaan? Dat zie ik niet in de brief staan, maar misschien wil de minister dat wel en wil hij dat vandaag toezeggen. 

Minister Asscher:

Mijn excuses aan mevrouw Mulder dat ik haar zonet niet noemde. Het is waar dat er breed in de Kamer aandacht wordt gevraagd voor de kansen van grensarbeid. Ik krijg dat ook terug van heel veel regio's die te kampen hebben met een hoge werkloosheid. Dat actieteam is daarvoor heel belangrijk. Voordat de termijn van het actieteam verstrijkt, hoop ik de Kamer verslag uit te brengen over hoe het loopt met het sectorplan. Dat kan ik met mevrouw Mulder en andere leden van de Kamer bedenken wat een goede volgende stap is. Misschien is dat verlenging van het actieteam. Dat sluit ik zeker niet uit. Misschien kun je de samenwerking op een structurelere manier vormgeven. Als de aanpak nu echt voor 800 mensen blijkt te werken, biedt dat potentie voor veel meer werkzoekenden. Dan hebben we dat actieteam misschien niet nodig. Ik sluit het dus niet uit, maar laten we het beschouwen als een van de mogelijkheden die we bekijken bij het vervolg op dit echt kansrijke traject. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik lees dat het plan geslaagd is als er 600 mensen aan het werk gaan, en dat voor 10 miljoen euro, te realiseren over een periode van twee jaar. Daarbij gaat het slechts in 15% van de trajecten om mensen die vanuit de bijstand aan het werk geholpen worden. Vindt de minister dat de kosten en de baten in balans zijn en dat dit plan ambitieus genoeg is? 

Minister Asscher:

Het gaat om een groter aantal mensen en het gaat niet alleen om mensen uit de bijstand maar ook om mensen uit de WW. Er zijn in de nasleep van de crisis heel veel mensen die in de WW zijn beland, dolgraag aan het werk willen en dat nu onvoldoende kunnen vinden. In dit plan gaat het om 800 mensen, maar ik heb van het begin af aan gezegd dat we ervan moeten kunnen leren om grotere groepen aan het werk te helpen. Dan weet je dat er in de grensregio's meer mensen zijn die in de WW of de bijstand zitten en die baat kunnen hebben bij de ervaringen met dit sectorplan. Dus ja, ik vind het in verhouding, want er is meer nodig om mensen in België of Duitsland aan het werk te krijgen, vanwege de belemmeringen die we kennen. Maar laten we het zo doen dat we daarna voor een grotere groep mensen daarvan de baten kunnen zien. Zo komen uiteindelijk meer mensen vanuit de uitkering aan het werk. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Laat ik eerst zeggen dat ik blij ben dat de problematiek van de werkgelegenheid in de grensregio's eindelijk echt bij het kabinet op het netvlies staat. Het is positief dat er nu ook al een actieteam mee bezig gaat. De problematiek is niet nieuw; die speelt al jaren. Mevrouw Mulder en ik zijn daar inderdaad al heel lang mee bezig, maar de regio's nog langer. De regio's hebben zelf ook al veel plannen gemaakt, bijvoorbeeld Vierkant voor Werk in de regio Emmen. Het is ook gebeurd in Oost-Groningen en Zeeuws-Vlaanderen. Ik mag toch hopen dat dit actieteam niet betekent dat er weer allerlei nieuwe plannen van bovenaf worden opgelegd, maar dat het juist de bedoeling is om aan te sluiten bij al die initiatieven die er al zijn in de regio's, die de situatie heel goed kennen. Ik hoop dat er op die manier meer mensen aan het werk geholpen worden. 

Minister Asscher:

Ik kan mevrouw Schouten geruststellen. Kenmerk van die sectorplannen is juist dat we niet hier bedenken hoe het moet, maar dat vanuit regio's, gemeenten en in dit geval de zeven grensprovincies kansrijke initiatieven groter worden gemaakt. Er komt ook financiering bij. De vakbeweging steekt er geld in, de werkgevers steken er geld in en de regio's zijn ermee bezig. Ik noemde al de succesvolle Pentasz-aanpak uit Zuid-Limburg. Zo heb ik de afgelopen jaren meer voorbeelden leren kennen. Het doel hiervan is nu juist om dat te versterken, het concreet te maken en het te koppelen aan ambities die we kunnen terugkoppelen aan individuele mensen die dolgraag aan het werk willen. Daarna kan het op grotere schaal plaatsvinden. Ik denk dus dat we gehoor geven aan de wensen die mevrouw Schouten, mevrouw Mulder en vele anderen hier hebben geuit. Maak daar meer werk van en steek die energie erin. Het kost inderdaad meer geld, want je moet meer moeite doen om mensen daar aan het werk te krijgen. Ik verwacht daar heel veel van. 

Naar boven