11 Textiel en conflictmineralen

Aan de orde is het VAO Textiel en conflictmineralen (AO d.d. 06/07). 

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom en geef graag als eerste het woord aan de heer Van Laar namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Ik wijs nog even op de spelregels: twee minuten spreektijd inclusief het indienen van eventuele moties. 

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Wij danken de minister hartelijk voor de beantwoording van alle vragen en de inbreng in het algemeen overleg. Er zijn slechts een paar punten blijven staan. Na het overleg bereikte ons een rapport van de UNCTAD, genaamd Trade misinvoicing in primary commodities in developing countries. Daarover krijgen wij graag brief van de minister met een appreciatie, want het voert te ver om dat nu in dit VAO af te doen. We kunnen er dan verder naar kijken. Ook dienen wij graag twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat de afspraken in imvo-convenanten daadwerkelijk moeten worden omgezet naar resultaatgericht handelen; 

van mening dat er onafhankelijk en daadkrachtig toezicht dient te zijn op de naleving van de afspraken binnen de imvo-convenanten; 

overwegende dat het textielconvenant een precedent schept voor toekomstige imvo-convenanten; 

verzoekt de regering, jaarlijks de impact van de imvo-convenanten en het functioneren van het toezicht op de imvo-convenanten te toetsen en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Laar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 224 (26485). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat kinderarbeid in de textielsector veelal dieper in de productieketen voorkomt; 

overwegende dat het voor inkopende textielbedrijven lastig kan zijn om zicht en invloed te hebben op de laatste schakels in productieketens; 

overwegende dat de Nederlandse regering als partner in het imvo-textielconvenant een verantwoordelijkheid heeft om kinderarbeid uit de textielketens te bannen; 

verzoekt de regering om samen met andere convenantpartijen kinderarbeid in 2020 uit de textielketens te weren en daartoe alle relevante instrumenten die de regering ter beschikking staan, zoals economische diplomatie en het Kinderarbeidfonds, in te zetten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Laar, Voordewind en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 225 (26485). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik heb een motie over het convenant duurzame kleding en textiel, een onderwerp dat breed leeft in de Kamer, en een motie over conflictmineralen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het convenant duurzame kleding en textiel een klachten- en geschillenprocedure kent; 

overwegende dat het voor een onafhankelijke en gegronde controle van belang is dat klachten ter plekke onderzocht kunnen worden; 

verzoekt de regering, er samen met de convenantpartners voor te zorgen dat voldoende financiële middelen, bijvoorbeeld via een imvo-heffing, bestaan voor lokaal onafhankelijk onderzoek naar klachten en controle op naleving van oordelen van de klachten- en geschillencommissie, en laagdrempelige toegang tot de geschillenprocedure te verzekeren, ook voor ngo's, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 226 (26485). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Europese verordening aangaande conflictmineralen geen systematiek kent voor het opnemen van additionele mineralen; 

verzoekt de regering om Nederlandse bedrijven die onder de reikwijdte van de verordening vallen te stimuleren hun due-diligencebeleid niet enkel op de 3TG te richten, maar ook naar andere grondstoffen te kijken die in verband kunnen worden gebracht met conflicten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 227 (26485). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De motie gaat niet over het toevoegen van extra grondstoffen aan de verordening, want dat kan dus niet. Laten we met elkaar de ogen openhouden en niet alleen zeggen: dit staat in de verordening, verder kijken wij niet. Als de minister dit punt deelt, wil zij dan eens nadenken over de manier waarop we het bewustzijn en de bewustwording bij die bedrijven op dit punt kunnen versterken en die due diligence kunnen versterken? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik zal namens de ChristenUnie drie moties indienen. De onderwerpen spreken voor zich. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er nu geen instantie is die onafhankelijk toezicht houdt op de uitvoering van de convenanten én bedrijven in risicosectoren die geen convenant hebben afgesloten of daar geen deel van uitmaken; 

verzoekt de regering, een onafhankelijke toezichthouder in te stellen met voldoende bevoegdheden en financiële middelen om toezicht te houden op de naleving van alle imvo-convenanten, waaronder het geven van gevraagd en ongevraagd advies aan de stuurgroepen van de convenanten; 

verzoekt de regering tevens, deze toezichthouder ook te mandateren tot het doen van zelfstandig onderzoek naar risicosectoren zonder convenant en bedrijven in risicosectoren die niet deelnemen aan een convenant, en daarover publiekelijk te rapporteren en te adviseren aan de desbetreffende sectoren, bedrijven en de overheid, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 228 (26485). 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik dien ook een motie in over de financiering van Stop Kinderarbeid, die de afgelopen jaren is voortgezet. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de coalitie Stop Kinderarbeid van mei 2014 tot en met mei 2017 door de regering met 5 miljoen euro wordt gefinancierd op basis van het amendement-Voordewind c.s. (33750-XVII, nr. 49); 

overwegende dat het huidige programma substantiële resultaten heeft bereikt, waaronder 76 kinderarbeidvrije gebieden en bijna 10.000 kinderen die naar school gaan; 

overwegende dat de regering de aanpak via Child Labour Free Zones in EU-verband bepleit; 

verzoekt de regering, de steun aan het programma van Stop Kinderarbeid na april 2017 voor drie jaar voort te zetten voor een gelijk bedrag als het lopende programma en daarvoor in de begroting voor 2017 de noodzakelijke middelen vrij te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 229 (26485). 

De heer Van Laar (PvdA):

Ik vraag me af of deze motie niet iets te vroeg wordt ingediend. We moeten de begroting nog krijgen. We weten dus nog niet wat de inzet van de minister zal zijn om kinderarbeid te bestrijden, laat staan dat we weten dat precies deze organisatie de beste organisatie hiervoor is. Ligt het niet in de rede om deze motie bij de behandeling van de begroting in te dienen, of om haar aan te houden nu de heer Voordewind haar al heeft ingediend? Dat is in ieder geval mijn suggestie. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De financiering komt voort uit een amendement dat de heer Van Laar en ik een paar jaar geleden hebben ingediend. Dat is effectief geweest en heeft tot resultaten geleid. Naar ik begrijp spelen de tenders op dit moment. Ik heb ook begrepen dat het niet kan wachten tot de begroting, maar misschien kan de minister ons daarover informeren. Als we moeten wachten tot de behandeling van de begroting, praten we er immers pas in november over. Ik hoor echter graag van de minister wat de stand van zaken is en of zij deze motie als een soort steun in de rug ziet voor de jarenlange en tot nu toe vruchtbare samenwerking met Stop Kinderarbeid. Ik wacht de reactie van de minister op dit punt dus graag af. 

De laatste motie die ik hierbij wil indienen, gaat over de communicatie naar consumenten. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat jaarlijks gerapporteerd wordt over de resultaten van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel en dat deelnemende bedrijven ook zelf moeten rapporteren over due diligence, de plannen van aanpak op de negen thema's en het doen van steekproefsgewijze verificatie; 

verzoekt de regering, het secretariaat van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel te verzoeken om de informatie vanuit de plannen van aanpak te gebruiken om consumenten beter te informeren over de inzet van kleding- en textielbedrijven op de thema's uit het convenant, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 230 (26485). 

Ik zie dat mevrouw Gesthuizen afziet van haar spreektijd. Wij wachten enkele ogenblikken totdat de minister alle moties op papier heeft gekregen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Tegen de heer Van Laar wil ik zeggen dat wij graag een appreciatie van het rapport geven. Ik zoek even naar een mogelijkheid om dat niet in een aparte brief te doen. Ik kan me voorstellen dat hij daarmee zomaar akkoord is. 

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 224 van de heer Van Laar. In het textielconvenant is opgenomen dat er na tweeënhalf jaar een uitvoerige evaluatie komt van de impact en het toezicht. Die termijn is niet zomaar gekozen, want dan zijn we huiselijk gezegd een eind op streek. Voor de meting van de impact heb je vaak wat meer tijd nodig. Ik begrijp van de heer Van Laar dat hij er behoefte aan heeft om na een jaar ook het functioneren van het toezicht te toetsen. We hebben daarover uitvoerig in het AO gesproken. Ik wil de motie overnemen, als ik haar zo mag lezen dat we na een jaar het toezicht evalueren, welke evaluatie onderdeel blijft van de grote evaluatie na tweeënhalf jaar. Ik zie de heer Van Laar knikken; ik wil de motie overnemen. 

De voorzitter:

Hoho, dat gaat wel erg snel. 

Minister Ploumen:

Te snel? 

De voorzitter:

Ja, want u neemt de motie over, zonder dat u haar van een bepaalde interpretatie voorziet. U hebt dat gedaan door te melden dat de indiener knikte, zodat ik het laat gaan. Ik moet wel vragen of een van de leden bezwaar heeft tegen het feit dat u deze motie overneemt. Dat is niet het geval. In dat geval maakt de motie geen deel meer uit van de beraadslaging en zal er niet over worden gestemd. 

De motie-Van Laar (26485, nr. 224) is overgenomen. 

Minister Ploumen:

In de motie van de leden Van Laar, Voordewind en Van Veldhoven op stuk nr. 225 wordt de regering verzocht, samen met andere convenantpartijen kinderarbeid in 2020 uit de textielketens te weren. In de Global Goals van de VN wordt uitgegaan van het uitbannen van kinderarbeid in 2025. Daaraan willen wij ons houden. Als ik dat als een inspanningsverplichting mag lezen, passend in de route richting 2025, dan zou ik haar willen overnemen. Maar daar volgt een kleine procedure uit, als ik u goed heb begrepen, voorzitter. 

De voorzitter:

Ja, en dat gaat nu waarschijnlijk rond komen via de interruptiemicrofoon. De heer Van Laar. 

De heer Van Laar (PvdA):

De sector heeft zelf in haar plan van aanpak van 2014 gezegd dat ze in 2016 al vrij zou zijn van kinderarbeid. Dat is niet gehaald. Daarom ben ik daar netjes tussenin gaan zitten. Want iets meer ambitie dan globale ambitie mag wel, als je in Nederland woont. 2020 lijkt mij daarom zeer realistisch. Het zou mooi zijn als de minister die motie overneemt. Als ze na overleg met partijen op 2021 uitkomt, zullen wij dat door de vingers zien. Maar zoiets zou het toch wel moeten kunnen zijn. 

De voorzitter:

De indiener handhaaft de tekst. Wat is daarop het advies van de minister? 

Minister Ploumen:

Het valt mij altijd moeilijk om Kamerleden iets te weigeren, zeker als het gaat om het uitbannen van kinderarbeid. Ik ga graag in gesprek met de sector. Ik hoop dat we richting 2020 tot resultaten kunnen komen. Ik zou de motie willen overnemen. 

De voorzitter:

Is daartegen bezwaar bij een van de leden, met de tekst zoals die er ligt? Dat is niet het geval. Dan komt de motie niet meer in stemming en wordt er ook niet meer over beraadslaagd. 

De motie-Van Laar c.s. (26485, nr. 225) is overgenomen. 

Minister Ploumen:

Ik ben nu weer helemaal scherp op de procedure! Ik moest weer even wennen. 

De voorzitter:

Dat geldt voor iedereen. 

Minister Ploumen:

Dank u wel. 

De motie op stuk nr. 226 van de leden Van Veldhoven en Voordewind wil ik ontraden, onder verwijzing naar de motie op stuk nr. 224, waarin niet alleen na tweeënhalf jaar een grote evaluatie, maar na een jaar ook een evaluatie van het toezicht wordt gevraagd. Daarbij kan ook worden bekeken of er voldoende onderzoekscapaciteit is. Op voorhand is het naar mijn idee wel goed om vast te stellen dat er lokaal en internationaal heel veel onderzoek gedaan wordt door ngo's, mede gefinancierd door Nederland. Dat gebeurt ook door de ILO, maar het lijkt me prima om hier ook naar te kijken, als onderdeel van die evaluatie na een jaar. Motie nr. 226 als zodanig ontraad ik echter. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

In de motie staat niet dat dit binnen een jaar geregeld moet zijn. Er staat alleen dat ervoor moet worden gezorgd. Als ervoor gezorgd wordt en er in die evaluatie na een jaar kan worden gerapporteerd dat het ook zo is, is dat prima. Maar dan moet natuurlijk nu al wel het beeld zijn dat dit op een goede manier geregeld is. En dit zijn toch zorgpunten. Als ik in Bangladesh aanspraak zou willen maken op zo'n convenant, vraag ik mij af of ik precies wist waar ik moest zijn. Zou ik het dan gemakkelijk vinden om hier de middelen te vinden voor het doen van onderzoek voor een convenant dat in Bangladesh is afgesproken? Ik heb daar mijn twijfels over. Daarom leg ik deze motie bij de minister neer. Dat doe ik niet met als doel dat zij meteen met de resultaten komt, maar ik doe dat wel om er nu naar te kijken en hierover met de partijen in gesprek te gaan, zodat we bij die geplande evaluatie ook kunnen rapporteren dat het goed geregeld is in plaats van dat we weer een jaar verder zijn en bedenken dat het toch nog niet voldoende is. 

Minister Ploumen:

Ik heb mij niet precies genoeg uitgedrukt, want mevrouw Van Veldhoven en ik hebben nu een verschil van inzicht. Eigenlijk heb ik willen zeggen dat ik op dit moment weinig zie in additionele onderzoeksmogelijkheden. In de eerste plaats is dat het geval vanwege de financiële implicaties. Die kunnen we nu niet overzien. Je kunt opvattingen hebben over de imvo-heffing, maar dat is echt wel een stevig instrument om in te zetten. In de tweede plaats is er veel onderzoekscapaciteit en wordt er veel gerapporteerd. De vakbonden in Bangladesh — dit geldt niet alleen voor de internationale vakbonden maar ook voor de lokale vakbonden, soms op fabrieksniveau — worden waar mogelijk geïnformeerd en betrokken. 

Mijn voorstel was dan ook om na een jaar, als we toch die evaluatie op dat toezicht doen, te bezien of dit wel nodig is of dat toch blijkt dat de praktijk die mevrouw Van Veldhoven voorziet zich misschien niet voordoet of dat die zich op een andere manier voordoet. Ik hang dus iets meer naar achteren, als ik het zo mag zeggen: ik ben terughoudender dan mevrouw Van Veldhoven zou wensen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Maar ik zou het ook zonde vinden als we een jaar lang op dit punt niet de vinger aan de pols hielden. Als de minister op dit punt in ieder geval de vinger aan de pols houdt en scherp is op signalen die er eventueel afgegeven worden, dan ben ik bereid om de motie aan te houden. Overigens staat er niet dat het alleen middels imvo-heffingen kan. Er staat dat het onderdeel is van een aantal oplossingen waaraan je zou kunnen denken. Is de minister bereid om, als er signalen zijn, niet te wachten tot over een jaar maar ermee aan de gang te gaan? Als we dat kunnen afspreken, ben ik bereid om de motie aan te houden. 

Minister Ploumen:

Ik denk dat we in het komende jaar, het eerste jaar van de uitvoering van het convenant, zo scherp mogelijk willen letten op allerlei zaken die wel of niet goed gaan. Het lijkt me prima als we dat doen. Als er signalen komen, kunnen we op een later moment bespreken wat we daarmee doen. Dat kan wellicht onderdeel zijn van de evaluatie die de heer Van Laar in zijn motie suggereerde. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dan houd ik de motie aan. 

De voorzitter:

Even voor de scherpte: er staan meerdere namen onder. Ik kan hier wel oogcontact signaleren, maar dat zien we niet in de Handelingen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb oogcontact gesignaleerd met de heer Voordewind. Hij knikt en is daarom met mij van mening dat deze motie voor dit moment kan worden aangehouden, na deze toezegging van de minister. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (26485, nr. 226) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Ploumen:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 227 van mevrouw Van Veldhoven, met het verzoek om bedrijven in hun "due diligence"-beleid niet alleen te laten kijken naar die 3TG, zoals dat in jargon heet, maar ook naar andere grondstoffen. Ik wil het oordeel over deze motie aan de Kamer laten. Een aantal convenanten over grondstoffen die verwant zijn aan mineralen, al dan geen conflictmineralen, komt er nog aan. Ik geef de motie dus oordeel Kamer. 

De motie op stuk nr. 228 ontraad ik om twee redenen. In het mandaat van het NCP hebben we al opgenomen dat de regering één keer per jaar een verzoek tot een onderzoek naar een bepaalde sector kan doen. In het AO heb ik ook aangekondigd dat we dit jaar een onderzoek naar de olie- en gassector gaan doen, omdat die tot nu toe weinig bereidheid toonde om aan dat convenantenproces mee te doen. We gebruiken het bijgestelde mandaat van het NCP voor wat hier wordt bedoeld. Voor het overige wil ik de motie ontraden, omdat we net met elkaar hebben afgesproken dat we na een jaar bekijken hoe het toezicht is verlopen en of het gaat zoals we dat graag zouden willen. 

De motie op stuk nr. 229 betreft toch echt wel een onderwerp voor de begrotingsbehandeling. Dit is een voorstel met financiële impact. Wellicht wil de indiener de motie tot dat moment aanhouden. Anders moet ik haar ontraden. De indiener is de heer Voordewind. "Indiener" klinkt zo onaardig. 

De voorzitter:

De indiener, de heer Voordewind. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De motie was bedoeld als steun in de rug. De minister kent de organisatie, sterker nog: zij promoot haar ook op Europees niveau, omdat zij effectief is met betrekking tot de labour free zones. De vorige keer hebben we daar een rechtstreekse financiering voor kunnen organiseren. Het zou jammer zijn als we weer moeten wachten tot november om te bepalen of de Kamer dat alsnog moet corrigeren. Als de minister echter zegt dat zij er welwillend naar kijkt, omdat de organisatie zich effectief bewezen heeft, dan houd ik de motie aan en wacht ik de inzet van de minister af. 

Minister Ploumen:

Het is voor mij op dit moment echt ingewikkeld, niet alleen om financiële toezeggingen te doen. Zelfs "welwillend" en "niet welwillend" zijn oordelen die ingrijpen in de begroting die we nu voorbereiden. Ik verzoek de heer Voordewind dus nogmaals om de motie aan te houden tot de begrotingsbehandeling, anders moet ik haar op dit moment ontraden. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik zal haar aanhouden, maar ik kijk de minister goed aan. We hebben gezien wat deze organisatie kan. Ik vestig mijn hoop op het feit dat de minister in ieder geval een beetje knikt en vertrouw er dus op dat zij welwillend naar dit voorstel kijkt. Deze organisatie heeft zich de afgelopen jaren namelijk bewezen. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (26485, nr. 229) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Ploumen:

Het oordeel over de motie-Voordewind/Van Veldhoven op stuk nr. 230 laat ik aan de Kamer. Het is belangrijk dat niet alleen de sectoren bij de convenanten betrokken zijn, maar dat ook consumenten te weten komen dat die convenanten er zijn en welke bedrijven daarbij aangesloten zijn. Ik voel zeker wel sympathie voor deze motie. Er zijn allerlei manieren waarop consumenten geïnformeerd kunnen worden. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik merk daarbij op dat het natuurlijk ook in het belang van de aangesloten bedrijven zelf is om te laten weten dat zij erbij horen, dat zij er iets aan doen en of dat goed gaat. Soms zal het ook wat minder goed gaan. Het pleit voor bedrijven dat zij zich aangesloten hebben bij die convenanten. Als ik die bedrijven was, zou ik dat ook zonder deze motie, waarover ik het oordeel aan de Kamer laat, van de daken willen schreeuwen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Volgende week dinsdag wordt over de ingediende moties gestemd. 

De vergadering wordt van 17.41 uur tot 18.48 uur geschorst. 

Voorzitter: Van Raak

Naar boven