3 Vragenuur: Vragen Voordewind

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Voordewind aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij afwezigheid van de minister-president, minister van Algemene Zaken, over de nasleep van de mislukte legercoup in Turkije en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse samenleving.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Goed om alle collega's weer te zien en terug te kijken op de afgelopen zomer, waarin erg veel gebeurd is. In de week van de mislukte legercoup bezocht ik Turkije in het kader van de EU/Turkije-deal. Ik was nog geen twee dagen terug, of die coup vond plaats. Ook in Turkije hoort het leger niet de macht naar zich toe te trekken. Terecht heeft Nederland, samen met andere Europese landen, de coup sterk veroordeeld.

Eenzelfde krachtige, eenparige veroordeling ontbrak echter met betrekking tot de daarop volgende zuiveringen. Met duizenden tegelijk — rechters, politiemensen, leraren en andere critici — zijn ze zonder pardon ontslagen of opgepakt. De fundamenten van de Turkse democratie en de rechtsstaat werden al onder Erdogan uitgehold en nu zien we ze wegvallen. Ook in Nederland probeert Turkije onze rechtsstaat te ondermijnen door kliklijnen te lanceren, Nederlandse burgemeesters onder druk te zetten en via de terreurlijst organisaties en personen zwart te maken. Dit zonder enige vorm van bewijs. De lange arm van Ankara zorgt op deze manier voor bedreigingen, tweespalt in de Turks-Nederlandse gemeenschap, het mijden van scholen, het bedreigen van advocaten en het boycotten van winkels en bedrijven. Dat is gewoonweg onacceptabel. Daarom kom ik tot de volgende vragen aan het kabinet.

Is het kabinet alsnog bereid, hier in de Kamer de zuiveringen te veroordelen? Kan de minister bevestigen dat de inspanningen die de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en andere leden van het kabinet hebben gepleegd om de inmenging van Turkije in Nederland te doen verminderen, tot nu toe helaas weinig effect hebben gehad? Is het kabinet bereid, met andere EU-lidstaten de Turkse inmenging in Ankara aan de kaak te stellen? Welke middelen heeft de premier nog achter de hand om de Turkse bemoeienis in Nederland tegen te gaan? Hoe gaat de premier de veiligheid van kinderen, zakenlieden en gelovigen van Turkse afkomst in Nederland beschermen tegen haatzaaiende Erdogan-aanhangers in Nederland?

Minister Ploumen:

Voorzitter. Het kabinet heeft inderdaad de couppoging veroordeeld. Minister Koenders was zelfs de eerste die van zich liet horen. Maar we hebben tegelijkertijd ook in de gesprekken tussen de minister van Buitenlandse Zaken en die van Europese Zaken van Turkije en mijzelf en mijn collega van Economische Zaken gezegd dat we vinden dat in de nasleep van de coup de rechtsstaat fier overeind moet blijven en dat maatregelen binnen die rechtsstaat genomen moeten worden. Collega Koenders heeft meer gedaan: hij heeft ervoor gepleit dat de Raad van Europa een bezoek brengt aan Turkije, wat ook is gebeurd. Wij zouden graag zien dat dat uitmondt in een concrete samenwerking tussen Turkije en de Raad van Europa, om zeker te stellen dat de maatregelen die Turkije neemt, passen binnen de kaders van het EVRM. We vinden het daarom ook belangrijk dat het antifolteringscomité een bezoek brengt.

De couppoging en de nasleep daarvan hebben, zoals de heer Voordewind al zei, ook in Nederland tot spanningen geleid, in het bijzonder binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap. Het kabinet wijst uiteraard directe beïnvloeding van Turkije in Nederlandse binnenlandse aangelegenheden af. Nederlandse burgers maken de keuzes die zij willen maken. Die boodschap hebben we meerdere malen overgebracht aan Ankara; afgelopen weekeind gebeurde dat aan de minister van Europese Zaken. Wij vinden het onaanvaardbaar dat groepen Nederlanders tegenover elkaar worden opgezet, want juist vrijheid en verdraagzaamheid zijn fundamentele Europese waarden die wij hoog hebben staan. Zijn er verschillen in inzicht? Dat kan. Dan gaan we respectvol in dialoog met elkaar. Als er strafbare feiten worden gepleegd en daarvan aangifte wordt gedaan, gaan wij natuurlijk ook over tot strafrechtelijk onderzoek en eventueel tot vervolging. Dat past binnen de rechtsstaat die Nederland is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb een duidelijke veroordeling van de coup gehoord, maar ik heb niet een duidelijke veroordeling gehoord van de zuiveringen daarna, die hebben geleid tot het echt wankelen van de rechtsstaat. Graag zou ik van dit kabinet horen dat alles wat er nu in Turkije gebeurt, de rechtsstaat daar wel degelijk aantast. Ik wil horen dat het kabinet daar afstand van neemt.

Terecht neemt het kabinet afstand van de inmenging in Nederland. De vraag is echter of die inmenging ook zo doorgaat. Tot nu toe hebben de minister van Buitenlandse Zaken en de minister-president zelf met Erdogan gebeld en gezegd dat die moet stoppen. Ik meen dat een dag na terugkomst van de minister-president de zogenaamde terreurlijst in Nederland bekend werd gemaakt. Is het kabinet dus bereid om verdere stappen te zetten met als doel de Turkse overheid te laten weten dat die inmenging in de Nederlandse samenleving moet stoppen, bijvoorbeeld door een signaal af te geven in de vorm van het terugroepen naar Nederland van de Nederlandse ambassadeur voor consultatie? Mogelijk zou dat kunnen leiden tot het terugroepen van de Turkse ambassadeur vanuit Nederland naar Ankara. Er moet immers meer gebeuren om die inmenging te stoppen.

Mijn tweede vraag is wat het kabinet doet met de berichten over een Amerikaanse advocaat die in Nederland in opdracht van de Turkse regering onderzoek wil doen naar de Gülenbeweging. Is het kabinet zich daarvan bewust? Zo ja, wat gaat het kabinet daartegen doen? En wat gaat het doen tegen die kliklijnen op social media waardoor de vermeende Gülenaanhangers worden bedreigd?

Minister Ploumen:

Wij hebben ons, zoals de heer Voordewind ook zegt, steeds consequent gekeerd tegen inmenging, stigmatisering en intimidatie in Nederland, in elke vorm. We willen geen export van de problemen in Turkije naar Nederland.

De Nederlandse ambassadeur kan zich nuttiger maken door de boodschappen van de Nederlandse regering in Ankara over te brengen. Het is daarvoor nuttiger dat hij daar is in plaats van in Nederland, dus dat zal zo zijn.

Het kabinet blijft ook actief in gesprek met de Turkse regering indien daartoe naar zijn mening aanleiding is.

Ergens komende week komt er een Kamerbrief van het kabinet over dit vraagstuk waarin het antwoord op de laatste vraag van de heer Voordewind zou kunnen komen te staan. Een en ander kan daarin in alle precisie worden geadresseerd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Natuurlijk is het nuttig om de contacten gaande te houden. Er zal een hele ambassadestad in Ankara achterblijven. De minister weet echter ook dat, als je een ambassadeur terugroept uit een land, dit echt een diplomatiek en politiek signaal is waaruit blijkt dat we niet gediend zijn van dit soort inmenging in de Nederlandse samenleving en dat deze inmenging echt leidt tot grote spanningen hier. Ik druk dit kabinet op het hart om meer maatregelen te nemen dan het voeren van een telefoongesprek of het afleggen van een bezoek. Toen we beide ministers van Buitenlandse Zaken in die persconferentie zagen, spraken de beelden voor zich. Ik zie uit naar de brief en hoop dan ook dat er meerdere maatregelen worden aangekondigd.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben blij dat het Nederlandse kabinet en alle partijen van links tot rechts na jaren proberen de lange arm van Ankara af te schudden. Woorden alleen zijn inmiddels niet meer genoeg. Het ontbreekt hier aan daden. Hoe is het mogelijk dat onze ministers naar Turkije vliegen, dat de minister-president met Erdogan belt en dat er tegelijkertijd toch weer een soort diplomatieke middelvinger wordt opgestoken naar Nederland? De volgende vraag van de ChristenUnie is dan ook zeer gerechtvaardigd: wat zal de volgende stap van onze regering zijn om duidelijk te maken dat dit moet stoppen? Want het gaat door: er worden lijsten gepubliceerd. De consul mengt zich in interne aangelegenheden, mensen worden bedreigd en er zijn telkens weer nieuwe organisaties in Nederland die de opdrachten van Ankara uitvoeren. Wanneer stopt de Nederlandse overheid met samenwerken met en bondgenootschappen van organisaties zoals Diyanet, die niets anders zijn dan een verlengstuk van Turkije?

Minister Ploumen:

Het moge duidelijk zijn dat het kabinet ten zeerste afkeurt dat er lijsten circuleren, in welke vorm dan ook en ongeacht wie daarop staan. Dat veroorzaakt onrust en spanning bij heel veel mensen. Dat willen wij hier in Nederland niet. Op dit moment hebben wij geen indicatie dat het artikel van het staatspersbureau Anadolu over de Gülenscholen — dat is de lijst waar mevrouw Karabulut waarschijnlijk op doelt — op instructie van de Turkse staat tot stand is gekomen. Vindt het kabinet de lijst daarmee minder erg? Nee, we zijn natuurlijk tegen dat soort stigmatisering, hoewel die journalist meldt dat hij alle informatie uit openbare bronnen heeft.

Voor het antwoord op de tweede vraag verwijs ik mevrouw Karabulut vanwege de volledigheid door naar de Kamerbrief. De vraag is duidelijk. Het kabinet komt erop terug en de brief komt eraan. Ik denk dat het verstandig is om dat vraagstuk daarin nader te adresseren.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik vond het heel verstandig dat de minister van Buitenlandse Zaken de Turkse regering als eerste heeft laten weten dat we ontzet waren over de coup. De regering is in Istanbul langs geweest om onze ontzetting nog eens kracht bij te zetten. Daarbij is politieke lef getoond. Minder lef heeft de regering getoond bij een motie van mevrouw Karabulut en het VVD-Kamerlid Potters. Daarin werd het kabinet al een jaar geleden opgeroepen om een onderzoek te doen naar precies deze lange arm van Ankara. We hebben daar vaak toe moeten oproepen, ook aan het begin van deze zomer. Via deze minister vraag ik minister Asscher, die daar geloof ik over gaat, of dat onderzoek nu eindelijk gestart is. Kunnen we daar in ieder geval voor het kerstreces resultaat van zien? Ik denk namelijk dat de bewijzen zich opstapelen, en de onderzoekers moeten het wat dat betreft makkelijk hebben.

Minister Ploumen:

Ik stel voor dat het kabinet in de genoemde brief op de motie reageert. Wij kennen de motie. Het lijkt me goed als in die brief wat uitvoeriger, mede door collega Asscher, kan worden ingegaan op de manier waarop wij deze motie hebben begrepen.

De heer Van Bommel (SP):

Als reactie op de coup zijn de mensenrechten in Turkije verder onder druk komen te staan. Ik vraag de minister om daarover een oordeel te geven. Tevens wil ik weten of de Nederlandse regering vasthoudt aan de eis dat de antiterreurwetten, op grond waarvan journalisten, schrijvers, opiniemakers en anderen worden aangehouden en opgesloten, moeten veranderen voordat er sprake kan zijn van visumvrij reizen vanuit Turkije naar Europa. Die eis moet recht overeind blijven staan.

Minister Ploumen:

Het moge duidelijk zijn dat het het kabinet, gegeven de situatie, aangelegen was om de coup te veroordelen. In Turkije was iedereen, van links tot rechts, zeer geschokt door die coup en daardoor zeer aangedaan. Tegelijk hebben wij in alle gesprekken — de minister-president, minister Koenders en ikzelf — voortdurend benadrukt dat in de nasleep van die coup de mensenrechten gerespecteerd dienen te worden en er binnen de kaders van de rechtsstaat geopereerd moet worden.

Wat betreft de tweede vraag van de heer Van Bommel is het goed als we in de brief nader duiden hoe de gesprekken verlopen en wat de inzet van Nederland en de andere EU-lidstaten is.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het is duidelijk dat een militaire coup volstrekt afgekeurd moet worden. Dat doet mijn fractie ook, maar wat er na die coup is gebeurd gaat alle perken te buiten. De inperking van de persvrijheid en de meningsvrijheid en het schenden van mensenrechten hebben een dusdanig niveau bereikt dat dat eigenlijk toch een kantelpunt zou moeten zijn in de buitenlands-politieke verhoudingen met Turkije. Is de minister dat met mij eens? Is zij het met mij eens dat vanaf nu nadrukkelijk een andere houding van de Nederlandse regering op zijn plaats zou zijn?

Minister Ploumen:

Wij hebben hier vaker gedebatteerd over ontwikkelingen in Turkije, ook voor de coup. Ik meen mij te herinneren dat ik in een eerder debat met de heer Grashoff heb gezegd dat de relatie tussen Turkije en Nederland open en direct is. Dat betekent dat we ook kritisch zijn. Jammer genoeg zijn er in de afgelopen maanden in de nasleep van de coup redenen bij gekomen om die kritische dialoog voort te zetten. Het is niet voor niets dat collega Koenders de Raad van Europa heeft gevraagd om een bezoek aan Turkije te brengen en om met Turkije samen te werken om ervoor te zorgen dat de rechtsstaat fier overeind blijft staan. Het klopt dus dat het gesprek dat ik een paar weken geleden met mijn collega, de minister van Economische Zaken, had, een andere toonsoort had dan het gesprek dat ik in de weken daarvoor met hem had. We hebben inderdaad de coup veroordeeld, maar we hebben ook onze zorgen uitgesproken over de huidige situatie in Turkije. We zullen die dialoog blijven voeren. Dat geldt niet alleen voor Nederland, want dit wordt natuurlijk breder gedeeld.

De voorzitter:

Een tweede, aanvullende vraag, mijnheer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De minister blijft zich uiten in termen van dialoog. Laat ik eerlijk zijn: daar is mijn fractie het lange tijd volledig mee eens geweest. We hebben vaak gezegd dat er sprake was van een zekere mate van het voordeel van de twijfel. Daar is geen sprake meer van. Er is geen sprake meer van het voordeel van de twijfel. Het is glashelder wat hier aan het gebeuren is. Er is sprake van de introductie van een dictatuur. Dat is een andere situatie. Naar mijn mening vraagt die om een andere houding; die vraagt om heldere standpunten en eventueel daarbij behorende maatregelen en sancties.

Minister Ploumen:

De ervaring leert dat er doorgaans heel weinig verandert als het gesprek stopt en stokt. Wij vinden het belangrijk om met de Turkse regering in gesprek te zijn en te blijven. Die dialoog is gezien de gebeurtenissen daar en hier vanzelfsprekend kritischer dan een aantal maanden geleden. Ik begrijp dat het een beetje onbevredigend is, maar het is misschien toch goed om ook op dit punt te verwijzen naar de brief die het kabinet aan de Kamer zal sturen. Daarin zullen we die positie ongetwijfeld nader toelichten.

Mevrouw Maij (PvdA):

We hebben hier net een aantal vreselijke aanslagen herdacht. Er ging ook een bom bij het Turkse parlement af. Ik denk dat het heel goed is dat we met z'n allen duidelijk maken dat het goed is dat die militaire coup is afgewend. Een militaire dictatuur in Turkije moeten we niet willen, maar een democratische dictatuur moeten we ook niet willen. We zien dat het op dit moment echt de verkeerde kant opgaat. De oppositie vraagt om het gesprek aan te gaan over de positie van Turkije binnen de Raad van Europa, de waarborging van de rechtsstaat en de positie van Turkije ten opzichte van Europa als kandidaat-lidstaat van de Europese Unie. Is de minister het met mij eens dat het belangrijk is om die gesprekken aan te gaan? Een onderdeel daarvan is het uitgangspunt dat je burgers in andere landen niet aanspreekt op de manier waarop zij nu worden aangesproken door de Turkse overheid. Zo spreek je je eigen burgers niet aan en zo spreek je burgers in andere landen zeker ook niet aan.

Minister Ploumen:

Mijn antwoord daarop is: ja. We hebben in het gesprek steeds aangegeven dat het wat ons betreft niet acceptabel is dat datgene wat zich in Turkije afspeelt naar Nederland wordt geëxporteerd. Nederlandse burgers zijn Nederlandse burgers. Er zijn spanningen in de Turkse gemeenschap, maar ik ben het volledig met mevrouw Maij eens dat dat natuurlijk onderwerp van gesprek blijft.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Vorige week zei premier Rutte tijdens de wekelijkse persconferentie dat hij geen aanwijzingen had dat er Turkse inmenging was in Nederland met betrekking tot deze problematiek. Dat is natuurlijk een volstrekt onwaarschijnlijk verhaal. Niemand neemt dat verhaal van Rutte serieus, echt niemand. Denk aan de brief van de Turkse consul aan burgemeester Aboutaleb. Denk aan de terreurlijst die gepubliceerd is door het Turkse staatspersbureau. Er zijn genoeg aanwijzingen. Mijn fractie is het zat. Er moet nu echt wat gebeuren; er moet worden doorgepakt. Zijn deze minister en dit kabinet bereid om de Turkse ambassadeur het land uit te knikkeren?

Minister Ploumen:

Zoals ik al eerder aangaf, zijn we geëngageerd in een zeer kritisch gesprek met de Turken. Dat verloopt deels via de diplomatieke vertegenwoordiging van Turkije in Nederland. Het is verstandig om dat gesprek te blijven voeren. Ik hoorde duidelijk de scherpe veroordeling die de heer Bontes uitsprak. Het Nederlandse kabinet deelt die. We zullen in de brief — nogmaals excuus voor de doorverwijzing — nader daarop ingaan.

De voorzitter:

Mijnheer Bontes, uw tweede, aanvullende vraag.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Er is helemaal geen scherpe veroordeling van de Nederlandse regering. Onze premier zei nota bene vorige week nog dat hij geen aanwijzingen heeft dat er Turkse inmenging is. Dat is een totaal belachelijk verhaal. Realiseert de minister zich dat zij met dit slappe verhaal en deze slappe knieën het alleen maar erger maakt en dat Erdogan alleen naar harde taal luistert en alleen die begrijpt? Wil de minister nogmaals overwegen om de Turkse ambassadeur het land uit te zetten en zich realiseren dat een veel hardere aanpak van dictator en sultan Erdogan nodig is in plaats van dit slappe verhaal?

Minister Ploumen:

Met mijn knieën is helemaal niks mis. De minister-president, minister Koenders en ikzelf hebben scherpe en kritische gesprekken gevoerd met onze Turkse collega's. Dat is eerlijk gezegd precies zoals de heer Bontes zegt. Daarin hebben we alle gebeurtenissen laten passeren en hebben we duidelijk gemaakt dat we geen export van het Turkse conflict naar Nederland willen en zullen accepteren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Helaas is het wel de praktijk dat er elementen zijn overgekomen naar Nederland, aangezien mensen zich in Nederland bedreigd voelen. 175 mensen hebben melding gemaakt of aangifte gedaan. Ik zou graag van het kabinet ook vandaag hier volmondig willen horen dat deze mensen bij de politie terechtkunnen, dat het verder zal gaan dan de enige aanhouding die we nu nog hebben en dat de politie er echt aandacht en zorg aan zal besteden, zodat mensen daar met hun verhaal terecht kunnen en dat zij de bescherming krijgen die zij verdienen.

Minister Ploumen:

Ik meen dat ik al in mijn eerste antwoord op de vraag van de heer Voordewind heb gerefereerd — misschien niet letterlijk — aan het aantal aangiften. Mevrouw Van Toorenburg, ik en het kabinet zitten op één lijn. Nederland is een rechtsstaat. Men kan hier altijd aangifte doen. Daaraan wordt serieus opvolging gegeven. Er is nu één persoon gearresteerd. We hebben hier de scheiding der machten. Ik kan niet toezeggen dat er meer mensen gearresteerd worden — dat zal mevrouw Van Toorenburg begrijpen — maar het is duidelijk dat collega Van der Steur en de politie buitengewoon alert zijn. Iedereen moet zich vrij en veilig voelen — dat is ook zo in Nederland — om aangifte te doen als men zich op de een of andere manier bedreigd voelt door wie dan ook.

De heer Van Meenen (D66):

Ik was vorige week woensdag in Amsterdam om te spreken met mensen die zich bedreigd voelen. Dat waren ondernemers en mensen van scholen, zoals docenten en ouders die zich onder druk gezet voelden om hun kind van school te halen. Er kwamen verhalen van kinderen van 8 jaar die voor terrorist werden uitgemaakt. Ondertussen is wat het kabinet doet, een telefoontje plegen, een brief aan de Kamer schrijven en een bezoekje afleggen, waarbij onze minister van Buitenlandse Zaken staat naast zijn collega, die hem gewoon vertelt dat hij zich er niet mee moet bemoeien. Ik probeer dat te zien in het licht van wat de minister zegt, namelijk "dit is onacceptabel". Zo komt het niet over. Ik heb twee vragen. Ten eerste. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat al deze mensen, ook wanneer zij geen aangifte doen, op bescherming kunnen rekenen? Ten tweede. Wat is het plan van het kabinet om ervoor te zorgen dat al die organisaties met een Turkse achtergrond die hier in Nederland actief zijn, betrokken worden bij de oplossing?

Minister Ploumen:

De brief die ik net aankondigde, is niet zomaar een brief. Daarin zal worden ingegaan op de zorgen die er zijn over de veiligheid van mensen. Natuurlijk is het verschrikkelijk wanneer kinderen op die manier aangesproken worden. Zo doen we dat niet. Je moet met respect met elkaar omgaan. Ik zou toch ook het volgende willen zeggen. Ieder mag op zijn eigen manier een weergave geven van wat het kabinet heeft gedaan. Zo hoort dat in een democratie. Tegelijk vind ik dat er niet helemaal recht wordt gedaan aan de inspanningen, onder meer van collega Dekker, maar ook van andere collega's, om ervoor te zorgen dat de export van het conflict uit Turkije naar Nederland voorkomen wordt en, waar dat wel gebeurt, ervoor te zorgen dat we mensen kunnen bijstaan. We nemen maatregelen, maar denken ook verder dan de maatregelen die we nu hebben genomen. Die vinden dan ongetwijfeld hun weerslag in de Kamerbrief die op korte termijn naar de Kamer zal gaan.

De heer De Roon (PVV):

Bij de plechtige herdenking die we zojuist in deze Kamer hebben gehad van de verschrikkelijke terreuraanslag in Nice, kon de olifant in de Kamer, namelijk de hoofdrol van de islam daarbij, niet worden benoemd. Dat past niet bij een herdenking; dat begrijp ik. Nu het in dit vragenuurtje gaat over wat er is gebeurd in Turkije en hoe dat nu uitwerkt in Nederland, kan en moet die hoofdrol van de islam natuurlijk wél worden benoemd. Dat zal ik dan ook doen. Of het nu gaat om de heer Gülen of om de heer Erdogan, allebei zijn zij erop uit om de greep van de islam op hun land en op de wereld te vergroten. Toevallig is de heer Erdogan nu de bovenliggende partij gebleken. Hij zit nu aan de knoppen in Ankara. Hij gaat ook over een ministerie dat gaat over de godsdienst islam. Dat ministerie heet Diyanet en heeft ook in ons land een kantoor, nota bene tegenover het Vredespaleis. Diyanet bemoeit zich met alles wat in moskeeën in Nederland gebeurt en probeert dat zo veel mogelijk te beïnvloeden; daar heeft Diyanet greep op. Dat moet nu echt gaan stoppen.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer De Roon (PVV):

Ik vraag de minister of de regering bereid is om dat Diyanet ons land gewoon uit te schoppen.

Minister Ploumen:

Nogmaals: het is helder dat het kabinet zorgen heeft over de wijze waarop mensen in de Nederlands-Turkse gemeenschap elkaar het leven nu moeilijk maken. Laat ik het zo maar zeggen, want zo ervaren we dat in de dagelijkse praktijk. Het is ook duidelijk dat wij dat niet willen. Ik heb ook al gezegd dat het kabinet binnenkort met een Kamerbrief komt over specifieke maatregelen die het kabinet aangelegen vindt. Ik heb de geachte afgevaardigde gehoord.

De heer De Roon (PVV):

De Kamerbrief waar de minister in dit vragenuur volgens mij al zes keer naar heeft verwezen, had er natuurlijk allang moeten zijn. De staatsgreep in Turkije vond immers niet gisteren of vorige week plaats, maar al een poos geleden. Alles wat er daarna is gebeurd, hebben we ook kunnen zien en horen. Ik snap dus niet waarom die brief er niet is. Ik vraag de minister om ons gewoon toe te zeggen dat die brief binnen 24 uur naar de Kamer komt.

Minister Ploumen:

Het kabinet hecht eraan om de informatievoorziening aan de Tweede Kamer zo actueel en accuraat mogelijk te laten zijn. We zullen in die brief, die binnenkort zal komen, dus niet alleen de huidige situatie en de eventuele door ons voorgestelde maatregelen beschrijven maar ook een duiding geven van wat er in de afgelopen maanden is gebeurd. De Kamer is nu terug van reces. Ik hoor hier en daar dat men hierover graag een debat wil met de regering. Daar zijn wij natuurlijk zeer toe bereid. Die brief kan daarbij dan uitvoerig becommentarieerd en besproken worden, zoals dat gebruikelijk is.

De voorzitter:

Kan de minister ook aangeven op welke termijn die brief naar de Kamer komt?

Minister Ploumen:

Op korte termijn; ik kan mij dus voorstellen dat dat deze week zal gebeuren.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Op 15 juli is er iets vreselijks gebeurd in Ankara, in Istanbul, in Turkije. Door de toon van dit debat zou je bijna vergeten dat er een aanslag is gepleegd op de democratie, dat gevechtsvliegtuigen laag boven een stad hebben gevlogen en dat er een bom op het parlement is gegooid. Het is een illusie om te denken dat dat geen effect heeft op mensen die hier in Nederland wonen. Dat is punt één. Ik zou het kabinet ertoe willen oproepen om in de spanningen die op dit moment ontstaan, de-escalerend op te treden. Ik voel en proef nu in de Kamer een vorm van escalatie die niet goed is voor Nederland. Mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om de-escalerend op te treden. Daarbij wil ik over die spanningen nogmaals heel duidelijk zeggen dat intimidatie, geweldpleging en bedreigingen niet acceptabel zijn, maar ik wil de minister ook vragen of zij signalen heeft of dat haar bekend is dat mensen die betrokken zijn bij de militaire couppoging in Turkije, zich op dit moment op Nederlands grondgebied bevinden.

Minister Ploumen:

Het kabinet is naar aanleiding van de gebeurtenissen in Turkije en hun weerslag hier, met name in de Nederlands-Turkse gemeenschap, natuurlijk in gesprek gegaan met mensen. Tegelijkertijd is duidelijk dat het mensen hier in Nederland binnen de kaders van de rechtsstaat vrijstaat om aangifte te doen. We willen dus graag dat de Turks-Nederlandse gemeenschap met respect over de verschillen, die er blijkbaar zijn, spreken. En verder ga ik er zomaar van uit dat we ook in de komende weken en maanden in overleg zullen blijven.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Die de-escalerende houding is niet alleen nodig met het oog op de spanningen in de Turks-Nederlandse gemeenschap. Zij is ook nodig in de betrekkingen op dit moment tussen ons land, Nederland, en Turkije. Ik vraag de minister om ook op dat punt te blijven volharden in een de-escalerende houding. Mijn tweede vraag was: hebt u signalen dat er op dit moment op Nederlands grondgebied zich mensen bevinden die betrokken zijn geweest bij de couppoging in Turkije of die daaraan medeplichtig zijn? Ja of nee?

Minister Ploumen:

Gezien de gebeurtenissen in Turkije is het gesprek met de Turkse autoriteiten, met de Turkse collega's natuurlijk in eerste instantie gegaan over de veroordeling van de coup, maar — ik zei het net al — we hebben tegelijk ook een kritisch, open en constructief gesprek met de Turken daarover. Welke kwalificatie je daaraan wilt geven, laat ik aan eenieder. Wij voeren kritische gesprekken. Het is belangrijk dat daarin aan de orde komt wat naar het inzicht van de Nederlandse regering besproken moet worden.

Naar boven