4 Vragenuur: Vragen Van Wijngaarden

Vragen van het lid Van Wijngaarden aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat WhatsApp grootschalig data gaat delen met Facebook. 

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter. In een aflevering van South Park ging Kyle akkoord met de gebruiksvoorwaarden van een app. Vervolgens werd hij onderworpen aan onvrijwillige orgaandonatie en medische experimenten. In een echt experiment deden mensen afstand van hun kinderen na het niet lezen van de gebruiksvoorwaarden. Ik begrijp deze voorbeelden wel, want — laten we eerlijk zijn — de meeste mensen hebben wel wat beters te doen dan gebruiksvoorwaarden lezen. Die zijn vaak ook ondoorgrondelijk, onbegrijpelijk en onnavolgbaar. Zelf kwam ik er pas achter dat iedereen jouw publieke Facebookprofiel kan opzoeken met alleen jouw telefoonnummer. Als je dat niet wilt, moet je je nummer verwijderen van Facebook. Je hebt dus de keuze om de koppeling wel of niet te maken. 

De vraag bij de datadeal tussen WhatsApp en Facebook is echter of de bijna 10 miljoen Nederlanders die WhatsApp gebruiken, wel daadwerkelijk de keuze hebben om niet akkoord te gaan met irritante advertenties op WhatsApp. Als je geen zin in die advertenties hebt, kun je weigeren om akkoord te gaan met de nieuwe voorwaarden van WhatsApp, maar dan kun je ook niet meer whatsappen met vrienden, familie, collega's en, steeds vaker, de overheid zelf. Niet kunnen whatsappen staat voor veel mensen gelijk aan afbraak van de sociale contacten. De vraag is dus of er hier wel sprake is van een echte keuze, of er niet sprake is van een nepkeuze. Bovendien lijkt die keuze onomkeerbaar, want als je gegevens eens gegeven zijn, dan lijken ze altijd gegeven. Kan de minister van V en J met zijn Europese collega's en de Autoriteit Persoonsgegevens overleggen over de eisen die mogen worden gesteld aan zowel de duidelijkheid van de gebruiksvoorwaarden als aan het realiteitsgehalte van de geboden keuze? 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de heer Van Wijngaarden ervoor dat hij mij de gelegenheid geeft om dit belangrijke onderwerp hier publiekelijk onder de aandacht te brengen. Inderdaad heeft WhatsApp zijn servicevoorwaarden en zijn privacybeleid gewijzigd om accountinformatie van de gebruikers te gaan delen met Facebook. Mijn zorg zit hem in het volgende, wat volgens mij ook de reden is waarom de heer Van Wijngaarden deze vraag stelt. Mensen klikken inderdaad standaard de berichtgeving erover weg en beseffen niet dat ze daarmee een keuze maken. Die keuze wordt dus niet feitelijk gemaakt, maar vloeit automatisch voort uit het feit dat mensen denken: nou ja, het zal wel goed zijn. Maar het moet wel altijd mogelijk zijn om die keuze weer te wijzigen. Volgens mij zijn dat precies de punten waarover ook de heer Van Wijngaarden zich zorgen maakt. Ik deel die zorgen. 

Nu sluiten WhatsApp-gebruikers een nieuwe overeenkomst met WhatsApp en geven in het geval van acceptatie toestemming om met Facebook informatie te delen, zodat de advertenties op een handigere en betere manier kunnen worden verstrekt. Dat betekent echter wel dat de informatie wordt gedeeld. Je kunt het weigeren, maar dan moet je de voorwaarden wel echt lezen. Het punt van zorg is, zoals ook de heer Van Wijngaarden aangaf, dat mensen dat laatste niet doen. Dat is overigens wel hun eigen verantwoordelijkheid en dat zal het ook altijd blijven. Het is dan uiteindelijk natuurlijk aan de Autoriteit Persoonsgegevens om te beoordelen of die opties ook wel goed zijn uitgevoerd. Wat dat betreft is de boodschap van de regering dat iedereen altijd zorgvuldig moet omgaan met het gebruik van welk sociaal medium dan ook, maar tegelijkertijd dat mensen op dit punt vooral ook hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. 

Ten aanzien van de Autoriteit Persoonsgegevens merk ik op dat de Britse privacytoezichthouder twee weken geleden al heeft aangegeven op dit punt WhatsApp en Facebook extra te monitoren. Op dat punt hoef ik dus ook niet in overleg te treden met mijn Europese collega's; de Britten hebben daar al actie op ondernomen. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft laten weten om die reden nog geen zelfstandige actie te ondernemen, de vinger aan de pols te houden en eventuele vragen die er in Nederland leven bij de Britse collega's neer te leggen. Wat mij betreft is het uitgangspunt helder. Het moet zeer duidelijk zijn waar mensen voor kiezen. Het moet ook duidelijk zijn wat de consequenties daarvan zijn. Die keuze moeten mensen zelf maken, maar mensen moeten die keuze wel daadwerkelijk geïnformeerd kunnen maken. 

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Het is goed om te horen dat de minister onze zorg deelt. Het is ook goed om te horen dat de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens samenwerkt met de Britse collega's, maar de autoriteit dient natuurlijk gewoon toezicht te houden op ongeoorloofd gebruik van bijvoorbeeld je telefoonnummer, je profielfoto's en al je contactpersonen. Niemand wil dat zijn of haar contactpersonen in verkeerde handen vallen en dat vage voorwaarden van een app, waar 10 miljoen Nederlanders gebruik van maken, kunnen blijven bestaan. Dat zijn voorwaarden van applicaties waarvan ook wijzelf allemaal gebruikmaken. Ik vraag de minister dus toch of hij de Autoriteit Persoonsgegevens in ieder geval kan verzoeken om, zodra het gereed is, het oordeel dat uit het overleg met de Britse collega's over die datadeal tussen Facebook en WhatsApp komt, zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen. 

Minister Van der Steur:

Ik hoef daar niet om te verzoeken. De Autoriteit Persoonsgegevens zal ongetwijfeld zelfstandig oordelen of een eventueel besluit van de Britse collega's voldoende is. Zij komt ook met een eigen oordeel, in het kader van haar eigen handhavende en, zo hecht ik eraan om op te merken, onafhankelijke taak. Ik zal de Kamer er natuurlijk graag over informeren als er op dat punt een uitkomst is. Laat ik nog even toevoegen dat ook de Artikel 29-werkgroep, het onafhankelijke advies- en overlegorgaan van alle 28 nationale privacytoezichthouders in de Europese Unie, al gezegd heeft dat hij deze ontwikkelingen met extreme waakzaamheid zal volgen. Ook hij is het eens met het standpunt dat ik, en ook de heer Van Wijngaarden, zojuist heb neergelegd, namelijk dat het individu controle moet houden over zijn gegevens, zeker als die worden gecombineerd door twee grote internetbedrijven. Ook voor dat punt is dus in Europees verband al aandacht van die Artikel 29-werkgroep. Ik schat zo maar in dat dit bericht en deze Kamervraag nog weleens een stevig gevolg kunnen krijgen, niet alleen in Engeland, en daarna natuurlijk in Nederland, maar zeker ook in Europa. 

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik dank de minister voor het gedeelde urgentiegevoel. De minister wijst terecht op de onafhankelijkheid van de autoriteit. Wij zullen ook allemaal zelf met de nieuwe voorzitter van de autoriteit in gesprek gaan. Het staat ons dan vrij om dit ook aan te kaarten. De VVD zal dat in ieder geval doen. Het is goed dat we hier zo snel over konden spreken, want dit raakt, zoals ik al zei, bijna 10 miljoen Nederlanders; dank daarvoor dus. 

Minister Van der Steur:

Ook ik stel het op prijs dat ik deze vragen kon beantwoorden. Ik hoop dat de weerslag daarvan in de media zal zijn dat mensen nog weer eens extra gewezen worden op de veranderingen die zich hebben voorgedaan bij WhatsApp in combinatie met Facebook, dat mensen dus inderdaad die bewuste keuzes zullen maken en dat de Autoriteit Persoonsgegevens daar waar het nodig is zal beoordelen of mensen daadwerkelijk de kans krijgen om die bewuste keuzes te maken. In dat kader zou een van de onderwerpen zomaar die opt-outmogelijkheid, die nog van beperkte duur is, kunnen zijn. Ik kan me voorstellen dat daarover snel een uitspraak komt. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik deel het gedeelde urgentiegevoel van deze twee VVD'ers niet zo. Zij staan wat kabbelend te praten over dit onderwerp, terwijl het hier gaat om de privacy en de persoonsgegevens van mensen, die gewoon op grote schaal gedeeld gaan worden met een nog veel groter Amerikaans bedrijf, dat daar alles mee kan doen wat het zo ongeveer wil. Ook de mensen die niet op Facebook zitten worden hierdoor geraakt. Het is dus nogal wat. Ik vind alleen over toezicht praten en een brief naar de Kamer sturen wat mager. Ik vraag dus aan de minister of hij ook wat gaat doen in Europa. Er is natuurlijk een Europese wet waarmee hier echt kan worden ingegrepen. Gaat de minister ook wat doen op het niveau van wetgeving, en niet alleen op het niveau van toezicht, om ervoor te zorgen dat dit soort bedrijven gewoon te horen krijgt dat dit in de toekomst niet meer kan? We kunnen namelijk wel zeggen dat we in Nederland even met de privacywaakhond gaan praten, maar dat is niet genoeg. Je moet hier in Europa ook een standpunt over innemen. Dan kun je zo'n Amerikaans bedrijf misschien nog enigszins terugfluiten. Gaat de minister die stap ook zetten, of blijft het bij brieven naar de Kamer sturen en praten met toezichthouders? 

Minister Van der Steur:

Mede dankzij D66 heeft Nederland een uitstekende privacywetgeving. Die is voor een groot deel gebaseerd op Europese wetgeving en die zal binnenkort verder worden aangepast en gemoderniseerd naar aanleiding van de recentelijk gewijzigde Europese regelgeving. Daar is op zichzelf helemaal niks mis mee; daar zijn we het met zijn allen over eens. Vervolgens komt het aan op de vraag: wordt door bedrijven die actief zijn binnen de Europese Unie voldaan aan de Europese wet- en regelgeving? Het oordeel daarover ligt bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Zo hebben we dat geregeld. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft met de Britten afgesproken dat zij het voortouw hebben. De Britten zullen tot een uitkomst komen en wij zullen die al dan niet volgen. Dat is aan de autoriteit. Zo is het systeem geregeld. Dat betekent dat ik vervolgens niet zelfstandig van alles ga doen. Er is namelijk geen discussie over dat onze wetgeving en onze regelgeving in Europees verband gewoon voldoen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Deze deal baart het CDA ook heel grote zorgen. Wat we misschien wél zouden moeten willen, is een betere deal tussen Justitie en WhatsApp. WhatsApp maakt steeds vaker gebruik van versleuteling. Op 22 augustus jongstleden heeft het Openbaar Ministerie alarm geslagen omdat het, net als de AIVD, soms in problemen komt. Men kan lastig gevaarlijke situaties opsporen. Wij willen al dat dit altijd onder toezicht van een rechter gebeurt, maar kan de minister hier vandaag ook aandacht aan besteden? Op welke manier wordt nu binnen Justitie met WhatsApp gesproken, zodat met een fatsoenlijke toetsing en alle veiligheidswaarborgen die wij kennen, toch ook de toegang mogelijk blijft, juist in het belang van de veiligheid? 

Minister Van der Steur:

Dat debat heb ik vaker gevoerd met de Kamer. Dat is terecht, omdat hier twee heel belangrijke grootheden tegenover elkaar staan. Aan de ene kant is er de grootheid dat mensen die gebruikmaken van bepaalde diensten de zekerheid hebben dat zij dat veilig kunnen doen. Dat betekent dat encryptie, dus het versleutelen van de gegevens, van essentieel belang is. Voor de meeste zorgvuldige aanbieders van apps waarmee gegevens worden uitgewisseld — daar is WhatsApp er ook een van — geldt ook dat zij zelf geen toegang hebben tot die informatie en die toegang dus ook niet kunnen bieden aan goedwillenden, bijvoorbeeld opsporingsinstanties. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat die mogelijkheid als die er wél is, ook misbruikt kan worden. Dat is precies de reden waarom wij in een heel nette brief van 6 juli jongstleden aan de Kamer hebben beschreven hoe het kabinet hierin zit. Aan de ene kant vinden wij die encryptie van groot belang, maar aan de andere kant doen we er natuurlijk alles aan om toegang te krijgen waar dat nodig is. Dat zal op een zeer zorgvuldige manier moeten worden afgewogen. Het uitgangspunt van het kabinet is in ieder geval dat encryptie van essentieel belang is voor alle gebruikers van sociale media en andere dienstverlening. 

De voorzitter:

Ik dank de minister. 

Naar boven