11 Arbeidsmarktbeleid

Aan de orde is het VAO Arbeidsmarktbeleid (AO d.d. 05/03). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. De eerste spreker van de Kamer is de heer Klein. Hij spreekt een halve minuut tot ons, dus daar gaan wij eens even goed voor zitten. 

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Ik dien twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat zzp'ers belangrijk zijn voor onze economie; 

verzoekt de regering, bij haar plannen voor lastenverlichting op arbeid de lasten voor zzp'ers niet te verhogen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 594 (29544). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de jeugdwerkloosheid nog altijd onaanvaardbaar hoog is; 

overwegende dat veel oudere werknemers bereid zijn om vrijwillig eerder te stoppen met werken; 

verzoekt de regering, verschillende mogelijkheden te onderzoeken om de oudere werknemer de vrijheid te geven eerder te stoppen met werken, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat diens werkgever dan een jongere werknemer aanneemt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 595 (29544). 

De heer Klein (Klein):

Gelet op de tijd zal ik mijn moties slechts in interrupties kunnen toelichten. 

De voorzitter:

Daar zien wij nu al naar uit. U hebt vijftien seconden extra gekregen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Tijdens het overleg hebben wij gesproken over de seizoenswerkers. Het dreigende probleem met de Wet werk en zekerheid, waardoor zij hun baan zouden verliezen, is gelukkig opgelost. 

Wij hebben ook gesproken over de cao Besloten Busvervoer. De rechter heeft daarvan bepaald dat artikel 53 niet kan. Daardoor zouden zzp'ers, die gewoon echt zelfstandige ondernemers zijn, onterecht worden buitengesloten. Gisteren kregen wij een brief van de minister — dank daarvoor — waarin hij schrijft dat hij het artikel toch algemeen verbindend gaat verklaren. Hij ziet dan wel wat er in hoger beroep gebeurt. Dat vindt mijn fractie de verkeerde volgorde. De rechter heeft gesproken. Totdat er een andere uitspraak is, is dat de uitspraak. En die uitspraak zegt gewoon dat het artikel niet kan. Algemeen verbindend verklaren vind ik dan dus niet gepast, ook niet jegens onze rechters. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de rechter heeft bepaald dat artikel 53 in de cao Besloten Busvervoer geen rechtsgevolg heeft voor zzp'ers als zelfstandige marktdeelnemers, ondernemingen in de zin van artikel 101, lid VWEU; 

verzoekt de regering, dit artikel in de cao Besloten Busvervoer op dit moment niet algemeen verbindend te verklaren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 596 (29544). 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb de brief van de minister goed gelezen. Er staat ook in dat de regel wél van toepassing is, dus wél rechtsgeldigheid heeft voor zogenaamde schijnzelfstandigen. De uitspraak is niet zo eenduidig als de heer Van Weyenberg hier zegt. Is hij dat met mij eens? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ja, maar het artikel wordt toegepast om alle zzp'ers buiten te sluiten en daarmee werkt het niet. Mevrouw Vermeij zegt terecht dat het niet mag voor schijnconstructies, maar daar heb je dit artikel niet voor nodig. Ik zou het heel raar vinden om een artikel algemeen verbindend te verklaren, terwijl de rechter heeft geoordeeld dat het in deze vorm geen rechtsgevolgen mag hebben voor echte zzp'ers. 

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Vermeij nog een keer wil interrumperen, maar wij houden het bij één interruptie, want wij lopen achter op schema. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb tot slot nog een vraag aan de minister. Stel dat het artikel wel algemeen verbindend wordt verklaard en het oordeel van de rechter in hoger beroep standhoudt. Betekent dat dan dat de algemeenverbindendverklaring ogenblikkelijk wordt aangepast? 

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Het beleid om jeugdwerkloosheid te bestrijden begint vruchten af te werpen. 50PLUS is verheugd over het voornemen van het kabinet om nu met voorrang de werkloosheid onder migrantenjongeren aan te pakken. Het moet ons een dure plicht zijn, nu ook van de bestrijding van de werkloosheid onder ouderen, onder wie ook veel migrantenouderen, een succes te maken. Vandaar dat ik de volgende motie indien. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de intensieve aanpak van jeugdwerkloosheid effect sorteert, het aantal jongeren tot 25 jaar in de WW sinds februari 2014 met 15% is afgenomen, en dat het kabinetsbeleid vanaf nu vooral gericht zal worden op het aan werk helpen van migrantenjongeren; 

overwegende dat de aanpak van ouderenwerkloosheid veel minder effectief is, en het aantal 50-plussers in de WW in 2014 met 9% is toegenomen, en het aantal 55-plussers in de WW zelfs met 13% is toegenomen; 

overwegende dat in vergelijking met februari 2014 de werkloosheid in alle leeftijdscategorieën is afgenomen, behalve voor de leeftijdscategorie 45 tot 65 jaar, waarin juist sprake is van een toename van de werkloosheid; 

verzoekt de regering, het thema ouderenwerkloosheid hoger op de politieke agenda te plaatsen, en voor Prinsjesdag een geïntensiveerd en goed gefaciliteerd beleidsplan voor de bestrijding van ouderenwerkloosheid te presenteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 597 (29544). 

Wanneer deze motie de minister heeft bereikt, kan hij daarop reageren. Ik schors voor enkele ogenblikken de vergadering. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Het woord is aan de minister voor het becommentarieren van de moties. We lopen 20 minuten achter op schema. Ik zou het daarom waarderen als de minister kort en puntig reageert. 

Minister Asscher:

Voorzitter. De eerste motie van de heer Klein, op stuk nr. 594, ontraad ik. Hij loopt daarmee vooruit op de discussie over het nieuwe belastingstelsel. Als ik de motie niet zou ontraden, kunnen we straks iedere week moties behandelen met allerlei wenselijke richtingen. We gaan dat straks met z'n allen integraal doen. 

Over de motie op stuk nr. 595 van de heer Klein zou ik willen zeggen dat als het loopt als een eend, het praat als een eend, het zwemt als een eend, het waarschijnlijk een eend is. Dat geldt hier voor de VUT. Daarom ontraad ik de motie. 

De heer Klein (Klein):

Mijn interruptie betreft mijn eerste motie. Het gaat mij erom dat zzp'ers en bejaarden een enorm belangrijke functie op de arbeidsmarkt hebben en die wil ik nu juist verbeteren en handhaven. Als de lasten op arbeid worden verlaagd voor de werknemers, moeten we dus niet de zzp'ers aanpakken. Dat moet de minister toch zeker ook niet willen? 

Minister Asscher:

De heer Klein zou de motie ook kunnen aanhouden. Het is nu niet het moment om te spreken over het fiscale stelsel. Ik zou zeggen: aanhouden of ontraden. 

De motie van de heer Van Weyenberg op stuk nr. 596 gaat over de cao van het busvervoer. 

De voorzitter:

De heer Klein nog even kort. Aanhouden? 

De heer Klein (Klein):

Het gaat mij nu om mijn tweede motie. 

De voorzitter:

Heel kort en heel puntig! 

De heer Klein (Klein):

Het klonk als Asscher, het sprak als Asscher en het leek ook op Asscher in het laatste algemeen overleg, maar dit is toch een heel ander voorstel. Het gaat mij erom dat jongeren aan de bak komen en dat ouderen vrijwillig kunnen stoppen met werken. Dat moet je bevorderen. Het is verder geen VUT! 

Minister Asscher:

Een ander voorstel, dezelfde minister, dezelfde strekking van het voorstel en hetzelfde preadvies: ontraden. 

Voorzitter. Ik was gebleven bij de motie op stuk nr. 596, over het busvervoer. Op die uitspraak zal hoger beroep worden ingesteld. Het gaat ons daarbij om de interpretatie van de strekking van dit artikel in de cao. Ziet het op schijnzelfstandigen of ook op anderen? Ik wil dat hoger beroep afwachten. Ik moet de motie nu dus ontraden, of de heer Van Weyenberg moet bereid zijn om die aan te houden tot de uitspraak in hoger beroep er is. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Als er een uitspraak in hoger beroep is, is het toch net zo prematuur om dat artikel nu al wel algemeen verbindend te verklaren? Waarom wacht de minister niet met algemeen verbindend verklaren van een artikel waarvan de rechter op dit moment zegt dat het zo niet kan, in plaats van mij te vragen om te wachten met de motie? 

Minister Asscher:

De rechter zegt niet dat dit artikel zo niet kan, maar dat het artikel alleen van toepassing is op schijnzelfstandigen en niet op andere marktdeelnemers. Het gaat dus om de interpretatie van dit artikel in de cao. Daarom zie ik nu geen reden om af te wijken van de bestendige lijn van algemeen verbindend verklaren. Ik begrijp de interventie van de heer Van Weyenberg heel goed. Dit is in discussie. Wij hebben het daar al vaker over gehad. Desalniettemin wil ik het hoger beroep afwachten, om niet te vroeg politiek te interveniëren op het gebied van de interpretatie van dit cao-artikel. Zodra het hoger beroep er is, zal ik mij met de Kamer verstaan over de uitkomst daarvan. 

De voorzitter:

Mijnheer Mulder, ik zie u bij de interruptiemicrofoon staan, maar ik sta nu alleen vragen van de indieners van moties toe. Wij moeten echt even tempo maken. Het spijt me. 

Minister Asscher:

Ik ga nu in op de motie van de heer Krol op stuk nr. 597. Ik dank de heer Krol voor zijn vriendelijke woorden. Hij stelt in deze motie geen ambassadeur voor, maar doet een meer algemene oproep tot intensivering van het beleid om ouderen aan de bak te helpen, huiselijk gezegd. Voor de zomer komt er nog een update van het programma. Dat lijkt mij het moment voor de heer Krol om te beoordelen of hij het ambitieus genoeg vindt. Als dat niet het geval is, kan hij de motie op dat moment opnieuw in stemming brengen. Ik verzoek hem om de motie nu aan te houden; anders moet ik die ontraden. Wij komen ver voor Prinsjesdag met een update over de uitvoering van het actieprogramma. 

De voorzitter:

Dat is een vraag aan u, mijnheer Krol. Ik begrijp dat u de motie wilt aanhouden. 

Op verzoek van de heer Krol stel ik voor, zijn motie (29544, nr. 597) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb de minister nog gevraagd wat algemeen verbindend verklaren zou betekenen als in hoger beroep … 

De voorzitter:

Duidelijk. Minister? 

Minister Asscher:

Dan treed ik in overleg met de Kamer. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen. Dit hangt af van de vraag wat de uitspraak in hoger beroep met zich meebrengt. Die kan op de feiten of op de interpretatie van het recht zien. Wij moeten dat echt afwachten. In mijn ogen gaat het om een interpretatiekwestie van artikel 53 van de cao. De rechter geeft daar nu een gemengd antwoord op. Hij zegt dat het legitiem is waar het gaat om het uitsluiten van schijnzelfstandigheid, maar niet waar het gaat om de zelfstandige marktdeelnemers. Dat is een discussie in het brandpunt van de discussie over al dan niet echte zelfstandigheid. Op dit moment gaat het te ver om de algemeenverbindendverklaring zelf op te schorten, maar ik houd het hoger beroep nauwlettend in de gaten. Zodra ik de uitsprak heb en zodra ik die bestudeerd heb, treed ik in overleg met de Kamer. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister van Sociale Zaken voor zijn aanwezigheid deze middag. 

Dinsdag stemmen wij over de moties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven