Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 71, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 71, item 3 |
Aan de orde is het VAO WWB-onderwerpen en de Participatiewet (AO d.d. 04/03).
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Ik geef de heer Ulenbelt als eerste spreker namens de SP-fractie het woord.
De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Ik dien drie moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat niet alle gemeenten beschutte werkplekken realiseren;
overwegende dat hierdoor arbeidsgehandicapten tussen wal en schip dreigen te vallen;
verzoekt de regering, maatregelen te treffen opdat realisatie van beschutte werkplekken in iedere gemeente wordt gegarandeerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het mogelijk is om grootouders in de bijstand middels korting op hun uitkering te bestraffen voor het oppassen op hun eigen kleinkinderen;
overwegende dat korting op de uitkering van grootouders omdat zij op hun eigen kleinkinderen passen niet sociaal en onwenselijk is;
verzoekt de regering om het oppassen op eigen kleinkinderen door grootouders in de bijstand niet te beschouwen als "op geld waardeerbare arbeid", zodat zij niet om deze reden gekort kunnen worden op hun uitkering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit onderzoek blijkt dat een meerderheid van de medewerkers van sociale diensten vreest dat mensen met psychische problemen in de bijstand door de strengere regels grotere problemen zullen krijgen;
overwegende dat bijna de helft van de medewerkers van sociale diensten van mening is dat ze te weinig vaardigheden hebben om adequaat om te gaan met psychiatrische cliënten;
verzoekt de regering, zo snel mogelijk met voorstellen te komen om de positie van mensen met psychische klachten die onder de Participatiewet vallen te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Voorzitter. Net als de heer Ulenbelt vervang ik hier een collega. De heer Kerstens is normaal woordvoerder op dit punt. Ik dien graag een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gemeentes in het kader van de Participatiewet middelen krijgen om op termijn, boven op de ten minste 125.000 zogenaamde "garantiebanen", 30.000 beschutte werkplekken te creëren voor mensen waarvan, gelet op hun beperking, van reguliere werkgevers niet verwacht mag worden dat deze ze in dienst nemen;
overwegende dat beschut werk een instrument is voor mensen met arbeidsvermogen, maar met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder leerlingen van vso/pro;
constaterende dat gemeenten uiterlijk 1 juli de verordening beschut werk dienen te hebben vastgesteld;
constaterende dat reeds op dit moment sprake is van discussie over of een aantal gemeentes de voorziening beschut werk wel inricht zoals in de wet bedoeld;
verzoekt de regering, in het najaar 2015 de Kamer te informeren over de wijze waarop en de mate waarin daarbij conform de wet invulling is gegeven aan de voorziening beschut werk alsook naar aanleiding daarvan met de Kamer in gesprek te gaan over mogelijke knelpunten en oplossingen daarvoor,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ulenbelt (SP):
Wordt met deze motie nu precies hetzelfde bedoeld als met de motie die ik heb ingediend, namelijk dat iedere gemeente ervoor moet zorgen dat er beschutte werkplekken zijn? De motie laat nog een gaatje open zodat ze wel werkplaatsen mogen opheffen, of zie ik dat nu verkeerd?
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Nee, dat ziet u niet verkeerd. We hebben met elkaar afgesproken dat die 30.000 plekken er komen. Overigens geldt dat voor een heel lange termijn, te beginnen met 800 plekken dit jaar, als ik het mij goed herinner. Maar ik zeg het laatste vanuit een zekere afstand. Wij willen dat die plekken er komen, want we vinden ze belangrijk. Overigens krijgen we signalen uit het land — of ze komen van wethouders van VVD-, SP- of PvdA-huize laat ik even in het midden — dat dat niet overal in voldoende mate gebeurt. Nogmaals, wij willen dat en wij willen ook dat dat wordt gemonitord. Ik vraag de staatssecretaris hoe dat loopt, zeker na 1 juli, als iedereen daarvoor een regeling heeft moeten treffen. In het najaar willen we het debat daarover aangaan, mochten er problemen zijn. Ik denk dat uw en mijn motie voor 95% wel en voor 5% niet overeenkomen. We zouden ernaar kunnen kijken.
De heer Ulenbelt (SP):
95% overeenkomst, maar in die 5% zit volgens mij nog wel dat ze de deur wel op slot mogen draaien. Dan wordt ons dat hier verteld. Maar dat ontkent u?
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Volgens mij wordt Kamerbreed gedeeld dat die 30.000 plekken er komen over een heel lange periode. Wij willen graag kijken hoe dat gaat en wij willen, als er problemen of knelpunten blijken te zijn, graag het debat aangaan.
De heer Potters (VVD):
We zien allemaal het belang in van de totstandkoming van die 30.000 plekken. Maar dit onderdeel wordt gedecentraliseerd naar gemeenten, zodat gemeenten de beleidsvrijheid hebben om te zien hoe ze dat gaan doen. Dat staat, uw motie lezend, nog recht overeind.
Mevrouw Vermeij (PvdA):
Ja. Maar ons standpunt blijft dat die 30.000 plekken ongelooflijk belangrijk zijn. We delen het doel dat die er zullen en moeten komen en dat daarin niet te veel vertraging mag optreden. Want we gaan uit van zeer geringe aantallen over de jaren heen, dus dat moet op zijn minst realiseerbaar zijn.
De voorzitter:
Ik zie dat de staatssecretaris inmiddels alle moties heeft ontvangen. Zij heeft het woord.
Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Ik dank de leden van uw Kamer voor de inbreng in dit VAO. Ik ga meteen maar in op de moties.
De eerste drie moties zijn van de heer Ulenbelt, samen met mevrouw Karabulut. Ik wil zijn eerste motie op stuk nr. 154 in samenhang met die van mevrouw Vermeij en de heer Kerstens op stuk nr. 157 bespreken. Ook ik ben namelijk zeer geïnteresseerd in de wijze, waarop gemeenten vormgeven aan beschut werk. Gemeenten zijn volop bezig met het maken van hun verordeningen en het invullen daarvan. Daar zijn mooie voorbeelden van te geven. We hebben met deze Kamer afgesproken dat de Participatiewet zal worden gemonitord; daar zijn we mee doende. In het najaar gaan we de Tweede Kamer een heel goed inzicht verschaffen in hoe het zit met het aantal plekken voor beschut werk. Voor de goede orde: die 30.000 plekken liggen natuurlijk in het verschiet. Voor de jaarschijf 2015 gaat het om 800 plekken, dus we moeten in het najaar bekijken of die zijn gerealiseerd. Er wordt middels statistieken gerapporteerd. Natuurlijk ben ik bereid, daarover met deze Kamer in gesprek te gaan. De strekking van de motie van de SP is me net iets te enthousiast. Daarin wordt namelijk gevraagd of er nu al maatregelen kunnen worden getroffen, opdat realisatie van beschutte werkplekken in iedere gemeente wordt gegarandeerd. Dat vind ik in dit stadium echt te vergaand, want we hebben gesteld dat gemeenten tot 1 juli de tijd hebben verordeningen te slaan. Verder vinden we de beleidsvrijheid van gemeenten een groot goed. Wat in de motie van de SP wordt gevraagd, gaat ons dus net iets te ver. Ik moet de motie op stuk nr. 154 daarom ontraden. In de motie op stuk nr. 157 van de leden Vermeij en Kerstens wordt de regering verzocht, in het najaar van 2015 de Kamer te informeren over de wijze waarop en de mate waarin aan de voorziening voor beschut werk invulling wordt gegeven. Die motie kan ik aan het oordeel van de Kamer overlaten, want ik vind dat zeer de moeite waard. Sterker nog: ik wil het zelf ook weten.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 155 over, als ik mij zo mag uitdrukken, "de oppasopa's en -oma's". Ik heb Kamervragen daarover van het lid Karabulut beantwoord. Als het goed is, zijn die gisterochtend geland, maar ik kan mij voorstellen dat nog niet iedereen de beantwoording heeft kunnen lezen. Daarin heb ik gesteld dat het natuurlijk logisch is dat opa's en oma's op hun kleinkinderen moeten kunnen passen. Dat lijkt mij zo klaar als een klont. Dat wil ik dus zeker onderstrepen. Ik treed niet in individuele gevallen — dat zal de Kamer ook snappen — maar het gaat er natuurlijk om dat als men bijstandsgerechtigd is, men wel open moet staan richting arbeidsmarkt. Het is dus aan de gemeente om te bekijken of men dat voldoende doet. Dat heb ik ook in mijn schriftelijke beantwoording laten weten. Deze motie moet ik dus ontraden, omdat hierin staat dat het oppassen op kleinkinderen door grootouders in de bijstand niet moet worden beschouwd als op geld waardeerbare arbeid. In de meeste gevallen is dat natuurlijk zo, maar niet altijd. Ik kan deze motie dus niet oordeel Kamer laten. Het zijn echt de gemeenten die daarin het voortouw moeten nemen.
Dan kom ik bij de derde en laatste motie van de zijde van de SP, de motie op stuk nr. 156. Die gaat over mensen met een psychische of psychiatrische beperking. Ik herken zeer veel in deze motie. Sterker nog, ik ben samen met mijn collega van VWS enorm doende om de bevordering van participatie van mensen met psychische aandoeningen tot speerpunt numero één te verheffen. Wat dat betreft hebben we allerlei zaken ook al op de rails, zoals het project Mensen met Mogelijkheden. Ook heeft Divosa een werkwijze voor klantmanagers van gemeenten. Ik vind het een goed idee om de Kamer na de zomer te informeren over de voortgang van de activiteiten en de acties die in gang zijn gezet en nog in gang gezet zullen worden. Ik laat deze motie dus oordeel Kamer.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.
De vergadering wordt van 10.57 uur tot 12.31 uur geschorst.
Voorzitter: Van Miltenburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-71-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.