20 Rapport Onderzoeksraad Voor Veiligheid over het gasgebouw

Aan de orde is het debat over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid met betrekking tot het gasgebouw in Nederland.

De voorzitter:

Er hebben zich dertien sprekers aangemeld. Net als bij de vorige keer toen wij over het gas in Groningen spraken, sta ik in eerste termijn vier interrupties per fractie toe. Dan heb ik het alleen over onderlinge interrupties.

Als eerste geef ik het woord aan mevrouw van Tongeren van GroenLinks, die het debat heeft aangevraagd. Ik heet natuurlijk de minister van Economische Zaken van harte welkom. Hij is al enige tijd in ons midden, omdat hij ook wat andere taakjes had. Fijn dat u er weer bij bent, minister.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. "Sorry, Groningen, we hebben niet aan jullie veiligheid gedacht." Dat gaf de minister gisteren eindelijk toe. "Sorry, jullie lopen minsten tien keer meer gevaar dan andere Nederlanders. Sorry, het geld verdiend met Gronings gas hebben we vooral buiten Groningen uitgegeven."

Elk normaal mens verwachtte na het snoeiharde rapport van de onderzoeksraad direct excuses. Waarom moest de minister er eerst twee weken over nadenken? Elk normaal mens zou verwachten dat hij direct alle aanbevelingen van de onderzoeksraad zou overnemen, precies zoals minister Opstelten deed na de grote chemiebrand bij Moerdijk. Maar nee, we debatteren vandaag met een onwillige minister. Hij heeft belangrijker dingen te doen. Ook de regeringspartijen stralen geen enkele urgentie uit en noemen een snel debat over dit snoeiharde rapport een politiek spelletje. De minister die vandaag weer de riedel afdraait van eerst zes weken wachten op een reactie, wachten op de risicoanalyses, wachten tot de norm aardbevingsbestendig bouwen klaar is en wachten tot we in juli iets besluiten, symboliseert wat betreft GroenLinks precies wat de onderzoeksraad beschrijft als "het Rijk en de exploitant die urgentie noch verantwoordelijkheid voelen".

Wat GroenLinks betreft, moet deze minister hier vandaag twee dingen doen. Hij moet de Groningse gaskraan dichtdraaien tot het laagste niveau dat nodig is voor onze buitenlandse contracten, de Nederlandse huizen en bedrijven — maximaal 30 miljard kuub en zoveel lager als mogelijk is — en op hoofdlijnen schetsen hoe het kabinet vanaf vandaag wel zorgvuldig met de Groningse veiligheid omgaat en hoe hij dus op hoofdlijnen de aanbevelingen van de onderzoeksraad gaat uitvoeren. Een minister die vandaag niet de aanbevelingen overneemt, een minister die zonder urgentie precies zo door wil gaan met de trage besluitvorming, een minister die vandaag zegt dat wij nog van hem horen, is wat GroenLinks betreft een minister die de veiligheid van de burgers niet serieus genoeg neemt en daarom wat GroenLinks betreft ook niet verantwoordelijk kan blijven voor de gaswinning.

De minister zegt in de media dat er blijkbaar iets veranderd is sinds 2013 — dat lezen we ook in het rapport overigens — en dat de veiligheid van de bewoners wel meetelt sinds 2013. Kan deze minister aan ons uitleggen waarom sinds begin 2013 tot drie keer toe het advies van de toezichthouder — de SodM — is genegeerd? Dat advies luidde dat de gaswinning zo snel mogelijk en zo veel mogelijk als realistisch is teruggebracht moest worden. Dat zei de toezichthouder begin 2013. De minister staat na dit advies de hoogste winning uit het Groninger veld toe van de laatste 25 jaar. Keur het winningsplan van de NAM voor 2014-2016 af, zo zegt de toezichthouder eind 2013. Deze minister keurt het winningsplan goed. Stop de gaswinning bij Loppersum, zo zegt de toezichthouder eind 2013. Deze minister sluit de cluster bij Loppersum niet.

Ik kom op de aanbevelingen van de onderzoeksraad. GroenLinks heeft de laatste twee jaar nagedacht over veranderingen — en daarover ook voorstellen ingediend — die in ieder geval nodig zijn in het gasgebouw. Plaats de toezichthouder buiten Economische Zaken, geef gemeenten, provincies, waterschappen en de veiligheidsregio eenzelfde rol als nu bijvoorbeeld in de Omgevingswet staat voor alle andere risicovolle activiteiten. Geef het ministerie van Financiën een actieve aandeelhoudersrol, zoals ook bij alle andere staatsdeelnemingen het geval is. Leg de regie voor het verstevigen van gebouwen en aardbevingsbestendig bouwen neer buiten Economische Zaken, bijvoorbeeld bij minister Blok.

Als er al een rijkscoördinator moet komen die bevoegdheden van de provincie Groningen en de gemeenten daar gemandateerd krijgt, dan moeten die bevoegdheden zeker niet gebundeld worden bij Economische Zaken, maar liever bij bijvoorbeeld Binnenlandse Zaken. Zorg dat het SodM en de NAM alle informatie en data die ze hebben openbaar maken, zodat kritische wetenschappers vanaf nu wel kunnen tegendenken. Draai de bewijslast om zodat de NAM moet aantonen dat iets geen gaswinningsschade is in plaats van dat burgers daar steeds tegen aanlopen.

De regering moet zorgen voor een strategie om versneld van fossiel af te kicken. Een flink deel van de gas- en oliereserves wereldwijd moet onder de grond blijven om klimaatchaos te voorkomen. Dat moeten we ook in Nederland doen. Begin daar bijvoorbeeld in Groningen mee, maar ook op Terschelling. Dat is goed voor ons klimaat, dat is goed voor de economie en dat is goed voor de Groningers. Dus: aardgasvrije wijken, geen nieuwe buitenlandse gascontracten en een hoge inzet op isolatie van al onze woningen zodat we door minder warmteverbruik vanaf nu al Gronings gas gaan sparen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw Van Tongeren kijkt vooruit en spreekt de minister aan op zijn politieke verantwoordelijkheid. Dat is terecht; ik ga dat straks ook doen. Ik zat eigenlijk een beetje te wachten, achteruitkijkend, op de verantwoordelijkheid die ook partijen als GroenLinks hebben. Het onderzoeksrapport zegt ook dat het al heel lang is misgegaan, meer dan tien jaar, misschien wel vijftien jaar, misschien wel twintig jaar. Ik mis een beetje de verantwoordelijkheid van GroenLinks. Het is prima als er nu vragen worden gesteld aan de minister en er actie wordt ondernomen, maar waarom zegt GroenLinks terugkijkend niet: wij hadden eerder aan de bel moeten trekken?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dank u wel voor deze vraag. Ik denk dat GroenLinks een van de eerste partijen was die direct na het uitkomen van het eerste advies van de onderzoeksraad in januari 2013 heel hard aan de bel getrokken heeft. Voor mensen die het terug willen kijken, in januari 2013 heb ik in Buitenhof gepleit voor het dichtdraaien van die kraan. Dan kun je zeggen dat we dat liever vijf jaar eerder hadden moeten doen. Daar wil ik wel in meegaan. Wij hebben wel gepleit voor het algemeen afkicken van fossiel. In eerste instantie hebben wij dat veel meer gefocust op olie en kolen. Als ik terugkijk, was ik blij geweest als wij dat ook harder op gas in het binnenland gedaan hadden. Maar du moment dat er over schaliegas gesproken werd in Nederland, was ik als een van de eersten in de Kamer om daar in juni 2010 schriftelijke vragen over te stellen. Wat betreft de gaswinning in Groningen was ik ook een van de eersten die echt heel duidelijk in de media gezegd heeft dat de gaskraan dicht moet.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Die credits heeft mevrouw Van Tongeren zeker. Ik heb dat allemaal meegemaakt. Nog maar heel recent, 26 april 2012, werd het Kunduzakkoord gesloten. Ook in dat akkoord is niet afgesproken dat er een financieel gat gedicht moest worden omdat de gaswinning in Groningen fors naar beneden moest. Dat is natuurlijk wel heel recent. Mijn centrale punt is dat het rapport van de onderzoeksraad veel verder terugkijkt en zegt: er ligt een soort collectieve verantwoordelijkheid. Laten we die met elkaar nemen door tegen elkaar te zeggen: de minister moet een aantal dingen beter doen in de toekomst, maar wij blijkbaar ook.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik begrijp de oproep. Zeker voor het verleden vind ik dat we ons dat allemaal kunnen aanrekenen. Voor de laatste tweeënhalf jaar vind ik dat GroenLinks een voortrekkersrol gespeeld heeft om het gasdebat aan te jagen. Ik ben hartstikke blij dat we hier nu met een verenigde oppositie staan, maar dat heeft wel twee jaar geduurd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. "Het spijt mij zeer", hoorden we de minister zeggen. De vraag vandaag is of het hem echt spijt. Wat iedereen allang weet en wat iedereen allang voelt, als je in Groningen woont zelfs letterlijk aan den lijve, staat nu eindelijk zwart-op-wit in een rapport waar zelfs het kabinet niet meer omheen kan. De veiligheid van Groningers telde niet mee bij de besluiten over de gaswinning. Dat was niet zomaar een foutje. Dat was geen gevalletje "gut, wat stom zeg, dat we dát over het hoofd hebben gezien". Nee, de blik stond op de gasbaten. Economisch gewin voor alles. Waarschuwingen dat het leegpompen van het Groninger veld zou leiden tot aardbevingen en dus tot gevaren voor de veiligheid van burgers, werden welbewust genegeerd. Mensen die aan de bel trokken en het lef hadden om die bierkaai te bevechten, werden belachelijk gemaakt. Ze werden weggezet als "gekkies". Ik doel op al die onafhankelijke deskundigen die ons hebben gewaarschuwd, zoals Meent van der Sluis. De Partij voor de Dieren vindt dit zeer ernstig. Iedereen die een beetje door de ambtenarentaal heen leest, kan zien dat in het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid — meerdere mensen hebben dit er gelukkig ook uitgepikt — de conclusies snoeihard zijn, zeker voor een kabinet dat wordt aangevoerd door deze minister-president, die het niet nalaat om te herhalen dat veiligheid een kerntaak is van de overheid. Wij missen de minister-president in vak-K vandaag. Het kabinet gaat er zelf over wie het afvaardigt naar een debat dat de Kamer heeft aangevraagd. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van alle inwoners van ons land, ook de Groningers, is een verantwoordelijkheid die, wat de Partij voor de Dieren betreft, ook de minister-president hier moet komen nemen.

De mensenrechten zijn geschonden. Het College voor de Rechten van de Mens heeft geconcludeerd dat de overheid belangrijke verantwoordelijkheden heeft laten liggen. Me dunkt dat je daarvoor excuses aanbiedt. De vraag is echter wel: wat zijn ze waard als je ze niet meent? De Partij voor de Dieren heeft eerder al tegen het kabinet gezegd: aan praatjes heeft niemand iets. Zeggen dat de veiligheid van Groningers vooropstaat, terwijl dat nergens uit blijkt, daaraan heeft niemand iets. Je bent dan nog verder aan het sollen met de gevoelens van mensen, die niet zaten te wachten op schade aan hun huizen, schade in het vertrouwen in de overheid en aantasting van de veiligheid van hun geliefden. De Partij voor de Dieren vraagt zich af hoe het kan dat er zo'n rapport verschijnt, wat al lang bij het kabinet bekend was, en het pas twee weken later, omdat de oppositie dit debat heeft afgedwongen en de verkiezingen voor de deur staan, blijkbaar wel kan om excuses te maken. Wij zeggen het maar zoals het is: de minister heeft de schijn tegen. Dat geldt ook voor de minister-president, die er niet is. "Het spijt me" zeggen en niks veranderen aan de situatie zoals zij nu is, daaraan heeft niemand iets. Onderwijl zijn er de waarschuwingen dat de veiligheid van de Groningers nog steeds gevaar loopt bij het gaswinningsbesluit van de minister, terwijl wij weten wat we zouden moeten doen om de veiligheid wel te borgen. Als hierin niets verandert, heeft het helemaal geen zin om met deze minister en deze minister-president te spreken over de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Die aanbevelingen zijn belangrijk. Ik denk dat er een parlementaire enquête nodig is om de lessen uit het verleden goed te kunnen trekken en te voorkomen dat dit in ons land nog een keer gebeurt.

De belangrijkste vraag vandaag is of het kabinet laat zien dat wat we in het verleden blijkbaar mis hebben gedaan, het negeren van de veiligheid en de waarschuwingen, vandaag kunnen herstellen. Pas dan zijn excuses iets waard. Pas dan is er vertrouwen dat de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid ook daadwerkelijk in goede handen zijn bij dit kabinet. Wij kunnen dan met elkaar zoeken naar oplossingen, want de Groningers — dit is een harde waarheid — zitten in de shit en dat hebben wij morgen niet opgelost. We moeten echter beginnen met eerlijk zijn. Je zet dan de veiligheid centraal en je redeneert dan vanuit de vraag welke gaswinning verantwoord is en welke dingen in de weg staan om de gaswinning morgen terug te brengen naar nul. De Groningers hebben recht op eerlijkheid. Er is lang genoeg met hen gesold. Als de minister de schijn die hij tegen heeft, vandaag niet kan wegnemen, ziet de Partij voor de Dieren zich genoodzaakt om tegen deze minister en de minister-president te zeggen: wij hebben er geen vertrouwen meer in. De gaskraan moet dicht. We moeten stoppen met de boringen. We moeten af van de gasverslaving. Wij moeten niet verder uitbreiden naar nieuwe boringen, niet onder woonwijken en niet onder het wad. Pas als dat duidelijk wordt gesteld door de minister, kunnen wij verder praten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Het is goed dat dit debat gehouden wordt, maar het is jammer dat de minister-president het niet nodig vond om hierbij aanwezig te zijn. Gaswinning is van nationaal belang, maar je verantwoorden over het verleden en het bestrijden en voorkomen van schade is ook van nationaal belang. Het had de minister-president gesierd als hij hierbij was geweest. Dan had hij dit ook kunnen onderstrepen.

Dit debat staat wat ons betreft in het teken van herstel van vertrouwen. Dat vertrouwen is stevig, heel stevig geschaad. Het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid was vernietigend: Groningen is als een soort wingewest beschouwd, de begroting heeft centraal gestaan en veiligheid, primair een overheidstaak, is daaraan ondergeschikt gemaakt. We moeten ons de ogen uit de kop schamen.

De minister heeft gisteren voor de camera van RTV Noord iets wat op een excuus leek, uitgesproken. Wij zouden het fijn vinden als hij hier ook vandaag woorden aan geeft en ons duidt wat de betekenis is van de woorden die hij daar sprak en waarschijnlijk vanavond hier zal spreken. Wat ons betreft horen bij woorden daden. Als je serieus wilt werken aan herstel van vertrouwen, dan zal het vooral daarvan afhangen, en niet straks maar nu. Wat de ChristenUnie betreft, gaat het om het volgende. Wij vinden dat de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid onverkort moeten worden overgenomen. Nu geen mitsen en maren. Het zijn nog redelijk algemeen geformuleerde aanbevelingen. Later, in de uitwerking, kunnen we het gaan hebben over verdere verfijning. Ik vraag met heel veel klem aan het kabinet om de aanbevelingen nu gewoon over te nemen.

Ik ga het debat van een paar weken geleden niet overdoen. Als je vertrouwen wilt herstellen, dan hoort daar volgens mij onlosmakelijk bij dat je nu duidelijkheid geeft over de gaswinning, ook voor de rest van dit jaar. Dit moet niet boven de markt blijven hangen, zoals het kabinet, met steun van de coalitie, nu helaas laat gebeuren. Laten wij ook een aangenomen Kamermotie serieus nemen. Ik doel op de motie-Dik-Faber, die vorig jaar februari is aangenomen. Zelfs de coalitiepartijen hadden die medeondertekend. Wij hebben het kabinet de opdracht gegeven om al voorbereidingen te treffen voor tussentijdse aanpassing van het gasbesluit zodra het rapport van de Onderzoeksraad zou verschijnen. Ruim een jaar heeft de minister daaraan kunnen werken. Het rapport ligt er. Het rapport is vernietigend. Nu moet er gewoon duidelijkheid komen. Bieden, wat de ChristenUnie betreft. Overigens moet nu ook niet op andere plekken de gaswinning worden opgevoerd, zoals op een aantal plekken dreigt te gebeuren, of op nieuwe plekken met gaswinning worden begonnen. Bied ook daar duidelijkheid!

Gas en begroting zijn aan elkaar verbonden, of we het leuk vinden of niet. Ze zijn te veel aan elkaar verbonden geweest. Voor de fractie van de ChristenUnie staat ook vast dat je voor het bieden van duidelijkheid over de toekomst, ook duidelijk moet maken dat je de veiligheid vooropstelt. Veiligheid betekent voor ons dat we teruggaan naar wat voor de leveringszekerheid noodzakelijk is: 30 miljard kuub, met een kleine uitloop voor als er echt een heel strenge winter is. Dat is noodzakelijk. Aan alles wat daarboven zit of aan elke situatie waarin er onzekerheid blijft, zal de ChristenUnie niet meewerken, ook als het om een begroting gaat. Wij willen op die manier duidelijk maken dat het ons echt ernst is en dat wij van het rapport leren dat de veiligheid vooropstaat.

Er moeten ook slagen gemaakt worden wat betreft de schadeafhandeling. Wij merken dat het voor heel veel mensen die in onzekerheid verkeren, nog steeds heel zwaar is. Ik vraag het kabinet om een uitstekende suggestie van een aantal hoogleraren uit het noorden van het land zelf op te pakken en uit te werken: geef een bijzondere kamer van de rechtbank voor Noord-Nederland hiervoor een verantwoordelijkheid. Die rechters kunnen een onafhankelijk oordeel geven over zaken die echt onoplosbaar lijken. Zij kunnen ook toezicht houden op de verdere afwikkeling van de schade. Ook dat zou een bijdrage kunnen leveren aan het herstel van vertrouwen.

Ik noem nog één ander ding. Wij hebben het vaker genoemd en het komt in ieder debat terug, zelfs ook nog even in het VAO van zojuist: er moet echt serieus werk worden gemaakt van de energietransitie. Het blijft te ver achter bij wat noodzakelijk is, ook in het licht van de gevolgen van het minder leunen op gas dan tot nu toe het geval is geweest. Ik vraag het kabinet met klem om ook op het energieakkoord een duidelijke plus te zetten, om alles op alles te zetten om de energietransitie op een duurzame manier inhoud te geven. Dat hebben wij ook nodig met het oog op de toekomst. Als wij dat serieus doen, dan kan dat ook weer helpen bij het verdere herstel van vertrouwen, dat op zo'n ongelooflijk harde manier is geschaad. Dat dit is gebeurd, moeten wij ons allemaal aantrekken. Ik kijk ook niet alleen naar het kabinet. Er zijn velen bij betrokken. Wij zijn bij wijze van spreken allemaal betrokken, omdat wij ook vanuit de Kamer te lang hierin duidelijk zijn geweest. Dat mea culpa past ons dus allemaal. Terugkijken is prima, maar nu moet er vooruitgekeken worden. Laat dat op een heel duidelijke manier gebeuren.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik dank de heer Slob voor deze woorden. Ik deel die helemaal. Het is mooi dat de heer Slob dit zegt. Net als wij is ook hij betrokken geweest bij diverse akkoorden. Hij heeft zelfs een keer in het kabinet gezeten. Ik ben benieuwd welke lessen de heer Slob hieruit trekt. Wij hebben dat immers collectief laten varen. De vraag is wat het kabinet ermee doet, maar welke lessen ziet de heer Slob voor de Kamer om daarmee in het vervolg anders en beter om te gaan?

De heer Slob (ChristenUnie):

Eén les is dat we nu vandaag tegen het kabinet zeggen en namens de fractie die wij vertegenwoordigen uitspreken dat de aanbevelingen moeten worden overgenomen. Geen mitsen en maren: overnemen en uitwerken. Over de uitwerking kunnen wij de komende tijd discussies voeren. Wij moeten ook duidelijk maken wat de consequenties zijn voor de begroting van het nemen van het besluit dat er minder omhoog worden gepompt. Ik heb dat zelf niet verzonnen, maar die dingen zijn met elkaar verweven. Dat is veel te veel met elkaar verweven geweest. Daar is het rapport nu zo hard over. De inkomsten hebben centraal gestaan en de veiligheid is daaraan ondergeschikt geweest. Als je dan nu boven de markt laat hangen dat je die inkomsten toch graag wilt beïnvloeden en hoog wilt hebben, leer je niet. Daarom ben ik voor mezelf heel duidelijk. Ik weet dat het geen fijn besluit is, want het kost heel veel geld. Voor ons staat echter de veiligheid voorop. Voor ons is het niet acceptabel als men boven het niveau gaat zitten dat voor de leveringszekerheid nodig is, afgezien van dat kleine stukje als er een heel strenge winter komt. Met de ervaringen van de afgelopen jaren weten wij echter dat zulks een theoretische situatie is.

Ik kan dus ook geen verantwoordelijkheid nemen — en dat statement heb ik vandaag afgegeven — voor begrotingen die wel die ruimte laten of die onzekerheid boven de markt laten hangen. Welk signaal geef je de mensen in het Noorden dan? Dat wij toch niet echt hebben geleerd en dat wij de begroting serieuzer nemen dan hun veiligheid. Dat kunnen wij niet voor onze verantwoordelijkheid nemen. Daarin ben ik klip-en-klaar. Vandaar ons standpunt op dat punt.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik stel alleen een tweede vraag als het antwoord onduidelijk is. Dit is een duidelijk antwoord.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik las in de pers dat de ChristenUnie zegt dat er in april 2015 duidelijkheid moet zijn over de verminderde gaswinning en dat zij anders niet wil meepraten over de begroting. Nu stelt minister Kamp voor om pas tegen de zomer met een aangepast besluit over de gaswinning te komen. Wil de ChristenUnie dat antwoord van de minister vandaag horen? Welk moment ziet de ChristenUnie dan in april voor zich waarop die duidelijkheid er alsnog zou kunnen komen? Dat is veel eerder dan wat minister Kamp nu voornemens is te doen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb niet "april" gezegd. Ik weet niet waar dat staat. Ik zou graag vandaag, 3 maart 2015, de verjaardag van mijn moeder, een mooie dag, van deze minister willen horen — namens het kabinet, want hij zit hier niet op persoonlijke titel — dat hij duidelijkheid geeft voor het complete kalenderjaar 2015. Niet meer die ongein van een paar weken geleden om het boven de markt te laten hangen, iets waar de coalitiepartijen in zijn meegegaan. Wij gaan terug naar wat voor leveringszekerheid nodig is. Dat zou ik willen horen. Als het kabinet dat niet doet en een meerderheid van de Kamer dat steunt, kunnen wij, als partijen die dat anders willen — en ik schaar D66 daar ook onder omdat ik ervan uitga dat zij ook vindt dat gas en begroting aan elkaar verbonden zijn — niet anders dan duidelijk maken waar wij zelf staan. Dat is het minste wat je kunt doen. Dat is heel veel, want je gaat namens je fractie over je standpunten. Dat doe ik vandaag. Daar ben ik duidelijk in. Ik zou het fijn vinden als D66, een partij die ook strijdt voor een eerlijker gaswinning en teruggaan naar leveringszekerheid, dat ook zou doen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dan nog een vraag over de erkenning op de aanbevelingen die de Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft gedaan. De heer Slob zegt duidelijk dat hij op al die punten een helder signaal wil van de minister. Die gaan echter niet over specifieke oplossingen. Als de minister vandaag de hoofdlijnen onderschrijft, is dat voldoende voor de heer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie):

Er zit bijvoorbeeld een aanbeveling in die in feite zegt: organiseer tegenkrachten. Het zit te veel op één plek, lees: Economische Zaken. Dat vind ik een heel goed punt. Hoe wij die tegenkrachten precies gaan organiseren en wat het beste is? Dat red je niet in een debatje met vijf minuten spreektijd en nog niet eens een kabinetsreactie. Ik vind het prima dat wij daarover later verder spreken, maar dat er tegenkrachten moeten worden georganiseerd, is voor mij echt evident. Wij zien helaas ook op andere terreinen dat de overheid een soort blinde vlek heeft en dingen laat gebeuren, en pas in beweging komt op het moment dat er ergens iets goed fout gaat. Daar moeten we met elkaar van leren. Het is breder dan alleen het gasdebat, maar dat is een heel indringend punt in de richting van het kabinet.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Het CDA vindt het belangrijk dat we vandaag op hoofdlijnen het stevige rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid over de aardbevingsrisico's in Groningen bespreken in de Kamer. Wij danken de raad voor zijn heldere rapport. Bij het uitkomen van dit rapport heeft het CDA het kabinet gevraagd om excuses te maken. Het CDA vindt het goed dat de minister spijt heeft betuigd. Wij realiseren ons dat de minister dat ook doet voor kabinetten waarin het CDA regeringsverantwoordelijkheid heeft gedragen. Dit gaat dus ook het CDA aan. Wij zijn de minister erkentelijk dat hij de excuses op die manier mede namens ons heeft uitgesproken.

Een belangrijke aanbeveling uit het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid over de aardbevingsrisico's in Groningen is dat bij activiteiten in de diepe ondergrond het veiligheidsbelang nu en in de toekomst voldoende aandacht krijgt. Het CDA onderschrijft deze en ook de overige aanbevelingen en hoort graag van de minister hoe het kabinet in hoofdlijnen met dit rapport omgaat.

Zoals minister Dijsselbloem vorige week in het Dagblad van het Noorden zei: dit land heeft een ereschuld aan de Groningers. Het CDA vindt het goed dat het kabinet spijt heeft betuigd. De vraag die voorligt, is: hoe gaat het kabinet daarnaar handelen? Het vertrouwen van de Groningers is zo geschaad dat excuses alleen onvoldoende zijn. Omdat wij de risicoanalyses op dit moment nog steeds niet goed in beeld hebben en wij daarmee ook de risico's voor onze inwoners niet helder hebben, roept het CDA de minister op om uit voorzorg alsnog het winningsplafond voor 2015 verder naar beneden te brengen, zo veel als mogelijk is. Die verantwoordelijkheid heeft de minister. Is hij daartoe alsnog bereid? Of wil de minister ook nu nog de optie openhouden om dit jaar die 39,4 miljard kuub gas te gaan winnen?

In de afgelopen jaren heb ik consequent aan de mensen in Groningen gevraagd: wanneer is nu je beeld van de veiligheid veranderd? Het antwoord was steevast: dat was na de beving in Huizinge op 16 augustus 2012. Het Staatstoezicht op de Mijnen adviseerde begin 2013 om de gaswinning zo snel als realistisch mogelijk was, naar beneden te brengen. Toch besloot de minister anders. In 2013 werd er 54 miljard kuub aardgas gewonnen. Dat is veel meer dan de gemiddelde hoeveelheid van 42,5 miljard kuub uit het winningsplan, laat staan een reductie. Ook de conversiecapaciteit werd niet ingezet. Hoe kijkt de minister met het rapport van de onderzoeksraad in de hand terug op 2013?

Tijdens het debat over het gaswinningsbesluit heeft het CDA al aangegeven dat de minister als bevoegd gezag de schijn tegen heeft, omdat hij niet alleen kijkt naar de aandelen die erbij betrokken zijn, maar ook naar de veiligheid. Het CDA heeft de minister toen al gevraagd om de veiligheid onder te brengen bij een ander ministerie. Hij wilde daar niets van weten. In hoeverre denkt de minister hier nu anders over met de kennis uit dit rapport? Is de minister bereid om de Kamer een voorstel te doen om dit anders te organiseren?

Verder kunnen wij leren van onze buren. Anders dan wij doen de Duitsers niet moeilijk over verjaring of omkering van de bewijslast. Men lost de problemen daar ruimhartig op, met oog voor de inwoners. De onderzoeksraad is kritisch over het KNMI. Want als het Staatstoezicht op de Mijnen er eind 2012 niet voor had gekozen om eigen berekeningen te maken, was de situatie dan nu anders beoordeeld geweest? Het CDA stelt daarom ook voor om Duitse kennis in te vliegen op dit front. Wij ontvangen graag een reactie van de minister op dit punt. Is hij bereid om dat te doen?

Nu moeten we naar de toekomst kijken. Het CDA roept de minister op om het winningsplafond voor 2015 ten behoeve van de veiligheid van de Groningers alsnog definitief te verlagen. Dit is de belangrijkste les uit het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid over de aardbevingen in Groningen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Vandaag spreken we over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. De conclusie is ernstig: jarenlang speelde de veiligheid van Groningers nauwelijks een rol in de besluitvorming over gaswinning, totdat de aardbeving bij Huizinge ons allemaal wakker schudde. Pas toen kwam de veiligheid echt in beeld. Dat had veel eerder gemoeten. D66 vindt de ruiterlijke erkenning van de minister hiervan namens dit en voorgaande kabinetten, waaraan D66 ook heeft deelgenomen, op zijn plaats. Persoonlijk ben ik blij dat hij dit voorafgaand aan dit debat heeft gedaan. De minister zal echter begrijpen dat ondanks deze erkenning de belangrijkste vraag voor Groningen nog steeds openstaat: gaat de gaskraan verder dicht? In Groningen heerst nog steeds teleurstelling over het debat daarover, zoals de burgemeester van Loppersum treffend verwoordde. Kan de minister vandaag meer duidelijkheid geven op dit punt? Haalt hij vandaag die 39 miljard kuub nu echt van tafel? Zet hij de principiële stap die heel veel oppositiepartijen inmiddels hebben gezet?

De samenvatting van het OVV-rapport is dat de veiligheid niet serieus is genomen. Laat de erkenning van de minister van gisteren dus het echte begin markeren van een fundamenteel andere aanpak, waarbij veiligheid wel vooropstaat. Neemt de minister de aanbevelingen onverkort over? Gaat dan niet alleen de gaskraan dicht, maar ook het gasgebouw op de schop? Durft de minister te kijken naar de concessie? Krijgt de provincie een stem? Op al deze punten ga ik kort nader in.

De gaspartijen werkten te veel met een gesloten systeem, gebaseerd op consensus met weinig ruimte voor tegengeluid. Tegen die achtergrond past het om voormalig inspecteur-generaal Jan de Jong er vandaag nog eens mee te complimenteren dat hij die verstikkende consensus heeft durven doorbreken. De tegenmacht moet beter georganiseerd worden. Daarvoor is het nodig dat het ministerie van Economische Zaken kritisch naar de eigen positie kijkt, want dat is tegelijkertijd aandeelhouder en beleidsmaker. Die rollen moeten beter worden gescheiden. Ook moet de onafhankelijkheid van de toezichthouder worden versterkt. Waarom zouden we die niet onderbrengen bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

Naast het gasgebouw moet het fundament daaronder tegen het licht worden gehouden, dus de concessie. De minister kan pas handelen, nadat zich een risico heeft voorgedaan en dat kan worden bewezen, zo lijkt in het rapport te lezen. Voor het bewijs is hij echter afhankelijk van de partij die het gas wint. Hebben we dan geen structureel ingebouwd probleem? Is de minister bereid om met de NAM om tafel te gaan om, veiligheid voorop, ook juridisch de concessie te borgen?

De inwoners van Groningen stonden lange tijd buiten spel, hadden geen inspraak. Er werd over hen gesproken, niet met hen. De gaspartijen stonden nauwelijks open voor kritiek. Dit zijn allemaal harde woorden uit het rapport van de onderzoeksraad. Die stelt dan ook dat het lokale bestuur een grotere rol moet krijgen. Daarom stelt D66 voor dat er voortaan verplicht advies bij de provincie Groningen wordt ingewonnen. Zodoende kan zij een grotere rol spelen. Is de minister bereid om dit uit te werken?

Ik kom op de onderzoeksplicht. Gas is niet het enige wat we winnen uit de ondergrond. Kolen, zout, olie en warmte wonnen we daaruit in het verleden. De gaswinning leert ons volgens mij dat we er niet vanuit mogen gaan dat de effecten van wat we in de bodem doen verwaarloosbaar zijn. We moeten activiteiten dus structureel monitoren. Als naar aanleiding van de Kamervragen van Jan Terlouw in 1971 de bodemdaling sindsdien serieus was gemonitord, hadden we hier vandaag wellicht niet met elkaar gestaan. Is de minister bereid, een breed onderzoeksprogramma op te zetten en om ervoor te zorgen dat dat transparant is? Ik doel niet alleen op onderzoek naar de gas-, maar ook naar de bodemwinningsactiviteiten. Het is van belang dat veiligheidsrisico's tijdens de vergunningverlening goed in beeld zijn, maar ook na afloop van de activiteiten. Is de minister bereid om de procedures van alle mijnbouwactiviteiten op deze punten door te lichten? Waarom gelden voor mijnbouwactiviteiten eigenlijk niet dezelfde inspraakrechten als voor andere ruimtelijkeordeningsvraagstukken?

Voordat ik afsluit, spreek ik enkele woorden over de totstandkoming van dit hoofdlijnendebat. Wij waren er allemaal bij, maar zij verdiende geen schoonheidsprijs. Ik ben blij dat we vandaag dit hoofdlijnendebat met de minister kunnen voeren, zodat we hem hopelijk een beeld kunnen geven van voorstellen die op brede steun in het parlement kunnen rekenen. Volg de aanbevelingen van de onderzoeksraad. Laat Groningen vanaf vandaag weten dat de gaswinning definitief op een andere basis zal plaatsvinden. Veiligheid voorop.

De heer Slob (ChristenUnie):

Deelt D66 de mening van de ChristenUnie dat gaswinning en de begroting aan elkaar verbonden zijn?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Slob heeft heel terecht gezegd dat vermindering van de gaswinning ook vermindering van de inkomsten betekent en dat dit effect heeft op de begroting. Daarvan zijn we ons allemaal zeer bewust. Toen ik namens mijn fractie het standpunt heb ingenomen dat we de gaswinning moeten verlagen tot de leveringszekerheid en een veilig winningsplan, heeft de D66-fractie zich ook goed gerealiseerd dat dit effecten heeft voor de begroting. Wij zijn bereid om daar verantwoordelijkheid voor te nemen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Verantwoordelijkheid. Dat betekent dat het zich op hetzelfde schaakbord afspeelt. Wat betekent dat voor de opstelling van D66 ten opzichte van het kabinet als er over begrotingen wordt gesproken en het nog steeds onduidelijk is wat het kabinet precies gaat doen rond de gaswinning? Wat als daarbij zelfs de mogelijkheid van het verder opendraaien van de kraan nog aanwezig is en er nog geen duidelijkheid is? Wat is dan voor D66 de betekenis van verantwoordelijkheid nemen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik denk dat D66 heel duidelijk heeft gemaakt dat de 39 miljard kuub van tafel moet. Wij willen de richting op die uitgaat van de leveringszekerheid en een veilig winningspatroon. Of het dan precies 30 miljard kuub is of net iets eromheen, uiteindelijk gaat het om het effect op de veiligheid van de Groningers. Die nemen wij heel serieus. Wij zijn bereid de financiële consequenties die daaruit voortvloeien te bespreken met het kabinet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ook ik zou graag duidelijkheid krijgen — van D66, maar van iedereen hier — over wat "veiligheid voorop" betekent. We kunnen een heel eind met elkaar meegaan. De oppositie is eensgezind: het besluit dat er nu ligt, kan niet. Het debat was beschamend, voor de Groningers, voor iedereen. De conclusies van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid zijn niet mals. Het College voor de Rechten van de Mens zegt dat de mensenrechten zijn geschonden. Rechtsgeleerden zeggen dat burgers misschien wel zouden kunnen afdwingen dat de Staat de gaskraan nu dichtdraait. Je kunt op verschillende manieren bekijken welk niveau je dan acceptabel vindt, maar je moet beginnen eerlijk uiteen te zetten wat de consequenties zijn vanuit de veiligheid geredeneerd. Een van de scenario's, gelet op veiligheid in combinatie met leveringszekerheid, zou kunnen zijn dat er maximaal 21 miljard kuub gewonnen wordt in 2015 en 2016. Dan zijn we er nog steeds niet, maar heb je wel die twee belangen naast elkaar. Toen de Partij voor de Dieren de minister vroeg om dat scenario uit te werken, zodat we daarna kunnen bekijken of dat verstandig is, gaf de D66-fractie niet thuis. Dat verbaast mij en dan vraag ik me dus af wat het voor D66 betekent als mevrouw Van Veldhoven zegt: veiligheid voorop. Dat moet wel ergens uit blijken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik dank mevrouw Ouwehand voor de gelegenheid om dit even toe te lichten. Er gaan hier veel getallen over tafel. Elke keer, afhankelijk van de inzet in het debat, pakt iemand een ander cijfer uit het rapport en gaat iemand helemaal aan de ondergrens van 21 miljard kuub of helemaal aan de bovengrens van 35 miljard kuub zitten. Daarom vraag ik aan de minister of hij vandaag bereid is om een principiële stap te zetten. Dat is zeggen dat we alleen gaan winnen wat we nodig hebben en dat we een veilig winningspatroon gaan hanteren. Dat vind ik belangrijk. Dan vind ik het niet zo interessant om te zeggen of 21 miljard kuub wel of niet het juiste niveau is. Ik kan dat hier vandaag niet beoordelen. We kunnen vandaag in ieder geval de eerste stap zetten. We weten in ieder geval dat niet te onderbouwen valt dat die 39 miljard kuub nodig is. We kunnen vandaag de stap zetten naar het maximum dat uit het rapport blijkt. Volgens mij hoef je echt niet boven de 35 miljard kuub te gaan, als je de rapporten zo leest. Laten we dat doen. Laten we de principiële stap met elkaar zetten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben het er wel mee eens dat die 39 miljard kuub niet te verdedigen is en dat je op zijn minst terug moet naar maximaal 35 miljard kuub. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit nog steeds een politieke stap is, want daar zou dan draagvlak voor zijn. Maar écht eerlijk zou het pas zijn als je begint bij het belang van de veiligheid en dan de scenario's uitwerkt. Met welke andere belangen hebben we dan nog te maken? Met de leveringszekerheid bijvoorbeeld. Ook in Groningen snappen mensen heus wel dat we niet morgen de gaskraan dicht kunnen doen, omdat mensen in verzorgingshuizen en jonge gezinnen dan van de ene op de andere dag zonder warm water zitten. Dat is ook een belang. Dat snappen wij allemaal. Het is echter pas eerlijk als je dat in kaart brengt en hier met elkaar afweegt wat je al dan niet verantwoord vindt. In mijn motie vroeg ik om een uitwerking van het scenario van die 21 miljard kuub, maar dan zijn wij er nog steeds niet, want 12 miljard kuub is eigenlijk het maximum vanuit het oogpunt van de veiligheid. D66 zegt echter zelfs nee tegen het denken op basis van maximaal 21 miljard kuub. Dat verbaast mij van een partij die tegelijkertijd zegt dat de veiligheid vooropstaat.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is belangrijk, ook voor de mensen die naar dit debat luisteren, om het volgende te zeggen. Als wij in een debat een motie indienen waarin een maximum van 35 kuub staat, omdat wij in goede samenwerking in de oppositie hebben gezegd dat wij er in ieder geval voor moeten zorgen dat wij het hele spectrum bedienen, is het een beetje raar om tegelijkertijd een motie te steunen waarin 21 miljard kuub staat. Wij hebben gekozen voor een principiële stap. Dat is wat wij volgens mij kunnen doen en wat wij ook van de andere partijen vragen. Juist omdat wij die partijen heel graag daartoe wilden bewegen, hebben wij ons zo opgesteld. Wij nemen die principiële stap graag.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik vind de formulering van mevrouw Van Veldhoven van D66 nog een beetje mager. Ze zei: "Wij zijn bereid om te spreken met het kabinet". Gezien de historie en de rol die D66 heeft gespeeld met minister Brinkhorst op Economische Zaken in de periode 2003 tot 2006 en gezien de gesloten akkoorden zou ik zeggen dat wij een collectieve verantwoordelijkheid zouden moeten voelen om de gaswinning te verminderen; dat moet en dus moeten wij ook spreken over de manier waarop wij het financiële gat kunnen dichten. Kan mevrouw Van Veldhoven die formulering overnemen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is altijd interessant als iemand anders je eigen woorden probeert te herhalen. Ik denk dat wij de afgelopen jaren hebben laten zien dat wij steeds bereid waren om het gesprek aan te gaan en om financiële verantwoordelijkheid te nemen voor hetgeen wij voorstaan. Natuurlijk zijn wij daar in principe toe bereid.

De heer Dijkgraaf (SGP):

"Spreken over" en "in principe bereid zijn" zijn voorzichtige formuleringen. Aangezien mevrouw Van Veldhoven mijn formulering niet ontkent, neem ik aan dat dit gewoon politiek voorzichtige formuleringen zijn en dat D66 wel verantwoordelijkheid voelt in de zin van: dit is een urgente kwestie en die moet snel geregeld worden; dit gaat geld kosten, dus als het even kan moeten wij er met elkaar ook financieel uitkomen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Volgens mij zoekt de heer Dijkgraaf naar een verschil dat er eigenlijk niet is. Net zoals de afgelopen tijd kijken wij constructief mee met het kabinet. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat Nederland de goede richting opgaat? Wat ons betreft is de goede richting: de gaskraan verder dicht, naar beneden naar het niveau van de leveringszekerheid en een veilig winningsniveau. Wij hebben hier samen een mooie motie over ingediend. Zoals dat hoort in een systeem waarin je met meerdere partijen uiteindelijk een meerderheid moet vormen, gaan wij hier uiteraard het gesprek over aan. Wij zullen dan bekijken, hoe wij daar uitkomen. Natuurlijk zijn wij daartoe bereid.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Wij hoorden de heer Slob van de ChristenUnie net zeggen dat hij de financiële onderhandelingen niet ingaat, als de kraan niet verder dichtgaat. Zit D66 er net zo in? Gaat D66 niet aan tafel zitten om over de begroting te praten, als de kraan niet in elk geval verder dichtgaat?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is altijd interessant om te bekijken of je van tevoren al breekpunten kunt formuleren. Iedereen gaat daar anders mee om. Ik vind dat je in een systeem waarin wij met elkaar proberen om Nederland de goede richting op te laten gaan, in ieder geval het gesprek aan moet gaan. Het is een semantische vraag of je dit dan meteen "onderhandelingen" noemt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik doe nog een poging om wat helderder te krijgen waar D66 nu staat. Ik heb D66 vaak aan mijn zijde gevonden als het ging om het flink verder dichtdraaien van de gaskraan en om het feit dat de veiligheid van de Groningers voorop moet staan. Dat zegt de heer Slob ook, maar hij verbindt daar wel aan dat de ChristenUnie niet gaat onderhandelen over de begroting als er helemaal niets beweegt vandaag. Hoe zit dat bij D66? D66 kiest daar uiteraard eigen woorden voor, maar gaat D66 ook onderhandelen als er vandaag echt niets gebeurt aan het niveau waarop de gaswinning in Nederland door minister Kamp is vastgesteld?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Iedereen kiest voor zijn eigen stijl. De stijl van D66 is meer om eerst het gesprek aan te gaan en te bekijken hoever je daarmee komt. Ik denk dat je dan meer kans hebt om datgeen te realiseren wat je graag wil. Ik kan de vraag ook andersom stellen. Sluit GroenLinks uit dat die partij bij het kabinet aanschuift, als er vandaag niets gebeurt? Ik ben heel benieuwd naar het antwoord. Mevrouw Van Tongeren kan mij dit bilateraal vertellen, maar ik zie nu al geknik van de partijleider; nou dat is dan in ieder geval helder.

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Ik heb hier het rapport waar we het vandaag over hebben. Op het eerste gezicht lijkt het een afstudeerscriptie. Als je het echter leest, zie je het dynamiet dat erin zit. Al lezende moet je denken aan De Prooi, over het ABN-drama, of aan boeken over de vastgoedfraude of over Nina Brink. Die boeken gaan echter niet over gebrek aan veiligheid en over risico's waaraan mensen zijn blootgesteld, los van hun portemonnee. Dit rapport is eigenlijk die drie boeken in het kwadraat.

In 2003 was er een top in de bevingen, maar er gebeurde bijna niks. In 2006 waren er nog meer bevingen dan in 2003, maar er gebeurde weer weinig. In 2009 waren er veel meer bevingen dan in 2006, maar nog steeds gebeurde er weinig. Er is sprake van een schimmenspel van al die partijen in het "gasgebouw", zoals we het noemen. Ze verschuilen zich achter elkaar, wachten op elkaar en geven elkaar niet de datasets. Ze doen drie jaar over een zogenoemde "gas field review", terwijl de nood echt aan de man is.

Ik heb een aantal concrete vragen die betrekking hebben op het rapport. De minister heeft gisteren op RTV Noord zijn spijt betuigd. Hij zei: het spijt mij zeer dat de veiligheidsbelangen van de Groningers niet de aandacht kregen die ze verdienen. Het is fijn dat hij dat heeft gezegd, maar wat is de waarde daarvan? Spijt is niet hetzelfde als excuses. Bedoelt de minister met zijn spijtbetuiging ook excuses? In juridische zin is "excuses" namelijk een ander woord dan "spijt". Als hij daarmee hetzelfde bedoelt, accepteert hij daarmee ook aansprakelijkheid? Vindt hij ook dat de NAM haar excuses moet aanbieden? Tot nu toe wil zij dat niet doen.

Wat betekent het rapport voor de gedupeerden? Het heeft twee dimensies. De eerste is het recht dat mensen kunnen halen. Je kunt het rapport naast artikel 21, over de bewoonbaarheid, en artikel 22 van de Grondwet leggen. Hoe staat de minister daarin? Hij is geen rechter, maar hij kan misschien duiden of de Grondwet op dit punt geschaad is. Ik heb het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens de vorige keer al aan de orde gesteld, maar nu hebben we het rapport in de hand. Houdt het rapport en wat daarin staat, stand bij het EVRM?

De tweede dimensie is de vraag wie het gaat betalen. De fysieke schade tot nu toe wordt geschat op 6,5 miljard, maar dan hebben we het nog niet over de immateriële schade. Wie gaat dat betalen? Kunnen de winsten van de NAM bijvoorbeeld worden teruggevorderd of in de toekomst worden bevroren? Shell en ExxonMobil hebben samen in 2014 55 miljard winst gemaakt. Dat lijkt me een aardig beginnetje.

De minister lapt meteen al een aantal aanbevelingen aan zijn laars. Dat doet mijn fractie geen deugd. In de eerste plaats staat letterlijk in het rapport dat het niet de bedoeling is dat onderzoek gebruikt wordt als excuus om besluiten uit te stellen. Wat doet deze minister? Hij gebruikt onderzoek als excuus om besluiten uit te stellen. Is de minister bereid om per direct de winning voor 2015 op 30 miljard kuub te maximeren, liever nog lager, en meteen ook toe te werken naar een sterke verlaging in de jaren daarna?

In het rapport wordt aanbevolen om de verantwoordelijkheid niet alleen bij de minister van Economische Zaken te beleggen. Eén dag na verschijning van het rapport wijst de minister dit van de hand. Waarom is dit zo'n slecht advies? Veiligheid is immers nergens bij het ministerie van Economische Zaken goed belegd. Ambtenaren schijnen vaak van plek te wisselen. Mensen binnen het gasbastion wisselen ook regelmatig van functie. Waarom wordt die verantwoordelijkheid dan niet gedeeld?

Er wordt ook aanbevolen om het zogenoemde "gasgebouw" met alle organisaties en instituten aan te passen. Is het niet beter om het gewoon helemaal op te blazen? Is het moment niet daar om afscheid te nemen van deze in zichzelf gekeerde club en om een en ander totaal anders neer te zetten? Is het moment niet daar om alle centra, tafels, commissies en wat dies meer zij in hun geheel te vervangen door iets nieuws waar je blijer van wordt, waarmee de Groningers uit de voeten kunnen en waarvan ze kunnen profiteren? Maak er dan meteen een duurzaam energiehuis van.

Eén moment in de beschrijving springt er wat mijn fractie betreft uit, namelijk na de beving bij Huizinge. Na al het verschuilen achter elkaar, na het om elkaar heen draaien, na het toedekken en het ontkennen trok SodM aan de bel. De toezichthouder brak als enige door het gesloten bastion en ging zelf een analyse maken. Dat is raar, want dat was eigenlijk niet zijn taak. Dat irriteerde vervolgens weer de NAM en ook het KNMI. Waarom heeft de minister het enige alarmerende advies van SodM in de wind geslagen, terwijl hij alle andere heeft opgevolgd? Waarom ging de baas van SodM korte tijd later met vervroegd pensioen? Was dat echt geheel zijn eigen keuze?

Ik kom op mijn laatste punt. De belangrijkste aanbeveling ziet op het herstel van vertrouwen. Dat is ook meteen de moeilijkste. Vindt de minister oprecht dat hij daar nog de geschikte persoon voor is? De weerzin in Groningen is levensgroot. Bij het vorige debat zaten mensen op de tribune te huilen, terwijl de minister in technische bespiegelingen bleef hangen. De weerzin slaat niet alleen het bier in de wijde omtrek dood, maar heeft ook het vertrouwen van de bevolking doodgeslagen, zoals een Gronings deputeerde zei. Die weerzin is niet weg. Die is nog voor geen meter weggenomen. Als ik daar in Slochteren, Bedum of Usquert zou wonen tussen de scheuren en de stutten en schade zou hebben waar soms geen vergoeding voor wordt toegekend, zou ik daar werkelijk moedeloos van worden. Het vertrouwen is gewoon helemaal weg. Ik ben er echt benieuwd naar of deze minister dat gaat terugveroveren. Ik denk dat daar een gedaanteverwisseling, een soort extreme make-over, voor nodig is. Ik wacht met spanning de beantwoording af. Als het goed zou lopen, is Arjan Bos ook niet voor niets helemaal uit Groningen hiernaartoe komen rijden op een bakfiets vol met Groningse grond.

De voorzitter:

Dat is sowieso wel een compliment waard, lijkt mij.

Mevrouw Klever (PVV):

Voorzitter.

"Je hebt me belazerd, je hebt me bedonderd,

En wat me nu na al die jaren nog verwondert,

Dat ik dat nooit vergeten zal al word ik honderd,

Je hebt me belazerd, je hebt me bedonderd,"

Dit is het refrein uit het liedje Tearoom Tango van Wim Sonneveld. Ik denk dat het ook een redelijke samenvatting is van de wijze waarop de gemiddelde inwoner van Groningen aankijkt tegen het ons-kent-ons circuitje van de NAM, GasTerra, Energiebeheer Nederland, het ministerie van Economische Zaken en het Staatstoezicht op de Mijnen.

Ons kent ons, en om het gezellig te houden op de borrel is het maar beter om niet al te kritisch te zijn in het gasgebouw, zo concludeert de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Hoewel al sinds 1993 bekend was, ook binnen het ministerie van Economische Zaken, dat de gaswinning risico's met zich meebracht, heeft niemand in het gasgebouw de moeite genomen om systematisch onderzoek te doen om die risico's beter in kaart te brengen. Kritische geluiden van buiten werden genegeerd. Kritische geluiden van binnen, door de toezichthouder, werden binnenskamers gehouden.

Begin 2013 is er in deze Kamer voor het eerst gedebatteerd over de aardbevingsrisico's. De uitkomst van het debat was dat de minister een reeks van onderzoeken ging opstarten, althans dat zullen de meeste Kamerleden hebben gedacht. De minister deed echter meer dan alleen een reeks onderzoeken opstarten. In zijn hoedanigheid als eindverantwoordelijke voor het gasgebouw draaide hij in 2013 ook de gaskraan vol open. In 2013 werd meer gas gewonnen in Groningen dan in de twintig voorgaande jaren. Het is ongekend: onderzoeken opstarten omdat je te weinig inzicht hebt in de veiligheidsrisico's en tegelijkertijd de gaskraan vol opendraaien! Of zoals de onderzoeksraad het formuleert: het is niet de bedoeling dat onderzoek gebruikt wordt als excuus om geen maatregelen te treffen of besluiten uit te stellen.

Nog steeds gebruikt de minister onderzoek als excuus om geen of onvoldoende maatregelen te nemen en besluiten uit te stellen. Nog steeds is het standpunt van de minister dat het mogelijk moet zijn om dit jaar 39,4 miljard kuub uit de Groningse bodem te pompen. De Partij van de Arbeid en de VVD staan erbij, kijken ernaar en doen vervolgens niets. Het moet tenslotte allemaal wel een beetje gezellig blijven. In dat kader heb ik de volgende vragen aan de minister. Vindt hij het nog steeds verantwoord om dit jaar maximaal 39,4 miljard kuub aardgas uit de Groningse bodem te pompen? Is de veiligheid in Groningen nog steeds ondergeschikt aan het financiële belang van de gaswinning? Zit de minister nog steeds op de VVD-lijn dat we vooral veel onderzoeken moeten doen, zodat we lopende die onderzoeken maximaal gas kunnen oppompen?

De minister heeft gisteren zijn excuses aangeboden aan de Groningers. Dat is een begin en dat waarderen wij, maar ook hierbij geldt: excuses zijn geen reden om geen maatregelen te treffen of besluiten uit te stellen. Welke maatregelen gaat de minister nu treffen bij de toezichthouder en bij het ministerie? Om echt iets te doen aan de situatie in Groningen vragen wij aan de minister om in ieder geval de volgende besluiten te nemen.

- Versterk de onafhankelijkheid van het Staatstoezicht op de Mijnen en zet dat op afstand van het ministerie van Economische Zaken, zoals aanbevolen door de onderzoeksraad.

- Verlaag de gaswinning in Groningen tot maximaal 30 miljard kuub per jaar. Dat is echt niet te veel gevraagd. In het jaar 2000 was de winning in Groningen bijvoorbeeld nog 21,3 miljard kuub; dat kan dus prima.

- Zorg voor een snel schadeherstel en kom met een fatsoenlijke uitkoopregeling zoals die ook geldt voor mensen in Moerdijk of mensen die onder een hoogspanningsleiding wonen.

Excuses zijn een begin, maar excuses alleen maken Groningen niet veiliger. Daar is meer voor nodig. Na deze woorden wil de PVV ook graag daden zien.

De heer Klein (Klein):

Een paar seconden terug heeft mevrouw Klever een pleidooi gehouden om de gaskraan meteen dicht te draaien met daarbij de vraag waarom dat niet eerder is gebeurd. Ik heb daar wel de gedachte bij dat we dan een alternatief moeten hebben. Het gaat namelijk niet alleen over het financiële belang maar ook over het energiebelang, namelijk dat we ervoor moeten zorgen dat we voldoende energie hebben voor onze bedrijven en onze huishoudens. Is de PVV dan bereid om veel forser met subsidies te investeren in duurzame energie door actief windmolens en windturbines in te zetten? Of wil de PVV uit Rusland extra gas gaan halen?

Mevrouw Klever (PVV):

Als de heer Klein had meegedaan aan eerdere energiedebatten, had hij geweten wat het standpunt van de PVV is, namelijk: stop met de export van ons Groningse gas.

De heer Klein (Klein):

Het afgelopen jaar heb ik aan vele debatten meegedaan; alleen aan het debat van vorige week niet. Dat betrof ook een heel andere discussie. Bovendien gaat uw opmerking voorbij aan de vraag wat de energiepolitiek van de PVV is. Die kan toch niet alleen gebaseerd zijn op het stopzetten van de contracten met het buitenland? Dan doe je namelijk niets aan je energiepolitiek, maar pleeg je slechts contractbreuk.

Mevrouw Klever (PVV):

Ik wil hier best het PVV-standpunt over de energievoorziening uit de doeken doen, al is het daar volgens mij het debat niet voor. Omdat de heer Klein er echter naar vraagt, zal ik het vertellen. Ten eerste hebben wij in Nederland een overcapaciteit aan energie. Er zijn gloednieuwe gascentrales die stilstaan en niet gebruikt worden omdat we te veel energie hebben. Ten tweede willen wij stoppen met de export van ons Groningse gas, zodat we langer kunnen doen met ons Groningse gas. Als we minder snel oppompen, doen we langer met dat gas. Dat is ook nog eens veiliger voor de Groningers. Ten derde willen wij stoppen met die onzinsubsidies, die miljarden voor windturbines. Windturbines voegen helemaal niets toe aan onze energievoorziening, want ze staan twee derde van de tijd stil, en wij hebben nog steeds gas- en kolencentrales nodig voor de momenten waarop het niet waait of te hard waait Stop dus met die onzin. We hebben nog voldoende energie om op termijn te profiteren van de technologische ontwikkelingen in de wereld. Die gaan razendsnel. Denk aan thin film zonnecellen, thoriumenergie en kernfusies. Dat zijn allemaal ontwikkelingen die onze energievoorziening op termijn goedkoper in plaats van duurder maken.

De heer Bosman (VVD):

Ik hoor mevrouw Klever op stevige toon allerlei veroordelingen uiten. Zij slingert die in het rond. Ik wil haar graag een verantwoordelijkheidsvraag stellen. Van 2010 tot en met 2012 was de PVV medeverantwoordelijk voor het kabinetsbeleid. Weet mevrouw Klever hoeveel gas er gewonnen is in 2010?

Mevrouw Klever (PVV):

Ik ben blij dat de heer Bosman dit vraagt. Het hele probleem dat uit het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid naar voren komt, is namelijk dat de aardbevingsrisico's wel bekend waren binnen het gasgebouw, maar onder de pet werden gehouden. Pas in 2013 kwam het Staatstoezicht op de Mijnen met het rapport waarin staat dat er wel degelijk enorme aardbevingsrisico's waren. Voor 2013 was dat niet bekend omdat het Staatstoezicht op de Mijnen en het gasgebouw deze informatie onder de pet hielden.

De heer Bosman (VVD):

Dan moet mevrouw Klever ontzettend blij zijn met deze minister van Economische Zaken, die dit in 2013 zo voortvarend heeft opgepakt. Ik hoor echter allerlei andere teksten van de PVV. Dat snap ik niet helemaal. Is mevrouw Klever het nu helemaal eens met de minister en vindt zij dat hij goede dingen doet, of zijn er volgens haar toch andere problemen? Dat hoor ik graag.

Mevrouw Klever (PVV):

Begin 2013 gaf het Staatstoezicht op de Mijnen het advies om de gaswinning zo veel en zo snel mogelijk terug te brengen. Wat heeft de minister in 2013 echter gedaan? Hij heeft de gaskraan vol open gezet. In 2013 is er een recordhoeveelheid gas gewonnen. De minister liet de Kamer in de waan dat hij onderzoeken zou laten doen en voor de rest niets zou doen, maar de gaskraan is juist wijder opengezet. Dat neem ik deze minister en de coalitiepartijen zeer kwalijk.

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. We spreken vandaag over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en de aardbevingsrisico's. De timing is een beetje vreemd, want de hoorzitting over het rapport met de onderzoeksraad zal donderdag plaatsvinden, terwijl wij nu al het debat houden. Dat is toch wel een merkwaardige zaak, al zullen wij nu het debat op hoofdlijnen houden. Op zichzelf is het rapport duidelijk en zijn de aanbevelingen voldoende om mee verder te gaan. Ze zijn wel zo open dat je daar nog een heleboel debatten aan kunt wijden. Vandaar dat wij vandaag spreken over het herstellen van het vertrouwen en dat wij dat collectief gaan doen.

Opeenvolgende kabinetten hebben met aloude gasverslaafde partijen zoals de VVD, de PvdA en D66 hard gewerkt aan het beleid waaraan nu is vormgegeven. Het siert de partijen dat zij hun excuses aanbieden — mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Mulder hebben dat gedaan — voor het beleid van D66 en het CDA van de afgelopen jaren. Dat is namelijk het probleem dat je ook in het rapport ziet. Niemand heeft de afgelopen jaren de verantwoordelijkheid genomen. De enige daadkracht die er was, was de daadkracht om te boren, om het gas eruit te halen en in grote hoeveelheden te verstoken. Het rapport is duidelijk. Wel moeten wij goed uitkijken dat er geen volledige sorrycultuur ontstaat, hoewel het de minister siert dat hij nu heeft aangegeven dat hij niet zorgvuldig is omgegaan met de veiligheid van de inwoners van Groningen.

Ik wil er één ding uit halen. Vanuit een vrijzinnig perspectief is het heel belangrijk om tot checks-and-balances te komen. Daarom zouden wij in het gasgebouw een vergelijkbare constructie willen als in een staatsdeelneming als de NS, waarin de minister van Financiën een andere rol heeft dan de minister van I en M. Wij pleiten ervoor om dit ook in het gasgebouw te doen, waarbij je dan drie ministeries nodig zou hebben om dit te kunnen realiseren. Op die manier kunnen de veiligheid van de inwoners van Groningen en een goede schadeafwikkeling de juiste aandacht krijgen. Ik zie de reactie van de minister graag tegemoet.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik bedank de onderzoeksraad voor een gedegen en uitgebreid onderzoek. Veel sprekers voor mij hebben al aangegeven dat het een schokkend onderzoek is, en ik deel dat. De conclusies liegen er niet om. Ze leggen de vinger bij de functionele onwetendheid van de NAM, op kabinetten van een verschillende kleur en op de Kamer die onvoldoende maatregelen neemt en de maatregelen minder belangrijk vindt dan de financiën die uit de gasbel komen.

Vandaag is de dag waarop wij aan herstel van vertrouwen moeten werken. Eerder hebben wij een debat gehad over sec de gaswinning, maar daarna is dit rapport verschenen. Ik heb eigenlijk maar twee punten. Ik zal ze niet heel uitgebreid behandelen, want collega's zijn er al in detail op ingegaan. Volgens mij zijn er maar twee echt belangrijke punten. Het eerste is dat de minister honderd procent politiek verantwoordelijk is. Dit is de minister van Economische Zaken. Hij is verantwoordelijk voor de gaswinning. Politiek is hij alleen verantwoordelijk en controleren wij zijn beleid. Daarom vraag ik de minister of hij de aanbevelingen van de onderzoeksraad onverkort wil overnemen: SodM op afstand zetten, andere ministeries betrekken en ervoor zorgen dat er minder gas gewonnen wordt. Ik denk dat wij vandaag, liefst met zijn allen, helderheid moeten geven over wat wij gaan doen en welke zekerheid wij Groningen kunnen bieden. Het is namelijk niet niks om op basis van zo'n rapport te moeten constateren dat wij de veiligheid meer dan twintig jaar onvoldoende serieus hebben genomen. Ik vraag de minister dus met klem of hij bereid is om dit te doen. Wij kennen de minister. Hij wil, vaak terecht, altijd alles tot het laatste detail uitzoeken, alle onderzoeken klaar hebben en alle punten en komma's weten. Vaak waardeer ik dat, maar vandaag is zo'n moment waarop wij politiek tegen elkaar moet zeggen: wij zullen nog een aantal details moeten uitwerken, maar nu zeggen wij tegen Groningen dat wij de periode van twintig jaar onzekerheid, waarin wij de veiligheid te weinig hebben beklemtoond en te veel hebben gekeken naar het financiële belang, achter ons laten.

Ik verzoek de minister ook om zich niet alleen te focussen op de aanbevelingen ten aanzien van beter toezicht en minder gaswinning, maar ook op het terugdringen van het gasgebruik. Gas dat wij niet nodig hebben, hoeven wij namelijk ook niet op te wekken. Ik denk aan energiebesparing, aan het benutten van restwarmte, aan geothermie enzovoorts. Ik weet dat daarover nog een nota komt, zoals de minister ongetwijfeld nog zal aangeven, maar laten wij daar dan ook haast mee maken! Als wij nu beslissen om de gaswinning dit jaar en volgend jaar terug te brengen, kunnen wij niet talmen met het afremmen van het gasverbruik en het stimuleren van duurzaam ander gebruik. Voorzitter. Dit was de politieke verantwoordelijkheid van de minister. Mijn tweede punt is de collectieve verantwoordelijkheid die wij als Kamer hebben. Als ik de afgelopen twintig jaar wat dat betreft op een rij zie staan, schrik ik wel. Dat geldt ook voor wat mijn eigen fractie, inclusief ik in mijn eigen optreden, heeft gedaan. Er waren allerlei signalen — de heer Smaling heeft dat heel helder aangegeven — in 2003, 2006 en 2009. We hadden indicaties om door te vragen. Daarom ben ik het niet eens met mevrouw Klever, die tot nu toe als enige heeft gezegd dat we het in de periode 2010-2012, toen de PVV ook gedoogsteun leverde, niet wisten en dat we het pas wisten toen het rapport kwam. We hadden het moeten en kunnen weten. We hadden als Kamer aanleiding om door te vragen en dat hebben we niet gedaan.

Dat betekent volgens mij dat we hier met elkaar een collectieve verantwoordelijkheid hebben, allemaal: partijen die in de regering hebben gezeten, partijen die gedoogd hebben en ook de partijen die aan de kant hebben gestaan en door hadden kunnen vragen op de problemen die er waren. Signalen waren er zat. Ik heb twintig jaar Kamerstukken op een rij gezet. De Kamerdebatten die plaats hebben gevonden en de Kamervragen die zijn gesteld, het zijn er bar, bar weinig. Er zijn enkele vragen gesteld, maar vaak aan de oppervlakte en niet diepgaand. Daarom vinden wij — dat is ook mijn laatste zin, maar dan krijg ik geloof ik nog een interruptie — dat wij vanaf vandaag collectieve verantwoordelijkheid moeten nemen. Het zou mooi zijn als wij als Kamer unaniem een stap zouden kunnen zetten vandaag: opvolging van de aanbeveling en minder gaswinning, waardoor wij het vertrouwen dat de Groningers verloren zijn weer terug kunnen winnen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Op zichzelf is het terecht dat de heer Dijkgraaf hier de collectieve verantwoordelijkheid benoemt. De heer Dijkgraaf was niet bij de hoorzittingen die we hebben gehouden en ook niet bij de technische briefings in beslotenheid. Ik zat daarbij — dat zeg ik hier dan maar even open en bloot — en ik had sterk het gevoel dat ik de mensen blijkbaar niet kon dwingen om eerlijke antwoorden te geven: de NAM, het KNMI, alle clubs die erbij betrokken zijn. Toen dacht ik al: blijkbaar is er een parlementaire enquête nodig om duidelijkheid te krijgen over de achtergronden van de beslissingen. Ik snap wel dat de heer Dijkgraaf zegt dat ook de Kamer vragen had moeten stellen en meer had moeten aandringen. Ik ben echter bang dat het beeld toch ook is dat de structuren zoals ze zijn opgebouwd welbewust zo in elkaar hebben gegrepen om goede kritiek en het leggen van de vinger op dat het misging wel erg moeilijk te maken, voor iedereen: voor de mensen in Groningen, voor de onafhankelijke experts die met kritische geluiden kwamen en ook voor de Kamer om dat te controleren. Kan de heer Dijkgraaf meevoelen in zo'n schets, ook gelet op de ontwijkende antwoorden die we van de NAM en alle experts hebben gekregen?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is een heldere vraag. Dat is precies waarom ik denk dat wij als Kamer tekort zijn geschoten. Het gevoel dat mevrouw Ouwehand hier schetst, van geruststellende woorden van de NAM, van TNO en van het KNMI, is precies, zo zie je in het rapport van de onderzoeksraad, wat de afgelopen twintig jaar heeft plaatsgevonden. Ik vroeg Koos van den Berg, een voormalig Kamerlid van de SGP die heel lang in de Kamer heeft gezeten, hoe hij dat nou deed. Het ging toen over de Betuwelijn, waar hij altijd tegen is geweest en die ook een financieel drama is geworden. Ik vroeg hem hoe je dat nu doet als lid van een kleine fractie met die stapels rapporten en al die hoorzittingen waar je inderdaad niet altijd bij kunt zijn. Hij zei: een goed Kamerlid moet fingerspitzengefühl hebben. Die moet op een gegeven moment voelen dat er iets niet klopt en dan moet hij doorvragen. Dat is mijn belangrijkste punt, dat we dat met elkaar niet hebben gedaan. Dat gevoel wat u nu formuleert en dat we nu allemaal hebben, hadden we tien jaar geleden moeten hebben. Dat hebben we niet gedaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Op zichzelf ben ik het ermee eens. Ik denk eerlijk gezegd dat als je dit als individueel Kamerlid had willen controleren, je er eigenlijk niets anders bij had kunnen doen. Dan moet je je vastbijten en alleen maar achter die informatie van het kabinet aan hollen, die — dat kunnen we ook lezen in het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid — er niet per se op gericht was om het makkelijk te maken om de vinger te leggen op wat er niet deugde. De heer Dijkgraaf begint er nu over dat de verantwoordelijkheid ook bij de Kamer moet worden neergelegd. Ik zou dan van de SGP-fractie ook wel willen weten of zij samen met die van de Partij voor de Dieren optrekt om ervoor te zorgen dat de budgetten voor het functioneren van de Kamer, om het controlerende werk goed te kunnen doen, niet verder worden aangetast. Er wordt immers bezuinigd. Veel politici durven niet te zeggen dat zij die budgetten niet verder willen aantasten. Ik denk echter dat dit van groot belang is. We staan hier namens het volk. We controleren het kabinet namens het volk. We moeten ons werk goed kunnen doen. Daarvoor hebben we ondersteuning nodig. Het zou mooi zijn als meer partijen dan alleen de Partij voor de Dieren dat hardop zouden durven zeggen, ook in verkiezingstijd.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De SGP is tegen extra budgetten voor politieke partijen. Wij vinden dat er bezuinigd moet worden en dat de overheid kleiner moet worden. Als lid van een kleine partij ben ik er bovendien van overtuigd dat het absoluut niet nodig is om die capaciteit te vergroten als wij dat fingerspitzengefühl voldoende organiseren. Voor dat gevoel heb je namelijk meestal niet zo heel veel tijd nodig. Je moet alert zijn als je denkt: jongens, hier klopt iets niet. Een signaal was inderdaad al, mevrouw Ouwehand zegt het zelf, dat het allemaal onder één noemer is georganiseerd, dat het allemaal belangen heeft die één kant op wijzen. Dat was dus al een indicatie. Een indicatie was ook dat er onvoldoende gebeurde met het feit dat al die bevingen plaatsvonden. We hadden dus volgens mij Kamerbreed voldoende capaciteit. Ik heb immers die verantwoordelijkheid, mevrouw Ouwehand heeft die verantwoordelijkheid en die verantwoordelijkheid hebben we met elkaar in de Kamer. In die zin moeten we dit ook met elkaar controleren. En met elkaar hebben we heel wat capaciteit.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik hoor de heer Dijkgraaf spreken over fingerspitzengefühl en over het advies daarover van een voormalig Kamerlid. Stel, een kleine fractie heeft het gevoel dat er iets niet klopt. Dan moet iemand van de ondersteuning dat toch voor een Kamerlid van zo'n fractie gaan uitzoeken? Bij de ministeries werken honderden ambtenaren. Bij de NAM en bij allerlei andere organisaties werken ook heel veel mensen. Een kleine fractie als die van de Partij voor de Dieren heeft echter maar twee Kamerleden, terwijl haar leden zo veel willen veranderen in Nederland. Zij hebben dus wel het fingerspitzengefühl, maar niet de ondersteuning. Daarom kan ik het advies niet begrijpen dat de collega van de heer Dijkgraaf aan hem gaf.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik kan maar één advies aan de heer Öztürk geven: investeer in goede medewerkers. We krijgen van de Kamer een ruim budget. Als je goede medewerkers hebt, kun je dit soort vragen prima aan.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Nou, goed; dit is een adviesje van de heer Dijkgraaf dat ik zal meenemen. Maar ook al heb je goede medewerkers, de onderwerpen waarmee we ons bezighouden zijn zo breed, zo inhoudelijk en vereisen zo veel deskundigheid dat je meerdere medewerkers nodig hebt om het kabinet goed te kunnen controleren.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja, de SGP heeft drie Kamerzetels en we hebben tien medewerkers. Zo veel budget hebben we. We hebben dus inderdaad meerdere medewerkers. Als het nodig is, zetten we inderdaad soms meerdere medewerkers op een onderwerp. We hebben het nog niet meegemaakt dat we moesten zeggen: dit vinden we belangrijk, maar dit kunnen we niet aan omdat we te weinig medewerkers hebben. Dat hebben wij nog niet meegemaakt, ondanks dat de SGP een kleine fractie heeft. Ja, natuurlijk zouden we graag meer debatten doen en bij meer bijeenkomsten zijn. Dat is lastig, maar daarom is er een verkiezingscampagne. Daarin probeer je meer zetels te krijgen. Dat is de democratische manier. De democratie kost echter al een hoop geld. Laten we er gewoon voor zorgen dat we onze verantwoordelijkheid nemen. Laten we er niet nóg meer schaars belastinggeld tegenaan gooien. Mijn fractie is in ieder geval wat dat betreft tevreden. We moeten echter onze taak en onze verantwoordelijkheid wel dag in dag uit waarmaken.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Wij waarderen het werk en de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, maar concreet hebben de bewoners van het aardbevingsgebied er helemaal niets aan als er geen concrete maatregelen worden genomen. De frustratie, de overlast en het gevoel van onveiligheid zullen blijven als die maatregelen niet worden genomen.

Alleen aan excuses hebben de bewoners niets. De excuses van de minister moeten uitmonden in concrete consequenties. Er moet gecompenseerd worden. Dat is rechtvaardig. Daarom stellen wij voor jaarlijks 10% van de gasbaten in een compensatiefonds voor de bewoners te storten. Met dit compensatiefonds kunnen de problemen van de bewoners echt worden opgelost. Na vijf jaar zit daar ongeveer 4 miljard euro in. Daar kun je ontzettend veel mee doen.

Ieder goed plan is wat ons betreft welkom als het het probleem maar echt oplost. Bij het vorige debat hebben wij onze eigen structurele oplossing gepresenteerd. Wij stellen voor de bewoners van het risicogebied tegen een zeer ruimhartige prijs en een zeer ruimhartige verhuisvergoeding uit te kopen en ze vervolgens als collectief een zeer aantrekkelijk woonalternatief te bieden in Groningen, zodat ze in hun gemeenschap op een nieuwe plek een nieuwe start kunnen maken. Van het oorspronkelijke risicogebied willen wij dan een natuurgebied maken. Tegen ons plan voelen mensen begrijpelijkerwijs veel weerstand, want het doet pijn om uit je eigen vertrouwde omgeving te verhuizen. Maar ons plan biedt wel een echte, structurele oplossing, die in ieder geval eerlijk is.

Eerlijkheid is een kernwoord. Dat is ook helemaal in de geest van wat de onderzoeksraad in zijn rapport zegt. Wij als politiek moeten nu eindelijk eerlijk zijn. Daar hoort een ongemakkelijke waarheid bij: het dichtdraaien van de gaskraan lost voor de bewoners totaal niets op. Het is een schijnoplossing, want alle experts zijn het erover eens dat er ook na het verder dichtdraaien van de gaskraan aardbevingen zullen blijven komen. Er komen er hooguit iets minder.

De politieke partijen die zo vurig pleiten voor het terugbrengen van de gaswinning naar 30 of 20 miljard kuub, moeten bij zichzelf te rade gaan. Lossen zij het probleem echt op? Of zijn ze met de beste intenties aan het strijden voor een schijnoplossing? De politiek moet ophouden met zijn uitzichtloze geklets. Wij moeten nu concreet over de brug komen. Durf anders te denken, durf rechtvaardig te zijn en durf te compenseren.

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Een Groninger die zo rond de 40 zal zijn geweest, vertelde mij hoe hij al in zijn jeugd gewend was geraakt aan de aardbevingen onder zijn dorp: rinkelende glazen op de tafel, gerommel in de ondergrond. In die tijd was er in de media nog geen sprake van aardbevingen en het parlement discussieerde er niet over. Als bewoners klaagden, dan werd er gezegd dat het geluid en de trillingen misschien werden veroorzaakt door overvliegende straaljagers. De bevolking van Groningen wist natuurlijk wel beter.

Voor de inwoners van Groningen, voor de bevolking is het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid waar wij vandaag over debatteren dan ook geen nieuws. Het zijn wrange conclusies. Er is decennialang onzorgvuldig gehandeld door bij de gaswinning betrokken partijen. De veiligheid van de bevolking van Groningen is verwaarloosd. De rechten van de bevolking van een hele provincie van ons land zijn geweld aan gedaan. Hardnekkig is jaar op jaar, decennium na decennium door alle betrokkenen de eigen taak niet goed onder ogen gezien. Dat geldt ook voor de politiek. Kabinet na kabinet heeft niet gezien welke ellende de winning van fossiel aardgas in de levens van onze burgers, wier belang wij dienen, teweeg heeft gebracht.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat zijn forse en stevige woorden van de PvdA-fractie. Heeft de PvdA-fractie er nu spijt van dat de oppositie dit debat er zo'n beetje tegen de zin van de fracties van de PvdA en de VVD doorheen heeft gedrukt? Ik citeer een reactie in de media: het is een politiek spelletje dat hier gespeeld wordt; er moet echt meer tijd genomen worden; dat weet de oppositie ook wel, dus als u narrigheid in mijn stem hoort, komt het door alle Haagse spelletjes. Gebruikt de heer Vos nu grote woorden als hij zegt dat dit debat urgent aan de orde is, zoals ook in het rapport staat? Of doet de heer Vos nu mee aan een Haags spelletje en staat hij hier met tegenzin, omdat de oppositie een snel debat heeft afgedwongen?

De heer Jan Vos (PvdA):

De Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft een heel gedegen rapport afgeleverd van 140 pagina's. Zoals door mijn collega Klein al werd gememoreerd, is het een beetje wrang dat de onderzoeksraad hier door ons donderdag gehoord zal worden. Wij staan hier eerst elkaar de maat te nemen, voordat we de schrijvers van het rapport fatsoenlijk hebben gehoord en voordat we de minister fatsoenlijk in staat hebben gesteld om een beoordeling van het rapport te geven. Als mevrouw Van Tongeren mij vraagt of ik spijt heb van het standpunt dat ik heb ingenomen ten aanzien van de wijze waarop de oppositie dit debat heeft aangevraagd, zeg ik nee. Ik denk echter dat er nog wat extra excuses moeten worden uitgesproken vandaag. Excuses aan de onderzoeksraad, die zulk goed werk heeft geleverd en dan op zo'n manier door het parlement wordt behandeld. Ik vind dat de Kamer vooral zichzelf tekort doet door op deze manier om te gaan met dit rapport. Desalniettemin heb ik, omdat mevrouw Van Tongeren en haar collega's er zo op aandrongen, dit debat samen met mijn collega van de VVD gehonoreerd. Als we het debat aangaan, zal ik hier met de Kamer een politiek oordeel uitspreken. Dit politieke oordeel heeft de Kamer zojuist kunnen horen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ervaar hier tot mijn verbijstering en grote spijt nog steeds niet het noodzakelijke gevoel van urgentie bij een van onze twee regeringspartijen. De hoofdconclusie van de OVV is niet dat hij zo graag een hoorzitting wil houden met de Tweede Kamer, maar dat het Rijk en de exploitant noch urgentie, noch verantwoordelijkheid voelen. Ik hoor de PvdA dit vandaag weer uitspreken. De veiligheid van de Groningers is zo urgent dat de oppositie hier daarom dag in dag uit heeft gestaan, totdat de PvdA en de VVD eindelijk bereid waren om hierover een debat aan te gaan. Ik vind dit jammer en teleurstellend. Ik had gehoopt dat de PvdA nu zou zeggen: ja, wij vinden het ook ongelooflijk urgent dat dit debat nu aan de orde is.

De heer Jan Vos (PvdA):

Waar de Groningers wat aan hebben, is dat de gaswinning is teruggebracht. In 2013 werd er een schandalige 54 miljard gewonnen en is er onder druk van de gehele Kamer, de Partij van de Arbeid voorop, een maximum ingesteld van 42,5 miljard. Daarna is de gaswinning op advies van het SodM nog verder gereduceerd tot 39,4 miljard. Alle partijen bij elkaar hebben toen in een technische briefing en een hoorzitting het SodM gehoord. Wij hebben toen besloten, de Partij van de Arbeid weer voorop, dat het niet genoeg was. Wij hebben in de media veel stampij gemaakt en het kabinet heeft toen gezegd: alles overwegende zullen wij de gaswinning nog wat verder terugbrengen, tot 33 miljard plus 2. Daar hebben Groningers wat aan. De gaswinning is heel erg gereduceerd. Dit was urgent en is op 11 februari gebeurd, een dag na het vorige debat. Het besluit is met onmiddellijke ingang ingegaan. Ik denk dat dit een heel goed besluit was. Aan het rapport van de onderzoeksraad, dat wij vandaag bespreken, heeft de onderzoeksraad een jaar lang gewerkt. Dit is heel goed, want het gaat om grote wijzigingen in wat in Nederland het gasgebouw heet. Veel bedrijven, instellingen en de politiek zijn hier dag in dag uit mee bezig. Als je hierin wijzigingen wilt aanbrengen, moet je dat zorgvuldig doen. Als de minister zegt dat hij zes weken tijd wil hebben om erover na te denken hoe hij de aanbevelingen in daden kan omzetten, denk ik dat het op zich geen verkeerde stellingname is. Ik heb dit hier eerder in de Kamer verwoord.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Vos gebruikt veel en grote woorden. Hij zegt dat wij vandaag de politieke consequenties moeten trekken. Is de heer Vos bereid om vandaag, in tegenstelling tot een paar weken geleden, wel de politieke consequentie te trekken en te zeggen: wij dwingen de minister om die 39,4 miljard te laten vallen? Als de heer Vos echt politieke consequenties wil trekken, trekt hij deze.

De heer Jan Vos (PvdA):

Onder verantwoordelijkheid van dit kabinet, onder verantwoordelijkheid van deze minister, is de gaswinning teruggebracht van die schandalige 54 miljard naar 42,5 miljard naar 39,4 miljard en nu naar 33 miljard. Ik denk dat dit hele goede en fatsoenlijke stappen zijn. Mevrouw Van Veldhoven zei eerder dat ook D66 hier schuld draagt en mevrouw Mulder zei: het was ook in ons kabinet dat dit gebeurde. Mevrouw Van Veldhoven kan wel zeggen dat het allemaal nog wat verder moet, maar ik trek hier de grens. De ingenieurs die de onderzoeken doen naar wat op dit moment nodig is voor de leveringszekerheid in Nederland en de ons omringende landen, hebben heel duidelijk aangegeven dat de grens op 33 miljard ligt en dat niet daaronder moet worden gegaan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik kan alleen maar constateren dat de heer Vos jij-bakken heeft voor de oppositie, maar dat hij de motie die 35 miljard kuub als maximum stelde niet heeft durven steunen. Als hij vandaag bereid is om dat wel te doen, bied ik hem daarvoor graag nog een keer de kans. Ik ben bereid het door hem nu uitgesproken maximum van 33 als indicatief cijfer aan te geven.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik heb de regering verzocht, de gaswinning terug te brengen en een winningsbesluit voor te bereiden waarin wordt uitgegaan van het laagst mogelijke niveau van gaswinning dat noodzakelijk is voor leveringszekerheid en veiligheid. Ik wens dus ook geen maximum te stellen aan de gaswinning. Daarmee zou ik immers de indruk wekken dat de gaswinning nog wat omhoog kan, wat precies is wat ik niet wil. Het gaat mij om het laagst mogelijke niveau. De motie die ik op 12 februari heb ingediend en die is aangenomen door deze Kamer, geeft precies díé opdracht aan het kabinet. Diezelfde motie zegt ook dat wij onze instemming uitspreken met een reductie van de gaswinning in Groningen tot 33 miljard kuub op jaarbasis. Er wordt hier voortdurend heel veel onzekerheid gecreëerd, doordat wij elkaar vliegen trachten af te vangen, maar dát zijn de harde feiten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als je buurman zijn vrouw slaat, je vindt dat erg, je probeert daar iets aan te doen en het compromis is dat die buurman ietsje minder hard slaat of niet meer zijn vuisten gebruikt, dan is die vrouw nog steeds niet veilig. Dat stoort me verschrikkelijk aan de verdediging die de Partij van de Arbeid voortdurend opvoert: de gaswinning was zo hoog en dit is het eerste kabinet dat de gaskraan een beetje dichtdraait. Dat is niet de veiligheid vooropstellen. Wat mij betreft had de coalitie een punt dat we de tijd moeten nemen voor het debat over de details van de aanbevelingen in het rapport dat we vandaag bespreken. Maar als tegen ons wordt gezegd dat de veiligheid van Groningers is genegeerd en dat waarschuwingen ten onrechte terzijde zijn geschoven, wat is dan het verschil tussen de periode die de OVV heeft onderzocht en nu? Ook nu zijn we toch gewaarschuwd over wat dit niveau van gaswinning nog betekent voor de veiligheid? Ook nu weten we toch dat meer winning meer en zwaardere bevingen betekenen? Wat is het verschil tussen wat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid tegen ons zegt over de afgelopen periode en wat we nu weten? En wat betekent dat voor ons handelen?

De heer Jan Vos (PvdA):

De OVV heeft de periode tot eind 2013/begin 2014 onderzocht. Het gaat om de decennia die achter ons liggen. Deze minister was september/oktober 2012 aangetreden en werd vrijwel meteen geconfronteerd met aardbevingen en met het advies van het SodM. Toen heeft de minister gezegd: ik vind dit een heel ernstige kwestie. Daarna heeft hij veertien onderzoeken ingelast. In datzelfde jaar is er nog 54 miljard kuub gas gewonnen, wat wij zeer ernstig vonden. Maar daarna is onder politieke druk van u en uw collega's — de Partij van de Arbeid heeft daar een heel belangrijke rol in gespeeld, als ik zo vrij mag zijn — de gaswinning teruggebracht van 54 naar 42,5, naar 39,4 en naar 33 nu. Ik denk dat die 33, met de onderbouwing die er ligt van de ingenieurs van GtS, daadwerkelijk het laagst mogelijke niveau is dat we op dit moment moeten aanhouden. Dat kan in de toekomst veranderen. We hebben de minister gevraagd om per 1 december een rapportage te leveren waarin we misschien nog verder kunnen gaan door de inzet van stikstof, door een andere winningssystematiek enzovoorts. Ik kan me voorstellen dat we dan nog verder omlaag gaan, maar op dit moment is dat onverstandig. We wachten nu het winningsbesluit van 1 juli af. Daarover heeft de Kamer in een aangenomen motie van PvdA en VVD gezegd: bij dat winningsbesluit van 1 juli moet de minister uitgaan van het laagst mogelijke niveau van gaswinning dat de veiligheid van de burgers van Groningen verzekert.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zal iets aardigs zeggen: de Partij van de Arbeid probeert inderdaad de druk op te voeren om de gaswinning omlaag te brengen. Maar dat is iets anders dan accepteren dat de gaswinning op een niveau blijft — dat staat immers in het gaswinningsbesluit — waartegen we gewaarschuwd worden. Ik vraag het de heer Vos dus nog een keer. Ik snap het niet, maar ik weet wat zijn verdediging is om nu voor deze positie te kiezen en te zeggen: het is ondenkbaar dat de gaswinning straks weer omhooggaat; wij denken aan 33 miljard kuub. Dat doet allemaal niet ter zake. Wij zijn gewaarschuwd. De veiligheid van de Groningers komt in gevaar. De gaswinning zoals die nu vastligt in het besluit, houdt een onnodig hoog risico in voor de veiligheid van de inwoners. Wat is daar anders aan dan de besluitvormers die voor ons volgens de Onderzoeksraad Voor Veiligheid zoveel fouten hebben gemaakt? We zijn nu toch ook gewaarschuwd? Waarom neemt de Partij van de Arbeid niet de verantwoordelijkheid door te zeggen: dat was verkeerd, daarvoor zijn excuses nodig, en we gaan dat vanaf vandaag, 3 maart, niet nog een keer doen.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik zie het toch echt anders. Ik denk dat het een heel verstandig besluit is om die 33 miljard kuub als minimum aan te houden. Als je daaronder duikt, bestaat de kans dat je in een strenge winter de putten, met name in Loppersum — daar komt de meeste druk vandaan — in één keer open moet gooien. Als je dat doet, creëer je een groter risico voor de veiligheid dan wanneer je stabiel en vlak wint op de 33 miljard kuub, in ieder geval tot 1 juli. De suggestie die hier voortdurend wordt gewekt dat de gaswinning niet omlaag is gegaan, is natuurlijk onjuist. Als je een metertje zet bij de putten, weet je dat er op dit moment op jaarbasis 33 miljard wordt gewonnen. Dat is iets heel anders dan de vele miljarden kuub die voorheen werden gewonnen. De suggestie dat er geen vermindering heeft plaatsgevonden, is dus onjuist. Als je het verschil neemt tussen de 39,4 miljard van zeer recent en de 33 miljard van nu, gaat het om een reductie van 25%. Dan spreken we alleen nog maar over de meest recente reductie in de gaswinning die dit kabinet heeft doorgevoerd. Ik geef toe dat dat gerealiseerd is na grote druk, ook — ik denk dat dat geen geheim is — van mijn partij.

De heer Smaling (SP):

De heer Vos zei eerder in zijn betoog dat het rapport geen nieuws bevat. Is dat werkelijk wat hij meent? Wil hij daarmee zeggen dat hij grotendeels al wist wat er in het rapport staat en dat het voor hem geen verrassingen heeft opgeleverd?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik herken mij niet helemaal in het beeld dat wordt geschetst. Misschien begrijp ik het niet goed, maar de conclusies in het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid zijn natuurlijk buitengewoon ernstig, onthutsend, ontstellend. Dat zijn de woorden die ik daar eerder voor heb gebruikt. Het rijksbeleid voor de gaswinning in Groningen heeft gefaald. Er is niet zorgvuldig omgegaan met de veiligheid van de bevolking van Groningen. Het besloten en gesloten stelsel waarmee de gaswinning bestuurlijk werd georganiseerd, was verantwoordelijk voor het onjuist inschatten van de gevolgen van de bodemdaling en de aardbevingen. Dat gesloten en besloten groepje mensen, dat stelsel, was ook verantwoordelijk voor het ontbreken van afdoende en voldoende onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. De gevolgen daarvan zijn schrijnend geweest voor burgers. Huizen zijn ontzet, muren zijn gescheurd en bewoners zijn niet meer veilig in hun eigen huis.

De heer Smaling (SP):

Ik hoorde toch "geen nieuws" tussendoor, maar dat is hierbij rechtgezet. Als ik de heer Vos zo hoor spreken, betekent dat dan wel dat de Partij van de Arbeid vindt dat die spijtbetuigingen eigenlijk excuses zouden moeten zijn en dat het kabinet daarmee ook aansprakelijkheid aanvaardt voor wat er in de afgelopen 20, 25 jaar is gebeurd?

De heer Jan Vos (PvdA):

De spijtbetuiging, zoals gisteren door het kabinet verwoord, is terecht. Groningen is uitgebuit. De gevolgen van die uitbuitingen zijn niet of te laat erkend. De erkenning van de ellendige toestand in Groningen kwam ook in deze kabinetsperiode pas schoorvoetend tot stand. Nu de erkenning er is, vindt mijn fractie het echter ook terecht om te constateren dat dit kabinet het eerste kabinet is dat daadwerkelijk actie heeft ondernomen.

Mevrouw Klever (PVV):

De conclusie van het rapport van de onderzoeksraad is in feite dat de Kamer en de Groningers jarenlang voor de gek zijn gehouden. U hebt de Groningers het vorige debat ook voor de gek gehouden. Gaat u nu de Groningers weer voor de gek houden of bent u bereid om, met de kennis van dit rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, de Groningers niet langer te belazeren met loze beloftes als "ondenkbaar" en "laagst mogelijk"? Bent u bereid om hier vandaag zwart op wit vast te stellen dat die gaskraan dichter gedraaid wordt naar 30 miljard kuub?

De heer Jan Vos (PvdA):

De gaswinning in Groningen is op dit moment gereduceerd tot 33 miljard kuub plus 2 miljard kuub voor noodgevallen. Ik denk dat dit heel verstandig is, want GTS heeft uitgebreid onderzocht wat precies het minimum is waarop we in Nederland het gas kunnen leveren zonder de leveringszekerheid in gevaar te brengen. Die leveringszekerheid heeft betrekking op woningen die verwarmd worden, de fornuizen waarop gekookt wordt, maar ook op onze industriële installaties die producten maken voor onze bevolking. Ik denk dat het onverstandig is om onder die 33 miljard te gaan zitten. Ik kan me heel goed voorstellen dat er partijen zijn, zoals die van u, die 30 miljard beter vinden en dat is een heel legitiem standpunt. Ikzelf vind het echter niet verantwoord en daarom steun ik het kabinet dan ook om het op 33 miljard te zetten. Het verschil tussen 33 miljard en 30 miljard is ook niet heel erg significant in het licht van de reducties die ik eerder heb genoemd. Het gaat nog steeds om 3 miljard kuub, maar het is natuurlijk heel een ander verhaal dan het verschil tussen 39,4 miljard en 33 miljard, om nog maar te zwijgen over die afschuwelijke 54 miljard.

Mevrouw Klever (PVV):

Volgens mij heeft de heer Vos het rapport van de onderzoeksraad niet goed gelezen. Daarin staat namelijk dat de burger serieus moet worden genomen en er geen politiek spelletje van mag worden gemaakt met allerlei vage formuleringen. De heer Vos heeft het elke keer over die 33 miljard kuub, maar de PvdA heeft in het vorige debat geen enkele motie gesteund, of het nu om 30 miljard, 33 miljard of 35 miljard ging. De heer Vos heeft geen enkele motie gesteund, dus wat is nu zijn garantie als hij over maximaal 33 miljard kuub spreekt? Hij heeft geen enkele garantie gegeven. Is hij bereid die garantie zwart op wit in een motie nu wel te geven?

De heer Jan Vos (PvdA):

De Partij van de Arbeid heeft mijns inziens een vrij concrete motie ingediend in het vorige debat. Die motie is ook aangenomen. Die is zwart op wit. Mevrouw Klever kan die motie nalezen en anders heb ik die hier nog wel voor haar. In de motie staat dat de Kamer haar instemming uitspreekt met de reductie met onmiddellijke ingang — 11 februari — van de gaswinning op het voor de leveringszekerheid laagst mogelijke niveau van 33 miljard kuub op jaarbasis. Wij verzoeken de regering daarin om voor de gaswinning na 1 juli een winningsbesluit voor te bereiden dat uitgaat van het laagst mogelijke niveau van gaswinning dat noodzakelijk is voor de leveringszekerheid en de veiligheid. Wij verzoeken de regering ook om inzichtelijk te maken hoe de gaswinning op 1 januari 2016 nog verder verlaagd kan worden. Dat is niet onbelangrijk, maar het is tot nu toe misschien een beetje onderbelicht gebleven.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik zie hier een PvdA die wild om zich heen slaat. Het ligt allemaal aan de oppositie en dat moet verhullen dat ze gewoon bakzeil heeft gehaald. De gaswinning is niet omlaag gebracht, want de optie is nog steeds open dat het uiteindelijk 39,4 miljard wordt. Wat de heer Vos hier zegt, klopt dus gewoon niet. De gaswinning is nog niet gereduceerd voor 2015. Ik heb de motie hier voor me liggen. Ik heb de heer Vos namelijk ook horen zeggen dat het allemaal naar minimumvarianten moet, maar zo zit de motie niet in elkaar. Hij wil die 35 miljard als minimum nemen. Volgens de CDA-fractie en ook andere oppositiepartijen moet je kijken of dat niet lager kan zijn. Dat zou bijvoorbeeld 30 miljard kuub kunnen zijn. Die ene strenge winter is bepalend voor die 35 miljard. Is de PvdA-fractie niet gewoon bezig om iedereen opnieuw zand in de ogen te strooien?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik heb al eerder geconstateerd — hoe zal ik het formuleren? — dat ik me niet in dat beeld herken. Ik zal nogmaals verwijzen naar de tekst, die voor iedereen is na te lezen. Wij verzoeken de regering, voor de gaswinning na 1 juli een winningsbesluit voor te bereiden dat uitgaat van het laagst mogelijke niveau dat noodzakelijk is voor de leveringszekerheid en de veiligheid. Die motie is aangenomen door de Tweede Kamer. Als mevrouw Mulder die had ondersteund, had zij misschien ook iets bijgedragen aan de veiligheid.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik constateer dat de PvdA-fractie een grote karikatuur van dit debat van maakt en daarmee doet zij echt de inwoners van Groningen tekort. Het had verder omlaag kunnen gaan. Daar heeft deze PvdA-fractie niet voor gekozen. Sterker nog, zij laat nog steeds de optie open dat het uiteindelijk voor dit jaar 39,4 miljard kuub wordt. Dat is de PvdA aan te rekenen.

De heer Jan Vos (PvdA):

De suggestie dat de gaswinning niet omlaag is gegaan, is onjuist. Als je vanaf 11 februari een metertje plaatst om de hoeveelheid gas te meten die uit het Groningerveld stroomt, zul je zien dat die 33 miljard op jaarbasis is. Dat is wat we hier overeen zijn gekomen. De suggestie dat het meer is, is onjuist. Als u zegt dat we op 1 juli nog moeten kijken hoe het verdergaat, hebt u natuurlijk gelijk. Ik heb ook aan de minister gevraagd om nog eens goed te bekijken hoe het op 1 juli eruit moet zien. Misschien kan het wel lager dan die 33 miljard. Ikzelf wilde ook heel graag die 30 miljard, waar uw partij voorstander van is, maar ik vind dat op dit moment niet verantwoord. Gaat de winning omhoog na 1 juli? Ik wil nog wel een keer zeggen wat we op 12 februari met elkaar hebben bediscussieerd: nee, die gaat niet omhoog; dat lijkt mij op dit moment materieel volkomen onbestaanbaar.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat riedeltje kennen we. De vorige keer heette dat nog "ondenkbaar", maar ondertussen blijft het plafond op 39,4 miljard. We zullen de Partij van de Arbeid vandaag wellicht nogmaals in de gelegenheid stellen om dat standpunt aan te scherpen. Een van de andere aanbevelingen van het rapport gaat over de betrokkenheid van de provincie Groningen bij de besluitvorming over zo'n plafond. Vindt de Partij van de Arbeid ook dat de provincie Groningen daarin een stevige stem moet krijgen, bijvoorbeeld via verplicht adviesrecht, waarvan de minister alleen gemotiveerd kan afwijken? Wat is het standpunt van de Partij van de Arbeid op dit punt?

De heer Jan Vos (PvdA):

De achtergestelde positie waarin Groningers hebben moeten verkeren, is genegeerd. De verwaarlozing van het recht op veiligheid is ongekend geweest. De gevolgen van het ingrijpen in de natuur waren dramatisch. Ik kan mij dus heel goed voorstellen dat Groningers, net zoals zij die op dit moment al hebben gekregen aan bijvoorbeeld de dialoogtafel, een andere plek krijgen dan die zij in het verleden hebben gehad. Mijn fractie is van mening dat alle aanbevelingen in het gehele rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid onverkort moet worden overgenomen door het kabinet. Het is noodzakelijk om nu door te pakken. Het gasgebouw moet anders worden ingericht. Als u mij vraagt hoe dat er precies uit zal zien, zeg ik: "Dit is wat we in Den Haag een hoofdlijnendebat noemen. We hebben heel snel met elkaar willen debatteren. Laten we nu even afwachten wat de reactie van het kabinet is. Dan kunnen we daarover verder met elkaar van mening wisselen." Dat de Groningers een andere plek moeten krijgen dan zij in het verleden hebben gehad, lijkt mij echter duidelijk.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is altijd goed om te zien dat collega's zich goed voorbereiden op een debat en dat ze op al deze punten een reactie hebben voorbereid. Een hoofdlijnendebat is natuurlijk gewoon bedoeld om de minister wat richting mee te geven in de punten waarover hij zou kunnen nadenken, zodat hij een gevoel heeft waarvoor er draagvlak is in de Kamer. Vandaar dat ik het voorstel voor het adviesrecht nader aan de heer Vos wil voorleggen. Zou dat een manier zijn? De dialoogtafel is alleen een plek om gehoord te worden. Zou het niet wat meer moeten zijn dan een dialoogtafel, maar echt een advies dat niet zomaar genegeerd kan worden?

De heer Jan Vos (PvdA):

De fractie van de Partij van de Arbeid eist van het kabinet dat alle aanbevelingen, het gehele rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, onverkort worden overgenomen. Dat lijkt mij een heel duidelijk standpunt. Als u mij vraagt om en détail daarop in te gaan, zeg ik: "Mevrouw Van Veldhoven, ik ken u als iemand die graag meeregeert, en een tijd lang hebt u dat ook gedaan. Maar daar, in vak-K, zit het kabinet en u zit in de Kamer."

De heer Dijkgraaf (SGP):

De heer Vos zegt dat wij er een woordenspel van maken, maar dat komt onder andere omdat vragen ontwijkend worden beantwoord. Mag ik de vraag zo stellen: sluit de heer Vos uit dat de Partij van de Arbeid een voorstel zal steunen dat uitgaat van een winning boven de 35 miljard kuub in dit jaar?

De heer Jan Vos (PvdA):

Het lijkt mij uitgesloten dat de winning op 1 juli nog omhooggaat.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan mankeert er volgens mij maar één woord. Dan had de heer Vos de motie van mevrouw Van Veldhoven en mij gewoon kunnen steunen. Hij zegt: het lijkt mij uitgesloten. Dat geeft toch weer ruimte, want dan kunnen er toch weer redenen zijn om weer boven die 35 miljard uit te komen. Is het uitgesloten dat de Partij van de Arbeid een voorstel steunt waarin boven de 35 miljard wordt gewonnen?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik ga volgens mij over mijn eigen woorden in deze zaal. Ik heb geprobeerd fatsoenlijk antwoord te geven op de vragen die zijn gesteld. Ik heb ook het recht om moties al of niet mede te ondertekenen. De motie die mevrouw Van Veldhoven heeft ingediend en ook een aantal andere moties bevielen mij niet. Waarom niet? Omdat wij willen dat het kabinet zorgvuldig bekijkt wat er aan de hand is en het laagst mogelijke niveau van gaswinning aanhoudt dat voor de gaswinning noodzakelijk is. Omdat wij als coalitiepartij die regeringsverantwoordelijkheid mede dragen, zien wij graag dat daar goed onderzoek naar wordt gedaan door SodM. Dan bespreken wij met elkaar wat het vervolg zal zijn. Op dit moment geldt die 33 miljard m3 en op 1 juli 2015 spreken wij elkaar weer. Tot die tijd ga ik niet een motie ondersteunen die er een cap op legt en het aan de bovenkant afgrendelt, terwijl ik wil dat het verder omlaag gaat. Het is niet wat ik wil.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ruim een jaar geleden heeft minister Kamp zelf schriftelijk aan de Kamer meegegeven dat 30 miljard m3 nodig is voor leveringszekerheid, met een eventuele kleine uitloop naar boven als er een heel strenge winter is. Datzelfde getal is teruggekomen in de hoorzitting en door Alterra aan ons meegegeven. Volgens mij liggen er al duidelijke uitspraken over waar het niveau zou moeten liggen. Het is echter trekken aan een dood paard als wij nu proberen daar samen uit te komen. Ik vind dat jammer. Voor het herstel van vertrouwen van de Groningers zou het goed zijn als hierover duidelijkheid komt en er geen omfloerste woorden worden gebruikt waardoor er toch nog onduidelijkheid blijft bestaan.

Ik ben wel blij dat de heer Vos heel duidelijk is over de aanbevelingen van dit rapport. Hij is hier met tegenzin naartoe gekomen, maar komt wel met nieuws. Hij zegt dat die aanbevelingen onverkort moeten worden uitgevoerd. Dat is goed, want die opdracht willen wij het kabinet graag meegeven bij dit hoofdlijnendebat, zodat het kabinet daarmee verder aan de slag kan. Complimenten dus daarvoor!

Eén vraag wil ik nog stellen en die heeft te maken met de afhandeling van de schade. Er zijn helaas nog steeds veel problemen. Vanuit het noorden is het voorstel gekomen van een vijftal hoogleraren om een bijzondere kamer bij de rechtbank daarvoor verantwoordelijkheden te geven, zodat die onafhankelijk die moeilijke situaties kan beoordelen en het verloop kan volgen. Dat is in technische zin goed mogelijk. Wat vindt de PvdA van dat voorstel?

De heer Jan Vos (PvdA):

Gisteren vertelde de commissaris van de Koning in Groningen, Max van den Berg, dat hij nog iedere dag schrijnende verhalen krijgt van burgers over de problemen die zij hebben bij het vergoed krijgen van schade. Ik spreek nogmaals uit dat, als niet alle schadegevallen voor het einde van dit jaar verholpen zijn, de PvdA het standpunt zal innemen dat omkering van de bewijslast in de Mijnbouwwet zal moeten worden opgenomen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Omkering van de bewijslast is één. Het tweede is dat voor het herstel van het vertrouwen ook de onafhankelijkheid van de toetsing en het volgen van de afwikkeling geborgd kunnen worden als je daarin die bijzondere kamer van de rechtbank van Noord-Nederland een verantwoordelijkheid geeft. Ik zou graag aan het kabinet willen meegeven om die suggestie op te pakken en verder uit te werken. Mijn vraag aan de PvdA is nogmaals: zou zij het kabinet daarmee ook aan het werk willen zetten?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik denk dat dit meer een vraag is aan het kabinet dan aan de Partij van de Arbeid. Ons standpunt is dat mensen in Groningen niet adequaat zijn geholpen. In het verleden hebben wij daarvoor samen met GroenLinks de Groninger Gasombudsman opgericht. Wij hebben heel vaak aandacht gevraagd voor alle problemen die er zijn. Wij hebben de commissie voor schrijnende gevallen in het leven geroepen. Ik aarzel nu een beetje om weer iets nieuws in het leven te roepen. Ik denk dat wij een beetje klaar zijn met het in het leven roepen van allerlei instanties en dat wij de zaak moeten omkeren. Burgers moeten dan sowieso hun schade vergoed krijgen tenzij het tegendeel bewezen is door de NAM. Dat gaat wat mij betreft in als aan het einde van het jaar, anders dan door de minister is toegezegd, niet alle schrijnende gevallen uit de wereld zijn geholpen. Dat herhaal ik hier.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ook ik ben blij om te horen dat de PvdA zegt dat alle adviezen uit dit rapport van de Onderzoeksraad overgenomen moeten worden. Mijn vraag gaat over de toezichthouder. Vindt de PvdA, net als GroenLinks, dat de toezichthouder een onafhankelijker positie moet krijgen, zoals ook de Onderzoeksraad stelt?

De heer Jan Vos (PvdA):

Een van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad gaat over de toezichthouder. De formulering in het rapport is dat er een meer onafhankelijke positie moet worden gevonden. Ik denk dat dat een heel juiste omschrijving is, met name om het vertrouwen van de bevolking van Groningen te ondersteunen. Ik ben erg benieuwd naar de reactie van het kabinet, die meer in detail pas over enkele weken te verwachten is. Het mag echter duidelijk zijn dat als ik zeg dat de Partij van de Arbeid eist dat alle aanbevelingen in het gehele rapport moeten worden overgenomen, dit ook geldt voor het deel dat gaat over een meer onafhankelijke positie van het SodM. Overigens ben ik wel van mening dat het SodM juist uitstekend werk heeft verricht, voor zover ik dat kan beoordelen. Ik heb ook nooit de indruk gehad dat mensen daar een blad voor de mond hebben genomen of zich de mond hebben laten snoeren door de wijze waarop de zaken op dit moment institutioneel zijn vormgegeven. Dat wil ik er wel bij gezegd hebben, maar ik wil graag dat die aanbeveling wordt overgenomen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben blij om dat te horen, want GroenLinks vindt het ook heel belangrijk dat het toezicht op afstand van Economische Zaken en onafhankelijk geregeld wordt. GroenLinks heeft hierover een motie ingediend, die toen nog niet kon rekenen op de steun van de PvdA, maar ik ga ervan uit dat de PvdA inderdaad alle aanbevelingen van de onderzoeksraad overneemt en deze motie dus ook zal steunen. Dit is het eerste kabinet dat echt bezig is geweest om de gaswinning veilig te maken. Ik begin te bespeuren dat de heer Vos ook wel ziet dat dit het eerste kabinet is dat vanaf het rapport van de onderzoeksraad van de Kamer aan de slag moet gaan om de gaswinning veilig te maken. Want laten we wel wezen: de hoogste gaswinning in 25 jaar was in 2013, met 54 miljard m3 gas. Ik ben dus heel blij dat we vanaf nu hopelijk ook de PvdA aan onze zijde vinden om de gaswinning veiliger te maken. Ik begrijp de twijfel over de hoogte van de kraan van dit jaar. Die vind ik heel jammer. Ik hoop dat de PvdA ook daarop nog terugkomt.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik heb geen vraag bespeurd in de stellingnames van de fractie van GroenLinks.

De voorzitter:

Er is een laatste interruptie van mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik probeer het gewoon nog een keer. Je weet maar nooit; misschien komt er nog iets uit. De aanbevelingen zijn vrij algemeen. Dan kunnen we natuurlijk zeggen: we laten het geheel aan het kabinet om de Kamer een voorstel voor te leggen. Of we kunnen als Kamer proberen om de minister op hoofdlijnen een indruk te geven van een richting die op steun in de Kamer zou kunnen rekenen, juist omdat we het debat over de vraag "hoe precies?" nog met elkaar gaan voeren.

Er staan twee onderdelen in het rapport waarvan ik benieuwd ben of de heer Vos daarover nog iets meer kan zeggen. Gaat het bij de versterking van de onderzoeksplicht van de mijnbouwondernemingen alleen om de gaswinning of zou het breder om allerlei mijnbouwactiviteiten moeten gaan? Ik ben uiteraard blij dat de Partij van de Arbeid ook de aanbeveling onderschrijft over het Staatstoezicht op de Mijnen. Heeft zij al een idee over de manier waarop we die ongeveer vorm zouden kunnen geven? Zou het toezicht bijvoorbeeld naar I en M moeten, waarvan eerder sprake is geweest?

De heer Jan Vos (PvdA):

De collega's in de Kamer hebben verzocht om een hoofdlijnendebat. De hoofdlijn lijkt mij vrij duidelijk. De fractie van de Partij van de Arbeid eist dat alle aanbevelingen in het rapport worden overgenomen door het kabinet. Mevrouw Van Veldhoven en sommige van haar collega's willen graag hier en daar al een punt markeren of een puntje op de i zetten. Ik denk dat dat niet nodig is. Het rapport is onthutsend, ontstellend en wrang. De minister is gisteren niet voor niets naar Groningen afgereisd om een spijtbetuiging uit te spreken voor de gehele bevolking van Groningen. Dat kan een eerste stap zijn naar herstel van vertrouwen. Ik vind dit niet het moment en de plaats om die punten op de i te zetten. Ik zal de moties van mevrouw Van Veldhoven en haar collega's vanzelfsprekend goed lezen, maar ik zal zelf ook een motie formuleren, zoals ik de vorige keer heb gedaan, waarin mijn zienswijze wordt neergelegd en waarin de neerslag zal plaatsvinden van wat ik zojuist heb geformuleerd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Vos heeft mij in mijn eerste termijn ook mijn waardering horen uitspreken voor het feit dat de minister die stap heeft genomen en zijn spijt heeft betuigd. Daarover hebben wij dus geen verschil van mening. Dan is de vraag: waarvoor gebruiken we dit debat? Gebruiken we dit debat om de minister te helpen om straks met voorstellen te komen waarin dan een brede meerderheid van de Kamer zich zal kunnen vinden? Ik zou het nuttig vinden om dit debat daarvoor te benutten en om met de Partij van de Arbeid van gedachten te wisselen over meer of minder wenselijke richtingen, even los van de moties die daarover worden ingediend.

De heer Jan Vos (PvdA):

De Kamer heeft tot taak, de regering te controleren en mede wetgeving tot stand te brengen. Ik heb mijn politieke oordeel gegeven over de manier waarop dit kabinet is omgegaan met de gaswinning en de daarbij ontstane veiligheidsproblematiek. Mevrouw Van Veldhoven heeft dat gedaan door samen met haar collega van het CDA aan te geven dat alle partijen en alle voorgaande kabinetten debet zijn geweest, dus schuldig zijn geweest aan het niet centraal stellen van die veiligheid. Dat is ernstig. De bevolking van Groningen is daarmee onrecht aangedaan, zoals vaker is gezegd. Het is dus heel goed dat er nu wel iets gebeurt. Misschien verschillen wij nog enigszins van mening over de mate waarin, maar ik denk dat de hoofdlijn duidelijk is. Daarover zijn wij het volgens mij allemaal wel eens.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Jan Vos (PvdA):

Eigenlijk ben ik al toe aan mijn slotopmerking, want grote delen van mijn spreektekst heb ik al in mijn antwoorden kunnen "vouwen", zoals dat in parlementair jargon heet. Je leert wat!

Het rechtzetten van alles wat is misgegaan, is een zaak van nationaal belang. Ik kan het niet anders zeggen: het is een ereschuld aan de Groningers. Ik denk dat we vandaag niet voor de laatste maal over dit onderwerp debatteren. We hebben heel veel goed te maken en dat zal met kleine stapjes gaan. Immers: vertrouwen gaat te paard en komt te voet. Op dit moment zijn wij allemaal voetgangers.

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Gisteren, aan de vooravond van dit debat, kwam er eindelijk een "sorry" van de regering voor het feit dat er tientallen jaren volstrekt te weinig aandacht was voor de veiligheid en de belangen van Groningers en niet te vergeten de mensen in Friesland en Drenthe. Ik dank de minister voor het gebaar dat hij heeft gemaakt, al was het om zover te komen helaas nodig dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid een vernietigend kritisch rapport uitbracht. De vijf aanbevelingen in dit rapport zijn glashelder. 50PLUS vindt dat de minister die moet omarmen. De huidige minister heeft sorry gezegd, maar bijna alle partijen die de afgelopen vijftig jaar bij de gaswinning betrokken waren, hebben gefaald. Het ontbreken van checks-and-balances voor het zeer zwaarwegende economische en financiële belang, lees: de alleenheerschappij van het ministerie van Economische Zaken over gaswinning, is ronduit fnuikend geweest. Dat moet wat 50PLUS betreft anders. Ook het provinciaal bestuur van Groningen zelf heeft gefaald. Al in de jaren zeventig had de provincie inzage in een geheim rapport waaruit bleek dat de bodem wel tot 150 centimeter kon zakken. Toen in de jaren zeventig de eerste bevingen begonnen, hadden die signalen serieus moeten worden genomen. Dat gebeurde niet, omdat het financiële belang boven het belang van de Groningers ging. Schrijnend is dat de NAM tot 1993 de relatie tussen gaswinning en aardbevingen bleef ontkennen. 50PLUS begrijpt heel goed dat de Groningers boos zijn over de wijze waarop de schade tot nu toe is gecompenseerd en afgehandeld. Het is hoog tijd dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt. De excuses van de minister, of hoe je ze ook maar noemen wilt, zijn daarvoor een goede eerste stap, maar ook niet meer dan dat. De Groningers voelen zich terecht in veel gevallen belazerd en veel te lang in de steek gelaten.

Vergeet niet: heel Nederland zit er vandaag warm bij dankzij Groningen. De rekening daarvoor hebben wij te laat gezien en vervolgens te veel voor ons uit geschoven. Die ereschuld moet nu worden ingelost. Wij mogen Groningers en de hele getroffen regio niet in de kou laten staan en moeten zonder dralen ruimhartig oplossingen aanbieden. Kan de minister aangeven welke aanvullende oplossingen hij zelf in gedachten heeft?

Tot slot de veelgestelde vraag hoeveel de gaskraan dan dicht zou moeten. Whatever it takes, zou ik zeggen. Dat moet het uitgangspunt zijn. Hoe en in welke fasering dat moet, is vervolgens een punt van nadere afweging. Eén ding staat voor 50PLUS echter vast. De rekening — we zeiden het een jaar geleden ook al — zal door ons allen, die decennia de vruchten geplukt hebben van de gaswinning, betaald moeten worden. Daar ontkomen we niet aan.

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Dit hoofdlijnendebat gaat over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid over de aardbevingsrisico's in Groningen. Het is een stevig rapport geworden met even stevige conclusies en aanbevelingen. Ook ik wil de onderzoeksraad hartelijk danken voor dit onderzoek. Het geeft een basis voor de manier waarop we verder moeten. Ik wil ook de minister bedanken, die om dit onderzoek gevraagd heeft. Door zijn proactieve inzet ligt dit rapport er nu.

Uit het rapport is duidelijk geworden dat tot 2013 de veiligheid niet op het netvlies stond bij alle betrokkenen bij de gaswinning: NAM, Shell en Esso, opeenvolgende kabinetten, provinciebesturen en de Kamer. Ook de VVD heeft in het verleden verantwoordelijkheid gedragen. Ik erken dat wij in het verleden de veiligheid ook niet op het netvlies hadden. Het is nu tijd om te leren van de fouten uit het verleden en te kijken naar de toekomst. Het is goed dat deze minister de veiligheid aan de orde heeft gesteld en actie heeft ondernomen. De fouten uit het verleden moeten we niet herhalen. We moeten er dus ook voor zorgen dat er geen fouten gemaakt kunnen worden.

De onderzoeksraad geeft zelf aan dat de structuur van het gasgebouw fundamenteel moet worden aangepast. De conclusies en aanbevelingen zijn zeer belangrijk. Omdat ze zo belangrijk zijn, vraagt de VVD de minister om ze gewoon over te nemen. Een van de stevigste aanbevelingen uit het rapport is aanbeveling 2. Ik lees die even voor. "Zorg dat het burgerperspectief structureel en herkenbaar meegenomen wordt in de besluitvorming door provincie en gemeenten een rol te geven." Een duidelijke rol is dus cruciaal. Groningen en de Groningers moeten een rol krijgen bij de besluitvorming. Daar ben ik het helemaal mee eens. Daardoor zal de communicatie beter worden en zal de besluitvorming transparanter worden. We moeten nu niet besluiten hoe die rol moet worden ingevuld. Ik wil daar graag de bestuurders van Groningen over spreken, precies in de lijn van dit rapport. Er is al heel veel over Groningers gesproken. Er moet nu mét de Groningse bestuurders worden gesproken. Welke plek, welk mandaat, welke doorzettingsmacht, welke verantwoordelijkheid wensen de bestuurders van Groningen te hebben in de rol van die besluitvorming? Dat is geen eenvoudige vraag; dat weet ik ook. Ik hoor echter graag van de Groningse bestuurders hoe zij die rol willen invullen, want het is echt aan hen. Het is geen eenvoudige taak om het gashuis fundamenteel aan te passen. Ik wil de minister succes wensen en ik kijk uit naar de kabinetsreactie van eind maart.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben blij dat ook de VVD de aanbevelingen van de onderzoeksraad onverkort wil overnemen. Mijn vraag gaat vooral over het feit dat de heer Bosman zegt — dat hadden we in de media ook al gehoord — dat hij het heel belangrijk vindt dat provincie en gemeenten een belangrijke rol krijgen en dat bewoners gehoord worden. Die bestuurders hebben een gekozen mandaat. Het gaat dus niet om wat de bestuurders die er nu toevallig zitten, vinden, maar vooral om wat de Groningers vinden. Volgens mij heeft de VVD ingestemd met de instelling van een rijkscoördinator. Deze rijkscoördinator zou nu juist gemandateerde verantwoordelijkheden krijgen van de Groningse provincie en gemeenten. Verantwoordelijkheden gaan óf van de gemeenten en de provincie naar de rijkscoördinator die, in het voorstel dat de VVD heeft ondersteund, onder deze minister valt — nog meer centrale macht dus — óf je denkt nog even na over de vraag of zo'n rijkscoördinator wel zo verstandig is en of de Groningers niet meer in de melk te brokkelen moeten krijgen wat betreft de gaswinning.

De heer Bosman (VVD):

Dat rapport is stevig en dat vind ik belangrijk. Wij zijn nu invulling aan het geven aan de rol van de bestuurders en de Groningers, terwijl ik dat ongepast vind. Sterker nog, het feit dat wij dit debat voeren nog voordat wij met de Onderzoeksraad Voor Veiligheid hebben gesproken, vind ik echt ongepast. Daarom vind ik het ook jammer dat wij dit debat nu voeren. Ik voer het van harte, maar eigenlijk is het te vroeg. Wij hebben immers nog niet met de Onderzoeksraad Voor Veiligheid kunnen spreken en dus ook nog niet bepaalde conclusies met die raad kunnen doorspreken. Wij hebben ook nog geen vragen kunnen stellen. En dat terwijl al dit soort zaken wel past bij een Kamer die vindt dat ze de informatievoorziening serieus neemt. In het rapport staat heel duidelijk: geef de bestuurders van Groningen een rol. Ik wil die bestuurders een rol geven, maar niet door te zeggen hoe ze het moeten gaan doen. Zij moeten de rol krijgen om dat zelf in te vullen. Dat is namelijk een conclusie uit dit rapport. Wij vinden het rapport heel belangrijk, maar ondertussen geeft deze Kamer toch invulling aan zaken, terwijl de conclusie is dat de bestuurders die rol hebben.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De oppositie heeft dit niet ingevuld, maar de regeringspartijen hebben dat gedaan met de instelling van de rijkscoördinator. Toen is al besloten om verantwoordelijkheden bij de bestuurders van Groningse gemeenten en de provincie Groningen weg te halen. Ik hoop dat ik de heer Bosman goed beluister, want ik vind het heel verstandig dat hij zegt dat wij daar nog eens een keer goed over moeten nadenken. Ik neem het de heer Bosman ook niet kwalijk dat hij een motie van GroenLinks uit 2013 niet kent, want hij heeft dit dossier pas sinds kort in zijn portefeuille. In die motie vroeg GroenLinks toen al om de gemeenten en provincies er goed bij te betrekken. Ik ga er dus van uit dat de heer Bosman een pas op de plaats doet wat betreft de rijkscoördinator en het overnemen van bevoegdheden van provincies en gemeenten en dat hij niet alleen goed wil luisteren naar de bestuurders die er nu toevallig zitten, maar ook en juist naar de Groningse bewoners.

De heer Bosman (VVD):

De kern is dat de centrale coördinatie uitvoering gaat geven aan plannen om de leefomgeving zo snel mogelijk te verbeteren en om mensen doorzettingsmacht te geven bij de uitvoering van verstevigen, verbeteren en verbouwen. Het gasgebouw is een ander besturingsmodel. Wij praten nu over de invulling daarvan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Tegen de VVD zeg ik hetzelfde als tegen de Partij van de Arbeid. De coalitie had een punt, namelijk dat je de tijd moet nemen voor de details, voor wat er allemaal moet veranderen. De VVD zegt gelukkig dat ze erkent dat zij de veiligheid niet in het vizier had en dat wij moeten voorkomen dat wij fouten herhalen. Ik wil daarom een fundamentele vraag stellen aan de VVD. De onderzoeksraad heeft ons indringend erop gewezen dat de veiligheid is genegeerd en dat de waarschuwingen in de wind zijn geslagen. Dat is vandaag ook het geval of kan de VVD mij duidelijk maken wat er precies anders is ten opzichte van de situatie die de onderzoeksraad heeft onderzocht? Nu weten wij ook uit rapporten van de minister zelf dat 12 miljard kuub eigenlijk het maximale is dat je met het oog op de veiligheid zou kunnen winnen. Verder weten wij dat er voor de leveringszekerheid een bandbreedte is van 21 miljard tot 35 miljard kuub. Als wij niet vanuit dat perspectief handelen, wat doen wij dan anders dan de bestuurders van wie de onderzoeksraad terecht zegt dat zij de veiligheid genegeerd hebben?

De heer Bosman (VVD):

Een van de belangrijkste conclusies over de veiligheid en het borgen van de veiligheid is volgens mij: geef die bestuurders een rol. Dat is ook een heel duidelijke conclusie van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Het stoort mij mateloos — misschien word ik nu wat heftiger — dat wij in de Kamer iedere keer opnieuw besluiten hoe dit zou moet worden. Dat is echt aan de bestuurders. Geef de bestuurders dan ook hun rol; geef daar invulling aan, maar luister naar wat zij willen. Willen ze van tevoren een afstemmingspositie hebben? Willen ze na afloop een adviesfunctie hebben? Willen ze verantwoordelijkheid dragen? Willen ze financiële verantwoordelijkheid dragen of niet? Er zijn honderdduizend vragen te stellen, maar die ga ik niet beantwoorden. Dat is aan de bestuurders.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vroeg niet naar de bestuurders. Ik wees de VVD op de situatie van vandaag, namelijk dat de Kamer en het kabinet gewaarschuwd zijn voor de risico's voor de veiligheid van de Groningers. De VVD was daar zelf bij. Meer gaswinning betekent een groter risico op zwaardere en talrijkere aardbevingen. De Onderzoeksraad Voor Veiligheid zegt, terugkijkend, dat de belangen van de veiligheid van de Groningers bij al die besluiten voortdurend ondergeschikt waren. Eigenlijk bevinden wij ons nu in diezelfde positie. Wij hebben nu de kans om te laten zien dat wij het ons aantrekken, dat het kabinet zijn excuses meent en dat wij geen nieuwe fouten zullen maken. De waarschuwing dat een hogere winning dan 12 miljard een onacceptabel risico vormt voor de veiligheid van de Groningers, moeten wij toch serieus nemen? Als je vandaag nog niet wilt besluiten om die winning tot 12 miljard terug te brengen, moet je toch op zijn minst wel bekijken wat dit betekent?

De heer Bosman (VVD):

De minister heeft een duidelijk standpunt ingenomen door een reductie toe te passen en door daar zeer zorgvuldig mee om te gaan. In de tussentijd bekijkt hij wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn om op een andere manier naar de gaswinning te kijken. Wij hebben een aantal weken geleden dit debat gevoerd. U zegt net dat wij moeten oppassen dat wij niet dezelfde fouten maken. Wij staan echter op het punt om in deze Kamer weer exact dezelfde fout te maken die in het rapport wordt genoemd, namelijk dat wij de bestuurders geen rol geven, dat wij hier in de gauwigheid besluiten hoe het eruit moet zien. Dat is cruciaal. Het staat er gewoon letterlijk in. U wilt selectief kijken naar de aanbevelingen. Dat kan. Ik heb de aanbeveling hier staan. Ik heb deze voorgelezen en dat kan ik nog een keer doen. Ik vind dat de rol van de bestuurders essentieel is.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De VVD omarmt dit stevige rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. De CDA-fractie heeft daar waardering voor. Een duidelijk punt in het rapport is dat het Staatstoezicht op de Mijnen al in 2013 heeft gezegd dat de productie zo veel mogelijk zou moeten worden teruggebracht. De VVD heeft als coalitiepartner in het kabinet de kans om daaraan invulling te geven. In het rapport wordt zeer gehamerd op de veiligheid. Ik kan me voorstellen dat ook de VVD inziet dat de productie verder naar beneden kan dan die 39,4 miljard kuub voor dit jaar, voor 2015. Is de VVD-fractie bereid om na lezing van het rapport nu al duidelijkheid te geven en te zeggen dat de winning verder teruggaat dan die 39,4 miljard? Is zij bereid om net als de PvdA-fractie te zeggen dat er dit jaar sprake is van maximaal 33 miljard kuub?

De heer Bosman (VVD):

Ik vind het bijna ongepast worden. De discussie gaat niet meer over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Ik vind het bijna te bizar voor woorden en de Kamer bijna onwaardig. We praten over de fouten die we in het verleden hebben gemaakt. Daar moeten we van leren. U gaat volledig voorbij aan een aantal cruciale elementen in het onderzoek en begint aan een gasbingo. Ik vind het ongepast.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat de VVD-fractie op deze manier reageert, is de VVD niet waardig. Ik neem afstand van deze manier van spreken. Het CDA vindt dat alle aanbevelingen overgenomen moeten worden. Ik heb net de VVD ermee gecomplimenteerd dat zij dit ook doet. Naast excuses is het wat het CDA betreft op zijn plaats om een vervolgstap te zetten voor de veiligheid van onze Groningers. Dat betekent dat de productie verder naar beneden moet. De heer Bosman van de VVD noemt dat dan "bingo". Ik weet niet op welke manier hij bingo speelt, maar op deze manier hoor je geen bingo te spelen.

De heer Bosman (VVD):

Ik zal het nog eens voorlezen: "Zorg dat het burgerperspectief structureel en herkenbaar meegenomen wordt in de besluitvorming door provincie en gemeenten een rol te geven." Wij gaan iedere keer weer voorbij aan dit cruciale punt. Wij doen alsof wij het hier even gaan oplossen en gaan voorbij aan een belangrijk punt van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Ik vind het ongepast. Wij hebben nog niet eens met die mensen gesproken.

Mevrouw Klever (PVV):

Dat zijn grote woorden van de heer Bosman. De belangrijkste conclusie van het rapport is dat er jarenlang geen oog was voor de veiligheid van de Groningers. Er was vooral oog voor de schatkist. In het jaar 2000 hebben we 21,3 miljard kuub gewonnen. Kennelijk was dat voldoende. De minister houdt echter vast aan die 39,4 miljard kuub. Vindt de heer Bosman dat de minister er alles aan doet om de veiligheid van de Groningers te verbeteren? Of vindt hij dat we de Groningers voor de gek houden?

De heer Bosman (VVD):

Allereerst: de PVV loopt weg voor haar eigen verantwoordelijkheden in dit verhaal. Dat stoort mij mateloos. Ook zij heeft een rol gespeeld in het hele dossier. Het gaat om de veiligheid en het gaat erom uiteindelijk te komen tot de goede besluiten. Om te komen tot goede besluiten moet je leren van je fouten uit het verleden. We staan op het punt om weer een fout te maken door te zeggen: oké, de gemeenten en de provincie krijgen die rol niet. Dat vind ik te gek voor woorden.

Mevrouw Klever (PVV):

Ik vind het schaamteloos hoe de heer Bosman hier te werk gaat. Elke vraag over de gaswinning probeert hij te omzeilen door met aanvallen te komen en te zeggen dat we het rapport niet serieus nemen. De hele Kamer neemt het rapport wel serieus! Juist daarom moeten we de veiligheid van de Groningers vergroten en juist daarom moet de gaskraan een stukje verder dicht. De heer Bosman is de Groningers gewoon aan het belazeren. Hij wil de gaskraan niet verder dichtdraaien. Hij geeft geen enkel antwoord: op vragen van mijn collega's geeft hij geen antwoord en op mijn vraag geeft hij geen antwoord. Vindt hij dat 39,4 miljard kuub veilig is voor de Groningers?

De heer Bosman (VVD):

Dit is een herhaling van zetten uit het vorige debat. We spreken hier over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Mevrouw Klever maakt er een gaswinningsdebat van dat we in het verleden hebben gevoerd. Het gaat erom hoe we leren van de fouten uit het verleden. Als mevrouw Klever blijft hangen aan getallen, vind ik dat onverstandig, omdat het niet terecht is. We geven daarmee niet aan dat we leren van fouten uit het verleden. En dat vind ik heel jammer.

De heer Smaling (SP):

Het stelt me teleur dat de VVD als enige suggestie een volstrekt cosmetische aanpassing voorstelt van weer een paar bestuurders bij dat al veel te volle gasgebouw. Als de heer Bosman het rapport goed gelezen heeft, zou hij zien hoe veel instituten er de afgelopen tien, twintig jaar een rol in hebben gespeeld. Dat zijn er al veel te veel. Ze hebben allemaal op elkaar gewacht en achter elkaar gestaan. De NAM heeft datasets niet verstrekt en de toezichthouder was als enige af en toe nog de waakhond, maar vaak ook niet. Hoe komt de heer Bosman erbij om voor te stellen dat je met een paar bestuurders dat gasgebouw wezenlijk verandert? Dat kan hij toch niet menen?

De heer Bosman (VVD):

Dat is het probleem van dit debat. We hebben nog geen kabinetsreactie. We hebben nog niet gesproken met de Onderzoeksraad Voor Veiligheid; ik heb er nog geen vragen over kunnen stellen. We hebben nog geen rondetafelgesprek gehad om er nog eens serieus over te spreken met eenieder. Dit debat is echt ontijdig. Dan krijg je dit soort debatten, die heel vervelend worden, over de vraag waar we nou precies staan. We moeten dan eigenlijk terug naar de hoofdlijn. Wat is het probleem? Het gasgebouw is een probleem. Een van de belangrijkste redenen die de Onderzoeksraad Voor Veiligheid geeft, is dat de gemeenten en provincie niet gehoord zijn en zij er geen rol in hebben. Ik geef aan deze minister mee dat alle aanbevelingen mij even lief zijn, ik ze belangrijk vind en ze uitgevoerd en aangepakt moeten worden, maar dat ik die ene aanbeveling heel belangrijk vind. Die benoem ik. Hoe ik er invulling aan moet geven, weet ik nog niet, want ik heb niet met de bestuurders gesproken. Ik weet nog niet wat zij vinden van die verantwoordelijkheid en op welk moment zij die willen en kunnen nemen. U kunt heel hard roepen: mijnheer Bosman geeft geen invulling. Dan zeg ik: dat is terecht. Het is namelijk een hoofdlijnendebat, en het is een ontijdig debat omdat we te vroeg zijn en nog niet hebben kunnen spreken met eenieder. Dat moet u mij niet verwijten. Dat kunt u zichzelf verwijten.

De heer Smaling (SP):

Zo dik is dat rapport niet. Het feitenrelaas leest als een roman van Kafka. Dat heeft de heer Bosman waarschijnlijk ook wel in de gaten gehad. Het gasgebouw zit helemaal vol met partijen die niet willen. EBN heb ik nog niet eens genoemd; dat zit te pitten. De NAM stelt haar datasets niet ter beschikking. Dat is allemaal heel ernstig. Het enige wat ik hoor, is: doe er een paar bestuurders bij en het gasgebouw kan weer voort. De heer Bosman kan toch niet menen dat dit de inzet is van de VVD als zij naar dat hele rapport kijkt? Of wel?

De heer Bosman (VVD):

De heer Smaling luistert niet goed, moet ik dan maar constateren. Ik zeg namelijk veel meer. Het is een grote zorg voor eenieder. Dat hebben we met zijn allen geconstateerd. Als ik het goed beluister, zijn we het er Kamerbreed over eens dat die aanbevelingen overgenomen moeten worden, allemaal. Dat heb ik ook gezegd. Ik heb dat ook toegezegd en gevraagd aan de minister. Ook dat is dus niets bijzonders. Het enige wat ik benadruk — als u mij wilt verwijten dat ik iets benadruk dan mag dat, maar dan vind ik dat vreemd — is dat ik de rol van de bestuurders in dat huis cruciaal vind. Ik denk dat het gaat om een breekijzerfunctie ten aanzien van alle andere operators, alle andere functies die in dat gasgebouw zitten. Ik denk dat zij daar een cruciale rol bij kunnen spelen. Het gaat niet om een toevoeging van een aantal ambtenaren, tenminste dat mag ik hopen. Ik denk dat bestuurders uit Groningen kundige mensen zijn die prima in staat zijn om hun eigen volksvertegenwoordiging te regelen en dat het om een veel grotere en belangrijkere rol gaat dan de heer Smaling het nu voorstelt. Dat denk ik echt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik hoorde de heer Bosman een aantal keren zeggen dat dit debat ontijdig is en ongepast. Ikzelf, de ChristenUnie vond dat in het verleden ook weleens van debatten. Wij bleven dan gewoon weg. Wij zeiden dan: als iedereen wil debatteren, ga je gang, maar wij doen daar niet aan mee. Daar had de heer Bosman natuurlijk ook voor kunnen kiezen. Ik ben er echter toch wel blij mee dat hij hier is, want ik denk dat het wel betekenisvol is dat hij zegt dat de aanbevelingen gewoon onverkort moeten worden overgenomen. Ik deel ook zijn standpunt dat wij die nu niet zelf verder moeten gaan invullen. Daar kunnen we later over doorspreken, ook in gesprekken met anderen. De Kamer geeft echter een duidelijk statement af: deze aanbevelingen moeten worden overgenomen.

Ik begrijp één ding niet en dat heeft toch ook te maken met de hoogte van de gaswinning. Vorig jaar — het was in januari of februari, houd mij dat ten goede — heeft de VVD een motie van de ChristenUnie medeondertekend waarin het kabinet de opdracht werd gegeven om alle voorbereidingen te treffen om, op het moment dat het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid er zou liggen, direct tussentijds te kunnen optreden met betrekking tot de hoogte van de gaswinning. De VVD heeft daar toen voor getekend. Dit is nu het moment om dat te doen. Daar moeten we het nu dan toch ook over hebben?

De heer Bosman (VVD):

De minister heeft een aantal stappen gezet. Hij heeft dat al van tevoren gedaan, vooruitlopend op een en ander. In principe wordt daar dus al invulling aan gegeven. Ik denk dat je het integraal moet bekijken. Wat is het probleem uit het verleden? Ik ben er echt van overtuigd dat wij hier niet even snel kort door de bocht, zonder naar de bestuurders te luisteren, moeten zeggen: jongens, we gaan het echt anders doen. We moeten niet op die manier dwang uitoefenen op het gasgebouw. Juist de besluitvorming uit het verleden was immers het probleem. Als ik het rapport goed heb gelezen, was dat het probleem. Als je dat besluitvormingssysteem dan niet aanpakt, worden in de toekomst dezelfde fouten gemaakt als in het verleden. Dat zou ik echt verschrikkelijk vinden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Alle bestuurders, onder wie de commissaris van de Koning gisteravond nog op de nationale televisie, geven gewoon aan: ga terug naar hetgeen uiteindelijk nodig is met het oog op de leveringszekerheid. Je kunt dan nog even discussie met elkaar hebben over de vraag of het dan gaat om 30 of 33 miljard kuub, maar burgers en bestuurders geven daarmee een duidelijk statement af. We hebben daar het afgelopen jaar al heel vaak over gediscussieerd. We hebben daar ook wel een stukje duidelijkheid over. Als we willen werken aan het herstel van vertrouwen, dan is dit toch het moment — ik had liever gehad dat het al een paar weken geleden was gebeurd — om dat duidelijk met elkaar uit te spreken? Ik snap niet dat de VVD en de Partij van de Arbeid dan toch wegduiken en dat nog wat vooruitschuiven. Dat hoeft toch niet?

De heer Bosman (VVD):

Er is geen sprake van wegduiken. Alleen, een statement maken op televisie is iets anders dan een rol hebben. Dat houdt in dat je een verantwoordelijkheid hebt in het gasgebouw, dat je daar echt een functie hebt en dat je echt kunt meebeslissen. Ik vind het dan echter wel belangrijk om te weten op welke manier mensen mee gaan beslissen. Is dat aan de voorkant en zeggen zij: oké, ik ga aan de voorkant sturen, want daar heb ik een verantwoordelijkheid? Of is het aan de achterkant en zeggen zij: ik geef een advies en dan zien we wel wat ermee gebeurt? Dat zijn echt de uitersten van het spectrum. Het feit dat een bestuurder op televisie zegt dat de Kamer er maar wat aan moet doen, klopt volgens mij niet als je kijkt naar het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Ik zeg dan ook: commissaris van de Koning, u krijgt een rol; welke wilt u? Maar dan is die persoon ook benoemd en heeft die ook een verantwoordelijkheid.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer.

De vergadering wordt van 19.09 uur tot 20.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Voordat we beginnen, spreken we af dat in deze termijn vier interrupties per fractie zijn toegestaan.

Minister Kamp:

Voorzitter. Vandaag houden wij een hoofdlijnendebat over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid met de titel Aardbevingsrisico's in Groningen. Dat rapport is tot stand gekomen na een onderzoek waar ik zelf om heb gevraagd. In het geheel van wat ik aan het doen was met betrekking tot de aardgaswinning in Groningen vond ik het namelijk nodig dat er een objectieve, onafhankelijke beoordeling kwam van de wijze waarop is en wordt omgegaan met de veiligheid van de Groningers. Dat rapport, waar ik om gevraagd heb, is er gekomen en staat nu op de agenda. Ik begrijp dat het nu voor de eerste keer behandeld wordt in de Kamer. Er zal nog een hoorzitting plaatsvinden, naar ik inmiddels begrepen heb. Zelf zal ik ook nog een reactie geven op het rapport. Wettelijk heb ik daar maximaal zes maanden de tijd voor, maar ik vind het niet verantwoord om die zes maanden te nemen, dus ik ga er erg mijn best voor doen om die reactie te geven binnen zes weken na het verschijnen van het rapport. Ik hoop dus voor het einde van deze maand die kabinetsreactie te geven en wacht af of dat voor de Kamer aanleiding is om daarover opnieuw te willen spreken. U weet: als de Kamer mij roept, dan kom ik. Daarom ben ik vandaag ook hier.

De woordvoerders hebben allemaal in hun eigen bewoordingen aangegeven hoe zij de situatie in Groningen beoordelen. Net als zij ben ik van mening dat de situatie in Groningen ernstig is; ik wil even geen superlatieven kiezen. Als gevolg van de gaswinning hebben al vele aardbevingen plaatsgevonden en wij weten dat er nog meer aardbevingen zullen volgen. Er is schade aan huizen, met alles wat daarbij komt. Dat krijgen mensen zomaar op hun dak; daar worden zij zomaar mee geconfronteerd. Niet zelden is het herhaalde schade. Je kunt je voorstellen wat dat betekent voor de mensen. Er is ook schade aan bedrijfsgebouwen en aan beeldbepalende gebouwen. Soms zijn dat boerderijen, soms zijn dat mooie huizen in dorpen — die heb je daar heel veel — en soms zijn dat kerken of monumenten. Ook die schade raakt de mensen in dat gebied natuurlijk zeer.

De mensen hebben ook beslommeringen bij de afwikkeling van die schade. Zij worden ermee geconfronteerd. Er moet naar gekeken worden. Daar moeten zij op reageren. Het moet gemaakt worden. Er komt een heel gedoe omheen, waar zij allemaal niets mee opschieten, behalve dat zij het op zijn best terugkrijgen zoals het oorspronkelijk was. Als zij dan, zoals ik net zei, ook nog eens opnieuw met schade worden geconfronteerd, kun je je voorstellen wat dat voor die mensen betekent.

Er treedt ook verstoring van de woningmarkt op. Mensen hebben niet alleen hun ziel en zaligheid, maar vaak ook hun geld in hun huis gestoken. Als er dan gebeurt wat er nu en al een tijdlang gebeurt, heeft dat effect op de woningmarkt als geheel. Daarbij gaat het niet om de waarde van hun huis, maar ook om de mogelijkheid om hun huis te verkopen. Ook dat is natuurlijk van grote invloed op de situatie in Groningen zoals de mensen die op dit moment beleven.

Heel erg is natuurlijk ook het gevoel van onveiligheid in je eigen huis. Als er onveilige dingen gebeuren, heeft iedereen de neiging om zich terug te trekken in zijn eigen huis. Daar val je dan op terug, maar juist daar voelen de Groningers zich onveilig. Er staat nu van alles te gebeuren met de huizen. Ze krijgen de benodigde versterking, die op grote schaal plaatsvindt. Er zijn veel mensen bij betrokken. Zij moeten vaak voor bepaalde tijd hun huis uit en moeten tijdelijk in een ander huis wonen terwijl er wat met hun huis wordt gedaan, waarna zij weer terug kunnen komen. Dit alles in combinatie met dat gevoel van onveiligheid maakt bij de mensen een heleboel los met betrekking tot hun eigen huis.

Het is een gebied met een sterke sociale structuur, maar mensen willen er toch weg. Je ziet dat de sociale samenhang, die in de regio's in Nederland normaal gesproken heel sterk is en zich heel geleidelijk ontwikkelt, echt onder druk staat in het gebied. Dat is naar voor de mensen die daar wonen en die daar willen blijven wonen. Bovendien zien zij ook een imagoverslechtering van hun eigen regio. Het is hun eigen gebied waar ze trots op zijn maar er wordt voortdurend over gesproken als een aardbevingsgebied. Dat leidt tot allerlei effecten, niet alleen voor de woning maar ook voor de aantrekkelijkheid voor ondernemers om zich daar te vestigen. Bij alles wat ik nu schets, speelt op de achtergrond ook nog de kwestie dat de mensen heel sterk het gevoel hebben dat hen onrecht wordt aangedaan, omdat heel Nederland sinds 1963 profiteert van de aardgaswinning. Ik geloof dat de gaswinning tot en met 2013 inmiddels 265 miljard heeft opgebracht, waarvan sinds 2006 100 miljard. Heel Nederland profiteert daarvan. Onze sociale zekerheid, onze volksgezondheid is voor een groot deel gebouwd op de inkomsten uit het Groningenveld. De mensen in Groningen voelen dat zij met de brokken zitten. Dat is er aan de hand. Vanaf het moment dat ik op EZ zit, vanaf oktober 2012 ben ik er heel intensief mee bezig geweest, maar het geheel overziend, is de veiligheid van de mensen het belangrijkste. Het was absoluut nodig om onder ogen te zien hoe er met betrekking tot die veiligheid is gehandeld. Vandaar dat ik om dit rapport heb gevraagd en vandaar dat de Kamer er nu over kan spreken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De minister zegt dat de Groningers het gevoel hebben dat hen onrecht is aangedaan. Ik denk dat wij hier wel kunnen vaststellen dat dit daadwerkelijk het geval is geweest. Het College voor de Rechten van de Mens heeft ons daarop gewezen. De conclusies in het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid zijn ook niet mals. Zijn de conclusies van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid voor de minister nu wel aanleiding om de gaswinning met het oog op de veiligheid verder te beperken dan nu is geregeld in het winningsbesluit?

Minister Kamp:

Wat wilt u, voorzitter? Wilt u dat ik een logisch betoog opbouw of dat ik meteen bij de eerste interruptie een willekeurig punt eruit haal en bij de volgende interruptie het volgende willekeurige punt neem? Dan krijgt u van mij een ander verhaal, maar ik ben als was in uw handen.

De voorzitter:

Misschien kunt u een overzichtje geven van wanneer welk onderwerp aan de orde komt. Dan kunnen wij het op die manier doen maar dat lijstje heb ik nog niet gekregen. Vandaar de vraag.

De vraag die u nu per interruptie stelt, mevrouw Ouwehand, is in de eerste termijn al door diverse partijen gesteld. Het ligt dus voor de hand dat de minister daarop terugkomt. We kunnen dus ook besluiten om de minister de gelegenheid te geven om de vragen van de Kamer op zijn manier te beantwoorden. Als dat niet gebeurt, kunt u uiteraard terugkomen bij de microfoon, mevrouw Ouwehand.

Minister Kamp:

Ik was slechts bezig met een inleiding.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil meegaan in uw redenering, voorzitter, maar ik sta hier zo vroeg omdat ik mij nog steeds schaam voor hoe het vorige debat is gegaan. De mensen op de publieke tribune en de mensen thuis willen duidelijkheid. Ik wil dus zo snel mogelijk antwoord op deze vraag. Ik laat graag, via u, voorzitter, aan de minister weten dat het fijn is als wij dat antwoord snel krijgen. Dan hoeven wij niet weer die heel beschamende vertoning op te voeren.

De voorzitter:

De minister was begonnen aan zijn antwoord. Het lijkt mij goed dat wij daar nu naar gaan luisteren. Dank u, mevrouw Ouwehand.

Minister Kamp:

Ik heb over de veiligheid gezegd dat die volgens mij het belangrijkste is dat wij te behartigen hebben. Daarom heb ik om het rapport gevraagd. Het rapport ligt er nu. Ik vind het een helder en gedegen rapport. Ik ben er, net als de woordvoerders, dankbaar voor.

De raad stelt dat de bewoners van het gebied voor hun veiligheid afhankelijk zijn van de bij de gaswinning betrokken partijen. Die zinnen raken je diep als politicus, als iemand die verantwoordelijkheid moet dragen voor het openbaar bestuur. Zo is het ook. De bewoners van het gebied zijn voor hun veiligheid afhankelijk van de bij de gaswinning betrokken partijen. De belangrijkste partij is voor mijn gevoel de rijksoverheid. Dat zeg ik ook, omdat ik er zelf voor sta en weet wat voor invloed die partij heeft. De mensen in het gebied mogen erop vertrouwen dat de partijen die zijn betrokken bij de gaswinning zorg dragen voor hun veiligheid. De Onderzoeksraad Voor Veiligheid zegt echter dat tot 2013 de aardbevingen niet als een veiligheidsvraagstuk werden gezien. We zaten daar vanaf 1963 al aardgas te winnen. De mensen gingen ervan uit dat wij hun veiligheid zouden borgen en behartigen maar de partijen die betrokken waren bij de gaswinning zagen de aardbevingen niet als een veiligheidsvraagstuk. De raad zegt dat veiligheid niet van invloed was op de besluitvorming over de exploitatie van het Groningenveld. De raad concludeert vervolgens dat de betrokken partijen, dus iedereen die bij de gaswinning was betrokken, niet zorgvuldig zijn omgegaan met de veiligheid van de Groningse burgers. Dat zijn de harde conclusies die de Onderzoeksraad Voor Veiligheid trekt. In aanvulling daarop zegt de onderzoeksraad dat er tot 2013 geen sprake was van een integraal, onafhankelijk onderzoeksprogramma om de diepe ondergrond in Groningen en de daar werkzame mechanismen in kaart te brengen. Dat moet je natuurlijk wel weten om te zien wat de veiligheidsrisico's zijn en om de veiligheidsbelangen van de burgers te kunnen behartigen. De onderzoeksraad heeft uitgesproken dat dit alles tot 2013 het geval was. Ik kan het niet helpen, maar ik ben pas in oktober 2012 op Economische Zaken gekomen, zoals ik al gezegd heb. Wel zit ik al sinds lang in diverse kabinetten. Ik weet mij als lid van kabinetten en als langdurig lid van dit huis ook zelf verantwoordelijk voor wat hier speelt. Het is niet alleen maar een verantwoordelijkheid die ik formeel heb of die slechts op mijn voorgangers ziet. Het is ook gewoon mijn eigen ding, waar ik zelf mee te maken heb.

De onderzoeksbevindingen liggen er nu. De vraag is hoe wij nu verder moeten. Als je zo'n gedegen rapport hebt, moet daar een gedegen reactie op komen. Ik kan dat niet in zes maanden doen, want dat vind ik onverantwoord. Het lukt mij ook niet om het binnen zes weken te doen. Wel wil ik mij uitspreken over een kernpunt van het rapport, omdat ik dat een voorwaarde vind voor verbetering van de situatie in Groningen. Zo zegt de onderzoeksraad dat ook: het is een voorwaarde voor verbetering van de Groningse situatie dat alle betrokkenen bij de gaswinning erkennen dat zij niet zorgvuldig zijn omgegaan met de veiligheid van de Groningse burgers. Ik erken dat alle betrokkenen bij de gaswinning, zeker ook het ministerie van Economische Zaken, meer aandacht hadden moeten hebben voor de veiligheid van de Groningse burgers. Die aandacht was onvoldoende. Ik betreur het dat het zo gegaan is. Het spijt mij zeer dat de veiligheidsbelangen van de Groningers, de mensen die erop rekenden dat wij hun belang zouden behartigen, niet de aandacht hebben gekregen die ze verdienden. Die veiligheid staat nu voorop; dat is vanzelfsprekend. Die moet ook vooropstaan. Ik zal er zelf alles aan doen om de verbetering waar de Groningers terecht om vragen, ook te realiseren.

De heer Slob (ChristenUnie):

De minister herhaalt hier de woorden die hij gisteren ook bij RTV Noord heeft gesproken: "Het spijt mij zeer". Hij gebruikt ook het woord "betreuren". Is dat een soort excuus? Hoe moeten wij dat duiden?

Minister Kamp:

Ik heb het woord "erkennen" gebruikt, evenals het woord "betreuren". Ik heb gezegd dat het mij zeer spijt zoals het is gegaan. Dat is zoals ik het voel, zoals ik de situatie beoordeel en zoals het kabinet het ziet. Op grond daarvan ga ik verder. Ik heb al veel gedaan en ik ga verder. Dit is, met mijn eigen woorden, het gevoel dat ik heb. Dit is de beschrijving die ik geef. Ik heb begrepen dat sommigen vragen: ja, maar hoe zit het met het woord "excuses"? De heer Smaling vraagt of daar ook meteen aansprakelijkheid aan verbonden is. Laat ik daar afblijven en gewoon zeggen wat ik ervan vind. Dat heb ik gedaan met deze woorden. Het spijt mij zeer dat het gegaan is zoals het gegaan is. De mensen die voor hun veiligheid van ons, de partijen die bij de gaswinning betrokken waren, afhankelijk waren en die meenden op ons te kunnen vertrouwen, zijn daarin teleurgesteld.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik hoor de minister dat hij weg wil blijven bij het gebruik van het woord "excuus", ook in combinatie met schadevergoedingen die daaruit voort kunnen komen. Wij hebben op dit punt wel een geschiedenis. Vorig jaar hebben wij een hele discussie over de herdenking van het slavernijverleden gehad, 150 jaar na afschaffing van de slavernij. Minister Asscher ging toen naar Amsterdam; ik was daar zelf ook bij. Hij nam toen ook het woord "betreuren" in de mond. Daar zat ook die lading achter van "wij gaan niet verder omdat dat anders misschien iets kan losmaken". Ik hoor de minister in feite zeggen dat het daar niets mee te maken heeft en dat hij met de woorden die hij gebruikt heeft, volmondig verantwoordelijkheid wil nemen voor wat er in het verleden is gebeurd. Daar is hij als minister van EZ misschien maar voor een klein deel verantwoordelijk voor geweest, maar hij neemt ook verantwoordelijkheid voor alles wat er onder zijn voorgangers is gebeurd, want dat is zijn positie, niet meer en niet minder.

Minister Kamp:

Nee, ik heb hier mijn eigen woorden gekozen. Ik vind dat erkend moet worden wat de onderzoeksraad naar voren heeft gebracht. Ik heb de problematiek net beschreven en moet erkennen dat het zo is. Ten tweede betreur ik dat het zo gegaan is, maar ik vind het woord "betreuren" te zwak. Daarom voeg ik eraan toe dat het mij zeer spijt. Zoals ik al zei, rekenen mensen op ons en vertrouwen zij op ons, mogen zij op ons vertrouwen. Daar worden zij in teleurgesteld. Het spijt mij zeer dat het zo gegaan is. Ik kies mijn eigen woorden voor deze kwestie.

De heer Smaling (SP):

De heer Slob brengt het al vroeg op. Ik zat te wachten tot het punt aan de orde kwam. "Spijt" en "excuses" zijn toch wezenlijk verschillende bewoordingen. Er zit een juridisch verschil tussen, wat excuus voor de Groningers volgens mij veel relevanter maakt dan spijt. Vindt de minister dat ook? Gebruikt hij het woord "excuus" met opzet niet vanwege de verstrekkende gevolgen die dat voor het kabinet zou hebben?

Minister Kamp:

Ik heb voor mezelf onder woorden proberen te brengen hoe ik die situatie beoordeel. Ik ben al zeer lang overheidsbestuurder. Ik weet hoe het zit met de verantwoordelijkheid die je hebt en dat mensen op je vertrouwen. Waarom zit je in het openbaar bestuur en wat moet je presteren? Ik beoordeel die hele situatie en ik heb daar mijn eigen woorden voor gekozen, namelijk erkennen, betreuren en dat het me zeer spijt. Dat zijn mijn woorden.

De heer Smaling (SP):

Indachtig zaken als het slavernijverleden en indachtig Rawagede in Indonesië ligt er natuurlijk een lading op het woord "excuses". Ik vind het toch belangrijk om te weten of tegen die achtergrond de minister bewust dat woord niet in de mond neemt. Zegt hij dat hij het woord "excuus" binnenkort alsnog gaat gebruiken en dat daar dan ook de consequentie van aansprakelijkheid aan vast zit of wil hij dat niet vanwege de zwaarte van dat woord?

Minister Kamp:

Dat is de benadering van de heer Smaling en die laat ik graag aan hem. Hij spreekt over slavernij, over excuses en over aansprakelijkheid. Ik heb andere woorden gekozen. Ik heb andere gevoelens en die heb ik onder woorden gebracht. Dat is wat ik erover wil zeggen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het is een relevante discussie hoor, maar volgens mij zijn er twee dingen nodig: de erkenning van en de excuses voor wat er mis is gegaan en het bewijs dat het kabinet dat niet nog een keer laat gebeuren. Ik zou dus graag antwoord krijgen op mijn vraag. Er is nu een rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, in tegenstelling tot een paar weken geleden toen we hier hetzelfde debat hadden. De feiten zijn gelijk gebleven, behalve dat ze nu zwart-op-wit staan. Is dat voor de minister aanleiding om de gaswinning naar beneden te brengen en dus niet vast te houden aan zijn winningsbesluit zoals het er nu ligt, maar de veiligheid voorop te stellen en vanuit het veiligheidsperspectief dat plafond fors te verlagen?

Minister Kamp:

Ik was bezig met mijn inleiding van een betoog waar dit een onderdeel van is. Het maakt mij niet uit hoor. Ik kan op ieder moment iedere vraag proberen te beantwoorden. Zal ik dat nu doen?

De voorzitter:

Dat lijkt mij een goed plan.

Minister Kamp:

Dan zal ik dat doen. De Kamer heeft een apart debat gehad met mij over de gaswinning in dit lopende jaar. Daar zijn ook moties uit gekomen, waarvan een deel niet is aangenomen. Er is ook een motie aangenomen. Dat is de uitkomst van dat debat. Nu hebben we een rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en is dat aan de orde. Als ik net een debat heb gehad met de Kamer, heb ik er geen behoefte aan om dat vervolgens weer overnieuw te gaan doen. Ik had, al ruim voor dat debat, een besluit genomen om voor dit jaar een cap, een grens, op de gaswinning te zetten van 39,5 miljard m3. Daar is een heleboel omheen gebeurd, zoals mevrouw Ouwehand als geen ander weet. Vervolgens is daaruit gekomen dat wij de data 1 juli en 1 januari in beeld hebben gebracht. In het verleden werd steeds voor een periode van tien jaar een gaswinningsbesluit genomen. Ik heb dat teruggebracht tot twee jaar. Ik heb ook al gezegd dat halverwege dat tweede jaar de aanvraag voor de periode daarna alweer moet komen, omdat ik die op grond van de nieuwe informatie dan helemaal opnieuw wil gaan bekijken. In de huidige omstandigheden vind ik, zoals gezegd, twee jaar te lang. Ik wil een herbeoordeling hebben op 1 juli en een herbeoordeling op 1 januari. Die herbeoordeling op 1 juli heb ik toegespitst op hetgeen ik op dat moment als leveringszekerheidminimum aangereikt kreeg. Daar hebben de Gasunie, GasTerra en andere betrokkenen met elkaar over gesproken. Zij hebben gezegd dat er in het geval van een koude winter voor de leveringszekerheid een minimum moest zijn van 33 plus 2, zoals de heer Vos dat zegt, dus in zijn totaliteit 35 miljard m3. Door mij is toen gezegd, ook tijdens het debat in de Kamer, dat behalve de 39,4 miljard m3 ook de 35 miljard m3 in beeld wordt gebracht. Vervolgens is er een motie door de Kamer aangenomen waarin staat dat het antwoord op de vraag of het 35 miljard m3 of 39,4 miljard m3 wordt, gegrondvest zal worden op wat voor de veiligheid van de Groningers de aangewezen uitkomst is. Dat betekent dat ik nu moet zorgen dat die besluitvorming op 1 juli over dit onderwerp goed wordt voorbereid. Als u daarvoor het geduld nog hebt, mevrouw de voorzitter, zou ik nu even willen schetsen wat er moet gebeuren om op 1 juli dat besluit te kunnen nemen.

De voorzitter:

Het lijkt mij voor het antwoord relevant dat de minister dat nu even doet. Dan heeft hij zijn hele verhaal verteld, waarna mevrouw Ouwehand haar tweede vraag kan stellen. Gaat u uw gang, minister.

Minister Kamp:

Om dat besluit op 1 juli te kunnen nemen, is het in de eerste plaats nodig dat wij goed weten met welke grondversnellingen in Groningen we rekening moeten houden bij de verschillende productieniveaus. Hoe zit het daarmee? In 2012 was het productieniveau meen ik 47 miljard m3. Het jaar daarna was het 54 miljard m3. Het jaar daarna was het niveau 42,5 miljard m3. Nu is er een niveau van 39,4 miljard m3 in beeld, maar er is ook een niveau van 35 miljard m3 in beeld gebracht. Er is gezegd: we gaan, vooruitlopend op dat niveau van 35 miljard m3, het eerste halfjaar op een niveau van 33 miljard m3 zitten. Ik zal zo nog iets zeggen over een mogelijk nóg lager niveau. Het gaat er echter om, wat de effecten van al die verschillende niveaus zijn voor de grondversnelling. Dat is het eerste wat we moeten weten.

In de tweede plaats moeten we de uitkomsten wat betreft die grondversnellingen combineren met de gegevens die gelden voor de gebouwen die op het Groningenveld staan. Hoe zit het met de sterkte van de huizen en de andere gebouwen? Wat kunnen die wel en wat kunnen die niet hebben? Die gegevens moeten met elkaar worden gecombineerd. Als je de risico's in beeld hebt gebracht, moet vervolgens worden beoordeeld hoe je die risico's moet wegen.

Om dit hele spul voor elkaar te krijgen, moet er een heleboel gebeuren. Er zijn op dit moment vijf werkgroepen aan het werk voor de eerste twee punten die ik zojuist noemde. Er zijn daarvoor deskundigen uit de hele wereld verzameld. Zij zijn in die werkgroepen gaan zitten en zoeken dat nu uit. Er zit ook een begeleidingscommissie bij, ook weer met die deskundigen uit de wereld. Zij moeten dat allemaal begeleiden en ervoor zorgen dat op 1 mei die informatie beschikbaar is. Die opdracht heb ik gegeven. Ik heb ook al in het winningsbesluit opgenomen dat ik op 1 mei, op grond van de resultaten van het werk dat tot 1 mei wordt verricht, van de NAM een analyse wil hebben over hoe het zit met de risico's en wat ik op grond daarvan zou moeten doen.

Die gegevens breng ik dan naar het SodM. Mensen van het SodM hebben tegen mij gezegd dat zij er, samen met hun vaste adviseurs, ongeveer een maand voor nodig hebben om dat te kunnen beoordelen en mij een advies te kunnen geven over wat er per 1 juli moet gebeuren. Dan heb ik op ongeveer 1 juni dat advies. Vervolgens moet dat voor de politieke besluitvorming worden klaargemaakt. Daarvoor is een ambtelijk advies nodig. Misschien moeten er dingen worden uitgezocht. Ik heb er zelf ook een besluit over te nemen voor mijn voorstel aan de ministerraad. De ministerraad gaat daar vervolgens op in. Ik heb gezegd dat er dan uiterlijk 1 juli een besluit van de ministerraad zal zijn. Dat besluit zal dus uiterlijk 1 juli worden genomen, maar als er mogelijkheden zijn om het op een verantwoorde manier eerder te doen, dan zal ik dat natuurlijk niet laten. Dit is echter de planning die ik op dit moment daarvoor in gedachten heb.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb even naar de klok staan kijken. Volgens mij vroeg ik de minister om 20.25 uur of de gaswinning naar beneden gaat. Het is nu bijna 20.35 uur. Ik hoop dat de minister in zijn leven niet heel vaak oneerbare voorstellen krijgt, want hij heeft er dus heel veel tijd nodig om "nee" te zeggen.

We weten nu dat de veiligheid van de Groningers erom vraagt dat we de gaswinning verder naar beneden brengen. Dat moet niet met een beetje gebeuren, maar echt fors. Dit wisten we drie weken geleden ook al, maar het verschil met de situatie toen is dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid nu, aanvullend op wat we toen ook al wisten, zwart-op-wit heeft geschreven dat de veiligheid van de Groningers in het verleden onvoldoende is meegewogen bij de besluiten. Dat voelden we toen al, want het rapport was uitgelekt, maar nu weten we het ook. Als de minister niet bereid is zijn gaswinningsbesluit nu te wijzigen, wat is er dan precies anders aan de periode die de raad heeft onderzocht, waarin hij zegt dat er kritische geluiden, waarschuwingen en signalen waren over wat had moeten gebeuren uit oogpunt van de veiligheid, ten opzichte van nu? Die liggen er nu immers ook. De rapporten van de minister spreken over maximaal 12 miljard kuub als je sec het veiligheidsbelang zou dienen. De rapporten van de minister zeggen: een bandbreedte van 21 tot 35 miljard kuub als je daarbij ook het belang van de leveringszekerheid wil laten meewegen. Als wij die waarschuwingen ook vandaag niet omzetten in handelen, dan zijn wij toch geen haar beter dan die bestuurders over wie de raad schrijft en bij wie de minister zich genoodzaakt voelt om te zeggen: het spijt mij dat het zo gegaan is?

Minister Kamp:

Ik krijg een vraag voorgelegd. Ik probeer daar een serieus antwoord op te geven. Mevrouw Ouwehand kijkt dan naar de klok en zegt dat het tien minuten heeft geduurd op een manier alsof zij wil zeggen: ik heb niks te maken met wat je allemaal zegt. Dat lijkt mij niet verstandig. Ik probeer serieuze antwoorden te geven op serieuze vragen. Het is helemaal niet verkeerd om daarnaar te luisteren.

Aanvullend op wat ik net heb gezegd: er wordt voor 1 juli een alternatief in beeld gebracht gebaseerd op leveringszekerheid. Vooruitlopend op de beoordeling van het alternatief wordt er al gezegd: als wij daarvoor kiezen op grond van veiligheidsoverwegingen, dan moet dat met terugwerkende kracht vanaf 1 januari kunnen worden ingevoerd. We lopen daar dus op vooruit. Wij gaan zelfs wat verder dan erop vooruitlopen. Tot 1 juli gaan wij voorlopig zitten op een niveau van 33 miljard op jaarbasis. Ik heb daarbij gezegd dat dat niet het enige is. Ik ga per 1 januari aanstaande bekijken of de hele systematiek omgegooid kan worden. Dan gaan wij niet meer, afhankelijk van hoe het precies in de markt zit en van hoe hoog de grens precies is voor het Groninger gas, bekijken of er naast het gas dat wij in Groningen winnen, nog ander gas moet bijkomen uit het buitenland en wat er geconverteerd moet worden om dat gas op het kwaliteitsniveau van het Groninger gas te brengen. Nee, wij beginnen met het importeren van gas. Wij gaan dat met onze maximale capaciteit bewerken tot de kwaliteit van Groninger gas. Afhankelijk van de temperatuur in een jaar gaan wij dat aanvullen met een x-hoeveelheid Groninger gas. Dat systeem ga ik bekijken. Zoals ik al heb aangegeven aan de Kamer is het probleem van dat systeem is dat je dan met wisselendere hoeveelheden te maken krijgt. En ik moet bekijken hoe het zit met de veiligheid. Is dat veiliger? Of is het veiliger om iets hoger op een stabiel niveau te gaan zitten? Dat is wat er allemaal gebeurd. Misschien vindt mevrouw Ouwehand dat niet eenvoudig genoeg, maar de wereld is niet altijd eenvoudig. Wij praten hier over de gaswinning in Groningen, die al vanaf '63 loopt. Wij praten over 98% van de Nederlandse huishoudens die zijn aangesloten. Een heleboel gezinnen in de ons omringende landen zijn er ook afhankelijk van. Als je daar besluiten over neemt, dan is het verstandig om die besluiten goed voor te bereiden.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren heeft een vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dit was geen antwoord op mijn vraag. Zullen wij dat hier even vaststellen?

De voorzitter:

Dat hebt u bij dezen gedaan. Mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik hoorde de minister in een tussenzin zeggen dat hij het besluit over het tienjarig plafond ingetrokken heeft. Dat heb ik misschien gemist. Maar ik wil eerst nog even doorvragen naar de excuses. Ik wil graag het volgende van de minister weten. Wij hebben zijn teksten gisteren op tv gehoord en horen dezelfde teksten hier weer. Die woorden uit de minister terecht. Ik had ze natuurlijk liever nog ietsje scherper. Maar waarom duurde het twee weken voordat de minister vond dat het hem speet? Op andere rapporten van de onderzoeksraad reageren ministers over het algemeen op de dag zelf of binnen een paar dagen. Gaat deze minister nu wel druk uitoefenen op Exxon en Shell om te erkennen dat de veiligheid niet op de eerste plaats gestaan heeft? Wij hebben de vertegenwoordiger van de NAM al gehoord. Die zei tot nu toe in elk geval in de media dat dat absoluut niet het geval was.

Minister Kamp:

Wat dat laatste betreft, ik heb mij uitgesproken over alle bij de gaswinning betrokken partijen. Dat is mijn opvatting. Daar heb ik mijn erkenning voor uitgesproken vanuit mijn eigen optiek en verantwoordelijkheid. Mevrouw Van Tongeren noemt andere partijen: Shell en ExxonMobil. Je hebt ook hun gezamenlijke werkmaatschappij, de NAM. Wij zullen zien hoe die het precies formuleert en hoe dat gaat, maar ik ben hier verantwoordelijk. Ik heb mijn eigen grote verantwoordelijkheid. Ik heb ook verantwoording af te leggen aan de Kamer. Ik gebruik daar mijn eigen woorden voor. Op welk moment heb ik dat gedaan? Ik heb niet meteen op de dag na het verkrijgen van het rapport gereageerd, omdat ik van plan was om binnen zes weken met een gedegen reactie op een gedegen rapport te komen. Alle dingen die daarbij een rol spelen, onder andere mijn beoordeling van het hoofdpunt van kritiek van de onderzoeksraad, had ik dan in zijn geheel willen brengen. De Kamer heeft besloten mij nu uit te nodigen om over deze kwestie te spreken. Ik zal straks nog verder ingaan op de aanbevelingen, maar ik vind het correct naar de Kamer toe om over dat hoofdpunt nu een uitspraak te doen. Ik heb dat gisteren en vandaag gedaan, beide keren in dezelfde bewoordingen. Het zou ook een beetje raar zijn als ik in Groningen het een zeg en in Den Haag het andere.

De voorzitter:

Mevrouw van Tongeren.

Minister Kamp:

Misschien nog even een laatste punt, mevrouw de voorzitter, omdat mevrouw Van Tongeren begon over het tienjarenplafond. In het verleden werd steeds voor tien jaar een winningsvergunning gegeven. Er werd er een gegeven voor de periode van 2006 tot en met 2015. Later in 2011 is dit tussentijds herzien en is de periode 2011-2020 genomen. Toen ik kwam, heb ik gezegd dat ik niet uit de voeten kan met die lange perioden. Ik heb de periode op twee jaar gesteld en heb gezegd dat er na anderhalf jaar een nieuwe aanvraag moet liggen. Ik zal dan bekijken wat er aan informatie beschikbaar is. Recenter heb ik besloten om ook tussentijds inhoudelijke heroverwegingen te maken, de eerste op 1 juli en de volgende op 1 januari.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Bij alles in het sociale verkeer geldt: hoe langer je wacht om te zeggen dat iets je erg spijt en raakt, hoe minder het overkomt. Ik stel daarom nogmaals de vraag: wat was de belemmering voor deze minister om op de dag zelf of de dag erna te zeggen wat hij gisteren heeft gezegd op RTV Noord en vandaag hier in deze Kamer? En daarmee te zeggen wat eigenlijk alle andere ministers zeggen die zo'n stevig rapport hebben gehad van de onderzoeksraad: ik omarm de aanbevelingen. Waarom heeft de minister dat niet kunnen doen? We hebben impliciet gehoord dat hij dat vanavond wel doet. Wat is er anders veranderd door het uitkomen van dit rapport?

Minister Kamp:

Ik heb veel respect voor mijn oud-collega's en mijn huidige collega's, maar ik heb mijn eigen verantwoordelijkheid en ik doe mijn eigen ding. Ik krijg een rapport en ik bestudeer dat. Ik vind het heel slecht dat de suggestie is gewekt dat zo'n rapport gelekt zou zijn door Economische Zaken rond de MH17-kwestie, zodat het in het nieuws kon wegzakken. Dit zijn verhalen waar ik een beetje flauw van word. Als zo'n rapport verschijnt, ga ik het bestuderen en bekijken hoe snel ik met een gedegen reactie kan komen. Wat is dan zorgvuldig en snel? Dat is in dit geval zes weken. Na zes weken wil ik dan met het gehele pakket komen. Als de Kamer besluit om eerder bij elkaar te komen, vind ik het gepast naar de Kamer om op het hoofdpunt van de kritiek van de onderzoeksraad — als ik meen dat dit verantwoord is — nu al een uitspraak te doen. Ik heb dat gedaan. Het is mijn inschatting van de situatie en mijn opvatting over hoe ik moet handelen.

Mevrouw Klever (PVV):

Nadat in 2012 eindelijk het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen naar buiten kwam dat de gaswinning zo veel en zo snel als mogelijk moest worden teruggebracht, heeft de minister in 2013 meer gas uit het Groningse veld gewonnen dan in de 30 jaar die daaraan vooraf gingen. De PVV rekent dit de minister zeer aan. Ik roep hem op het roer nou eens om te gooien en te redeneren vanuit de veiligheid van de Groningers. Ik roep hem op dat als uitgangspunt te nemen. Wat is dan het echte minimum als hij maximaal gebruikmaakt van de LNG-terminal en van de aanwezige conversiecapaciteit?

Minister Kamp:

Ik heb dat laatste net uitgelegd. Ik ga per 1 januari bekijken wat wij kunnen doen als wij het systeem omgooien, niet meer het Groningenveld als uitgangspunt nemen en conversie als aanvulling zien. Als we om te beginnen de maximale conversiecapaciteit van 20 miljard kuub gaan gebruiken, moeten we dus 20 miljard kuub inkopen uit Rusland of uit andere delen van de wereld waar het gas vloeibaar wordt gemaakt, waarna het naar Nederland wordt gebracht per tanker, hier gasvormig wordt gemaakt en naar de huishoudens gaat. Over de kosten zullen we het maar niet hebben en ook niet over de afhankelijkheid die daardoor ontstaat; we spreken in de eerste plaats over de veiligheid. Als we dat hoogcalorische gas aankopen, dat met stikstof gaan omzetten in gas van Groninger kwaliteit en daarbij slechts als aanvulling het gas uit het Groningenveld gebruiken, hoe veel hebben we dan nodig? Dat weten we al ongeveer: tussen de 23 miljard en de 35 miljard kuub per jaar uit het Groningenveld. Wat is nou veiliger? Is de laatste optie, waarbij je het ene jaar 23 miljard kuub nodig hebt en het andere jaar misschien 35 miljard kuub, veiliger dan wanneer je min of meer stabiel op 30 tot 35 miljard kuub blijft zitten? Dat gaan we uitzoeken en daar gaan we per 1 januari 2016 een besluit over nemen. Dat was wat ik daarover gezegd heb.

Mevrouw Klever (PVV):

Ik citeer uit het rapport van de OVV: "Onderzoek mag nooit gebruikt worden als excuus om maatregelen te nemen of besluiten uit te stellen." Ik ben blij dat de minister de suggestie van de PVV, die hij een aantal maanden geleden nog afwimpelde als onzin, nu overneemt en gaat kijken of gas kan worden geïmporteerd via de LNG-terminal. Maar wat moet de minister dan nog onderzoeken? Waarom moet het zo lang duren? Waarom pas per 1 januari 2016? De terminal staat er en de conversiecapaciteit is er, die kan de minister dan toch gewoon gaan gebruiken? Is de minister niet bezig om te onderzoeken en daarmee het besluit uit te stellen, waarbij ondertussen niet de veiligheid, maar de schatkist vooropstaat?

Minister Kamp:

Zegt het stellen van deze vraag door mevrouw Klever iets over mij of over haar? Ik stel nooit besluiten uit en ik doe nooit onderzoeken om besluiten te kunnen uitstellen. Dat komt niet in mijn hoofd op. Misschien is dat de reden dat ik hier sta. Als ik een besluit moet nemen, weet ik mij daarvoor verantwoordelijk en wil ik dat besluit op basis van harde feiten nemen. Ik wil daarover relevante adviezen hebben en ik wil de overtuiging hebben dat het besluit dat ik ga nemen een goed besluit is. Ik denk dat aan de overgang van het systeem dat we altijd hebben gebruikt naar een nieuw systeem met geïmporteerd gas als uitgangspunt, dat afhankelijk van de temperatuur wordt aangevuld met gas uit het Groningenveld, mogelijk grote risico's zijn verbonden. Ik wil die risico's onder ogen zien, ik wil weten wat verantwoord is en ik zal bij de besluitvorming daarover in de eerste plaats de veiligheid van de Groningse burgers voor ogen hebben. Ik denk dat dat per 1 januari 2016 kan zijn uitgezocht. We zullen zien wat dat oplevert.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

We hoorden de minister gisteren en vandaag zeggen dat het hem, ook als persoon, spijt. Hij spreekt hier warme woorden over wat hij wil doen en hoe hij het vertrouwen van mensen wil herstellen. Hij zegt dat hij de veiligheid voorop wil stellen. Maar veiligheid blijft een abstract begrip. Het is altijd "zo veilig mogelijk", gelet op de randvoorwaarden die je stelt. Waarom zou de minister niet een randvoorwaarde als maximaal 35 miljard kuub stellen om dan vervolgens te kijken hoe die hoeveelheid nog lager kan worden, namelijk tussen de 30 en 35 miljard kuub, om het zo veilig mogelijk te doen en daarvoor die onderzoeken te gebruiken? Die wens leeft heel breed in de Kamer en is zelfs door een van de coalitiepartners uitgesproken. Waarom neemt de minister nu geen afscheid van die 39,5 miljard kuub en waarom kijkt hij niet hoe hij het daaronder zo veilig mogelijk kan doen, op basis van alle lopende onderzoeken?

Minister Kamp:

Die vraag heb ik al beantwoord. We hebben voor dit jaar besloten tot de winning van 39,4 miljard kuub. Vervolgens hebben we gekeken wat gelet op de leveringszekerheid het minimum is. Dat is 35 miljard kuub. Toen hebben we gezegd dat we daarop vooruit gaan lopen en daar zelfs nog een ietsje onder gaan zitten, namelijk op 33 miljard kuub. Overeenkomstig het verzoek van de Kamer gaan we per 1 juli een besluit nemen, met name vanuit de veiligheidsoptiek. Daarover ligt een duidelijke motie. Bovendien ben ik alweer aan het nagaan of er per 1 januari aanstaande een stap verder moet worden gegaan met het oog op het belang van de veiligheid van de Groningse burgers. Mij lijkt dus dat ik vanuit de wens dat de veiligheid van de burgers in Groningen voorop wordt gesteld, heel soepel ben. Dat moet ik ook zijn.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Zo blijkt vanavond dat "heel soepel zijn" wellicht ook een relatief begrip is. Gezien de rapporten moet de bandbreedte eerder tussen de 21 miljard en de 35 miljard als maximum liggen dan op 35 miljard als minimum. Met het oog daarop zou de minister in lijn met het verzoek van een van zijn coalitiepartners kunnen voorstellen dat hij nagaat hoe hij zo veilig mogelijk tussen die 21 miljard en 35 miljard kan winnen en kunnen zeggen dat hij die 39,4 miljard vandaag loslaat omdat het hem ernst is met zijn spijt tegenover de Groningers.

Minister Kamp:

Ik wil geen wijsneus zijn, maar het is tussen de 23 miljard en de 35 miljard als je steeds die 2 miljard kuub speling meeneemt. Er zit een heel systeem achter de gaswinning. Zo hebben wij contracten, maar ook verplichtingen naar onze eigen burgers en verplichtingen jegens afnemers in het buitenland, die net zoals onze Nederlandse burgers zijn, maar vaak een andere taal spreken en in een ander land wonen. Zij zijn ook van laagcalorisch gas afhankelijk. Er zit dus een heel systeem van gebruik, verkoop en verplichtingen aan vast. Het aanbrengen van wijzigingen in dat systeem moet zo voorspelbaar als redelijkerwijs mogelijk is en zo goed onderbouwd als redelijkerwijs mogelijk is geschieden. Vorig jaar was de wens dat ik in 2015 niet alleen naar die 39,4 miljard zou kijken, maar ook naar een alternatief, gebaseerd op leveringszekerheid. Toen, begin februari, heb ik gevraagd wat we minimaal moesten hebben voor de in dat jaar gewenste leveringszekerheid zonder dat bekend was hoe de temperatuur zich in het voorjaar en de winter zou ontwikkelen. Dat was die 35 miljard kuub oftewel 33 plus 2. Die hoeveelheid hebben we toen vastgesteld en die geldt als de andere optie die tot 1 juli loopt. Als er voor het alternatief wordt gekozen en die met terugwerkende kracht kan worden geëffectueerd, hebben we een en ander nu al tot 33 miljard m3 op jaarbasis teruggebracht. Dat besluit heb ik genomen. Daarover leg ik verantwoording af.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik kan bijna het hele verhaal van de minister volgen als hij uitkomt op de range tussen 23 en 35 miljard. Kort samengevat zegt de minister dat hij mogelijk fluctuaties krijgt als hij lager gaat zitten dan 35 miljard m3. Eerst wil hij dat uitgezocht hebben. Dat deel ik. Volgens mij is het verhaal van de minister heel consistent dat hij ergens tussen de 23 en 35 miljard m3 met een maximum van 35 miljard m3 zal gaan zitten. Toch gaat heel veel discussie, ook met de Partij van de Arbeid-fractie, over de vraag waarom we hier vandaag, na het onderzoek van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, niet klip-en-klaar tegen Groningen zeggen dat 35 miljard kuub de max is. We zouden er een heel groot deel van de kou uit de lucht mee halen, terwijl er inhoudelijk niet veel verandert, gezien de houding van de fractie van de Partij van de Arbeid. Waarom is de minister niet bereid om te zeggen: "Groningen, we geven helderheid. 35 miljard kuub is in ieder geval het maximum. Voor de rest moeten we zien wat er uit de onderzoeken komt"?

Minister Kamp:

Met respect voor de heer Dijkgraaf, maar die discussie hebben we hier zeer kort geleden in de Kamer gevoerd. We hebben het toen van alle kanten benaderd. De heer Dijkgraaf heeft ook zijn mening gegeven, net zoals anderen hebben gedaan en ik heb gedaan. De Kamer heeft daarover uiteindelijk een uitspraak gedaan. Het besluit om maximaal 39,4 miljard kuub te winnen lag er al. Daarvoor wordt een alternatief in beeld gebracht, waarop we vooruitlopen. Het moet per 1 juli goed voorbereid zijn. Dan moet er een besluit genomen worden. Daarbij zal volgens de uitspraak van de Kamer de veiligheid vooropstaan. Dat lijkt mij de zekerheid die we op dit moment kunnen geven. Het is geen geïsoleerd besluit. De mensen in Groningen zien ook dat het in het jaar 2012 47 miljard was, het jaar erna 54 miljard, het jaar daarna 42,5 miljard. Dit jaar wordt het een van de twee, dus 35 miljard of 39,4 miljard kuub. 35 miljard is nadrukkelijk in beeld gekomen met alles wat ik er daarnet bij heb gezegd. Ik ben nu alweer bezig met een besluit dat ik over tien maanden ga nemen. De vraag is of we dan op een heel ander systeem overgaan, waarbij we, zoals de heer Dijkgraaf zegt, tussen de 23 en 35 miljard kuub uitkomen, op voorwaarde dat dat goed is met het oog op de veiligheid van de Groningse burgers. We zijn begonnen op 1 januari 2013 en we nemen dat besluit op 1 januari 2016. Wat er in die drie jaar is gebeurd, is toch werkelijk betekenisvol?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Die opvatting deel ik wel en we hebben dat debat wel gevoerd, maar er is een nieuw feit sinds dat debat. Dat is dat rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Dat geeft wel extra politieke druk. Is dit kabinet bereid om maximaal de hand uit te steken? Ik zie wel een verhaal van de minister om niet onder die 35 miljard kuub te komen, maar ik zie niet het verhaal om aan die 39,4 miljard kuub vast te houden. Dat vind ik jammer, omdat ik zeker weet dat Groningen het als een uitgestoken hand van dit kabinet zou zien als het op deze dag zou zeggen dat niet langer wordt uitgegaan van die 39,4 miljard kuub en dat het, gegeven de politieke realiteit, los van onderzoeken die er zijn, nu weet dat 35 miljard kuub het maximum is en dat het mogelijk lager wordt, maar in ieder geval niet hoger. Dus dit is, wat mij betreft, een laatste oproep aan de minister om die hand naar Groningen uit te steken.

Minister Kamp:

De opvatting van de heer Dijkgraaf is, evenals die van andere fracties, belangrijk voor mij. Ik weet heel goed dat vrijwel alle fracties hun mening daarover gegeven hebben. Ik weet dat het alternatief om te zorgen voor leveringszekerheid niet voor niets in beeld is gebracht. Ik weet ook dat er niet voor niets is besloten om tot 1 juli op een jaarniveau van 33 miljard kuub te zitten. De Kamer begrijpt ook dat we niet voor niks gaan doen wat we per 1 januari 2016 gaan doen. Dat geheel was enkele weken geleden ook in beeld. Toen is er een conclusie getrokken en daar houd ik aan vast. Ik moet ook zorgen voor consistentie in de besluitvorming. Ik moet ook zorgen dat alles wat hier politiek besproken wordt, verantwoord wordt uitgevoerd. Dat is mijn verantwoordelijkheid. Ik heb gezegd hoe ik daarmee om kan gaan. Ik kan daar op dit moment, gelet op wat we allemaal al besproken hebben, niets meer aan toevoegen.

De heer Smaling (SP):

Ik heb het woord "veiligheid" de vorige keer geturfd. Ik ben er nu maar niet aan begonnen. Wat houdt dat begrip voor de minister nu in? Ik hoor hem nu zeggen: veiligheid staat voorop, ik neem geen besluit voor ik een goed advies heb gekregen. Dan denk ik aan het rapport waarin toch zo vaak een slecht advies is gegeven. Daarin wordt ergens door het Staatstoezicht op de Mijnen geadviseerd: zet een rem op de gaswinning. De minister heeft toen dat heel verstandige advies niet opgevolgd. Veiligheid blijft voor mij een heel loos begrip als ik de minister daarover hoor praten en terugkijk op wat er in de afgelopen jaren wel of niet aan advies is vertaald in besluitvorming.

Minister Kamp:

Dat advies van het Staatstoezicht op de Mijnen voor het jaar 2015 had het over 39,4 miljard kuub. Ik wijk dus af van dat advies door die leveringszekerheid in beeld te brengen. Ik wijk er nog verder van af door daarop vooruitlopend tot 1 juli op het niveau van 33 miljard kuub te gaan zitten. Ik wijk daar ook van af door wat ik zelf besloten heb voor 1 januari 2016. Dat staat niet in het advies van het staatstoezicht, maar dat heb ik zelf besloten. Ik ga dus eigenlijk nog verder dan het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen. Het allereerste advies van het Staatstoezicht op de Mijnen kreeg ik eind december 2012, begin januari 2013. Ik zat toen net op het ministerie van EZ. Er was geen samenhangend onderzoeksprogramma dat gegevens beschikbaar stelde die ik nodig had om over veiligheid beslissingen te kunnen nemen. Dat was er gewoon niet. Toen kwam dat advies van het staatstoezicht, dat inhield dat ik de gaswinning zo snel en zo veel mogelijk zou moeten terugbrengen.

Om zo'n besluit te kunnen nemen, had ik meer nodig dan alleen dat advies. De onderzoeksinformatie die ik nodig had, ontbrak. Ik heb dus een jaar lang alles gezet op het doorlopen van een heel breed en diepgaand programma, waardoor alle expertise in de wereld is verzameld en op alle relevante onderdelen, begeleid door onafhankelijk deskundigen, analyses zijn gemaakt en gegevens zijn aangedragen die ik nodig had om een besluit te kunnen nemen. Vervolgens ben ik weer naar het staatstoezicht gegaan en heb ik gevraagd wat ik hiermee moest doen. Dat heeft tegen mij gezegd dat ik de gaswinning bij Loppersum, in de kern van het gebied, moest stopzetten. Ik heb dat toen bekeken en het volgende vastgesteld. Als ik de winning toen had stopgezet, had het gas niet geleverd kunnen worden op het moment dat ik het om leveringszekerheidsredenen toch weer nodig zou hebben gehad. Als iets helemaal gestopt is, kun je het ook niet meer gebruiken. Ik heb dus bekeken hoever ik kon teruggaan in Loppersum en hoe ik daarbij de leveringszekerheid kon garanderen.

Allereerst zijn de veiligheid maar ook de leveringszekerheid een punt van belang, omdat je spreekt over de verwarming van alle huishoudens in Nederland en omtrek. Toen heb ik gezegd dat ik niet met 100% terug zou gaan in Loppersum en omgeving, maar met 80% terug zou gaan. Bovendien ging ik een bovengrens instellen. In het verleden werd een bepaalde hoeveelheid afgesproken, waar men ook wel overheen ging. Ik heb gezegd dat we dat niet meer doen en naar beneden gaan en een bovengrens vaststellen.

Ik heb dus drie adviezen gekregen. Op het eerste advies heb ik gereageerd door de onderzoeken te doen die nodig waren om tot verantwoorde besluitvorming te komen. Het tweede advies om met 100% terug te gaan, heb ik teruggebracht tot 80%. Daarna kwam er een advies om naar 39,4 miljard te gaan; dat heb ik opgevolgd. En nu zet ik alweer een paar stappen verder, vooruitlopend op adviezen die op 1 juli aanstaande en op 1 januari 2016 bij de besluitvorming betrokken zullen worden.

De heer Smaling (SP):

Met alle respect voor de minister, maar het is gewoon een heel inconsistent verhaal. Er is te weinig kennis over bevingen die door mensen zijn veroorzaakt. Dat is duidelijk. Dat blijkt ook uit het rapport. In de vorige schriftelijke beantwoording geeft de minister aan dat TNO, KNMI en NAM allemaal verschillende modellen gebruiken om de relatie tussen gaswinning en bevingen vast te stellen. Het SodM heeft geadviseerd om het winningsplan 2014-2016 niet over te nemen. Kortom: er is zo wisselend geadviseerd, dat ik mij afvraag waarop deze minister zijn besluit baseert. Hij kan nu zeggen dat hij het advies van 39,4 miljard naast zich neergelegd heeft. Na Huizinge heeft hij een heel dringend advies om snel te gaan minderen, en dat de andere kant op werkte van wat hij net zei, even hard naast zich neergelegd. Ik kan er dus geen soep van koken. Het begrip veiligheid wordt daardoor een heel erg loos en makkelijk gehanteerd begrip waar de Groningers helemaal niets aan hebben.

Minister Kamp:

Ik vraag mij af: waarom zegt de heer Smaling dat? Begin 2013 verschijnt er een advies dat adviseert om de gaswinning zo snel en zo veel mogelijk te verminderen. Achteraf ziet echter ook de Onderzoeksraad Voor Veiligheid dat er helemaal geen samenhangend pakket aan informatie lag. Er waren geen onderzoeksgegevens beschikbaar op grond waarvan je de veiligheidsrisico's kon inschatten. Ik heb toen gezegd dat het een belangrijk advies was, maar dat het niet genoeg was en dat ik ook de onderzoeksgegevens nodig had. Ik heb ervoor gezorgd dat het onderzoek allemaal werd gedaan. Dat is zo consistent als het maar zijn kan. Zodra ik de onderzoeksgegevens had, heb ik het SodM opnieuw om advies gevraagd. Ik heb zojuist aangegeven hoe ik met dat advies ben omgegaan.

De opmerking is gemaakt dat ik een besluit heb genomen over de periode 2014-2016 terwijl het SodM had geadviseerd om het winningsplan van de NAM te verwerpen. Als ik dat plan inderdaad had verworpen, was het oude winningsplan tot 2017 in werking gebleven en had men meer kunnen winnen. Ik wilde niet dat men meer won; ik wilde dat men maximaal 39,4 miljard kuub in 2015 zou winnen, zoals mij ook door het SodM was geadviseerd. Dat verhaal is dus volstrekt consistent.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik begrijp het oprecht niet. We hebben het hier over herstel van vertrouwen en ik heb de minister horen zeggen dat het hem zeer spijt als hij naar het verleden kijkt. Ik hoor hem echter ook zeggen dat het 35 miljard of 39,5 miljard voor dit jaar wordt. Nogmaals, ik begrijp het echt niet. Waarom kiest het kabinet er nu niet gewoon voor om voor dit jaar op het niveau voor leveringszekerheid te gaan zitten en de komende tijd te benutten om op een gedegen manier voor 2016 en verder keuzes te maken, waar ook de bestuurders in het Noorden nadrukkelijk bij betrokken worden? Ik begrijp echt niet waarom dit zo nog boven de markt blijft hangen voor de komende maanden, terwijl we nu juist met het knoertharde rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid alles op alles moeten zetten om het vertrouwen weer terug te winnen?

Minister Kamp:

Het past mij niet om onbeleefd te zijn tegen de heer Slob, maar hij zal zien dat hij de vraag herhaalt die mij net gesteld was en waarop ik tot twee keer toe heb geprobeerd een antwoord te geven. Ik kan het niet anders zeggen dan ik gedaan heb: die 39,4 miljard was het advies van het staatstoezicht. Het besluit was genomen. Vervolgens is door mij en door de Kamer gezegd dat moest worden uitgegaan van de leveringszekerheid. Ik heb advies gevraagd wat dan precies die leveringszekerheid inhield. Vervolgens heb ik dat als een alternatief in beeld gebracht en heb ik besloten om, vooruitlopend daarop, tot 1 juli op het niveau van 33 miljard te gaan zitten. Bovendien heb ik zelf besloten om in de periode tot 1 januari het nodige voorwerk te gaan doen om op die datum mogelijk nog een stap verder te gaan. De Kamer heeft uitgesproken dat voor het besluit voor 1 juli de veiligheid de doorslaggevende factor moet zijn. Daarmee hebben wij toch optimaal duidelijkheid gegeven. Waarom zouden wij dat minder duidelijk maken dan het is? Daar schieten de Groningers toch ook niets mee op.

De heer Slob (ChristenUnie):

Vandaar ook mijn verbazing. Dat heeft misschien ook wel te maken met het feit dat er nog even voor gekozen is om midden in het jaar — 1 juli — weer een nieuw moment te creëren, waardoor het nu op 3 maart — terwijl dat een paar weken geleden ook al bekend was — nog steeds onduidelijk is wat er in het tweede deel van het jaar gaat gebeuren. Het zou het beste zijn geweest als wij hadden afgesproken om op het niveau van de leveringszekerheid te gaan zitten. Vorig jaar heeft de minister de Kamer geschreven dat 30 miljard kuub voldoende is met eventueel een klein laagje erop. Als de minister het is vergeten, kan ik hem het Kamerstuk geven. Daarmee haal je in één keer de kou uit de lucht en maak je de Groningers duidelijk dat je het echt serieus neemt en de veiligheid vooropstelt. De komende tijd wordt dan gebruikt om alles uit te werken, zodat het ook voor 2016 en verder breed wordt gedragen. Dat is overzichtelijk en daar zouden we elkaar toch op moeten kunnen vinden. Dat had eigenlijk een paar weken geleden al moeten gebeuren.

Minister Kamp:

Wat ik doe is ook zeer overzichtelijk en zeer serieus. Ik heb toen het gemiddelde aangegeven tussen 23 miljard en 35 miljard. Ik heb gevraagd wat je nodig hebt als je afhankelijk van de temperatuur bovenop de 20 miljard nog meer moet winnen uit het Groninger veld om aan de behoefte te kunnen voldoen. Daarop is gezegd dat 23 tot 35 miljard nodig is met een gemiddelde van 30 miljard. Dat is de informatie die ik aan de Kamer heb gegeven. Ik maak consequent de relevante informatie transparant en verstrek die aan de Kamer. Ik zal niet herhalen dat de besluitvorming over 35 miljard, 33 miljard, 1 juli en wat er gaat gebeuren op 1 januari, zodanig serieus is dat het niet gek zou zijn geweest als de Kamer die ook als serieus zou zien.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De minister geeft inderdaad consequent hetzelfde antwoord; daar kan ik hem alleen maar gelijk in geven. Bij mij — ik heb het gevoel dat dit ook geldt voor een aantal collega's — blijft echter de vraag overeind waarom het zo moeilijk is om de stap naar het niveau van leveringszekerheid te maken. Toen ik het rapport las, kwam ik op een passage waarover ik met de minister van gedachten wil wisselen: "Hij — de minister — heeft via de Maatschap niet de mogelijkheid eenzijdig besluiten te nemen, maar kan dat wel op grond van de Mijnbouwwet. Als hij om veiligheidsredenen iets wil besluiten dat de belangen van private partijen beïnvloedt, kan dat alleen als het risico van geïnduceerde bevingen voldoende duidelijk is en als deze besluiten een toets van een rechter kunnen doorstaan. Bij een eventueel eenzijdig, niet goed onderbouwd besluit, hebben NAM en daarmee Shell en ExxonMobil immers een sterke positie vanuit hun recht (de concessie) om gas te leveren." Is de juridische positie van de twee partijen die samen de NAM vormen een reden voor de minister om te zeggen: ik heb de onderzoeken eerst nodig omdat ik bij de rechter hard moet kunnen maken dat het onveilig is, want alleen dan heb ik het recht om de concessie aan te passen?

Minister Kamp:

Dat is een heel heldere vraag van mevrouw Van Veldhoven, waarop ik een even helder antwoord geef: nee, dat is niet zo. Als ik vind dat er iets moet gebeuren met betrekking tot de gaswinning, denk ik dat dit uitgevoerd moet worden. Ik denk dat ik de NAM, Shell en Exxon dan kan overtuigen. Ik heb geen enkel signaal dat dit niet zo zou kunnen zijn. Ik ben helemaal niet bang voor juridische procedures van Shell, Exxon en de NAM. Ik probeer op een verantwoorde manier tot besluitvorming te komen en om dat gedegen en goed voorbereid te doen. Ik zorg dat ik de informatie en de adviezen heb. Zo kan ik een goede afweging maken en iets besluiten waar ik zelf achter sta en wat ik kan verdedigen. Vervolgens zie ik het wel weer met Shell, Exxon en de NAM. Ik sta voor mijn besluit, dus het antwoord is "nee".

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben heel blij dat we dit op een heel heldere manier uit de weg kunnen ruimen, want de passage in het rapport was niet helder op dit punt. Over dezelfde kwestie heb ik een laatste vraag. De minister zegt dat dit geen invloed heeft. Houdt dit ook in dat hij vindt dat hij de vrijheid heeft om preventief de gaswinning terug te draaien als hij denkt dat hij daarmee onveilige situaties kan voorkomen? Kan hij dan evengoed zeggen: nee, dan laat ik mij niets gelegen liggen aan juridische consequenties; als ik vind dat dit moet gebeuren, kan ik dat doen?

Minister Kamp:

Ik laat mij niks gelegen liggen aan consequenties. Ik heb gezegd dat ik de besluiten neem op een zorgvuldigere manier en dat ik meen dat ik daarbij de dekking kan krijgen van anderen die daar ook verantwoordelijkheid voor dragen. Daar maak ik mij niet ongerust over. Ik neem gewoon mijn eigen besluit. Ik zorg ervoor dat dit een gedegen besluit is. De rest komt dan wel.

Dan de vraag over wat ik preventief kan doen. Ik moet de besluiten nemen. Ik heb een besluit genomen voor twee jaar: 2014 tot 2016. Ik heb gezegd dat ik halverwege 2016 een nieuw winningsplanning wil hebben. Ik heb gezegd dat ik de momenten van 1 juli en 1 januari ga inbouwen. Ik heb gezegd dat ik op 1 mei nieuwe risicokaarten wil hebben — ik verwijs naar het verhaal dat ik net heb verteld — op grond waarvan ik op 1 juli tot die uitkomst kan komen. Dat is de manier waarop ik mijn besluitvorming voorbereid en uitvoer. Die besluiten zijn verdedigbaar. Mijn besluiten zijn consistent en onderbouwd. Een voorbeeld daarvan is het besluit dat ik voor het jaar 2015 in eerste instantie heb genomen, dat van 39,4 miljard. Dat was letterlijk het advies van het SodM. Maar als ik dan vervolgens in discussie met de Kamer tot de conclusie kom dat we daarvoor een alternatief in beeld gaan brengen met alles wat daarbij komt kijken, zoals ik net heb uitgelegd, dan neem ik dat besluit ook en vind ik dat een te verdedigen besluit. Het kan zo zijn dat ik denk dat het op een andere manier kan, die we goed moeten voorbereiden en waaraan risico's, haken en ogen zitten. Dat kan ik voor het eind van het jaar doen. Op 1 januari kan ik dan bekijken of ik naar een ander systeem overga, waarbij we misschien nog lager uitkomen met de gaswinning. Als dat zo is, dan doe ik dat ook. Het zijn allemaal goed voorbereide, doordachte besluiten, die dus ook verdedigbaar zijn, ook hier in de Tweede Kamer, maar dat zullen we afwachten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Wij horen de minister dus zeggen dat hij het SodM-advies soms volgt en dat hij er soms, om hem moverende redenen, van afwijkt. De vraag is dan of de minister, na zo'n snoeihard rapport van de onderzoeksraad, misschien een extra reden heeft om van zijn eerdere besluit af te wijken. Of is het voor deze minister bijna gezichtsverlies als hij eerst uitlegt hoe hij het precies wil doen in dit jaar en daar dan van af stapt. De minister heeft net uitgelegd dat hij het SodM-advies soms volgt en er soms van afwijkt. Waarom is het rapport van de onderzoeksraad geen aanleiding voor de minister om preventief nog iets lager te gaan zitten? Waarom doet deze minister dat niet? Is dat angst voor gezichtsverlies …

De voorzitter:

Uw vraag is helder.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

of is er een andere inhoudelijke reden waarom de minister dat niet wil?

Minister Kamp:

Gezichtsverlies interesseert mij helemaal niets. Het enige dat mij interesseert, is dat mijn functie minister van Economische Zaken is en dat het niet goed is als een minister van Economische Zaken zijn gezicht verliest. Voor mijzelf maakt het helemaal niets uit. Dat is totaal onbelangrijk als ik zie wat er speelt in Groningen en wat de mensen daar meemaken. Dan interesseert het mij niets of Henk Kamp al of niet zijn gezicht verliest. Ik vind het advies van het SodM heel belangrijk, maar het is een advies dat ik naast alle onderzoeksgegevens moet leggen en naast het advies van mijn eigen medewerkers. Vervolgens moet ik daarover nadenken, het wegen en een besluit nemen. Van de 39,4 miljard, die het SodM voor 2015 heeft geadviseerd, ga ik op twee punten afwijken om alle redenen die ik al heb genoemd. Ik ga niet het hele jaar 2015 op dat niveau zitten. Ik begin met 33 miljard en ga voor 1 juli 2015 het alternatief, leveringszekerheid, nadrukkelijk in beeld brengen. Daarmee wijk ik af van het advies van het SodM. Dat doe ik heel bewust. Niemand heeft mij geadviseerd om op 1 januari 2016 een nieuw systeem te hanteren. Dat heb ik zelf besloten. Dat is mijn verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid is mij toevertrouwd en die moet ik waarmaken. Ik maak die op deze manier waar.

Ik heb eerder het advies van het SodM gekregen om 100% bij Loppersum te verminderen. Ik heb vastgesteld dat het verantwoord was om tot 80% vermindering te gaan. Dat zijn mijn besluiten en daarover leg ik verantwoording af. Het is aan de Kamer om daarover te oordelen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het zijn dus niet de adviezen van het SodM, die zo dwingend zijn dat de minister ze alleen maar letterlijk wil opvolgen en ook niet de leveringszekerheid, waarvan de minister zegt dat hij per se op 39,4 miljard moet blijven de rest van dit jaar. Voorts zegt de minister dat het hem spijt en dat de veiligheid voor alles gaat. Wat is dan de stevige reden om nu toch nog vast te blijven houden aan die 39,4 miljard?

Minister Kamp:

Nu geef ik het op, mevrouw de voorzitter. Ik wil net zo beleefd zijn naar mevrouw Van Tongeren als naar de heer Slob, maar ik heb de vraag nu drie keer beantwoord. Ik vind het naar de Kamer als geheel onbeleefd om voor de vierde keer hetzelfde te gaan zeggen.

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter, ik weet niet of het passend is, maar ik heb een punt van orde. Wij hebben het debat toegestaan. Het debat zou gaan over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Ik vind het onbeleefd dat wij nu met de minister hetzelfde debat voeren als wij op 12 februari 2015 hebben gevoerd. Dat was niet de bedoeling van het debat.

De voorzitter:

Dat is een punt van orde. Het staat genoteerd. Mevrouw Van Tongeren, u hebt uw vraag opnieuw gesteld. Er zijn veel vragen door verschillende mensen gesteld, ook in de eerste termijn. Ik heb geluisterd. Ik heb de minister deze vraag drie keer horen beantwoorden. Kunt u wat preciezer duidelijk maken dat het een andere vraag is dan die waarvan de minister denkt dat hij die al drie keer zeer uitgebreid beantwoord heeft? Ik geef u daartoe de gelegenheid.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Wat de minister nu steeds antwoordt, horen wij al een hele tijd. Wat is er voor deze minister veranderd met dit snoeiharde rapport van de onderzoeksraad? Excuses zijn goed en werken aan het gasgebouw is heel erg goed, maar waarom heeft dit rapport blijkbaar geen enkele invloed op wat de minister met de gaskraan gaat doen?

Minister Kamp:

Ik heb dit rapport niet eerder bestudeerd dan toen het een rapport was, maar het was al gelekt in een conceptversie. Bij het vorige debat op 12 februari 2015 heb ik begrepen dat de Kamerleden daarvan gebruik hebben gemaakt. Zij hebben het geciteerd en ernaar verwezen. Ik weet niet of dat van invloed is geweest op de gedachtevorming en de besluitvorming in de Kamer, maar ik stel vast dat er door de Kamer een motie is aangenomen, waarbij is bepaald dat het besluit op 1 juli 2015 gebaseerd moet zijn op veiligheidsoverwegingen. Ik denk dat daarmee al vooruitgelopen is op dit rapport van de onderzoeksraad. Wij wijken dus af van het advies van het staatstoezicht. Wij brengen 35 miljard m3 in beeld en we lopen erop vooruit tot 1 juli met 33 miljard m3. Daarbovenop ga ik nog eens voor 1 januari aan de gang. Dat is de situatie.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wij hoorden de minister inderdaad een aantal keren zaken herhalen. De minister weet ook dat het CDA er anders in staat dan hij, dus ik zal het niet opnieuw vragen. Wel hebben wij een vraag over het jaar 2013. Er is nu een rapport van de onderzoeksraad. Er was een relatief hoge winning in dat jaar. Kijkt de minister, met het rapport van de onderzoeksraad in de hand, daar nu anders op terug? Heeft hij er spijt van dat hij een hogere winning heeft toegestaan dan hij eigenlijk voornemens was?

Minister Kamp:

Ik heb helemaal geen moeite om uit te spreken dat iets mij spijt als daar reden voor is. In dit geval heb ik zelfs gezegd dat het mij zeer spijt wat er allemaal gebeurd is. Ik heb ook toegelicht waarover ik het dan heb en vanuit welke emotie ik die uitspraak heb gedaan. Over het jaar 2013 ben ik ook naar de Kamer toe glashelder geweest. Ik zat toen net op dat ministerie. Ik kreeg dat advies en ik vond dat er onvoldoende onderzoeksgegevens beschikbaar waren. Ik vond dat er gedurende een jaar een breed en diepgaand onderzoeksprogramma moest worden gedaan voordat ik een verantwoord besluit kon nemen. Ik heb dus niet ingegrepen in de gaswinning voor het jaar 2013. Daar heb ik gewoon geen ingreep in gedaan. Voor het jaar 2013 was vastgesteld dat er 49 miljard m3 gewonnen kon worden. Om precies te zijn was het 48,9 miljard m3, maar dat vergeeft de Kamer mij. Vervolgens waren er een paar dingen aan de orde. Die 49 miljard m3 was exclusief het eigen verbruik van de NAM. Zo werkt dat. De NAM heeft ook gas nodig om ervoor te zorgen dat er gas uit de grond kan komen. Dat is 0,6 miljard m3, die dus boven op die 49 miljard m3 komt. Dan hadden we de situatie dat er meer geïnjecteerd moest worden in de opslag in Norg. Daarin is in dat jaar 0,4 miljard m3 extra geïnjecteerd. Verder is heel precies te herleiden dat er als gevolg van de lagere temperaturen 2,5 miljard m3 extra nodig was. We hebben toen zes maanden achter elkaar een lagere temperatuur gehad dan normaal. Dat had zich sinds 1985 niet meer voorgedaan. Daar komt nog bij dat de gaswinning uit de kleine velden, die ooit heel hoog is geweest waardoor er heel weinig Groninger gas gewonnen kon worden, maar die al heel sterk was afgenomen, nog eens 0,7 miljard m3 tegenviel. Ook is er een hoeveelheid gas gebruikt om hoog calorisch gas te behandelen. Dat heeft er samen toe geleid dat er in het jaar 2013 54 miljard m3 aardgas is gewonnen. Dat is dus het gevolg van mijn besluit om dat jaar niet in te grijpen. Dat heb ik met de Kamer gedeeld en de Kamer is zelf ook niet tot een andere conclusie gekomen. Ik heb het besluit genomen om niet in te grijpen in 2013 en dat jaar te gebruiken voor onderzoek. Het oorspronkelijke uitgangspunt van 49 miljard m3 plus die elementen die ik net heb genoemd, heeft dus geleid tot die 54 miljard m3. Zo is het gegaan. Ik kan het niet mooier of minder mooi maken dan de werkelijkheid.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat is een heldere opsomming van de redenen waarom het zo is gegaan, maar dat was mijn vraag eigenlijk niet. Mijn vraag was of de minister achteraf spijt heeft dat die winning in totaal zo hoog was. Als hij daar nu, met het rapport in de hand, nog eens naar kijkt, heeft hij er dan spijt van dat het toen zo hoog is geweest, ook al kunnen we nu verklaren waarom het zo hoog was? Dat is de vraag die wij stellen aan de minister.

Ik wil nog een korte opmerking maken. De minister zegt dat een meerderheid voor zijn lijn was. Ik denk dat een heel aantal partijen begin 2013 moties hebben ingediend waaruit al de wens sprak om de gaswinning verder naar beneden te brengen. Die partijen waren heel kritisch. Er kan dus best een meerderheid zijn geweest, maar er zijn toen ook al heel kritische opmerkingen over geplaatst. Laat ik heel helder zijn.

Minister Kamp:

Ik weet niet beter dan dat er destijds een motie aan de orde is geweest, waar alleen de fracties van de Partij voor de Dieren en GroenLinks voorgestemd hebben en de andere fracties niet. Ik verschuil mij echter niet achter de fracties, want de Kamer neemt die besluiten niet. Ik neem die besluiten. Ik heb besloten om in dat jaar niet in te grijpen, maar om eerst onderzoeken te gaan doen. Gezien hetgeen er op dat moment aan gegevens beschikbaar was en, sterker nog, hetgeen ik aan gegevens miste om naar mijn overtuiging tot een verantwoord besluit te komen, heb ik heel bewust ervoor gekozen om die onderzoeken te doen en om niet in te grijpen in de gaswinning. Ik denk dat de afweging die ik in januari 2013 heb gemaakt, de juiste was op dat moment. Ik heb geen zin om dat in het perspectief van 2015 of wanneer ook opnieuw te doen. Dat was toen de situatie. Destijds heb ik dat besluit genomen. Ik ben daar transparant over geweest. Ik heb het hele onderzoeksprogramma opgezet en daarover met de Kamer van gedachten gewisseld. Dat is het.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Minister Kamp:

Ik gaf juist aan dat de veiligheid van de Groningers nu vooropstaat en dat ik er vanuit mijn positie alles aan zal doen om de verbeteringen te realiseren waar de Groningers terecht om vragen. Ik moet verder. Ik moet concreet en tastbaar presteren om te doen wat nodig is en waar de Groningers recht op hebben en ook om te doen wat nodig is voor de veiligheid. Ik kan dat niet alleen. Ik heb een constructieve en positieve houding nodig van alle partijen, ook van de medeoverheden in Groningen, de provincie en de gemeenten. Het is daarom cruciaal dat het tot twee keer toe mogelijk is gebleken om met de provincie en de gemeenten een overeenstemming te bereiken over een pakket aan maatregelen die genomen moesten worden. Ik ben daar blij om. Ik ben ook blij dat wij het toen eens konden worden over de manier van uitvoeren van alles wat met de schadeafhandeling en dergelijke te maken had. Dit wordt niet door de NAM gedaan, maar door het Centrum Veilig Wonen, dus op enige afstand van de NAM en onder onafhankelijk toezicht. Daarover hebben wij toen overeenstemming kunnen bereiken en nu zijn wij overeengekomen dat er een nationale coördinator moet komen die een interbestuurlijke, interdepartementale dienst gaat leiden. Een deel van die dienst zit in Den Haag en daar zijn andere ministeries bij betrokken. Een deel van de dienst zit in Groningen en daar zijn de provincie en de gemeenten bij betrokken. Ik heb die samenwerking met de provincie en de gemeenten nodig om tot de resultaten te kunnen komen die nodig zijn voor de Groningers.

De onderzoeksraad heeft de periode tot 2013 onderzocht. In hetzelfde rapport staat echter ook dat er sinds 2013 het nodige is veranderd. Er is meer aandacht voor de onzekerheden rond de door gaswinning veroorzaakte aardbevingen, schrijft de onderzoeksraad. Ook de maatregelen die zijn genomen met de intentie om het aardbevingsrisico goed in kaart te brengen en te beheersen zijn een verschil met de jaren daarvoor. Ik ben dus sinds 2013 bezig met een inhaalslag. Er moet meer informatie en kennis verzameld worden en de achterstand moet worden ingehaald. Er moeten organisaties worden opgezet, zoals het net genoemde Centrum Veilig Wonen en de dienst die onder de nationale coördinator komt te vallen. Wij moeten bovendien opboksen tegen scepsis en wantrouwen in het gebied. Voor zover ik dat terecht vind, heb ik al gezegd dat ik daar alle begrip voor heb. Het komt erop aan dat er gepresteerd wordt. Dat doe ik graag samen met mijn collega's in het kabinet, met de provincie Groningen en met de steun van de Kamer.

De Kamer zal kunnen zien wat er in de periode tot 2013 is gebeurd en ook dat er sindsdien een schat aan onderzoeksgegevens is verzameld. In de wereld wist men nauwelijks iets van aardbevingen die veroorzaakt waren door gaswinning. Wij hebben dit allemaal zelf opgezet. Er is een enorme hoeveelheid onderzoeksmateriaal beschikbaar gekomen en nu zijn we met volle kracht bezig om dit alles te verbeteren en te verdiepen. Inmiddels hebben wij vele duizenden schademeldingen kunnen afhandelen, maar ik ga zo nog in op de schadegevallen waarover de heer Vos sprak. Bovendien is het Centrum Veilig Wonen opgericht. Ik heb al gezegd dat er besloten is tot de instelling van een nationale coördinator. Verder hebben wij besloten tot grootschalige versterking van woningen. Dat was daarvoor niet aan de orde, maar nu is daar een groot programma voor in opbouw. We hebben een bouwnorm ontwikkeld. Die was er niet en die is er nu wel. Er komt straks ook nog een definitieve norm. We hebben een budget gemaakt voor de meerkosten van nieuwbouw. We hebben een budget vastgesteld voor de economische versterking van Groningen en voor de specifieke versterking van het chemiecluster. Ik heb een budget beschikbaar gesteld voor leefbaarheid en voor de waardevermeerdering van woningen. Voor de economie, de leefbaarheid en de waardevermeerdering van de woningen praat je in totaal over 320 miljoen euro. 260 miljoen euro daarvan komt van het Rijk en de NAM. We hebben een apart fonds gemaakt voor extra kosten voor de stad Groningen, vooruitlopend op nadere conclusies die we nog moeten trekken. We hebben de gaswinning gelimiteerd. Ik heb net al aangegeven hoe dit is gegaan, van 47 miljard naar 54 miljard naar het getal waar we nu over discussiëren. Het belangrijkste is volgens mij dat we inmiddels de veiligheid vooropgesteld hebben. Het is niet verkeerd om ook te zien wat er vanaf 2013 is gebeurd, na de periode die de Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft onderzocht.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

We kregen net een hele opsomming van de minister van wat er allemaal gebeurd is. Wat vindt de minister van de uitspraak van Max van den Berg, de commissaris van de Koning in Groningen? Hij is toch niet de eerste de beste en kent de feiten net zo goed als de minister. Max van den Berg zei: er gebeurt in feite heel weinig voor ons. De Groningers ervaren dat er veel papier geschoven wordt en dat er veel gepraat wordt. Dat is ook het verwijt over heel veel debatten in Den Haag. Zij hebben het gevoel dat er in feite heel weinig voor hen gebeurt. Er is nog niet één huis in Groningen verstevigd. Hoe kijkt de minister daartegen aan? Kijkt hij anders naar dit snoeiharde rapport van de OVV? Of is de minister nog steeds van mening dat wij op de goede weg zijn voor de Groningers?

Minister Kamp:

Ik zal geen commentaar geven op de commissaris van de Koning in Groningen. Als de commissaris van de Koning in Groningen commentaar heeft op mij, luister ik daarnaar, maar ik doe niet hetzelfde terug. Ik begrijp dat mevrouw Van Tongeren met instemming aanhaalt dat er niets is gebeurd. Je kunt toch niet met droge ogen beweren dat er niets is gebeurd en dat er alleen papier is geschoven? Ik begrijp echt niet dat mevrouw Van Tongeren dit beweert.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik probeerde de minister een vraag te stellen, maar ik krijg er geen antwoord op. Het was een letterlijk citaat van Max van den Berg. Ik heb naar de tv gekeken en het letterlijk opgeschreven: "Er gebeurt in feite heel weinig voor ons." Ik heb, net als mijn collega's in de Kamer, heel veel Groningers gesproken. Die zeggen ook dat de gaskraan niet of nauwelijks verder dichtgaat en dat er in de praktijk in feite heel weinig voor hen gebeurt. De minister leest een hele lijst voor. Dat zijn allemaal maatregelen op papier. Ik heb geen Groningers gesproken die zeggen: toppie, ik voel me veiliger; die minister pakt eens even flink uit; wat fijn dat die kraan zo ver mogelijk dichtgaat als maar enigszins kan.

Minister Kamp:

Begrijp ik het goed dat mevrouw Van Tongeren datgene wat ze anderen in de mond legt ook zelf voor haar rekening neemt, namelijk dat er niets is gebeurd? Ik heb net al iets gezegd over de waardevermeerdering van de huizen. Er is een regeling ingesteld voor degenen die €1.000 of meer schade hebben geleden. Voor hen komt er €4.000 beschikbaar voor de waardevermeerdering van het huis. Als je dus €1.000 of meer schade hebt, komt er €4.000 beschikbaar. Dat bedrag is duizenden keren uitgekeerd. Is dat niks?

De stad Groningen is bezig met het uitzoeken van allerlei dingen voor risicokaarten, maar dat komt pas per 1 juli. Tussen nu en 1 juli moeten de grote bouwprojecten wel door kunnen gaan. Daar is financiële onzekerheid over. Daarom heb ik ervoor gezorgd dat er een fonds van 50 miljoen komt voor de stad Groningen. Is dat dan niks?

In 2012 werd er 47 miljard gewonnen. In het jaar daarna werd er 54 miljard gewonnen. Vervolgens zijn wij van 42,5 miljard naar 39,4 miljard naar 35 miljard naar 33 miljard gegaan. Dan praat ik over 1 januari 2016. Dat hebben we net allemaal doorgenomen, met alle nuances. Is het dan goed om te zeggen dat er niets gebeurd is?

Er werd gezegd dat het niet goed was om de schadeafhandeling door de NAM te laten doen. Men vond dat dit gedaan moest worden door een instantie die losstaat van de NAM. Die instantie is nu in Appingedam aan het werk en zorgt voor de schadeafhandeling. Zij staat onder onafhankelijk toezicht. Is dat allemaal niks? Ik begrijp niet waarom dat in dit huis, waar we een serieus probleem in Groningen behandelen en waar we echt onze best doen om te doen wat nodig is, gesuggereerd wordt dat het allemaal niks is. Voor de commissaris van de Koning geldt hetzelfde als voor mij. In onze omgeving, in onze omstandigheden en in ons tijdsbestek doen we wat we denken dat het beste is. De commissaris van de Koning — dat was destijds de commissaris van de Koningin — was vanaf 1963 tot medio 2007 voorzitter van de raad van commissarissen van het gasgebouw. Het hele gasgebouw dat tot stand is gekomen, en wat al die tientallen jaren heeft gefunctioneerd, stond dus onder toezicht van de raad van commissarissen. De commissaris van de Koningin in Groningen was daarvan de voorzitter. Op dat moment deed de commissaris van de Koningin wat hij dacht dat het beste was en wat er gedaan moest worden. Zo doen we dat allemaal. Ik denk niet dat het goed is dat we elkaar negatief benaderen. Ik denk dat we, in het belang van de Groningers, gehouden zijn om elkaar positief te benaderen, om samen te werken en om uiteindelijk te presteren ten behoeve van de Groningers.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Nu de onderzoeksraad een vernietigend rapport naar buiten heeft gebracht en de minister excuses heeft aangeboden, noemt de minister een hele lijst op van de maatregelen die zijn genomen. Vindt de minister dat genoeg compensatie voor de mensen in Groningen? Vindt hij dat genoeg, ondanks dat we nu helder en duidelijk hebben dat er gewoon gefaald is?

Minister Kamp:

Of ik het genoeg vind wat er nu allemaal gebeurt? Ik vind het pas genoeg als we het allemaal in de praktijk hebben gebracht en als het de effecten heeft die we ermee beogen. Als we die effecten er niet mee kunnen bereiken, is het niet genoeg en moet er meer gebeuren.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Is de minister dan bereid om een extra compensatiefonds in te richten om daarmee de schade en het leed dat geleden is, te compenseren?

Minister Kamp:

Nee, waartoe ik bereid ben, is verwerkt in de pakketten met afspraken die ik tot twee keer toe met de provincie en de gemeenten gemaakt heb. Daarin staat wat er volgens ons moet gebeuren.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter?

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ga even door op het punt van de schade. Ook daarover staan een aantal passages in het rapport die een nadere toelichting vragen. Ik denk dat het belangrijk is dat vooropstaat dat Groningen de helderheid krijgt dat alle schade vergoed wordt. Als mensen schade hebben als gevolg van gaswinning, niet alleen bodemdaling, wordt die vergoed. Ik las in het rapport dat in 1983 een overeenkomst tussen de NAM en de provincie Groningen is gesloten. Daarin wordt gezegd dat de NAM alle schade door bodemdaling vergoedt tot een maximum van ongeveer 300 miljoen euro. De overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd maar eindigt als de prognose over de bodemdaling ongunstiger uitpakt of de kosten hoger uitvallen dan 300 miljoen. Die 300 miljoen gekoppeld aan bodemdaling, is dat nou echt losgelaten? Worden alle schades vergoed? En wat is dan de kostenverdeling tussen de NAM en het kabinet? Want in zijn tweet van vandaag zei de minister dat het kabinet en de NAM alle schades vergoeden. Op bladzijde 42 van het rapport staat een andere passage waarin eigenlijk wordt gezegd dat het kabinet vanuit de maatschap ook zelf een verantwoordelijkheid heeft. Hoe zit het dus met de kosten boven de 300 miljoen? Zijn die ook voor de NAM, of welk aandeel heeft de Staat daar zelf in?

Minister Kamp:

Er is geen tweet van mij, want ik twitter nooit. Dat is dus een misverstand. Voor wat de schade betreft heb ik, met alle respect, niets te maken met 300 miljoen. Ik heb ermee te maken dat de schade door de NAM vergoed wordt als die veroorzaakt wordt door aardbevingen. Het is alleen de NAM die dat vergoedt. Het is natuurlijk wel zo dat de NAM inkomsten heeft, net als uitgaven, namelijk schadevergoedingen en wat daar nog meer bij komt. Uiteindelijk blijft er dan minder winst over om te verdelen. Omdat het grootste deel van de winst naar het Rijk gaat, neemt het Rijk via die omweg een groot deel van de kosten voor zijn rekening. Maar de NAM vergoedt het. Achter de NAM zitten de financiële belangen van Shell, van ExxonMobil en van de Nederlandse overheid. De Nederlandse overheid haalt er zo veel mogelijk geld uit. Daar zijn afspraken over gemaakt. Maar als je kosten maakt, houdt dat in dat die ten laste komen van de totale winst, en dus ook van de afdracht aan de Staat.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Met alle respect, als de minister zegt dat hij niet tweet, is dat geen heel serieus antwoord op de inhoud van de vraag. Ik zal een en ander verhelderen. Het ging om een citaat. De minister heeft een uitspraak gedaan op RTV Noord. Die uitspraak is opgenomen door een journalist van NRC Handelsblad en die heeft daarover getwitterd. Dan is het voor iedereen nu duidelijk waar dat vandaan kwam.

Minister Kamp:

Maar u sprak van een tweet van mij. Ik twitter echter niet, dus ik kan ook geen tweets versturen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De uitspraak was opgenomen in een tweet.

De voorzitter:

De minister heeft een feitelijke onjuistheid gemeend recht te moeten zetten. Gaat u verder, mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Mijn vraag over de overeenkomst uit 1983 waarin de aansprakelijkheid van de NAM gemaximeerd wordt op 300 miljoen en alleen gekoppeld wordt aan bodemdaling, blijft dus staan. Is die overeenkomst van tafel? Is zij aangepast? Wat is nog de status daarvan?

Minister Kamp:

Volgens de wet moet degene die schade veroorzaakt door delfstoffen te winnen, die schade ook vergoeden. Daar heb ik mee te maken. Ik heb niet te maken met een maximum van 300 miljoen. De schade die wordt aangericht door de aardgaswinning door de NAM in Groningen, moet vergoed worden.

Daarmee ben ik gekomen aan het einde van mijn inleiding. Ik heb daarin al een paar belangrijke vragen behandeld. Misschien is het goed dat ik nu op de aanbevelingen overga. Ik heb aangegeven dat een gedegen rapport ook een gedegen reactie van het kabinet behoeft. De aanbevelingen van de onderzoeksraad zijn helder wat mij betreft. Ik zal op alle aanbevelingen zo nog even kort ingaan. Ik wil daar echter graag wat grondiger op ingaan in mijn kabinetsreactie, want die gaat daar namelijk over. Er is een rapport, er zijn conclusies en er worden aanbevelingen gedaan. Wat doen we daar in het kabinet dan mee? We gaan een en ander nu dus uitwerken. Het geheel overziende — er zijn vijf aanbevelingen — denk ik echter dat de aanbevelingen opgevolgd moeten worden. Het gaat erom in welke vorm dat zal zijn en op welke manier dat zal gebeuren. Daar zitten allerlei dingen aan die uitgewerkt moeten worden. Ik ben daar inmiddels hard mee aan het werk. Ik zal zeer mijn best doen om voor het eind van deze maand met de kabinetsreactie naar de Kamer te kunnen komen, nadat het kabinet zich daar ook over heeft kunnen uitlaten.

De onderzoeksraad beveelt aan dat het veiligheidsbelang bij de besluitvorming moet worden versterkt. Dat moet breder worden gedragen. Departementen moeten daarbij betrokken worden, het burgerperspectief moet herkenbaar worden meegenomen en de onafhankelijkheid van het Staatstoezicht op de Mijnen moet worden versterkt. Ik denk dat dit inderdaad zo moet gebeuren. Dit betekent dat meerdere departementen daarbij betrokken moeten worden. Dat doen we op dit moment al. Besluitvorming over een winningsplan vindt niet meer plaats door de minister van Economische Zaken, maar door middel van een besluit door de ministerraad. De winning van delfstoffen wordt meegenomen in de Structuurvisie Ondergrond die de minister van I en M en ik samen maken. De minister van I en M wordt daar dus bij betrokken. Ik heb al gesproken over de nationaal coördinator die een interdepartementale/interbestuurlijke dienst gaat leiden. Bij die dienst worden ook I en M, VWS en BZK betrokken. Die betrokkenheid van verschillende departementen gaat dus plaatsvinden.

Een mogelijkheid om het burgerperspectief structureel en herkenbaar mee te nemen is om de parlementen in de regio — dat zijn Provinciale Staten, het provinciale bestuur, de gemeenteraden en de gemeentelijke besturen — erbij te betrekken. Dat moet zeker gebeuren. Ik ben ook bezig met de voorbereiding van een wijziging van de Mijnwet. Daarin wil ik een adviesrol opnemen voor de provincie. Op die manier kan de provincie daarbij betrokken worden. Hoe kunnen we de gemeenten en de provincie daar verder bij betrekken? De gemeenten moeten natuurlijk al vergunningen afgeven als de winning plaatsvindt. Hoe kan hun rol versterkt worden? Hoe kunnen we de burgers die daarachter zitten daar beter bij betrekken? We werken nu met de Dialoogtafel en met de lokale overheden. Ik moet echter de invulling van die samenwerking nog verder uitwerken. Ik ben zeer bereid om dat te doen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb een vraag over de eerste aanbeveling waarop de minister inging en de betrokkenheid van andere ministeries. Het is heel aanschouwelijk: u staat alleen in wat wij dan vak-K noemen omdat u verantwoordelijk bent voor de gaswinning; de minister-president wilde niet komen, maar u bent verantwoordelijk voor de gaswinning. Uit de adviezen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid kun je opmaken dat men genoemde verantwoordelijkheid meer zou willen delen in plaats van dat die bij één persoon, bij één minister ligt. Is die ruimte er wat u betreft ook als het gaat om de uitwerking van deze aanbevelingen?

Minister Kamp:

Ik kijk met een open blik naar die aanbevelingen. Op geen enkel punt is er iets wat ik niet zou willen; ik wil alles bekijken en er vervolgens in de ministerraad over spreken om vervolgens tot conclusies te komen. Ik denk dat het voor het parlement wel helder is dat als er iets mis is of goed gaat met betrekking tot de aardgaswinning, het mij daarop aan kan spreken. Ik leg daar ook verantwoording over af, wat mij voor u wel zo inzichtelijk lijkt, maar er zitten ook andere aspecten aan. Je kunt ook andere overwegingen hebben. De onderzoeksraad heeft die ook geformuleerd en ik ben bereid om te kijken hoe we daar invulling aan kunnen geven. Ik denk dat we dat moeten doen. Ik denk ook dat ik die aanbeveling moet opvolgen. Ik werk dus met name aan de manier waarop ik die ga opvolgen. Wat betreft het betrekken van meerdere ministers erbij, heb ik al aangegeven op welke betekenisvolle manier ik in ieder geval van plan ben dat vorm te geven.

De heer Slob (ChristenUnie):

Uiteraard wachten wij de uitwerking af, waar u ook nog een paar weken voor nodig hebt, maar ik maak wel uit uw woorden op dat de optie dat meerdere ministers verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de gaswinning, nog steeds openligt. Ik heb u, naar ik meen, op 18 februari heel duidelijk horen zeggen dat u vond dat er eigenlijk maar één minister voor verantwoordelijk moest zijn. Daarom wilde ik ook graag de duidelijkheid hebben dat dit toch nog openligt en dat het eventueel ook meer ministers kunnen worden.

Minister Kamp:

Ik geef duidelijkheid in de richting van de heer Slob. Er ligt geen blokkade voor welke optie dan ook om invulling te geven aan de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Alles wat in beeld komt, neem ik mee. We zullen vervolgens als kabinet een afweging maken en een besluit nemen maar ik sluit van te voren niets uit, dus ook niet de mogelijkheid zoals de heer Slob die oppert.

De heer Slob (ChristenUnie):

Even voor mijn duidelijkheid. Het is niet een mogelijkheid die ik heb geopperd. De minister heeft zelf in een radio-interview voor de NOS aangegeven dat hij vond dat maar één persoon verantwoordelijk moest zijn. Ik vond dat jammer, want dan wordt er een weg afgesloten. Ik ben zeer tevreden met het antwoord dat de minister nu heeft gegeven. Er is nog alle ruimte.

Minister Kamp:

Dan de onafhankelijkheid van Staatstoezicht op de Mijnen. De onderzoeksraad zegt dat die moet worden versterkt. We zullen kijken op welke manier wij dat kunnen doen. Ik ben het er zeer mee eens dat Staatstoezicht op de Mijnen absoluut onafhankelijk moet zijn. Men moet ook in staat zijn om de taak uit te voeren. De nieuwe inspecteur-generaal heeft van mij het verzoek gekregen aan te geven wat hij moet doen aan de structuur van de organisatie om die te versterken en om de continuïteit te waarborgen. Die intentie heb ik namelijk zeker. Ik verzeker de Kamer dat ik op geen enkele wijze, in welke vorm dan ook, iets heb gedaan om de onafhankelijkheid van Staatstoezicht op de Mijnen onder druk te zetten. Men komt daar in volledige vrijheid tot eigen conclusies. Men is ook volledig vrij om die conclusies te presenteren. Daar zit ik op geen enkele manier tussen. De heer Smaling vroeg zich waarom de vorige inspecteur-generaal met vervroegd pensioen is gegaan. De suggestie was dat daar wel eens iets achter zou kunnen zitten, in die zin dat de man met een onwelgevallig advies is gekomen, waarna hij met vervroegd pensioen is gestuurd. Ik hoop dat de heer Smaling dat niet zelf denkt maar dat hij die gedachte van een ander heeft gehoord en dat hij die even tegen mij aan wil houden. Daar is namelijk op geen enkele manier sprake van. Ik waardeerde de vorige inspecteur-generaal zeer. Ik heb hem ook alle vrijheid gelaten. Als ik dat niet zou hebben gedaan, was hij er zelf tegen in opstand gekomen, want de man wist heel goed waar hij voor stond. Hij had al jaren geleden aangegeven op welk moment hij zijn carrière wenste te beëindigen. Daar heeft hij zich precies aan gehouden. Er was op geen enkele wijze sprake van beïnvloeding van mij of van een van mijn medewerkers. Integendeel, de man functioneerde uitstekend. Ik had hem met plezier nog drie jaar langer op zijn post gezien. Dat was absoluut geen probleem.

Het zorgen voor een onafhankelijker positie van Staatstoezicht op de Mijnen gaan wij op dezelfde manier benaderen als waarop ik dat in de richting van de heer Slob heb geformuleerd.

De onderzoeksraad merkt voorts op dat het van groot belang is dat er een volledig onderzoekspakket komt over de risico's die er worden gelopen als gevolg van de mijnbouw, in het bijzonder de gaswinning in Groningen. Ik heb al aangegeven dat ik daar al heel ver mee ben gekomen maar ik werk er met volle kracht aan door. Ik ben ervan overtuigd dat ik op die manier helemaal in de geest werk van wat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid noodzakelijk vindt. Ik zal in overleg met de mijnbouwsector, Staatstoezicht op de Mijnen, TNO, KNMI en alle andere betrokken partijen, ook universiteiten die over deskundigheid beschikken en die kunnen meedenken, bezien wat er tot nu toe is gedaan, en wat men nog wil gaan doen wat betreft onderzoeken en de gegevens die daaruit naar voren moeten komen. Als er serieuze suggesties komen, die breed worden gedeeld, om nog tot verdere verbeteringen te komen, ben ik daarin zeer geïnteresseerd. Ik ben ook bereid om die dan mee te nemen. Op die manier zal ik mijn reactie op dit punt ook verder uitwerken.

Dan de communicatie naar de burgers. Dat is ook een belangrijk advies van Staatstoezicht op de Mijnen. Er is een heleboel gebeurd op dat punt. Het SodM stelt dat er vaak sprake is van voorlichting in plaats van dat er wordt gecommuniceerd. Op dat punt valt er nog veel te verbeteren, zegt het SodM. Ik vind dat een belangwekkend punt. Ik zal dan ook diepgaand bestuderen wat wij kunnen doen om goed gevolg te geven aan deze aanbeveling. Wij zullen bekijken hoe de gemeenten en de provincie daarin een rol kunnen spelen. Ik ben van plan om de mogelijkheden die ik kan vinden om dit te verbeteren, ook te benutten.

Staatstoezicht heeft ook een aanbeveling gedaan over de structuur van het gasgebouw. Ik heb al aangegeven dat die structuur in 1963 op gang gekomen is. Destijds is besloten dat de Staat niet zelf de gaswinning zou gaan doen. In 1963 is besloten tot een eeuwigdurende concessieverlening aan de NAM. Via de NAM werden Shell en Exxon, later ExxonMobil, binnengehaald. Het eigendom van het gas is ook aan de NAM toegekomen. Vervolgens is daar een organisatie omheen gezet met de Maatschap Groningen, DSM, EBN, de Gasunie en later GasTerra, waarvan vervolgens GTS weer is afgesplitst. De Gasunie zelf is ook in stand gebleven voor ene aantal taken. Sinds 1963 is dus een heel complex systeem opgezet. Dat functioneert nu al lang. Er zijn juridische verplichtingen aangegaan en die zijn vele jaren nagekomen.

Ik kan daar dus niet zomaar iets mee doen, maar de Kamer zal zich herinneren dat ik in een vroeg stadium, toen ik nog niet zo lang op Economische Zaken zat, al heb gezegd dat ik niet tevreden was met het gasgebouw en dat ik nader wilde bekijken hoe het in elkaar zat en wat de rol van EBN en de andere partijen was. Ik heb toen ook gezegd dat wij dat in verband moesten brengen met de verminderde hoeveelheid gas en dat er een exitstrategie moest komen. Ik ben volop bezig om die nader uit te werken. Ik bekijk wat er moet gebeuren, wat er kan gebeuren, wiens medewerking daarvoor nodig is, of wij die kunnen verkrijgen en zo nee, hoe het op een andere manier misschien toch gerealiseerd kan worden. Ik probeer dit in goed overleg met de betrokken partijen tot conclusies te brengen. Ik ben van plan om in het energierapport dat in het vierde kwartaal van dit jaar verschijnt, aan te geven hoe ik de toekomst van het gasgebouw zie en hoe ik daarmee wil omgaan.

Dit waren in het kort mijn reacties op de aanbevelingen. Ik ben van plan om ze op te volgen en ga dat nader uitwerken. Daar ben ik al mee bezig. Ik zal de Kamer aan het eind van deze maand over de uitwerking informeren in de vorm van een kabinetsreactie op het rapport van de onderzoeksraad.

Ik zal nu ingaan op de diverse punten die de woordvoerders aanvullend naar voren hebben gebracht en die een reactie van mijn kant vragen.

Mevrouw Van Tongeren begon over het advies van het staatstoezicht en stelde dat ik het tot drie keer toe genegeerd zou hebben. Ik ben daarop uitgebreid ingegaan.

Zij en de heer Vos spraken over het omkeren van de bewijslast. Misschien is het goed om nog even in te gaan op de omkering van de bewijslast. De heer Vos sprak over een aantal schrijnende gevallen. Hem kennende bedoelt hij de complexe gevallen die er op dit moment zijn, gevallen die je niet gemakkelijk tot een conclusie kunt brengen, maar waaraan allerlei aspecten verbonden zijn en waarbij knopen moeten worden doorgehakt. Hij zei dreigend dat hij voor omkering van de bewijslast is als die 250 gevallen er voor het eind van dit jaar nog zijn. Ik laat graag aan de heer Vos over wanneer hij welke standpunten inneemt, maar ik kan hem zeggen dat ik het met hem eens ben over die 250 complexe gevallen. Die moeten voor het eind van het jaar tot een uitkomst gebracht worden. 75 gevallen zijn al tot een uitkomst gebracht, terwijl 75 gevallen worden opgenomen in de aanpak preventief versterken en daarmee ook zijn opgelost. Dan houd je nog zo'n 100 gevallen over die op dit moment in behandeling zijn. Die moeten voor het eind van dit jaar afgerond zijn.

Los daarvan staat het punt van de omkering van de bewijslast. Ik denk dat omkering van de bewijslast vooral van belang is als er een discussie over het causale verband tussen schade en oorzaak speelt. Dat is in Groningen niet het geval. De schades die daar zijn, zijn veroorzaakt door de gaswinning. Ik denk dat het geen meerwaarde heeft voor de mensen in Groningen om die bewijslast om te keren. Ik wil echter geen conclusie trekken. Ik heb de Kamer op 12 februari toegezegd dat ik ga kijken hoe daar in het buitenland mee wordt omgegaan. Ik heb gezegd dat ik binnen twee maanden met een brief kom met mijn bevindingen en mijn opvatting daarover. Die kan dan aan de orde komen bij de wijziging van de Mijnbouwwet — ik noemde het net mijnwet, maar ik bedoelde Mijnbouwwet — die ik in voorbereiding heb en die de Kamer gaat behandelen. Daar kan die brief van mij bij betrokken worden. Dan kunnen we zien of de redenering die ik daarin naar voren breng en mijn conclusie ook gedeeld kunnen worden door een meerderheid van de Kamer en door de fractie van de PvdA, die in de regel belangrijk is voor die meerderheid.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik dank de minister ervoor dat hij de urgentie begrijpt en voor zijn toezegging dat hij voor het einde van het jaar die complexe gevallen opgelost wil zien, net als mijn fractie. Laat ik het maar heel helder zeggen. Of het nu gaat om schrijnende gevallen, complexe gevallen of eenvoudige gevallen, aan het einde van het jaar wil ik niet weer de commissaris van de Koning van Groningen op de televisie horen zeggen of hier in de Kamer aan mij horen vertellen dat er nog steeds mensen zijn die niet geholpen worden. Ik wil niet nog steeds e-mails in mijn mailbox krijgen van mensen die een conflict hebben met de NAM. Ik wil geen telefoontjes meer hoeven te voeren met mensen en ik wil niet meer op bezoek hoeven te gaan bij mensen. Het moet gewoon opgelost zijn. Als dat niet het geval is, zal mijn fractie pleiten voor het omkeren van de bewijslast in de Mijnbouwwet.

Minister Kamp:

De vraag is wat je daar vervolgens mee oplost. Geen telefoontjes meer en geen e-mails, dat kan ik niet garanderen. Bij die complexe gevallen komt de redelijkheid ook niet altijd van twee kanten. In zo'n geval vind ik dat er arbitrage moet komen en dat die zaken niet moeten blijven slepen. Die moeten dan gauw voor arbitrage moeten aangemeld en als de uitkomst van die arbitrage er is, moet die worden uitgevoerd. Op die manier moet het gebeuren, met redelijkheid van NAM/Centrum Veilig Wonen en met arbitrage op momenten dat het noodzakelijk is. Dat moet ertoe leiden dat aan het eind van het jaar al die 250 complexe gevallen waar ik net over sprak opgelost zijn. We zullen dan kijken of dat ook naar tevredenheid van de heer Vos is.

De heer Jan Vos (PvdA):

Het gaat niet primair om de tevredenheid van de fractie van de PvdA, maar om die van de mensen in Groningen. Ik begrijp best dat er hier en daar misschien een keer overvraagd zal worden. Het gaat er natuurlijk om dat al die mensen daar enorme schade hebben geleden, fysiek en psychisch, en dat ze in de problemen zitten. Die mensen moeten gewoon geholpen worden. Als wie hier keer op keer zeggen dat dat ruimhartig moet gebeuren, moet dat geen leeg woord blijven. Dat moet dan daadwerkelijk worden gedaan. Dus ik verzoek de minister nogmaals om ook in zijn gesprekken met de NAM en andere partijen die daarbij betrokken zijn vooral helder te maken dat dit voor het einde van het jaar opgelost moet zijn en dat die wachtlijst verdwenen moet zijn.

Minister Kamp:

In vind dat de werkelijke schade ruimhartig vergoed moet worden en dat de 250 complexe gevallen voor het eind van het jaar opgelost moeten zijn. Ik denk dat dat van groot belang is voor de sfeer en Groningen en ook voor de voortgang van het hele proces. De heer Vos legt daar terecht de nadruk op en ik zie dat als een aansporing om te doen wat ik net heb gezegd.

Mevrouw Klever (PVV):

Is de minister dan nu inmiddels wel bereid om een uitkoopregeling te bieden aan mensen die gevangen zitten in hun beschadigde huis, bij wie sprake is van financiële schade en emotionele schade? Is hij bereid om die mensen een uitweg te bieden met een uitkoopregeling?

Minister Kamp:

Er is al een aparte regeling voor schrijnende gevallen, waarbij ook uitkoop een mogelijkheid is. Die is ook inmiddels al in vier gevallen toegepast. Verder heb ik met de provincie Groningen afgesproken dat we gaan kijken in hoeverre het noodzakelijk is en mogelijk is, en zo ja in welke vorm, om bij te dragen aan de verbetering van de woningmarkt door een bepaalde vorm van uitkoop.

Mevrouw Klever (PVV):

Ik kreeg van de week een mail, zo ontzettend schrijnend! Een mijnheer had zich aangemeld bij de commissie voor schrijnende gevallen. Hij zat met een beschadigd huis. Liters water komen er bij hem naar binnen als het regent. Die mijnheer heeft een baan in het westen van het land en moet drie uur heen en drie uur terug reizen. Hij raakt zijn huis natuurlijk niet kwijt, omdat het beschadigd is. Is de minister bereid deze mijnheer en gelijksoortige gevallen een uitkoopregeling te bieden? Hij is door de commissie weggestuurd. Zegt de minister: die mijnheer wordt uitgekocht?

Minister Kamp:

Nee. Ik heb een commissie voor schrijnende gevallen in het leven geroepen. Die commissie is zelfstandig bevoegd om te doen wat noodzakelijk is. Daarvoor is ook het benodigde geld beschikbaar. Aanvullend daarop heb ik een afspraak gemaakt met de provincie en de gemeenten zoals ik net heb verwoord. Dat zijn de dingen die ik bereid ben te doen.

Mevrouw Van Tongeren sprak over het gasgebouw en ging daarbij met name in op de kwestie van het aandeelhouderschap. Toen werd besloten om de Gasunie te splitsen in het transportbedrijf, de huidige Gasunie, en het handelsbedrijf GasTerra, is ook bekeken hoe het aandeelhouderschap belegd moest worden. Er is toen afgesproken dat het aandeelhouderschap van de Gasunie bij de minister van Financiën zou worden belegd. Vanwege de Europese en Nederlandse wettelijke regels was het echter niet mogelijk om vervolgens ook het aandeelhouderschap van GasTerra bij de minister van Financiën te beleggen, want er waren mogelijk concurrerende belangen. Vandaar dat toen ervoor is gekozen om dat te beleggen bij het ministerie van Economische Zaken. Ik heb een wijziging gebracht in de manier waarop dat precies wordt belegd. Ter voorbereiding van besluitvorming over het gasgebouw heb ik ABDTOPConsult gevraagd om het geheel door te lichten. Dat heeft een groot aantal aanbevelingen gedaan. Naar aanleiding van een van die aanbevelingen heb ik het aandeelhouderschap van GasTerra apart belegd bij de secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken. De combinatie met het aandeelhouderschap van de Gasunie bij de minister van Financiën geeft een goede balans, maar als onderdeel van de totale aanbevelingen van de onderzoeksraad is dit nu opnieuw in beeld. Wij zullen bekijken of dat nog tot andere conclusies leidt, als wij eind van deze maand daarmee bij de Kamer komen.

De heer Slob heeft gevraagd naar een bijzondere kamer bij de rechtbank in Assen. Hij zegt dat er een specialisme kan worden gecreëerd en dat, zonder dat er sprake is van capaciteitsproblemen, de zaken die in Groningen spelen met betrekking tot de aardgaswinning en de aardbevingen daar op een goede manier kunnen worden afgedaan. Een bijzondere kamer is een typisch organisatorische maatregel die wordt genomen door een rechtbank, als er capaciteitsproblemen zijn of als er behoefte is aan rechtseenheid wanneer zaken bij meerdere rechtbanken kunnen lopen. Dan trek je het naar één rechtbank toe. Van beide is op dit moment geen sprake. Er zijn geen capaciteitsproblemen en er lopen enkele zaken namens meerdere eisers. Die worden behandeld volgens de normale werkverdeling van de rechtbank. Men heeft daar geen capaciteitsprobleem. Bovendien zijn er niet meerdere rechtbanken bij betrokken. De zaken komen terecht bij de rechtbank in Assen. Dat probleem doet zich dus op dit moment niet voor. Vandaar dat ik het niet nodig vind om te bevorderen dat daar een besluit wordt genomen zoals geopperd door de heer Slob.

De heer Slob gaf aan dat hij vindt dat er van de energietransitie nu toch eens serieus werk moet worden gemaakt. Van die energietransitie maken wij zeer serieus werk. Hij heeft begrepen wat er allemaal speelt met betrekking tot wind op land en wind op zee. Hij heeft begrepen welke bedragen er omgaan in de SDE+-regeling, de subsidieregeling voor duurzame energie. Hij heeft begrepen dat wij bezig zijn om de bestaande infrastructuur voor fossiele energie, die voor een deel al buiten gebruik is gesteld, voor een steeds groter deel te vervangen door een nieuwe infrastructuur die duurzame energie oplevert. Wij hebben ambitieuze doelstellingen. Het aandeel is op dit moment 4% à 5%. In 2020 willen wij op 14% zitten en in 2023 op 16%. In 2020 zouden ook de elektriciteitscentrales al voor tussen de 35% en 40% op duurzaamheid moeten draaien. De elektriciteit zou dus voor 35% tot 40% op een duurzame manier moeten worden opgewekt. Wij hebben dus heel hoge ambities. Het regeerakkoord is daar mede op gebaseerd. Ook het energieakkoord is daarvan een uitwerking. Ik denk dat ik net zo serieus ben als de heer Slob als het gaat om het realiseren van de energietransitie. De heer Slob zegt: geen woorden, maar daden. Hij zegt: bij woorden horen ook daden. Ik hoop dat hij gezien heeft dat mijn daden op dat punt volgens mij zijn zoals de heer Slob ze wenst.

Mevrouw Ouwehand heeft haar grote punt al snel naar voren gebracht. Daarop heb ik gereageerd. Ik heb ook al gesproken over de woorden die ik heb gekozen voor mijn spijtbetuiging. Zij heeft het verder gehad over het punt van de mensenrechten. Mevrouw Ouwehand zegt dat de mensenrechten in Groningen mogelijk zouden worden geschonden. Ik denk dat wij er alles aan doen om die mensenrechten juist te behartigen. Ik ben mij er heel goed van bewust waar de Groningers recht op hebben en wat ik moet doen om daaraan invulling te geven. Ik ben daar met volle kracht mee bezig, en met mij het kabinet. Ik voel mij daarin ook gesteund door de Kamer. Ik meen dus niet dat er sprake is van schending van de mensenrechten door ons. We zullen zien of iedereen daar zo over denkt. Als er anders over wordt gedacht, zullen we zien wat de rechter daarover uitspreekt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik adviseer de minister om het zover niet te laten komen en doe een laatste poging vanavond. Ik stel hem nog één keer de volgende vraag. De informatie die nu bij het kabinet bekend is, is toch dezelfde informatie die de Kamer heeft? Daaruit blijkt dat een hogere winning een groter risico oplevert op zwaardere aardbevingen. Wij weten ook zeker dat er meer aardbevingen zullen zijn bij een hogere winning. Als je dus die winning niet maximaal terugschroeft, leg je risico's op het bordje van de burgers in Groningen die afwendbaar zijn. We kunnen namelijk meer doen. Die risico's zijn ook voorzienbaar, want we weten het. Als die informatie bij het kabinet bekend is, maar het handelt er niet optimaal naar, dan is toch de conclusie van het College voor de Rechten van de Mens heel plausibel? Dan gaan we toch nog door met het negeren van de mensenrechten?

Minister Kamp:

Nee, wij gaan naar mijn overtuiging niet door met het negeren van de mensenrechten. Het is ook zo dat wij wél optimaal handelen, zoals ik net heb uitgelegd. Ik kan het niet mooier zeggen dan ik zojuist heb gedaan. Mevrouw Ouwehand stelt nu dezelfde vraag die ik ook voor mevrouw Van Tongeren niet voor de vierde keer wilde beantwoorden, om de Kamer niet te bruuskeren. Dat doe ik nu ook naar mevrouw Ouwehand niet. Ik heb die vraag al drie keer uitvoerig beantwoord. Ik denk dat wij hiermee op geen enkele manier de mensenrechten schenden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik concludeer nu — ik zal het zo in mijn tweede termijn ook doen — dat de minister beweert dat het kabinet optimaal handelt om de veiligheid van burgers in Groningen te dienen. Ik denk dat de informatie die ook bij de minister beschikbaar is, dat tegenspreekt. Op geen enkele manier kan een keuze voor een productieplafond hoger dan 35 miljard m3 worden verdedigd. Sterker nog, het scenario van die 21 miljard m3, als je de leveringszekerheid ook zou willen behartigen, zou de minister moeten onderzoeken. Verder is eigenlijk een winning van maximaal 12 miljard m3 nodig. Als je daarboven zit, heb je dus een goed verhaal nodig om uit te kunnen leggen dat je voor de veiligheid van Groningers meer risico's accepteert dan voor die van andere mensen in Nederland. De minister heeft zeer uitvoerig de kans gekregen om de Kamer ervan te overtuigen waarom het verantwoord zou zijn om het productieplafond op die 39 miljard m3 te houden, waarom het niet nodig zou zijn om naar een lager niveau te gaan, van bijvoorbeeld die 12 miljard m3 of die 21 miljard m3, of in kaart te brengen wat dan de gevolgen zouden zijn. De Partij voor de Dieren voelt op dit vlak een zware verantwoordelijkheid. Er blijft dan niet veel anders over voor in elk geval de Partij voor de Dieren, dan het kabinet af te rekenen op het willens en wetens doorgaan met een beleid dat burgers in Nederland onnodige gevaren oplevert.

Minister Kamp:

Ik ben het volstrekt oneens met mevrouw Ouwehand. Ik heb de Kamer zojuist tot driemaal toe heel gedetailleerd uitgelegd waarom ik het daarmee oneens ben. Ik denk dat wij juist op een zeer verantwoorde manier handelen. Volgens mij schenden wij dus op geen enkele wijze de mensenrechten. Als anderen die mening niet delen, dan wacht ik dat af en dan zie ik wat daarvan komt. Ik doe echter met overtuiging wat ik moet doen. Ik doe dat op een verantwoorde manier. Ik denk dat ik dat ook heel gedetailleerd en van alle kanten heb belicht.

Mevrouw Van Veldhoven had een heleboel serieuze vragen en opmerkingen. Ik denk dat ik ze allemaal beantwoord heb. Ik ben ingegaan op de rol van de provincie Groningen, hoe er omgegaan zou moeten worden met het staatstoezicht en hoe open ik sta voor de diverse opties. Ik ben ingegaan op het onderzoeksprogramma en op de kwestie van het aandeelhouderschap. Uiteindelijk zei mevrouw Van Veldhoven ook dat zij van mening is dat het goed is dat dit hoofdlijnendebat er nu is. Ik ben ervan overtuigd dat, als de Kamer eenmaal iets doet, zij er ook van overtuigd is dat het goed is. Als dat leidt tot een uitnodiging aan mij, dan verschijn ik.

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, uw vierde en laatste vraag.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De minister is er ook van overtuigd dat, als hij een besluit neemt, dat zorgvuldig is voorbereid. Ik heb nog een vraag over het onderzoeksprogramma. De andere vragen waren inderdaad beantwoord, waarvoor dank. Het rapport spitst zich natuurlijk heel erg toe op de gaswinning en de mijnbouwactiviteiten die daarmee gepaard gaan. In mijn inbreng heb ik geprobeerd om dat iets breder te trekken. Leert dit voorbeeld van de gaswinning ons nu niet dat we er structureel van uit moeten gaan dat de effecten van hetgeen we in de ondergrond doen mogelijk niet verwaarloosbaar zijn? Moeten we dus niet structureel naar betere monitorings- en onderzoeksprogramma's waar het onze ondergrond betreft?

Minister Kamp:

Op twee punten kom ik daaraan tegemoet. Het eerste is dat ik samen met de universiteit, het KNMI, TNO, SodM en de mijnbouwsector ga bekijken wat we allemaal aan onderzoek hebben gedaan. Wat loopt er, wat gaan we doen en is dat genoeg? Wat kan er op een goede manier nog aanvullend gedaan worden? Het tweede punt is dat ik samen met I en M een Structuurvisie Ondergrond maak. Daarbij wordt nog eens een keer alles met elkaar in verband gebracht en afgewogen en dat leidt tot conclusies. Ook dat wordt aan de Kamer gepresenteerd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Kan de minister toezeggen dat het stuk Strong, dat naar de Kamer toe komt, nog eens zal kijken naar de regelgeving die er is op het gebied van ruimtelijke ordening en de wijze waarop zienswijze, inspraak en dergelijke zijn geregeld boven de grond? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we op een adequate manier mensen de gelegenheid geven om in te spreken en bij te dragen aan de besluitvorming rondom hetgeen er gebeurd in de grond onder hun voeten?

Minister Kamp:

Ik zal dat laten bekijken. Mocht het niet helemaal zeker zijn dat wij de bedoelingen van mevrouw Van Veldhoven goed begrijpen, dan zal ik contact met haar laten opnemen om het dan wel duidelijk te krijgen. Op die manier zal ik recht doen aan haar verzoek.

De heer Smaling heeft met mij gesproken over mijn spijtbetuiging, over de rechten van de mens en over de vraag wie het gaat betalen. Over het feit dat ik onderzoeken niet gebruik om besluiten uit te stellen heb ik mijn opvatting gegeven. De heer Smaling heeft daar zijn opvatting over. Ik hoop dat ik hem op dat punt heb kunnen overtuigen. Hij wenst het gasgebouw op te blazen. Daar ben ik op ingegaan. Hij wenst het gasgebouw te vervangen door een duurzame-energiehuis. Ik zal me met alle krachten richten op duurzame energie. Ik geloof daarin. Ik denk dat we daar zeer ambitieuze doelstellingen hebben en dat we die ook moeten realiseren. Ik ben ingegaan op de vervroegde pensionering van de inspecteur-generaal van de SodM.

De heer Smaling vroeg zich of ik denk dat ik het vertrouwen kan herwinnen. Ik ben ervan overtuigd dat wat er in het Groningen-dossier is gebeurd sinds begin 2013 een goede basis is om uiteindelijk tot resultaten te komen. Dat denk ik mede vanwege de kracht en de intensiteit waarmee dat allemaal gebeurd is en de veelzeggendheid van alles wat er gebeurd is. Ik heb dat allemaal aangegeven. Alleen die resultaten zullen de mensen in Groningen kunnen overtuigen. Ik denk dat ik de Kamer, ook de heer Smaling, duidelijk heb gemaakt dat ik vind dat er nog heel veel moet gebeuren, ik heel veel al gedaan heb, met heel veel bezig ben en nog veel wil gaan doen. Dat is een goede basis om resultaten te bereiken. Als die resultaten er zijn, en niet eerder, zullen de Groningers zich laten overtuigen. De heer Smaling vraagt zich af of ik vind dat ik daar de goede man voor ben. Het antwoord daarop is ja.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder heeft een vraag over een eerder punt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik hoor dat de minister bezig is om alle individuele woordvoerders te beantwoorden. Hij was al bij de woordvoerders na mij, dus dit is misschien toch het moment om een vraag te stellen.

De voorzitter:

Zullen we dat dan aan het einde doen? Dan weet u zeker of uw vragen beantwoord zijn, want misschien volgt hij niet helemaal het rijtje.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Volgens mij volgde hij helemaal de lijn.

Minister Kamp:

Ik heb mij, zoals wel vaker gebeurt, vergist. Ik heb mevrouw Mulder ten onrechte overgeslagen. Ik ga dat onmiddellijk corrigeren. Ik heb aangegeven hoe ik met de aanbevelingen omga. Over de spijtbetuiging heb ik gesproken.

Over de voorzorg heeft mevrouw Mulder haar opvatting gegeven. Ik vind die voorzorg ook van groot belang. Vandaar dat wij bezig zijn met de omvang van de gaswinning en de vorm van de gaswinning, zoals wij dat de afgelopen twee jaar hebben gedaan en dat in het lopende jaar blijven doen met twee nieuwe heroverwegingsmomenten: op 1 juli en 1 januari. Dus ik denk dat ik recht doe aan het voorzorgsprincipe. Op 2013 ben ik ingegaan, in het bijzonder naar aanleiding van de vraag van mevrouw Mulder.

Zij vroeg zich ook af of de veiligheid bij een ander ministerie ondergebracht zou moeten worden. Ik heb aangegeven dat wij met een open blik naar al die aanbevelingen kijken en dat mijn intentie is om aanbevelingen te volgen, dat ik het nodig vind om die te volgen en dat ik bezig ben met de wijze waarop.

Zij zegt dat er Duitse kennis moet worden ingevlogen. Daar heb ik niets op tegen. Ik verzamel alles wat er aan expertise is. Wat ik kan gebruiken, verzamel ik. Ik heb niets tegen Duitse kennis, dus voor zover iets specifieks nog beter zou kunnen, zal ik daar nog apart met mevrouw Mulder contact over hebben.

Ik ben ook ingegaan op het winningsplan 2015 en wat daarmee samenhangt. Dat was mijn antwoord aan mevrouw Mulder. Dan zou ik, als u mij daar de gelegenheid toe geeft, voorzitter, naar mevrouw Klever over willen gaan.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder heeft een vraag en de heer Smaling heeft straks ook nog een vraag over uw antwoorden aan hem. Mevrouw Mulder, gaat uw gang.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De minister is inderdaad langs al mijn punt gegaan. Ik heb toch nog een verhelderende vraag over 2013. Hij heeft een heel duidelijk overzicht gegeven van waar dat nou door komt, maar heeft hij er nou ook spijt van dat de winning zo hoog was?

Minister Kamp:

In januari 2013, voordat ik een ingrijpend besluit zou nemen, voordat ik zou ingrijpen in de gaswinning, die was afgedekt door eerdere besluitvorming, voordat ik daarvan wilde afwijken en wat anders wilde gaan doen, vond ik dat er eerst meer onderzoeksgegevens beschikbaar moesten zijn. Ik heb met alle kracht op die onderzoeksgegevens ingezet. Ik heb besloten om in 2013 niet in te grijpen. Ik heb dat ook gedeeld met de Kamer. Ik vind nog steeds dat ik op dat moment het goede besluit heb genomen. Ik denk dat ik het goede besluit heb genomen op basis van de gegevens die toen beschikbaar waren en de mogelijkheden die ik had. Ik heb absoluut niet het idee dat ik onfeilbaar ben. Integendeel, ik maak iedere dag fouten. Als ik ervan overtuigd ben dat ik een fout gemaakt heb, dan voel ik mij zeer vrij om dat aan mevrouw Mulder toe te geven.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De minister heeft dus geen spijt van de hoge winning in 2013, ook niet met het onderzoeksrapport in de hand. Ik vind dat toch jammer. Ik had gehoopt dat de minister daar anders op zou antwoorden. Ook al begrijp ik hoe het allemaal is gegaan, ik vind het echt heel erg dat die winning in dat jaar zo verschrikkelijk hoog was. Ik dacht: misschien kijkt de minister er nu, met dit rapport in de hand, toch anders naar.

Minister Kamp:

Ik respecteer de opvatting van mevrouw Mulder daarover zeer, maar ik zat op dat moment twee maanden op een plek waar mijn voorgangers veel decennia daarvoor hadden gezeten. Ik werd op dat moment geconfronteerd met wat er lag, met de onderzoeksgegevens die er lagen of, beter gezegd, met de onderzoeksgegevens die er niet lagen. Ik werd geconfronteerd met een ingrijpend advies. Ik vind dat ik behalve een advies ook onderzoeksgegevens nodig heb. Ik heb die onderzoeksgegevens zo snel mogelijk beschikbaar gekregen. Ik heb vervolgens een nieuw advies gevraagd. In de geest van het advies dat ik toen gekregen heb, heb ik de winning in het kerngebied met 80% verlaagd en een bovengrens op de winning gelegd van 42,5 miljard m3. Toen ging het dus van 54 miljard meteen in het jaar daarop naar 42,5 miljard. Over dit jaar hebben wij het al uitgebreid gehad en over wat er volgend jaar zou kunnen gebeuren ook. Ik denk dat ik wat dat betreft de benodigde daadkracht en flexibiliteit aan de dag heb gelegd.

De heer Smaling (SP):

De minister is razendsnel door mijn vragen heengegaan. Dat is knap. Maar er is een zaak blijven liggen, die te maken heeft met de aansprakelijkheid. Dit gaat een beetje door op de discussie over schuld en excuses. Als de NAM geacht kan worden aansprakelijk te zijn voor wat er allemaal is gebeurd, wat zijn daarvan dan de financiële consequenties? In het feitenrelaas lees ik dat de NAM na de bevingen van 2003 met een brochure kwam. Na de bevingen in 2006 hebben het Rijk en de NAM sussend opgetreden, ondanks zorgen bij het SodM. In 2009, toen er heel veel bevingen waren, heeft het SodM vragen gesteld aan de NAM, waarna er pas tweeënhalf jaar later een gasfieldreview is gekomen, waarin geen antwoord werd gegeven op de vragen van het SodM. TNO en KNMI zijn afhankelijk van informatie over de ondergrond die alleen de NAM kan geven. Dat gebeurde niet of onvolledig. Op bladzijde 69 staat: tot en met 2013 is volgens alle partijen, behalve het SodM, geen sprake van risico's voor de veiligheid. Volgens alle partijen, behalve de toezichthouder, is er geen sprake van risico's voor de veiligheid. Dat komt toch heel dicht bij aansprakelijkheid? Hoe kunnen wij de NAM daarvoor ter verantwoording roepen? Als je ziet dat zo'n instortende zandsculptuur in Zuidlaren niet wordt vergoed, denk je: is er dan een olifant langsgelopen of hoe zit dat?

Minister Kamp:

Ik heb gezegd dat het mij zeer spijt wat zich heeft voorgedaan in Groningen. Verder heb ik gezegd dat alle partijen die bij de gaswinning betrokken waren, meer rekening hadden kunnen houden met de veiligheid van de mensen. Over het feit dat dat niet is gebeurd en over de effecten daarvan heb ik gezegd dat mij dat zeer spijt. Dat betreft dus alle betrokkenen bij de gaswinning. Ik vind het niet nodig om apart met de vinger naar de NAM of een andere instelling te wijzen. Ik denk dat ik me in de eerste plaats bewust moet zijn van de eigen verantwoordelijkheid van de minister van EZ en van het Nederlandse kabinet, op grond van de Mijnbouwwet en de mogelijkheden die wij hebben om onderzoek te laten doen en de NAM te beïnvloeden. Wij hebben onze eigen verantwoordelijkheid, maar ook anderen hebben hun verantwoordelijkheid. Ik heb over het geheel een uitspraak gedaan. Ik verwijs naar alles wat we nu aan het doen zijn of wat er nog wordt gedaan: de werkelijke schade ruimhartig en voor 100% vergoeden, een enorm programma opzetten voor de versterking van huizen en grote bedragen beschikbaar stellen voor de economie, de leefbaarheid, de waardevermeerdering, de nieuwbouw en alles wat daarmee samenhangt. Om daarbovenop nog te gaan filosoferen over aansprakelijkheid en dingen die hier niet onder zouden vallen, is niet aan mij. Ik moet ervoor zorgen dat alles wél is afgedekt. Als mensen van mening zijn dat dat niet zo is, hebben ze in ons land de mogelijkheid om naar de onafhankelijke rechter te gaan. Dan zullen we kijken wat daaruit komt.

De heer Smaling (SP):

Maar dat wil dus zeggen dat de minister het normaal vindt dat de NAM zo ongeveer een miljard per jaar in haar zak steekt, terwijl het rapport laat zien dat er een heel decennium, te beginnen met 2003, eigenlijk alleen maar is tegengewerkt. Ik denk aan de heer Joustra, die op tv zei dat er een bijna onverholen weerzin uit de notulen van het gasgebouw sprak als het ging over veiligheid en de relatie tussen winning en bevingen. Dat is eigenlijk toch de conclusie. Waarom kan de minister dat niet onderschrijven?

Minister Kamp:

Ik kan uit eigen ervaring — ik werk vanaf oktober 2012 heel intensief aan dit dossier — zeggen dat het SodM op geen enkele wijze is beïnvloed. Verder kan ik uit eigen ervaring zeggen dat ik op geen enkel moment tegenwerking van de NAM heb gehad. Vanaf het begin heb ik uitsluitend medewerking van de NAM gehad. Ik kan de negatieve kwalificaties van de heer Smaling daarom niet onderschrijven, ook niet als hij daarbij anderen citeert. Ik heb mijn eigen ervaringen, die ik nu weergeef.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren voor haar vierde en laatste vraag.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat begrijp ik; er komt een moment waarop ze op zijn. Mijn vraag gaat eigenlijk over hetzelfde punt. We hebben de minister vanavond een aantal keren horen zeggen dat de relaties goed zijn, dat iedereen veiligheid hoog heeft zitten. De onderzoeksraad constateert nou juist dat er een consensuscultuur is. Met respect voor de minister die onderdeel is van die consensuscultuur, is het voor hem eigenlijk niet te beoordelen of hij inderdaad niet onderdeel uitmaakt van die consensuscultuur. De minister zegt: ik kan goed opschieten met de NAM, ik heb niet het gevoel dat ik het SodM beïnvloed, ik kan goed opschieten met TNO en KNMI, ik heb ook wel wat advies van buiten gekregen. Daarvan zegt de onderzoeksraad nou juist dat het een kleine groep van mensen is die elkaar goed kunnen vinden en die zelf het idee hebben van elkaar dat ze onafhankelijk opereren. Het oordeel van de onderzoeksraad is nou juist dat er te weinig kritisch tegendenken is. Dat is heel erg lastig, want je moet twee sprongen maken. Ten eerste moet je de onderzoeksraad serieus nemen en ten tweede moet je van een afstandje naar je eigen functioneren kijken. Dit blijkt bijvoorbeeld ook wel uit uitgelekte e-mails die wij in 2013 …

De voorzitter:

Uw vraag?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Sorry voorzitter, dit is mijn laatste vraag, maar het is toch wel een heel belangrijke vraag. Moet de minister niet toch nog een slag maken en eens goed bekijken of het niet mogelijk is dat ook hij inmiddels deel uitmaakt van het consensusdenken binnen het gasgebouw en dat juist daarom vrij vergaande maatregelen nodig zouden zijn?

Minister Kamp:

Ook wat dit betreft ben ik het eens met de onderzoeksraad, die spreekt van closed shop, old boys network. Ik denk dat mensen met de beste bedoelingen op die plek gezeten hebben. Zeker degenen die daar namens mij, namens de minister van Economische Zaken, hebben gezeten, hebben echt geprobeerd naar eer en geweten het algemeen belang te behartigen. Daar heb ik geen twijfel over. Het is echter zo dat men dicht op elkaar zat, dat een kleine club mensen feitelijk de besluitvorming droeg. Daarom heb ik al in een heel vroeg stadium, kort na mijn aantreden, gezegd dat ik het gasgebouw doorgelicht wilde hebben. Ik heb daar advies over gekregen en ben nu bezig om dat uit te werken. Een onderdeel daarvan is dat ik het aandeelhouderschap van GasTerra bij de sg van Economische Zaken heb neergelegd. Een ander element daarvan is dat de inbreng die vanuit Economische Zaken wordt geleverd voor de belangrijke besluiten die ik binnen GasTerra neem, als advies aan mij wordt voorgelegd en ik daar vervolgens een besluit over neem. Dat wordt dus niet door onze vertegenwoordigers in die organisatie gedaan maar dat zijn mijn besluiten. Ik maak geen deel uit van een old boys network, zo kan ik u verzekeren. Het enige old boys, old girls en zo veel mogelijk young boys and girls network waar ik deel van uitmaak is de VVD. Verder neem ik deel aan de ministerraad en heb ik een gezin, maar dat is het al wat mij betreft. Ik heb dus helemaal niets te maken met Shell, Exxon, NAM, old boys. Ik ben uitsluitend gefocust op het publieke belang en neem daarin onafhankelijk mijn besluiten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dan zou deze minister ongeveer de enige persoon ter wereld zijn die niet beïnvloed wordt door zijn omgeving en de adviezen die hij krijgt. De minister zei eerder vanavond dat hij al veel langer meedraait in de ministerraad en dat hij natuurlijk ook indirect verantwoordelijkheid draagt voor deze besluiten. Dus misschien is hij nog geen old boy eerste graad, maar wel een old boy tweede graad. De onderzoeksraad nodigt uit om buiten die kring te reflecteren. Het advies dat de minister in augustus heeft gevraagd is afkomstig van de Algemene Bestuursdienst, ook een van de insiders, die misschien op wat grotere afstand staat. Een paar lastige, kritisch tegendenkende mensen heeft de minister in de Kamer al, maar die krijgen nog niet zo veel voeten aan de grond. Ik zou zo graag zien dat dat kritisch tegendenken ook elders wordt georganiseerd, zoals in het eigen ministerie, waar men het over het algemeen toch wel redelijk met elkaar eens is. Dat is mijn laatste uitnodiging, mijn laatste interruptie van de avond, om te bezien of het mogelijk is dat de minister boven het eigen functioneren uitstijgend — zijn eigen functioneren heeft hij als voldoende beschouwt — inmiddels gedeeltelijk ook gewend is aan het consensusdenken binnen het gasgebouw?

Minister Kamp:

Nee, daar ben ik niet aan gewend. Ik sta voor het publieke belang en ik zet mij alleen met het oog daarop in. Ik laat mij heel graag adviseren vanuit Economische Zaken omdat daar ook heel veel kritische massa zit. Daar zitten veel kritische denkers die ook alle ruimte krijgen om met hun opvatting naar voren te komen. Dat doen zij ook en dat organiseren wij ook binnen het ministerie. Verder zorg ik voor zo veel mogelijk transparantie, zodat ook anderen hun opvatting erover kunnen geven. Er komt geen wet meer tot stand voordat die eerst geconsulteerd is. We hebben bovendien georganiseerd dat er een aparte adviesgroep komt voor mij met strategische vragen over het energiebeleid. Die adviesgroep is gekoppeld aan het Planbureau voor de Leefomgeving, waar deskundigheid is verzameld die mij op dit punt adviseert. Doordat ik zo transparant ben richting de Tweede Kamer krijg ik heel veel tegengas uit de Tweede Kamer. Dat draagt bij aan dat wat ik moet doen, namelijk zorgen dat ik uitsluitend met het oog op het algemeen belang, in het bijzonder met het oog op het belang van de mensen in Groningen, de besluiten neem die genomen moeten worden. Ik kan verzekeren dat ik dat doe. Op het moment dat ik denk dat ik daar niet meer toe in staat ben, zal ik dat aan de Kamer melden en zal ik wat anders gaan doen.

Over een aantal punten van mevrouw Klever heb ik al gesproken. Ik geloof niet dat de Nederlanders belazerd en bedonderd worden, ik geloof niet dat de gaskraan voluit opengedraaid wordt en ik geloof niet dat we onderzoeken gebruiken als excuus om besluiten uit te kunnen stellen.

Mevrouw Klever zei dat niet lang geleden de gaswinning in Groningen maar ietsje meer dan 20 miljard m3 was en dat het dus ook heel anders kan. Ik hoop dat mevrouw Klever zich realiseert dat er een balans is tussen de kleine velden en het grote Groningenveld. Het beleid is geweest, zoals ik voor de Kamer uiteen heb gezet, dat eerst de kleine velden zijn uitgeput. Toen kon er weinig uit het Groningenveld gehaald worden. Toen de kleine velden uitgeput raakten, is er meer gewonnen uit het Groningenveld. Dat is de feitelijke gang van zaken. We gaan daar nu mee om op de manier die we nu al de hele avond met elkaar bespreken. We benaderen dat op een andere wijze en we kijken vanuit het oogpunt van de veiligheid van de mensen in Groningen hoe dat nu en zeker ook in de nabije toekomst het beste georganiseerd kan worden.

Mevrouw Klever zei dat zij wenst te stoppen met de export van Groningengas. Dat gaat dus niet. Groningengas is laagcalorisch gas. Mensen in een deel van Duitsland, België en Frankrijk zijn daar met hun apparatuur op ingesteld. Die kunnen we niet afsluiten. Zij zouden hun huis niet meer kunnen verwarmen. Dat kan juridisch niet, maar ook moreel niet. De komende tijd zullen de andere landen gaan zorgen dat er een conversie komt van hun apparatuur. Zij zullen overgaan op andere apparatuur, die geschikt is voor hoogcalorisch gas of voor hoog- en laagcalorisch gas. Dat begint in het jaar 2020 in Duitsland. Dat zal ook doorgezet worden in België en Frankrijk. Overigens zullen wij in Nederland daar ook tijdig mee beginnen, om te zorgen dat we overstappen en dat de nieuwe apparatuur geschikt is voor zowel laagcalorisch als hoogcalorisch gas.

De heer Dijkgraaf sprak zich uit over de aanbevelingen. Hij zal op dat punt tevreden zijn.

Ik ben het zeer met de heer Dijkgraaf eens dat daling van het gasverbruik gewenst is. Wij doen dat ook met grote kracht. Wij hebben een ambitie om 1,5% energiebesparing en meer energie-efficiency te realiseren, voornamelijk in de industrie. Wij hebben een grote ambitie als het gaat om energiebesparing in de gebouwde omgeving. Ik kom binnenkort met de warmtevisie, waarin ik zal aangeven welke mogelijkheden er zijn op het punt van nog meer benutting van warmte, warmte die nu verloren gaat maar die benut zou kunnen worden voor andere doelen. Het terugdringen van het gasverbruik is een belangrijk element. Dat is volop in beeld.

De heer Öztürk kwam in zijn inbreng terug op wat hij 12 februari voorstelde, namelijk om een natuurgebied van Groningen te maken en de Groningers te laten verhuizen. Het kabinet deelt die visie niet.

Op de punten van de heer Vos ben ik ingegaan.

De heer Krol vroeg nog welke aanvullende …

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik ken de minister als een minister met een goed geheugen. Ik heb hem toen ook gevraagd om het alleen te hebben over het bevingsgebied en over de gebieden die risicovol zijn. Hij begint nu weer over Groningen en daarmee bagatelliseert hij een andere gedachtelijn. Dat vind ik jammer. Het past ook niet bij de minister.

Minister Kamp:

Het gaat om het bevingsgebied in Groningen. Dat waren oorspronkelijk negen gemeenten. Er zijn nu twee gemeenten bij in beeld gebracht, te weten Menterwolde en Hoogezand-Sappemeer. Er zijn ook andere gebieden waar aardbevingen gevoeld worden, met de effecten daarvan. We gaan nu dus bekijken of we niet moeten overstappen op contourgebieden. Dat betekent dat het gebied mogelijk verder uitgebreid gaat worden. Het is toch echt zo dat de heer Öztürk het idee had om dat hele gebied van negen, elf en misschien nog meer gemeenten om te zetten in een natuurgebied en de mensen te laten verhuizen. Dat mag, maar je mag er ook anders over denken en dat heb ik op 12 februari verwoord. Ik denk daar anders over.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

We mogen van mening verschillen. Dat is geen probleem, maar het is wel belangrijk dat iedereen weet wat wij naar voren hebben gebracht en welke denkbeelden wij daarover hebben, en dat het daarbij blijft. Wij hebben het gehad over Loppersum, als voorbeeld om te laten zien dat je met een vrijwillige uitkoop mensen kunt stimuleren en een veilige oplossing kunt hebben. Dat is een denklijn. Ik vind het jammer dat de minister niet uit die tunnelvisie weg wil gaan.

Mijn tweede vraag ging over de compensatie. De minister heeft heel veel maatregelen genoemd en zijn excuus aangeboden, maar hij compenseert niet de schade die de mensen hebben geleden. Daarop wil ik wel een concreet antwoord.

Minister Kamp:

Ik weet niet wie er tunnelvisie heeft. Het Groningse plattelandsgebied, dus het gebied ten oosten, ten zuidoosten en voor een deel ten noordoosten van de stad Groningen, is een gebied met een lange geschiedenis en met een grote culturele en sociaal-culturele waarde. Het is een gebied met samenhang, dat het moeilijk heeft. Ik zie het als mijn opgave om ervoor te zorgen dat er gepareerd wordt en gecompenseerd wordt en dat dit gebied erdoorheen komt. Als het even kan, wil ik dat het er sterker doorheen komt dan het erin is gegaan. Ik ben dus helemaal niet bereid om beleid op te zetten om de mensen te faciliteren om het gebied uit te gaan en daar een natuurgebied te ontwikkelen, zoals de heer Öztürk aangaf. Daar ben ik echt niet toe bereid en ik weet niet wie er tunnelvisie heeft.

Over de compensatie heb ik aangegeven dat er in totaal voor de economie, in het bijzonder voor de chemische sector, voor de leefbaarheid en voor de waardevermeerdering een bedrag van 320 miljoen is uitgetrokken, waarvan 260 miljoen van de Staat/de NAM. Een regeling is bijvoorbeeld dat er met €1.000-plus schade €4.000 beschikbaar komt voor een waardevermeerdering van de woning. Die regeling wordt trouwens opnieuw vormgegeven. Die zal veranderen, maar dat is wel de situatie tot op dit moment. Ik denk dat dit aangeeft dat compensatie niet alleen nodig is maar ook in de praktijk wordt gerealiseerd.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Minister Kamp:

De heer Krol vroeg welke aanvullende oplossingen ik in gedachten heb. Ik was, los van het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, al de absolute overtuiging toegedaan dat er veel moest gebeuren. Ik heb dat ook in detail uitgewerkt in de oorspronkelijke bestuursovereenkomst met de provincie en de gemeenten. Naar aanleiding van verdere ontwikkelingen hebben we vervolgens een aanvulling op de bestuursovereenkomst gesloten met elkaar. Daar staan een groot aantal maatregelen in die nu uitgevoerd moeten gaan worden. Mochten er op onderdelen aanvullingen nodig zijn, dan ben ik daar altijd toe bereid, maar uiteindelijk gaat het erom dat we de effecten realiseren voor de mensen in Groningen waarmee hun recht wordt gedaan in hun belangen, die zijn aangetast. Dat willen we met die maatregelen bereiken. Ik zal dus én in de uitvoering van de maatregelen én in een eventuele aanvulling steeds streven naar het doel dat ik zonet heb verwoord.

De heer Bosman gaf duidelijk aan dat hij de aanbevelingen overgenomen wenst te zien. Ik ben daarop ingegaan. Hij wil ook het gasgebouw fundamenteel aanpassen. Hij zegt dat dit geen eenvoudige opgave is, maar dat er wel een aantal dingen moeten gebeuren. Ik ben op dat punt ook uitgebreid ingegaan. De heer Bosman was de laatste die het woord voerde, wat ertoe heeft geleid dat ik naar hem toe wat kort ben. Ik denk erover om de volgende keer, als hij weer de laatste woordvoerder is, te beginnen met de laatste woordvoerder om op die manier ook de heer Bosman recht te doen in dit debat.

De heer Smaling (SP):

Ik benut toch mijn laatste interruptie, als dat mag. Ik kom nog even terug op de relatie met de NAM. Op bladzijde 66 staat: "Gezien de grootschaligheid van de ingreep in de ondergrond en de onbekendheid van de mechanismen in de ondergrond en gezien de baten van de gaswinning, is de onderzoeksraad van mening dat NAM onvoldoende invulling heeft gegeven aan de zorgplicht die het bedrijf als exploitant heeft om deze onzekerheden nader te verkennen en actief kennis over de gevolgen van de activiteiten te ontwikkelen." Verder staat er: "NAM had deze kennis proactief moeten delen en had meer onderzoek moeten doen en entameren naar de onzekerheden inzake de veiligheid van de bewoners van het gastwinningsgebied." Nu staat de minister hier gewoon te vertellen dat hij heel leuk heeft samengewerkt heeft met de NAM en dat er nooit problemen zijn geweest. Op pagina 66 van het rapport staat echter een lange, treurige opsomming van de manier waarop dat bedrijf zich jarenlang misdragen heeft en de mensen in Groningen gewoon voor de gek heeft gehouden. Dat is toch zo? Waarom is er zo'n verschil tussen de manier waarop ik die pagina lees en de wijze waarop minister over zijn relatie met de NAM praat? Dat is toch onvoorstelbaar!

Minister Kamp:

Nee, want de Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft alles onderzocht tot 2013. Ik ben in de laatste maanden van 2012 als minister van Economische Zaken aangetreden. Mijn ervaringen met de NAM doen zich dus pas voor vanaf dat moment. Als ik slechte ervaringen heb, meld ik die. Als ik goede ervaringen heb, zeg ik dat ook. En ik heb goede ervaringen met de NAM. Het is mij glashelder dat er daarvoor van alles is misgegaan. Ik heb dat ook in geuren en kleuren beschreven in mijn inleiding. Ik heb aangegeven dat ik dat erken en betreur en dat het mij zeer spijt dat dit gebeurd is. Ik heb alle betrokkenen bij de gaswinning genoemd en daar hoort de NAM natuurlijk bij. Ik heb echter vooral geredeneerd vanuit mijzelf en mijn eigen verantwoordelijkheid. Wat de onderzoeksraad zegt over de situatie tot 2013, spreek ik echter niet tegen. Ik kan alleen zeggen dat het ook van belang is dat wij het uiteindelijk op de rails krijgen en dat het weer de goede kant opgaat. Gelet op mijn ervaringen met de NAM in de afgelopen twee jaar — ruim twee jaar — denk ik dat het mogelijk is om met de NAM te doen wat noodzakelijk is om recht te doen aan de mensen in Groningen.

De voorzitter:

Laatste keer, mijnheer Smaling.

De heer Smaling (SP):

Dat de minister in deze ambtstermijn goed met de NAM overweg kan, neem ik graag voor kennisgeving aan. Wij hebben het natuurlijk wel over de periode waar dit rapport over gaat. Wat ik net deels voorlas, is toch buitengewoon ernstig. Daarom vraag ik de minister om ruimhartiger en openhartiger dan tot nu toe te zijn over de stap van spijt naar excuus en daarmee dus ook naar aansprakelijkheid, zowel van het Rijk als van de NAM.

Minister Kamp:

De inbreng van de heer Smaling over de gekozen woorden was mij zeer helder. Ik heb aangegeven waarom ik tot mijn woorden ben gekomen. Ik heb mijn antwoord op dit punt al gegeven en ik zal nu, in tweede instantie, niets anders zeggen dan net.

De voorzitter:

Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Enkele leden hebben mij verzocht om een schorsing. Aan hoeveel tijd denkt men precies voor die schorsing?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik dacht aan een schorsing van ruim een halfuur. Als wij tot 23.15 uur zouden kunnen schorsen, zou dat heel fijn zijn.

De voorzitter:

Dat is bijna drie kwartier.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik dacht aan een schorsing van een kwartiertje, want ik heb maar eventjes nodig. Als een andere fractie meer tijd nodig heeft, gun ik haar die tijd graag.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Een halfuur is prima, voorzitter.

De voorzitter:

Zullen wij proberen te koersen op 23.00 uur? Dat geeft u een ruime kans, maar dan zetten wij er ook een beetje druk op. Dan proberen wij met z'n allen om het debat voor 24.00 uur af te ronden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Natuurlijk willen wij ons best doen. Als wij eerder klaar zijn, zijn wij eerder klaar met de schorsing. Wij willen best proberen om op 23.00 uur te koersen, maar mochten wij iets meer tijd nodig hebben, verwacht ik enige coulance. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik schors in ieder geval tot 23.00 uur en ik wens u er sterkte mee.

De vergadering wordt van 22.38 uur tot 23.00 uur geschorst.

De voorzitter:

In de tweede termijn geef ik als eerste het woord aan mevrouw Van Tongeren van GroenLinks. De spreektijden zijn twee minuten per fractie, inclusief het voorlezen van een of meerdere moties.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid vijf aanbevelingen doet om het veiligheidsbelang te versterken, om onzekerheid te erkennen en om beter te communiceren;

verzoekt de regering, alle aanbevelingen over te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Van Veldhoven, Agnes Mulder, Krol, Öztürk en Smaling.

Zij krijgt nr. 125 (33529).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ministerie van Economische Zaken de olie- en gasbaten ontvangt, de vergunningen verstrekt en verantwoordelijk is voor het toezicht;

constaterende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid aanbeveelt de onafhankelijkheid van Staatstoezicht op de Mijnen ten opzichte van het ministerie en de sector te versterken;

verzoekt de regering, Staatstoezicht op de Mijnen een onafhankelijkere positie te geven, bijvoorbeeld door het een zelfstandig bestuursorgaan te maken of onder een ander ministerie te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Van Veldhoven, Agnes Mulder en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126 (33529).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bij de gaswinning betrokken partijen niet zorgvuldig zijn omgegaan met de veiligheid van de Groningse burgers;

constaterende dat de veiligheid van de Groningse burgers nog steeds in het geding is door de gaswinning;

verzoekt de regering, op zo kort mogelijke termijn de gaswinning in Groningen te beperken tot het laagste niveau dat nodig is voor onze buitenlandse contracten, de Nederlandse huishoudens en bedrijven, waarbij een relatief veilig winningspatroon wordt aangehouden, maar tot maximaal 30 miljard m3 gas,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Slob, Krol en Klever. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127 (33529).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dan wil ik nog zeggen dat ik het verloop van het proces sinds het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid teleurstellend vind. Ik had het enorm op prijs gesteld als de minister binnen één of twee dagen de conclusies had omarmd, ruiterlijk zijn excuses had aangeboden en zo snel als mogelijk was gekomen met een besluit om de gaskraan verder dicht te draaien.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Twee of drie weken geleden heb ik tijdens een debat over de gaswinning in Groningen geconcludeerd dat alle burgers in Nederland recht hebben op veiligheid, maar dat dit niet zozeer geldt als je in Groningen woont. Tijdens dat debat hebben we de minister al indringende vragen gesteld over hetgeen nu bij het kabinet en de Kamer bekend is over de veiligheidsrisico's van de huidige gaswinning en van het niet-aangepaste beleid. Die risico's zijn onaanvaardbaar hoog en voorzienbaar. We worden er namelijk voor gewaarschuwd. Ze zijn ook afwendbaar. We kunnen de gaswinning verder terugdringen om de veiligheid van de Groningers verder te borgen of in ieder geval niet in deze mate op het spel te zetten. Het kabinet heeft vandaag, in dit debat, de kans gekregen om te laten zien dat het het kabinet ernst is als het zegt dat het er spijt van heeft dat het de waarschuwingen van de afgelopen jaren heeft genegeerd en dat de veiligheid van de Groningers onvoldoende is meegewogen bij de besluiten over de gaswinning. Die woorden zijn echter niet zo veel waard als je de huidige waarschuwingen in de wind blijft slaan. We moeten concluderen dat dit kabinet de veiligheid van inwoners in Nederland willens en wetens op het spel zet. In zo'n kabinet kan de Partij voor de Dieren geen vertrouwen hebben. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Staat ernstig tekort is geschoten in zijn verantwoordelijkheid de veiligheid van burgers te borgen bij de besluiten over de gaswinning in Groningen;

constaterende dat waarschuwingen en adviezen over de veiligheid jarenlang in de wind zijn geslagen en dat het College voor de Rechten van de Mens heeft geconcludeerd dat de Staat daarmee de mensenrechten heeft genegeerd;

constaterende dat ook nu rapporten, onderzoeken en waarschuwingen bekend zijn bij het kabinet waaruit blijkt dat het huidige gasproductieplafond onaanvaardbare risico's met zich meebrengt voor de veiligheid van burgers in Groningen;

constaterende dat het kabinet zegt te betreuren dat de veiligheid van Groningers in het verleden onvoldoende is meegenomen in de besluiten, maar daar geen consequenties aan verbindt door de gaswinning daadwerkelijk te verlagen tot een te verantwoorden niveau;

concluderende dat het kabinet bij de gaswinning in Groningen voorzienbare en afwendbare risico's blijft nemen met de veiligheid van burgers;

zegt het vertrouwen op in het kabinet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128 (33529).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hecht eraan om te benadrukken dat de motie gericht is aan het kabinet en niet alleen aan de minister. Het zijn kabinetsbesluiten en het is ook nadrukkelijk het pakkie-an van de minister-president.

Omdat ook de Kamer hierin een taak heeft, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid in zijn onderzoek naar de besluitvorming rond de gaswinning in Groningen van 1959 tot 2014 harde conclusies trekt over de wijze waarop de Staat is omgegaan met de veiligheid van Groningen;

van mening dat de Kamer er baat bij heeft om de besluitvorming zelf grondig te onderzoeken om hieruit lessen te trekken voor de toekomst, en dat de mogelijkheid om betrokkenen onder ede te horen hierbij grote toegevoegde waarde heeft;

verzoekt het Presidium, een commissie samen te stellen die de voorbereidingen treft voor een parlementaire enquête naar de besluitvorming over de gaswinning in Groningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129 (33529).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De heer Vos eindigde zijn eerste termijn met de bekende zegswijze dat vertrouwen te voet komt en te paard gaat. Dat blijkt ook uit de zogeheten NAM Vertrouwensmeter die RTV Noord in januari heeft gelanceerd. Daarvan is nu een tweede tussenstand bekend. Het vertrouwen in de NAM is onvoorstelbaar laag. 92,4% van de mensen had eind januari geen vertrouwen in haar. In februari is het zelfs nog slechter met 93,6%. Er is heel veel nodig om het vertrouwen terug te winnen. Als er een overheidsvertrouwensmeter zou zijn voor dit dossier zouden die percentages waarschijnlijk niet heel anders zijn.

Dat betekent dat we er alles aan moeten doen — daarom was dit debat zo belangrijk — om het vertrouwen te herstellen. Ik heb een aantal zaken genoemd. Ik ben blij met het overnemen van de aanbevelingen, of dat de Kamer dit in ieder geval zal uitspreken. Dat kan een begin zijn van het herstel van vertrouwen.

Ik ben wel diep teleurgesteld dat de beweging van het geven van duidelijkheid helaas niet gemaakt is als het gaat om de gaswinning voor 2015. Ik vind het oprecht jammer dat zowel de coalitiepartijen als de minister nog geen duidelijkheid voor 2015 geven. Mijn fractie heeft een paar moties medeondertekend waarin daar wel om wordt verzocht. Ik heb niet veel illusies dat ze het zullen halen, maar wie weet komt er toch opeens beweging op een plek waar het nu hoort te gebeuren, namelijk bij de coalitie.

Afhandeling van de schade is ook erg belangrijk. De bijzondere kamer waarom ik gevraagd heb, is wat mij betreft bedoeld om de onafhankelijkheid heel nadrukkelijk neer te zetten, om specialisme op te bouwen en om het vertrouwen te herstellen. Dat heeft niets met capaciteit en dergelijke te maken, maar juist met het herstel van vertrouwen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gaswinning in Groningen een risico vormt voor de veiligheid van burgers en tot schade aan gebouwen en infrastructuur leidt;

overwegende dat vijf hoogleraren van de Rijksuniversiteit Groningen de suggestie hebben gedaan om de Rechtbank Noord-Nederland uit te breiden met een bijzondere kamer en dat deze bijzondere kamer ook toezicht moet houden op de afwikkeling van de schade;

van mening dat herstel van vertrouwen ook betrekking heeft op de afwikkeling van de schade;

verzoekt de regering, bovenstaande suggestie voor het instellen van een bijzondere kamer op te nemen in de verdere uitwerking van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en de Tweede Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 130 (33529).

De heer Slob (ChristenUnie):

Mijn tijd is om. De rest komt op een later moment.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dien eerst de motie in. Daarna zal ik nog enkele woorden spreken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering haar spijt heeft betuigd dat er bij de gaswinning in Groningen te weinig oog is geweest voor de veiligheid;

constaterende dat de regering, nadat het onderzoeksrapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid is uitgekomen, het gaswinningsplafond nog niet naar beneden heeft willen bijstellen;

overwegende dat deze spijtbetuiging zeer te waarderen is, waarbij wel geconstateerd moet worden dat dit waardevolle gebaar louter het verleden betreft;

overwegende dat de consensus is dat minder winning leidt tot minder aardbevingen, en daarmee zorgt voor minder veiligheidsrisico's voor de inwoners van Groningen;

verzoekt de regering, de zorgen van de Groningers nu te laten prevaleren en hun voor de nabije toekomst ook duidelijkheid te verschaffen door het gaswinningsplafond te reduceren tot circa 30 miljard m3 gas in 2015, uitgaande van leveringszekerheid en een veilig winningspatroon,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder, Van Veldhoven en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131 (33529).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Het stemt het CDA somber dat de minister van Economische Zaken op dit moment iedere maand meer gas produceert dan het CDA graag zou willen. Wij denken dat dit kabinet de productie nog verder omlaag zou kunnen brengen, ook met het oog op de leveringszekerheid. Daarmee zou het kabinet de zorgen van de Groningers ook echt serieus nemen. Wij vinden het jammer dat de minister op dit moment nog geen consequenties wil verbinden aan de hoogte van de gaswinning. We hopen ook echt dat de minister op 1 juli wanneer de beslissing wordt genomen, de gaswinning naar beneden gaat brengen. Daarmee laat de minister zien dat hij de Groningers echt serieus neemt. We hopen dus dat dit gaat gebeuren, liefst zo snel mogelijk.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. We hebben vandaag op hoofdlijnen gesproken over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Ik denk dat we van links tot rechts de minister hebben opgeroepen om zijn spijtbetuiging kracht bij te zetten en die om te zetten in daden en om de aanbevelingen uit het rapport over te nemen. Er zijn al moties over ingediend. Toch heb ik nog twee korte moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voor 2015 vasthoudt aan het winningsbesluit van 39,4 miljard m3 ondanks een verlaging van de winning in de eerste helft van 2015;

overwegende dat de verlaging van de winning in de eerste helft van 2015 niet mag leiden tot een stijging in de tweede helft van 2015;

spreekt uit dat de gaswinning moet worden teruggedraaid tot het laagst mogelijke niveau waarbij de leveringszekerheid en een veilig winningspatroon gewaarborgd zijn;

spreekt uit dat het uitgesloten is dat de gaswinning op 1 juli 2015 weer boven de 35 miljard m3 op jaarbasis komt;

verzoekt de regering, daartoe nu een besluit te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132 (33529).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dit is namelijk voor de Groningers nog steeds de belangrijkste vraag waar ze mee zitten en daarom vinden we het belangrijk om dit punt nog eens te onderstrepen.

Dan kom ik op vervolgens op een van de vijf aanbevelingen waarop de minister is ingegaan. Ik probeer altijd goed te luisteren naar wat de minister zegt. Over de aanpassing van het gasgebouw heeft hij gezegd dat het gas eigendom is van de NAM, dat hij daar niet zomaar aan kan komen en dat hij zal kijken hoe hij de medewerking zou kunnen verkrijgen en hoe hij anders toch zal kunnen realiseren dat de structuur van het gasgebouw fundamenteel wordt aangepast. Wij geven de minister graag een steuntje in de rug in dat proces, mocht dat nodig zijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid concludeert dat veiligheid nauwelijks een rol speelde in de besluitvorming over de gaswinning in Groningen;

verzoekt de regering om het gasgebouw en de concessie aan de NAM zodanig aan te passen, dat de ruimte voor de minister om uit het oogpunt van de veiligheid vroegtijdig in te grijpen wordt vergroot,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Van Tongeren en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 133 (33529).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Daarmee willen we het probleem oplossen dat de minister voor het bewijs dat hij nodig heeft om de activiteiten aan te passen, afhankelijk is van de partij die belang heeft bij de gaswinning. Vroegtijdig, voordat de risico's ontstaan, kunnen ingrijpen is van belang.

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Ik begin meteen met de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering spijt heeft betuigd over de problemen die Groningers ondervinden als gevolg van de gaswinning;

verzoekt de regering, deze spijt om te zetten in formele excuses,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 134 (33529).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat private partijen door de decennia heen groot profijt hebben gehad van de gaswinning in Groningen;

constaterende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid aangeeft dat deze partijen gedurende twintig jaar geen oog hebben gehad voor de veiligheid van Groningers;

verzoekt de regering, te onderzoeken of uitgekeerde winsten uit het verleden en uit te keren winsten in de toekomst teruggevorderd c.q. bevroren kunnen worden om schade als gevolg van gaswinning snel en adequaat schadeloos te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135 (33529).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid adviseert het gasgebouw aan te passen;

constaterende dat we toch al moeten overstappen van gas naar duurzame energie;

verzoekt de regering, in plaats van een gasgebouw een duurzaam energiehuis op te zetten en dat te laten bevolken door een brede afspiegeling van de maatschappij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136 (33529).

De heer Smaling (SP):

Zijn wij er vandaag? Nee, wij zijn er nog niet. Naar het gevoel van de SP-fractie zit er nog steeds een heel stevige discrepantie tussen de veiligheid zoals die beleefd wordt in Groningen en de veiligheid zoals die verwoord wordt door de minister. Of die twee dichterbij elkaar komen, zal de nabije toekomst moeten uitwijzen. Eind maart komen wij weer bij elkaar. Dat is voor de SP-fractie ook het moment waarop wij zaken kunnen doen of kunnen afrekenen. Ik hoor graag wat de minister van de moties vindt en hoe wij verder kunnen.

Mevrouw Klever (PVV):

Voorzitter. Het spijt de minister, maar wat de gaskraan en veiligheid van de Groningers betreft, geeft hij geen krimp. De minister verschuilt zich achter de 39,4 miljard kuub die met het Staatstoezicht op de Mijnen overeengekomen is, terwijl het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid nu juist aantoont dat instanties als het Staatstoezicht op de Mijnen en het ministerie van Economische Zaken twintig jaar lang de zaak belazerd hebben. Bovendien geeft de minister consequent geen antwoord op kritische vragen van mijn reactie en andere fracties. Hij komt aanzetten met drogredeneringen, dreunt hetzelfde riedeltje op of zet de vragen weg als niet serieus. Ik heb daarover al eerder een ervaring gehad met de minister, bij de behandeling van de energiebegroting vier maanden geleden. Toen bestempelde hij het PVV-voorstel om de LNG-terminal te benutten ter vervanging van het Groningse gas als niet serieus, terwijl hij vandaag in de krant en in dit debat aangeeft dit te willen gaan onderzoeken.

Ook dat onderzoeken om het onderzoeken zijn wij beu. Wij zijn nota bene een gasrotonde. Wij importeren en exporteren jaarlijks miljarden kuubs aan gas en de apparatuur en kennis om dit te converteren, hebben wij al jarenlang in huis, alleen maken wij er geen gebruik van. Dat is het probleem. Blijkbaar hanteert de minister nog de lijn die is gesteld in het rapport van de onderzoeksraad, namelijk: winstmaximalisatie boven veiligheid. Dit alles maakt de minister volstrekt ongeloofwaardig. Daarom zal de PVV de motie van wantrouwen die zojuist is ingediend, steunen.

De voorzitter:

De heer Klein heeft laten weten dat hij niet langer bij het debat aanwezig kan zijn. Hij verexcuseert zich.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Herstel van vertrouwen is nodig. Velen zeggen dat. Een eerste voorwaarde daarvoor is dat spijt betuigd wordt. Dat heeft de minister gedaan, waarvoor dank. Een tweede voorwaarde is dat er dan een nieuw pakket van maatregelen moet liggen waarin men vertrouwen heeft. Volgens mij zijn er twee belangrijke onderdelen. Het eerste punt is dat alle aanbevelingen van de onderzoeksraad moeten worden opgevolgd. De minister heeft daarover het nodige gezegd, maar het lijkt mij goed dat de Kamer dit ook vastlegt. Daarom hebben wij de motie die de heer Vos mede namens ons en anderen zal indienen, medeondertekend. Dat moeten wij hier gewoon glashelder neerleggen.

Het tweede punt is het niveau van de gaswinning. Anderen hebben daarover ook het nodige gezegd. Ik heb mijn mening al bij interruptie gegeven, dus die zal geen verrassing zijn voor de minister. De minister zegt dat er meer onderzoek nodig is om de winning omlaag te brengen en hij zegt dat hij dat pas per 1 juli kan doen. Die redenering snap ik voor de range tussen 23 en 35 miljard kuub, maar die redenering snap ik, eerlijk gezegd, niet voor de range tussen 35 en 39,4 miljard kuub. Ik hoor daar wel een procedureel, maar geen inhoudelijk verhaal. Bij het maken van een gebaar voor het herstel van vertrouwen zijn de aanbevelingen van de onderzoeksraad belangrijk, maar het zou ook mooi zijn als de minister op het punt van de winning van standpunt verandert. Ik verwacht echter niet dat de minister in tweede termijn ineens zegt "doe dan toch maar 35 miljard kuub", want zo kennen wij de minister niet en dat is misschien maar goed ook. Dan zal deze Kamer een uitspraak moeten doen, waarbij ze helder zegt: 35 miljard kuub is het maximum. Dat is de reden dat ik de motie van mevrouw Van Veldhoven mede ondertekend heb.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Wij willen dat de Groningers worden gecompenseerd via een compensatiefonds. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid de bewoners excuses van de politiek moeten krijgen, zij voortaan over de gaswinning mee moeten praten en zij voortaan beter over de risico's geïnformeerd moeten worden;

constaterende dat het probleem hiermee niet fundamenteel wordt opgelost en dat de bewoners ook in de toekomst met aardbevingen te maken zullen krijgen (met alle ellende die daarbij hoort);

verzoekt de regering, de bewoners concreet te compenseren door jaarlijks 10% van de gasopbrengsten in een compensatiefonds te laten stromen waarmee de problemen in het bevingsgebied echt structureel worden opgelost,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 137 (33529).

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister graag voor de antwoorden in eerste termijn. Ik wil tevens een motie indienen over het overnemen van de aanbevelingen die de Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft gedaan, het onderwerp van het debat van vandaag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid concludeert dat bij de gaswinning betrokken partijen niet zorgvuldig zijn omgegaan met de veiligheid van bij de gaswinning betrokken burgers;

verzoekt de regering, alle aanbevelingen over te nemen en daarover zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jan Vos, Bosman, Slob en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 138 (33529).

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Kortheidshalve dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de aardgasbaten sinds 1960 circa 265 miljard euro bedragen en dat deze aardgasbaten de gehele Nederlandse bevolking ten goede zijn gekomen;

overwegende dat de afwikkeling van schade als gevolg van de gaswinning nog steeds te terughoudend en te weinig voortvarend plaatsvindt;

overwegende dat de regio te beperkt gecompenseerd wordt voor de negatieve gevolgen van de gaswinning;

verzoekt de regering, het voorzorgsprincipe voor de regio en haar bewoners zwaarder mee te wegen bij de besluitvorming over gaswinning;

verzoekt de regering voorts, over te gaan tot ruimhartige inlossing van de "ereschuld" aan Groningen en de Kamer voorstellen te doen teneinde preventie, schadeafwikkeling en compensatie fors te intensiveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 139 (33529).

De voorzitter:

De heer Bosman heeft laten weten geen gebruik te zullen maken van zijn tweede termijn. Daarmee is er een eind gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. De minister heeft aangegeven dat hij direct kan antwoorden als hij over alle moties beschikt. Ik schors niet maar we wachten heel eventjes.

Voordat de minister reageert op de ingediende moties, heeft de heer Smaling een tekstuele opmerking over zijn motie op stuk nr. 135.

De heer Smaling (SP):

Dank u. Er zat een klein zinsbouwprobleempje in deze motie. Het stuk "om schade als gevolg van gaswinning snel en adequaat schadeloos te stellen" kan uit de motie gehaald worden. Dan loopt de motie min of meer.

De voorzitter:

De motie-Smaling (33529, nr. 135) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat private partijen door de decennia heen groot profijt hebben gehad van de gaswinning in Groningen;

constaterende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid aangeeft dat deze partijen gedurende twintig jaar geen oog hebben gehad voor de veiligheid van Groningers;

verzoekt de regering, te onderzoeken of uitgekeerde winsten uit het verleden en uit te keren winsten in de toekomst teruggevorderd c.q. bevroren kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 140, was nr. 135 (33529).

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Kamp:

Voorzitter. U hebt mij in eerste termijn ruimschoots de gelegenheid gegeven om te reageren op de inbreng van de Kamer. U hebt mij ook ruimschoots de gelegenheid gegeven om op interrupties te reageren. Ik zal daarom wat kort zijn in mijn reacties op de moties, omdat ik mijzelf anders te veel zou herhalen. Als ik de moties heb behandeld, zal ik bekijken of er nog opmerkingen van woordvoerders zijn waarop zij een reactie van mijn kant verwachten.

Mevrouw Van Tongeren verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 125 om alle aanbevelingen over te nemen. Ik laat het oordeel over die motie aan de Kamer. Ik heb gezegd hoe ik tegen de aanbevelingen aankijk. Ik zie het als mijn taak om de aanbevelingen verder in te gaan vullen en uit te gaan werken en om daarmee voor het eind van de maand bij de Kamer te komen. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.

De motie van mevrouw Van Tongeren op stuk nr. 126 gaat over het Staatstoezicht op de Mijnen. Zij vindt dat dit het staatstoezicht in een onafhankelijke positie moet worden gebracht. Die mogelijkheid is vanzelfsprekend aan de orde vanwege het advies van de onderzoeksraad. Ik kijk hier met een open blik naar. Ik ga het bekijken. Wij zullen hierover als kabinet voor het eind van de maand een standpunt innemen. Mevrouw Van Tongeren doet de suggestie om van het staatstoezicht een zelfstandig bestuursorgaan te maken of om het bij een ander ministerie onder te brengen. Beide mogelijkheden sluit ik niet uit, maar ik stel vast dat een zelfstandig bestuursorgaan niet zo voor de hand ligt, omdat het kabinetsbeleid juist is dat wij minder zelfstandige bestuursorganen willen. Bovendien zijn wij aan het bekijken waar alle toezichthouders ondergebracht zijn en hoe wij als kabinet in algemene zin een standpunt zouden moeten hebben over het onderbrengen van toezichthouders. In dat geheel neem ik het mee. Vanwege de verwijzing naar het zelfstandig bestuursorgaan, die ik niet gewenst vind, en omdat ik hier met een open blik naar kijk, zoals ik al gezegd heb, heeft deze motie geen meerwaarde. Vandaar dat ik deze motie ontraad.

Mevrouw Van Tongeren wil in de motie op stuk nr. 127 dat wij de gaskraan zo snel mogelijk dichtdraaien. Daarbij noemt zij voor dit jaar een maximum van 30 miljard m3. Ik heb dit van alle kanten belicht, zowel voor dit jaar als voor de toekomst, vanaf 1 januari aanstaande. Dat stemt niet overeen met wat in deze motie staat. Daarom ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 128 zegt mevrouw Ouwehand het vertrouwen in het kabinet op. Ik hoop dat de Kamer haar steun aan die motie zal onthouden, zodat wij het werk kunnen voortzetten waarvan wij van mening zijn dat het voortgezet moet worden. Ik ontraad de motie.

In de motie op stuk nr. 129 stelt mevrouw Ouwehand dat er een parlementaire enquête zou moeten worden voorbereid. Ik laat het oordeel over die motie graag aan de Kamer. Het is aan de Kamer om te bepalen hoe zij het kabinet wil controleren. Daarover heb ik verder geen opvatting.

In de motie op stuk nr. 130 verzoekt de heer Slob de regering om het instellen van een bijzondere kamer te overwegen. Ik heb aangegeven dat daarvoor twee redenen kunnen zijn, maar dat die beide niet van toepassing zijn. Daarom ontraad ik deze motie. Ik zeg "de heer Slob", maar het is een motie van de heer Slob en mevrouw Van Tongeren.

Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 131 van mevrouw Mulder c.s. Daarin wordt mij gevraagd om voor dit jaar een gaswinning tot 30 miljard m3 te realiseren. De motie is vergelijkbaar met die op stuk nr. 127, die ik heb ontraden. Om dezelfde reden ontraad ik ook deze motie.

In de motie op stuk nr. 132 van mevrouw Van Veldhoven en de heer Dijkgraaf staat dat gaswinning boven de 35 miljard kubieke meter uitgesloten is. Ik ben diepgaand ingegaan op wat daar speelt op dit punt. Deze samenvatting komt niet overeen met wat ik heb ingebracht richting de Kamer. Vandaar dat ik deze motie ontraad.

In haar motie op stuk nr. 133 vraagt mevrouw Van Veldhoven om het gasgebouw en de concessie aan de NAM zodanig aan te passen dat de ruimte voor de minister om uit het oogpunt van veiligheid vroegtijdig in te grijpen wordt vergroot. Ik voel mij niet beperkt in mijn mogelijkheden om vroegtijdig in te grijpen. Als ik van opvatting ben dat vanwege de veiligheid vroegtijdig ingegrepen moet worden, kan ik dat op grond van de Mijnbouwwet doen. Bovendien voel ik dat als ik daartoe zou besluiten, los van wat er in de Mijnbouwwet staat, het ook uitgevoerd zal worden. Wat hier staat, heb ik niet nodig. Vandaar dat ik de motie op stuk nr. 133 van mevrouw Van Veldhoven c.s. ontraad.

De heer Smaling vraagt om datgene wat ik heb gezegd over erkennen, betreuren en zeer spijten om te zetten in formele excuses. Ik kijk daar anders tegenaan dan de heer Smaling. Ik heb gezegd waarom ik die woorden heb gekozen en waarom ik denk dat ik het zo moet doen en niet anders. De motie op stuk nr. 134 van de heer Smaling ontraad ik.

In de motie op stuk nr. 135 vraagt de heer Smaling om uitgekeerde winsten terug te vorderen en toekomstige winsten te bevriezen om investeringen in de veiligheid van de Groningers te kunnen doen. Deze motie is niet nodig. Als wij dingen willen doen, geld nodig hebben en dat door de NAM laten betalen, dan gaat dat per definitie ten laste van de toekomstige winst. Dat geldt zowel voor onze winstuitkering, het aandeel van de Staat, als voor de winst die Shell en ExxonMobil maken. In de praktijk gaat dit al zo. Om die reden heeft deze motie naar mijn overtuiging geen meerwaarde. Voor zover die meerwaarde zou kunnen bestaan uit het terughalen van uitgekeerde winsten uit het verleden, denk ik dat dat om juridische redenen op basis van de overeenkomst die wij met betrokken partijen hebben afgesloten niet mogelijk is, nog afgezien van het feit dat het ook niet nodig is omdat de toekomstige winsten voldoende ruimte bieden om de uitgaven te doen die noodzakelijk zijn. Ik ontraad de motie op stuk nr. 135.

De heer Smaling (SP):

It takes two to tango. Ik snap dat de minister vanuit zijn eigen perspectief de moties van een oordeel voorziet. Op basis van het rapport verzoek ik de minister om een opening te bieden richting die aansprakelijkheid. Beide moties die hij net becommentarieerd heeft, gaan daarover. Het is mij uiteraard bekend dat de NAM bijdraagt aan schadeherstel. Maar als ik het rapport lees, kan zich ook een situatie voordoen dat de NAM aantoonbaar verwijtbaar heeft geopereerd. Er staat ook: te onderzoeken om terugvordering of bevriezing te laten plaatsvinden. Dat onderzoeken geeft de minister de mogelijkheid om er eerst naar te kijken. Ik vraag hem toch dringend, ook in het belang van het nader tot elkaar komen van hem en mij en mijn fractie, om er een ander oordeel over te vellen dan hij nu doet.

Minister Kamp:

Ik heb de behoefte om de heer Smaling en zijn fractie tegemoet te komen, maar zie daar op het punt van deze motie geen mogelijkheid toe. Als de NAM moet betalen, gaat dat al ten koste van toekomstige winsten. Ik heb geen juridische mogelijkheden om winsten uit het verleden terug te halen. Dat gaat echt niet en bovendien is het niet nodig. Het spijt mij dat ik deze mogelijkheid, geboden door de heer Smaling om nader tot hem en zijn fractie te komen, niet kan benutten. Ik ontraad de motie op stuk nr. 135.

In zijn motie op stuk nr. 136 vraagt de heer Smaling de regering om in plaats van een gasgebouw een duurzaam energiehuis op te zetten en dat te laten bevolken door een brede afspiegeling van de maatschappij. Gas is niet onze grootste vijand als het gaat om fossiele energie. Wij hebben daar een heleboel vijanden: Noordpoololie, olie uit landen die wij eigenlijk niet willen en steenkolen die wij eigenlijk niet willen. Gas is nog de minst vervuilende fossiele energiedrager. Ik denk dat er in de transitie naar duurzame energie nog een tijd lang ook fossiele energie nodig is en dat gas daar niet de slechtste van is, integendeel. Het opzetten van een infrastructuur om duurzame energie te kunnen produceren, gaat zeker gebeuren. Daar moeten we zo veel mogelijk mensen bij betrekken, omdat een breed draagvlak daarvoor gewenst is. Ik zou dat echter niet tegenover gas willen zetten. Daarom ontraad ik deze motie van de heer Smaling.

De heer Smaling (SP):

Het is niet er tegenover stellen. Het is het moment grijpen om iets wat aantoonbaar niet goed heeft gefunctioneerd te vervangen door iets wat de toekomst heeft. Dat is wat de motie beoogt. Van een duurzaam energiehuis maakt gas onderdeel uit, want we zijn niet morgen ineens van het gas af. Die opvatting delen de minister en ik. Je kunt nu dat gasgebouw helemaal herinrichten en partijen die een rol spelen in de energievoorziening van de toekomst daar een positie in geven, inclusief partijen die nu in het gasgebouw actief zijn. Ik zou zeggen: grijp het momentum aan en geef een ander oordeel over deze motie.

Minister Kamp:

Deze uitleg van de heer Smaling is niet onsympathiek. Het gasgebouw bestaat echter vanaf 1963. Daar liggen harde overeenkomsten aan ten grondslag. We zijn op dit moment aan het bekijken hoe het gasgebouw aangepast moet worden en hoe afspraken aangepast moeten worden. Ik heb daar al advies over ontvangen en daar kom ik dit jaar in het Energierapport 2015 nader op terug bij de Kamer. Ik kan op dit moment niet zeggen dat er iets in plaats van het gasgebouw moet komen. Dat is niet realistisch. Aan dat gasgebouw zit ik vast en ik denk ook dat het niet verkeerd is. Als de aanpassingen die nodig zijn kunnen worden doorgevoerd, kan het ook voor de toekomst waarde hebben. Ik doe niets af aan het belang van duurzame energie en voel me daar door de heer Smaling in gesteund. Zoals hij deze motie heeft geformuleerd, kan ik het oordeel erover echter niet aan de Kamer laten en wil ik haar ontraden.

De heer Özturk heeft in zijn motie op stuk nr. 137 gevraagd om 10% van de gasopbrengsten in een compensatiefonds te laten stromen. Dat is niet in overeenstemming met ons beleid. Ons beleid is dat de gasopbrengsten, die fors onder druk staan als gevolg van de ontwikkelingen zoals die bij de Kamer bekend zijn, in de begroting terechtkomen. Voor dat wat er gedaan zou moeten worden richting Groningen hebben we alternatieve financiering. Deze motie is geen verbetering ten opzichte van de huidige situatie, integendeel. Daarom ontraad ik haar.

De motie op stuk nr. 138 van de heer Vos c.s. gaat over de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, het opvolgen daarvan en het rapporteren daarover aan de Kamer. Net als over de motie op stuk nr. 125, laat ik het oordeel hierover aan de Kamer.

In zijn motie op stuk nr. 139 verzoekt de heer Krol om het voorzorgprincipe voor de regio zwaarder te laten wegen en ook om over te gaan tot een ruimhartige inlossing van de ereschuld door preventie, schadeafwikkeling en compensatie fors te intensiveren. Met betrekking tot schadeafwikkeling, preventie en compensatie hebben wij grote ambities. Over die ambities heb ik overeenkomsten gesloten met de provincie Groningen en met de gemeenten in Groningen. Bovendien heb ik daar dekking voor aangegeven. Ik wil niet dat wat ik net heb afgesproken en wat ik adequaat vind nu verder intensiveren. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 139 van de heer Krol.

Ik kijk naar overige inbrengen van de woordvoerders waar ik nog op moet reageren. Mevrouw Klever zei dat zij de motie van mevrouw Ouwehand gaat ondersteunen, omdat de zaak belazerd is en ik iedere keer met drogredeneringen en hetzelfde riedeltje kom. Ik heb het idee dat sommigen dat ook weleens denken als ze mevrouw Klever horen spreken. Haar overwegingen om een motie al dan niet te steunen, laat ik graag aan haar en aan haar fractie. Het is niet aan mij om daar commentaar op te hebben.

Ik ben in mijn eerdere reacties ingegaan op de punten van de heer Dijkgraaf, net als in mijn eerste termijn. Ik meen dat ik hiermee alle inbreng en alle moties van een reactie heb voorzien, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Ouwehand heeft nog een vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nou, voorzitter, eigenlijk zijn het twee mededelingen aan u. Ik heb een motie ingediend over een parlementaire enquête, op stuk nr. 129. De Kamer gaat het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid behandelen. Ik wil deze motie daarom voorlopig aanhouden. De onderste steen moet wat mijn fractie betreft boven komen. Deze motie kan als een stok achter de deur dienen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (33529, nr. 129) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Verder zeg ik dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de inwoners van Nederland niet alleen ligt bij het kabinet, maar ook bij de Kamer. Daarom wil ik een hoofdelijke stemming over mijn motie op stuk nr. 128.

De voorzitter:

Oké.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Mij is gebleken dat er bij een aantal fracties in de Kamer behoefte bestaat om nog hedenavond te stemmen over de motie op stuk nr. 128, de motie van wantrouwen van mevrouw Ouwehand. Over alle andere moties die bij dit debat zijn ingediend, stemmen wij gewoon volgende week dinsdag. Ik schors de vergadering vijf minuten. Daarna is er een hoofdelijke stemming over de motie van wantrouwen.

De vergadering wordt van 23.47 uur tot 23.52 uur geschorst.

Naar boven