3 Vragenuur: Vragen Van Toorenburg

Vragen van het lid Van Toorenburg aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Justitie gaat hennepteelt harder aanpakken". 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Ik hoor lovende woorden vanuit de oppositie voor de minister, en dat in campagnetijd. Het moet eigenlijk niet gekker worden. Ze zijn echter echt gemeend. Op verschillende plekken hebben wij mogen lezen, in Brabant zelfs mogen ervaren, dat Justitie de hennepteelt harder gaat aanpakken. Het laat er geen gras over groeien. Laten we hier vooral vandaag ook hoofdofficier van justitie Nieuwenhuizen complimenteren, die terecht zegt dat wij af moeten van het romantische beeld van de tevreden stickieroker. Softdrugs maken lamlendig. Het gaat om georganiseerde, de samenleving ernstig ondermijnende, misdaad, die bovendien heel schadelijk is voor de volksgezondheid. Het OM houdt voet bij stuk en wijst een ander drugsbeleid radicaal van de hand. Wij willen vandaag van de minister van Veiligheid en Justitie horen dat hij op dit punt van plan is om koers te houden. Zijn collega's van de Partij van de Arbeid, onder aanmoediging van gedoger D66, blijken wel degelijk gevoelig voor de lobby van de softdrugsindustrie. Wij zijn ook nog niet vergeten dat de Partij van de Arbeid in de senaat had bedacht om te moeten komen tot gereguleerde wietteelt. Sommige Partij van de Arbeid-burgemeesters gaan zelfs zo ver en handelen rechtstreeks in strijd met het kabinetsbeleid. Nieuwenhuizen zegt terecht: de georganiseerde teelt die hier en daar wordt voorgesteld, leidt echt niet tot een fijne, gezellige samenleving. Het gaat gewoon niet gebeuren, omdat er altijd een groot circuit buiten de overheid om zal blijven bestaan. Wij willen vandaag van de minister weten hoe hij gaat optreden tegen deze naïeve en ontwrichtende proefballonnetjes. Wij hebben ook nog andere grote zorgen. Lagere rechters oordelen steeds vaker op een hele coulante manier over de hennepteelt en over de hennephandel. Dat baart ons echt zorgen. Wij hopen dat de Hoge Raad deze uitspraken zal vernietigen. Als dit niet gebeurt, heeft de minister dan plan B klaarliggen? Wij willen namelijk niet dat de drugscriminelen de dans ontspringen, omdat wij nu eenmaal te lang in het fabeltje hebben geloofd van het olijke drugsgebruik. 

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Van Toorenburg voor haar glasheldere vragen. Het is eigenlijk een simpele vraag naar de bekende weg, terwijl ze mij aankijkt. Natuurlijk houd ik koers op dit punt. Dat is glashelder. Zowel in dit huis als aan de overkant zijn wij volstrekt helder geweest welk drugsbeleid het kabinet voert. Het is niet voor niets dat de hoofdofficier van het arrondissement Oost-Brabant zulke glasheldere taal spreekt. Dat is zijn verantwoordelijkheid. Hij voert als vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie natuurlijk ook het beleid uit dat wij voeren. Altijd heb ik tegen al die burgemeesters, die ik één voor één ontving, gezegd dat we op dit terrein op dit moment geen pilots toestaan. 

De laatste vraag van mevrouw Van Toorenburg ging over de jurisprudentie. Natuurlijk heb ook ik kennisgenomen van de uitspraak van de rechter in Groningen. Het Openbaar Ministerie is, overigens met mijn instemming maar wel op eigen initiatief, daartegen in beroep gegaan. Wij wachten de uitspraken van het hof vol vertrouwen af. Er is voor mij totaal geen aanleiding om een plan B in de zak te hebben. Ik ben namelijk van mening dat het beleid dat wij op dit punt voeren, deugt en dat continuïteit en consistentie op dit punt ook geboden is. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het is goed dat de minister veelvuldig met de burgemeesters spreekt. Ik heb daar echter nog wel een opmerking over. Hij spreekt namelijk ook met de burgemeesters over hun grote zorgen ten aanzien van de capaciteit. Wij weten allemaal dat met name de burgemeesters in het zuiden van het land, dus in Limburg en in Brabant, op dit moment het water tot aan de lippen staat. Zij geven aan dat zij geen recherchecapaciteit hebben om uiteindelijk de echte misdaad in het drugscircuit efficiënt aan te kunnen pakken. Wij zien dat er misschien wat capaciteit is vrijgemaakt, maar wij hebben grote zorgen over waar die vandaan komt. Daar willen wij de minister ook op aanspreken. De burgemeesters geven aan dat het goed is dat er wordt opgetreden, maar hebben zij dan straks ook de capaciteit om daadwerkelijk door te kunnen pakken? Ik spreek dan met name over de recherchecapaciteit. 

Minister Opstelten:

Inderdaad is er, zoals mevrouw Van Toorenburg ook al aangaf, een extra team in het Zuiden samengesteld. Er is sprake van een extra recherchecapaciteit van 125 personen: driemaal 25 personen uit de verschillende regionale eenheden en eenmaal 50 personen met topkwaliteit uit de Landelijke Eenheid. De burgemeesters, het Openbaar Ministerie en de politie hebben gezegd: wij willen dat deze zware vorm van drugscriminaliteit wordt opgerold. Vandaar ook de stevige uitspraken van hoofdofficier Nieuwenhuizen. Hij zou die namelijk nooit doen als hij geen capaciteit zou hebben. Ook wat dat betreft heb ik dus veel vertrouwen in de aanpak van de autoriteiten in het Zuiden. Dat is ook zeer noodzakelijk. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij hebben heel andere geluiden van de burgemeesters gehoord. Neem de burgemeester van Maastricht, die aangeeft dat ze echt door het ijs aan het zakken zijn wat betreft de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Dat hoor ik de minister nog niet zeggen. Wij hebben ook nog iets anders gehoord. In belangrijke artikelen in het Dagblad van het Noorden staat dat daar nog maar twaalf rechercheurs beschikbaar zijn doordat men daar helemaal is leeggetrokken voor het oplossen van een aantal problemen in Brabant en in Limburg. Natuurlijk, als Brabantse zeg ik: hoera dat het in Brabant op orde is. Maar het mag natuurlijk nooit zo zijn dat andere delen van Nederland uiteindelijk in grote problemen komen. Er zijn dus nog maar twaalf rechercheurs in het Noorden. Als zij op dit moment iets zwaardere zaken dan zij gemiddeld zelf kunnen oplossen, doorschuiven naar een landelijk team, dan zegt dat team daar geen tijd voor te hebben en schuift het alles weer netjes terug naar het Noorden. Wij willen dat de minister staat voor álle regio's. Het kan niet zo zijn dat, als de zuidelijke burgemeesters — terecht! — alarm slaan, vervolgens het Noorden wordt leeggetrokken. Daarop krijgen we graag nog een reactie. 

Minister Opstelten:

Daarover heb ik ook schriftelijke vragen gekregen en beantwoord. Althans, ik heb de antwoorden afgedaan. Die zullen de Kamer dus bereiken. Wat betreft de situatie in het Noorden moet ik zeggen dat het niet helemaal goed is geciteerd. Men doet daar wel een forse inspanning. Ik heb gezegd dat er een aantal grote operaties in het land aan de orde zijn. We maken keuzes. Aan de ene kant is er de liquidatieproblematiek in Amsterdam, waar noodzakelijkerwijs ook capaciteit van de rest van Nederland naartoe gaat. Aan de andere kant is er extra capaciteit in het zuiden van het land, inclusief Limburg. Die komt echter niet uit de andere eenheden, maar uit de Landelijke Eenheid. Er gaan dus mensen met topkwaliteit, ook rechercheurs, naartoe om die inderdaad grote georganiseerde criminaliteit daar aan te pakken. En het is zoals de heer Nieuwenhuizen zegt: niemand zal daar de dans mogen ontspringen. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer 

Naar boven