7 Arbeidsmarktbeleid

Aan de orde is het VAO Arbeidsmarktbeleid (AO d.d. 15/10). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van SZW van harte welkom. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. In het algemeen overleg hebben we uitgebreid stilgestaan bij de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Ook vandaag hoorden we weer dat werkloze jongeren heel moeilijk aan de slag komen. Ik heb toen voorgesteld, de bestaande premiekorting die een werkgever krijgt als hij een werkloze jongere aanneemt te vereenvoudigen. Ik zal daarover bij de behandeling van de Verzamelwet SZW een amendement indienen. Ik heb de minister opgeroepen te bekijken, hoe hij de bekendheid van de regeling verder kan vergroten. Ik kom namelijk nog steeds werkgevers tegen die de regeling niet kennen. De minister zei destijds dat hij daarover gaat nadenken. Heeft hij inmiddels nadere suggesties om dit punt breder onder de aandacht te brengen? Zelf heb ik een suggestie die ik hem graag wil meegeven. Zou het niet goed zijn om met de VNG af te spreken dat aan elke werkzoekende in de bijstand bij sollicitaties een briefje wordt meegegeven — dat is dan een soort bijsluiter — waarin de werkgever wordt gewezen op het recht op premiekortingen als betrokkene wordt aangenomen? Ik weet dat er rondom de WW soortgelijke acties zijn gehouden. Of dat in de vorm van een bijsluiter gebeurt, weet ik niet. Dus die vraag stel ik ook graag. Want het is toch doodzonde als werkgevers deze mogelijkheid niet kennen. 

Mijn tweede punt gaat over de modernisering van cao's. De premier had, bleek in het debat, als premier gezegd dat de huidige cao's gestold wantrouwen zijn. Er lagen allerlei mooie kansen om cao's moderner te maken. De top van de sociale partners moest zichzelf opsluiten in een hotel, samen met Mariëtte Hamer als voorzitter van de SER, om dit nou eindelijk eens op te lossen. Dat moest vooral geen aantrekkelijk hotel zijn, want dan zouden ze meer tempo maken. Dat zijn niet mijn woorden, maar die van de premier. Het is belangrijk dat het kabinet de daad bij het woord voert; vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de minister-president erop wijst dat er rond de cao interessante kansen liggen, waardoor cao's meer kunnen bijdragen aan innovatiekracht; 

overwegende dat sociale partners verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming, inhoud en naleving van cao's; 

overwegende dat het kabinet op verzoek van de Tweede Kamer toch met sociale partners in gesprek gaat over de loonontwikkeling in cao's; 

verzoekt de regering, in dit gesprek bij sociale partners aan te dringen op modernisering en vereenvoudiging van de cao's, waardoor cao's meer ruimte bieden voor maatwerk en individuele keuzevrijheid, en de Kamer voor 1 januari 2015 te informeren over de uitkomsten van dit gesprek, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 563 (29544). 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik ben echt dol op Haagse discussies. Maar in dit land worden door sociale partners op de bedrijfsvloer cao's afgesloten. Is de heer Van Weyenberg op de hoogte van de inhoud van de cao's? Weet hij bijvoorbeeld dat in heel veel cao's al maatwerk wordt afgesloten door diezelfde sociale partners en dat die sociale partners "Den Haag" daar helemaal niet bij nodig hebben? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dit vind ik een opvallend pleidooi van mevrouw Vermeij. Want het was haar collega Nijboer die als het gaat om loonontwikkeling het kabinet vroeg, dat punt onder de aandacht van de sociale partners te brengen. Ik kan mevrouw Vermeij vertellen dat er in veel cao's ook sprake is van loonstijgingen. Toch is het goed om daarvoor aandacht te vragen, net als het goed is om aandacht te vragen voor meer maatwerk om daarmee betrokkenen een extra duwtje in de goede richting te geven. 

De voorzitter:

Tot slot. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Het is de gewoonte van de Partij van de Arbeid om bepaalde signalen, met name uit de vakbeweging, zeer ter harte te nemen. Loonontwikkeling en aandacht voor koopkracht, punten die ook worden ondersteund door D66, zijn belangrijk. Maar een overheid die zich gaat bemoeien met de invulling van cao's is echt heel andere koek. Ik wijs de heer Van Weyenberg erop dat hij maar eens een kijkje moet gaan nemen op de werkvloer. Dan zal hij zien dat heel veel cao's veel moderner zijn dan de heer Van Weyenberg ooit voor ogen zal hebben gehad. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Maar dat er goede voorbeelden zijn, ben ik volstrekt met mevrouw Vermeij eens. Alleen is er, zoals ook de premier zei, nog een wereld te winnen. Hij sprak namens het kabinet en ik vraag om een vervolg. Dan kunnen we mooi putten uit goede voorbeelden. Ik snap het niet. Meer maatwerk leidt juist tot meer loonstijging. Mensen mogen zelf bepalen waar hun loonruimte naartoe gaat. Ik had toch gedacht dat de PvdA dat ook een goed idee vond. 

De voorzitter:

Ik wil nog even opmerken dat dit een VAO is. In een VAO kan men moties indienen of vragen aan de orde stellen die nog niet beantwoord zijn. Het is niet de bedoeling om het debat over te doen. 

De heer Anne Mulder (VVD):

De VVD-fractie vindt de motie van D66 op zichzelf sympathiek, maar wat bedoelt de heer Van Weyenberg precies met "maatwerk"? Waarmee wil hij de minister op pad sturen? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik zal deze vraag ook beantwoorden. Ik neem aan dat u het mij niet euvel duidt dat ik de aan mij gestelde vragen probeer te beantwoorden, voorzitter. 

De voorzitter:

Als de antwoorden kort zijn, is dat prima. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Kijk eens naar sommige collectieve regelingen. Zijn die wel in het belang van alle deelnemers? Kunnen deelnemers niet beter zelf kiezen waaraan ze hun euro's uitgeven? Het stikt van de collectieve afspraken. We kunnen ook nog hele debatten voeren over de mate van algemeen verbindend verklaren of dispensatiebeleid. Ik vind dat allemaal interessante vragen. We hebben daar ook samen moties over ingediend. Bied meer ruimte voor de voorkeuren van individuele werknemers. Kijk naar wat er al goed gaat in sommige cao's en probeer dat breed uit te rollen. Daar gaat het mij om. 

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Geen betoog maar twee korte moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de werkloosheid nog steeds torenhoog is; 

overwegende dat er voorbeelden zijn waarbij ontslagen medewerkers vanuit de WW nu hetzelfde werk doen als tegenprestatie voor de ontvangen uitkering; 

overwegende dat dit een onwenselijke situatie is; 

verzoekt de regering om de Kamer twee keer per jaar te rapporteren hoeveel echte banen worden vervuld door uitkeringsgerechtigden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 564 (29544). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering de bevolking middels Herfstakkoord, sociaal akkoord, energieakkoord, onderwijsakkoord en zorgakkoord meer dan 250.000 banen heeft beloofd; 

overwegende dat veel beloven en weinig geven, alleen een gek in vreugde doet leven; 

verzoekt de regering, met een nadere uitwerking te komen waarin staat vermeld wanneer deze meer dan een kwart miljoen banen gerealiseerd zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 565 (29544). 

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Tijdens het overleg hebben we veel gesproken over verdringing. Ik dien hierover de volgende twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat uit onderzoek van de Altijd Wat Monitor blijkt dat één op de drie werkgevers die mensen aannemen in het kader van social return, hiervoor bestaande contracten moet beëindigen en dat de staatssecretaris van SZW dit erkent, maar geen maatregelen wil nemen; 

constaterende dat dit leidt tot nieuwe werklozen en het in stand houden van werkloosheid; 

verzoekt de regering, gemeenten te verplichten om een verdringingstoets in te voeren bij projecten waarbij social return van toepassing is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 566 (29544). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden en verdringing van arbeid onacceptabel zijn en met kracht bestreden moeten worden; 

constaterende dat verdringing bij social return vaak voorkomt en dit leidt tot nieuwe werklozen en het in stand houden van werkloosheid; 

verzoekt de regering om de lnspectie SZW extra onderzoek uit te laten voeren naar verdringing van betaald werk bij bedrijven en overheden, en de Tweede Kamer voor de zomer 2015 te informeren over de resultaten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 567 (29544). 

De heer Krol (50PLUS/Baay-Timmerman):

Voorzitter. Ik heb drie moties. Ik zal proberen ze binnen mijn spreektijd voor te lezen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er ter bestrijding van jeugdwerkloosheid een ambassadeur is aangesteld; 

overwegende dat ouderenwerkloosheid structurele aandacht behoeft, met name wat betreft het slechten van vooroordelen betreffende oudere werknemers; 

overwegende dat het wegnemen van vooroordelen bij uitstek een taak is van een ambassadeur; 

overwegende dat de middelen die gestoken zijn in het Actieplan 50PlusWerkt, weggegooid geld zijn als de kern van het probleem niet aangepakt wordt; 

verzoekt de regering, de functie van ambassadeur ouderenwerkloosheid in het leven te roepen, desnoods als combinatiefunctie met de ambassadeur jeugdwerkloosheid of de ouderenombudsman, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 568 (29544). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat een derde van de 55-plussers in de WW uitstroomt naar werk, tegen circa de helft van de overige leeftijdsgroepen; 

overwegende dat uitstroomcijfers pas op waarde kunnen worden geschat als scherp inzichtelijk is waar die uitstroom heen gaat; 

overwegende dat uitstroom uit de WW alleen positief te noemen is als dit naar werk betreft; 

verzoekt de regering, binnen drie maanden een overzicht te bieden van de uitstroomrichtingen uit de WW van de leeftijdsgroepen 55-min en 55-plus, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 569 (29544). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het goed is dat het kabinet het idee betreffende inspiratiedagen voor werkgevers overgenomen heeft; 

constaterende dat MKB-Nederland een plan hiertoe heeft opgesteld, waarin een van de doelen is dat 1.000 werkzoekende 50-plussers via werkgevers in de gelegenheid worden gesteld hun netwerkvaardigheden en -contacten te vergroten; 

constaterende dat volgens het CBS in augustus 2014 ruim 123.000 55-plussers een WW-uitkering hadden; 

voorts constaterende dat het onduidelijk is welke tijdslimiet aan dit plan is gekoppeld; 

verzoekt de regering, MKB-Nederland aan te sporen binnen drie maanden met een ambitieuzer plan te komen waarin ook een tijdslimiet is opgenomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 570 (29544). 

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. 

Minister Asscher:

Voorzitter. De communicatie over de premiekorting voor jongeren hebben wij na het vorige algemeen overleg onmiddellijk ter hand genomen. In de verzamelbrief aan de gemeenten die daarna is uitgegaan, hebben wij dit nog eens uitdrukkelijk onder de aandacht gebracht. Ook de suggestie die de heer Van Weyenberg hier nu doet, steun ik. Het belang van goede communicatie kan bij een volgende gelegenheid onder de aandacht van de gemeenten worden gebracht. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 563, waarin de regering wordt verzocht aan te dringen op modernisering en vereenvoudiging van cao's. Uit de toelichting hebben wij begrepen dat het gaat om minder collectieve regelingen. Ik ontraad deze motie. Er wordt verzocht te sturen in de inhoud van collectieve overeenkomsten tussen private partijen en daar zijn wij niet voor. 

In de motie op stuk nr. 564 van de heer De Graaf wordt de regering gevraagd om twee keer per jaar te rapporteren over hoeveel echte banen worden vervuld door uitkeringsgerechtigden. Ik kan daar geen telling van leveren en daarom kan ik die motie dan ook alleen maar ontraden. De regels op zichzelf zijn helder. 

In de motie op stuk nr. 565 wordt de regering verzocht om met een nadere uitwerking te komen waarin vermeld staat wanneer deze meer dan een kwart miljoen banen gerealiseerd zijn, inclusief de passage dat veel beloven, weinig geven, alleen een gek in vreugde doet leven. Ook deze motie ontraad ik. 

De voorzitter:

Misschien is het handig als er eerst even een korte reactie komt van de heer Van Weyenberg? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Wat mij zo verbaast, is dat het kabinet wel in gesprek gaat met de sociale partners over de vraag op welke wijze er meer ruimte kan komen voor loonstijging in cao's. Minister Dijsselbloem heeft dat toegezegd. Eerlijk gezegd, ontgaat mij waarom dat wel kan en waarom de oproep van de premier niet zou kunnen. 

Minister Asscher:

Ik heb dat in het algemeen overleg ook aangegeven. Het kabinet heeft eerder met de sociale partners over loonvorming gesproken, maar het gaat niet interfereren in wat voor lonen worden vastgesteld. Het kabinet vindt dat dit heel goed aan de orde zou kunnen zijn in sectoren waarin dat mogelijk is en waarin ruimte is voor loonsverhoging, terwijl je dat in sectoren waarin dat een concurrentienadeel zou kunnen betekenen, niet zou moeten doen. Het is de Kamer bekend dat ik buitengewoon regelmatig, misschien wel permanent, met de sociale partners in overleg ben over allerlei onderwerpen. Echter, de opdracht zoals die hier wordt gepresenteerd, namelijk om aan te dringen op het dunner maken en ontdoen van collectieve regelingen en te sturen in de manier waarop de sociale partners samen cao's maken, gaat een stap verder. Daarom ontraad ik deze motie. 

De heer De Graaf (PVV):

Het kabinet jaagt 100.000 mensen de WW in. Zij moeten een tegenprestatie leveren. Wij zijn het daar, in een aantal gevallen, niet mee oneens. Je moet wel wat doen voor je geld. In Hillegom is het echter gebeurd dat mensen van de reinigingsdienst als WW'er, als tegenprestatie tegen 70% van het vorige loon, het minimumloon, hetzelfde werk moesten doen. Dat gebeurt op meer plekken in Nederland. Ik heb een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om dat bij te houden. Mensen hebben immers recht op inzicht in dat soort zaken, net zoals de Kamer dat heeft. De minister wuift dat vervolgens zomaar weg door te zeggen: dat is niet te leveren en daarom ontraad ik deze motie. Waarom zijn die cijfers niet te leveren? Waarom wil de minister dit niet doen? 

Minister Asscher:

Er is geen registratie van het soort voorbeeld dat de heer De Graaf geeft. In veel gevallen is ook helemaal niet zo duidelijk of er sprake is van verdringing of niet. Dit is een van de onderwerpen waarover wij met de gemeenten in gesprek zijn. Als de heer De Graaf echter vraagt om ieder kwartaal of twee keer per jaar een overzicht te geven van het aantal banen dat daardoor verdrongen is, kan ik dat niet leveren. Dat overzicht is niet te produceren. 

De heer De Graaf (PVV):

Als de minister met de gemeenten in gesprek is, kan hij dat toch daar opvragen. Er wordt zo veel geregistreerd, dan is dit toch ook wel te doen? 

Minister Asscher:

Helaas werkt het niet zo. Ik moet de motie dus ontraden. Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 565. Op geëigende momenten presenteert de regering plannen, inclusief de verwachting voor de werkgelegenheid. Dat gebeurt bij de rekening, de begroting en de Miljoenennota. Dan kan het debat worden gevoerd over de gevolgen voor de werkgelegenheid in structurele zin. Dan is er ook alle gelegenheid om in gesprek te gaan over het realiseren van de groei in werkgelegenheid vanuit de verschillende akkoorden die de heer De Graaf citeerde. 

In de motie van de heer Ulenbelt op stuk nr. 566 wordt de regering verzocht gemeenten te verplichten een verdringingstoets in te voeren. Ik heb in antwoord op vragen van mevrouw Vermeij aangekondigd hierover ook in gesprek te gaan met de gemeenten. In afwachting daarvan lijkt het mij voorbarig om nu een verplichting in de wet op te nemen. Ik ga eerst het gesprek daarover aan. Wij hebben in het algemeen overleg ook met elkaar uitgewisseld dat het niet altijd zo eenvoudig is om het in simpele regels vast te leggen, terwijl wij het probleem wel willen bestrijden. Om die reden ontraad ik de motie. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 567. 

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb inderdaad begrepen dat het kabinet in gesprek gaat met de VNG. Als dat echter niks oplevert, is het toch logisch om daarvoor een toets te bedenken? Kan die toets later aan de orde komen? Dan kan ik mijn motie misschien nog aanhouden. 

Minister Asscher:

Ik zal zeker verslag uitbrengen van het gesprek met de gemeenten. Dan kan de Kamer altijd bekijken of zij tevreden is met de uitkomst van dat gesprek of dat zij naar sterkere middelen wil grijpen. Ik vind het nu echter prematuur, omdat het gesprek nog moet plaatsvinden. In alle eerlijkheid zijn we ook nog op zoek naar het antwoord op de vraag hoe je gemeenten handvatten kunt geven om te bepalen of er sprake is van verdringing of niet. Het is niet zo eenvoudig. Om die reden vind ik het voorbarig om het nu in de wet op te nemen. Het aanhouden van de motie zou dus welkom zijn. Anders ontraad ik de motie. 

In de motie op stuk nr. 567 wordt verzocht om de Inspectie SZW extra onderzoek te laten uitvoeren. We hebben het in het debat erover gehad dat de prioriteiten van de inspectie onder andere gericht zijn op het bestrijden van schijnconstructies. Dan gaat het vaak om vormen van oneerlijke verdringing. Daar is de schijnwerper al op gericht. Om die reden ontraad ik de motie. Ik wil nu geen extra opdracht bij de inspectie neerleggen. Een extra opdracht impliceert ook dat er elders een opdracht af gaat. We proberen juist de inspectie zo veel mogelijk te laten bereiken door risicogestuurd te bekijken in welke sectoren de problemen het grootst zijn. De inspectie gaat langs bij bedrijven die het eerder niet goed deden. Zo hebben we zo veel mogelijk effect met de inspectie. Daar is de verdringing een onderdeel van. Een extra onderzoek voegt weinig toe, maar kost mogelijk wel wat. Dat zouden we niet willen. Daarom ontraad ik deze motie. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 568 van de heer Krol over de ambassadeur voor de ouderen. Ik kan de Kamer op dat punt geruststellen. We hebben hierover verschillende malen het debat gevoerd. De problematiek van ouderen die moeilijk weer aan het werk komen, staat hoog op de prioriteitenlijst. Daar doen we ook veel aan. We hebben het Actieplan 55PlusWerkt uitgebreid naar 50-plus, zodat meer mensen er gebruik van kunnen maken. We zien hier en daar de eerste bemoedigende resultaten, maar we realiseren ons dat het voor 50-plussers die ontslagen zijn nog steeds moeilijk is op de arbeidsmarkt. De werkloosheid onder ouderen is lager dan onder jongeren, maar als je eenmaal aan de kant staat, is het moeilijker. De regering heeft verschillende keren overwogen of de suggestie van de heer Krol hierbij dienstig zou kunnen zijn en is verschillende keren tot het oordeel gekomen dat dit niet het geval is. Ook omwille van de consistentie ontraad ik dan ook deze motie. 

In de motie op stuk nr. 569 wordt de regering verzocht binnen drie maanden een overzicht te bieden van de uitstroomrichtingen uit de WW. Ik heb in het debat al toegezegd om dit in het eerste kwartaal van 2015 te doen. Dat is dus niet per definitie binnen drie maanden, maar wel op korte termijn. Ik ontraad deze motie dus. Zij is overbodig, want ik heb al beloofd om het in het eerste kwartaal te doen. Wat de driemaandengrens betreft ontraad ik de motie, als het eerste kwartaal deze grens overschrijdt. Dan gaat het namelijk te snel. 

In de motie op stuk nr. 570 wordt de regering verzocht, MKB-Nederland aan te sporen binnen drie maanden met een ambitieuzer plan te komen waarin ook een tijdslimiet is opgenomen. Ik ben in overleg met MKB-Nederland over de vraag hoe ik kan helpen door samen te werken, bijvoorbeeld vanwege de rol van het UWV. Het gaat erom de activiteiten van MKB-Nederland concreet meer schwung te geven. Ik vind het niet passend om MKB-Nederland terug te sturen en zijn huiswerk over te laten doen. Het is veel meer in de geest van de samenwerking met de sociale partners om samen meer ambitie te tonen. Ik ontraad dan ook deze motie, maar ik zal wel handelen in de geest van de motie van de heer Krol 

Voorzitter, tot zover. Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven