18 Scheepvaart

Aan de orde is het VAO Scheepvaart (AO d.d. 03/12).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Infrastructuur en Milieu van harte welkom. Ik wil ook haar vragen haar beantwoording zittend te doen, vanwege een technisch euvel aan het spreekgestoelte.

Het woord is aan de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik ga snel van start met een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vertegenwoordigers uit de stookoliebranche zich hebben uitgesproken voor een transparanter bunkerproces met traceerbare productstromen;

overwegende dat er momenteel sprake is van niet traceerbaar zijn of blijven van stoffen binnen de productstromen bij het bunkerproces;

verzoekt de regering, bij op- en overslag en import van stookolie en blendmiddelen regels te stellen waarmee deze producten traceerbaar zijn en blijven in de gehele bunkerketen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33450).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende

  • -dat de opsporing en vervolging van de oliezwendel tot op heden vooral gedragen wordt door politiemensen en inspecteurs op de werkvloer, waarbij veel knelpunten in de samenwerking worden ervaren;

  • -dat de minister heeft toegezegd, de opmerkingen van de werkvloer over knelpunten in de samenwerking serieus te beoordelen en in april te komen met een verbeterde handhavingsstructuur;

  • -dat de minister tevens heeft toegezegd, de handhavingscapaciteit aan te passen op de omvang van de criminaliteit;

overwegende dat de inzet van die structuur en capaciteit in belangrijke mate afhangt van de prioriteit die de oliezwendel krijgt binnen de opsporingsagenda's van toezicht- en handhavingsdiensten;

verzoekt de regering, de Kamer in april tevens te informeren over de hoge prioriteit die de opsporing en vervolging van de criminele oliezwendel krijgt binnen de betrokken diensten voor opsporing, toezicht en handhaving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33450).

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik heb vier moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de (nieuw)bouweisen voor de binnenvaartvloot, welke de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) voornemens is in te voeren, niet te laten gelden voor schepen kleiner dan 86 meter,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33450).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de eisen van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn (ROSR) van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) niet te laten gelden voor bestaande schepen, behalve wanneer er sprake is van om- of verbouw van het schip,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus en Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33450).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de eis van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) met betrekking tot de lichtdoorlatendheid van kajuitruiten terug te brengen van 70% naar 60% waaraan plusminus 80% van de binnenvaartschepen reeds voldoet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33450).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om in verzet te komen tegen alle door de EU en de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) opgelegde eisen welke een ongelijk speelveld creëren, dan wel leiden tot valse concurrentie, voor de Nederlandse vloot, het loodswezen en de verladers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33450).

De heer Graus (PVV):

De heer De Rouwe heeft zich zojuist verontschuldigd wegens andere verplichtingen. Hij vroeg mij om aan de minister door te geven dat hij voor de standstill situatie is. Zo niet, dan zal hij al mijn moties steunen. Dat moest ik namens de heer De Rouwe van het CDA inbrengen.

De heer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik dien een motie in en daarna zal mijn collega, mevrouw De Boer, ook nog een motie indienen. Ik zal direct beginnen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Buijtenland van Rhoon onderdeel is van de 750 hectare extra natuur- en recreatiegebied om de leefbaarheid van de Rotterdamse regio te verbeteren en onderdeel is van de dubbeldoelstelling van de planologische kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PKB PMR): economie, Maasvlakte II, de leefbaarheid, 750 hectare extra natuur en recreatie;

constaterende dat de provincie in afstemming met het Rijk kan besluiten om binnen de bestaande doelstellingen een andere invulling te geven aan het gebied Buijtenland van Rhoon;

overwegende dat in het gebied op zowel politiek-bestuurlijk niveau als op het niveau van de lokale gemeenschap onvoldoende tot geen draagvlak bestaat om de polders van Rhoon om te zetten naar natte natuur;

overwegende dat de doelstellingen worden gerespecteerd;

verzoekt de regering, de doelstellingen van de PKB PMR als uitgangspunt te nemen en in samenwerking met de provincie Zuid-Holland ruimte te zoeken binnen de PKB PMR om de doelstellingen op een andere manier in te vullen en daarbij rekening te houden met de bestaande wensen en voorstellen van de bewoners van het gebied Buijtenland van Rhoon,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heerema, Graus, Bisschop, Dik-Faber en De Rouwe.

Zij krijgt nr. 12 (33450).

Mevrouw De Boer (VVD):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bunkersector een belangrijke bijdrage levert aan de kracht van de haven van Rotterdam en daarmee de Nederlandse economie;

constaterende dat in buurlanden van Nederland op basis van dezelfde EU-regelgeving mogelijk anders met debunkeren wordt omgegaan dan in Nederland waardoor een concurrentienadeel zou kunnen bestaan;

overwegende dat het toestaan van debunkeren geen impact heeft op het milieu en de luchtkwaliteit;

verzoekt de regering, een onderzoek uit te voeren naar de wijze waarop in buurlanden en andere EU-landen met debunkeren wordt omgegaan;

verzoekt de regering tevens, de Kamer over de uitkomsten van dat onderzoek voor 1 juli 2014 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33450).

Mevrouw De Boer (VVD):

Tot slot wil ik nog iets zeggen over de zeer sympathieke moties die door de PVV-fractie zijn ingediend. We kunnen weliswaar moties blijven indienen, maar het punt blijft dat de minister al jaren haar stinkende best doet bij de CCR, maar dat er bij diezelfde CCR op basis van unanimiteit wordt besloten. Ik heb in de procedurevergadering van afgelopen week dan ook voorgesteld — en dat werd ook gesteund door collega's — om in gesprek te gaan met collega's van omringende landen, de aangesloten Rijnlanden, om van onderop met elkaar draagvlak te zoeken zodat we krijgen wat wij alle twee willen. Daarover is geen verschil van mening. Het zijn prachtige moties, maar we moeten het op een andere manier voor elkaar zien te krijgen. De minister is het er volledig mee eens, zij zal de moties ook overnemen, maar zij zal daarbij ook aangeven dat zij het al een aantal keren heeft geprobeerd, maar dat er op basis van unanimiteit wordt besloten. We moeten dus andere middelen aanwenden en maar eens onorthodox met collega's van omringende Rijnlanden in gesprek gaan.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. Ik ben verrast dat de heer Graus mijn stellingname inzake vrijstelling voor schepen tot 86 meter in een motie heeft verwoord. Dat is op zich mooi, maar de minister had volgens mij al toezeggingen in die richting gedaan. Een andere motie die ik had opgesteld, zal ik niet indienen. De heer Van Gerven heeft iets gemaakt wat daarop lijkt: een volgsysteem voor bunkers. Ik houd dan twee moties over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naar verluidt de kwaliteit van de bunkers met scheepsbrandstoffen in Singapore beter is dan die in Rotterdam vanwege striktere handhavingsregels;

verzoekt de regering, een benchmarkonderzoek uit te voeren naar de regels en procedures die in Singapore van kracht zijn met betrekking tot de kwaliteit van de bunkers;

verzoekt de regering, de Kamer voor 1 juli 2014 te rapporteren welke regels en procedures die Singapore hanteert zij toepasbaar acht in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Albert de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (33450).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bijmengen van (afval)stoffen in scheepsbrandstof gevaar kan opleveren voor het milieu, de volksgezondheid en de veiligheid in verband met schade aan scheepsmotoren;

constaterende dat er geen lijsten bestaan van stoffen die in het geheel niet of slechts tot een bepaald maximum mogen voorkomen in bunkers;

overwegende dat de meest betrokken marktpartijen werken aan het opstellen van dergelijke lijsten;

verzoekt de regering, die marktpartijen met het opstellen van deze lijsten te ondersteunen, opdat uiterlijk 31 maart 2014 overeenstemming bestaat over deze lijsten;

verzoekt de regering tevens, de mogelijkheid te onderzoeken om deze lijsten in samenwerking met de buurlanden van Nederland effectief om te zetten in handhaafbare regels en de Kamer hierover voor het zomerreces van 2014 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Albert de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33450).

Mevrouw De Boer (VVD):

Zoals de heer De Vries enige herkenning had bij de motie van de PVV over de 86 meter, had ik enige herkenning bij de motie over Singapore. Ik heb daarover een toezegging van de minister gevraagd en die heeft zij ook gegeven. We zullen haar antwoord even afwachten. In mijn beleving is het zo geweest dat wij inderdaad gaan kijken hoe het in Singapore geregeld is en dat dit misschien wel een voorbeeld is van hoe er goed kan worden omgegaan met bunkerolie.

De heer Albert de Vries (PvdA):

De inzet van onze motie is dat er echt strikt naar de handhaving wordt gekeken. Als er ergens een goed voorbeeld is — mevrouw De Boer heeft daar inderdaad opmerkingen over gemaakt in het algemeen overleg — dan vinden we dat dit gebruikt moet worden. De hoofdzaak is echter strengere handhaving.

De heer Graus (PVV):

Ik heb er zelf een grote hekel aan om er een groot punt van te maken als iemand je moties afpakt, maar wij moeten bij de PVV al ruim een week van tevoren onze stukken inleveren bij de fractie. Dat punt had ik ook gemaakt. Het is ook goedgekeurd door de fractie. Bovendien ben ik pas heel laat bij het algemeen overleg aangeschoven. Ik had dat punt er ook op staan, alleen ben ik eerder geweest met het indienen van een motie. Het was niet een punt van deze geachte afgevaardigde, maar net zo goed een punt van mij. Ik heb dan ook gewoon het recht om een motie in te dienen, als ik eerder spreek.

De voorzitter:

Waarvan acte.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik vind het mooi als we het bij uitzondering een keer eens zijn met de PVV. Laten we dat dan vieren.

De voorzitter:

Laten we dat moment koesteren.

De minister heeft vijf minuten nodig om zich voor te bereiden op de beantwoording.

De vergadering wordt van 18.56 uur tot 19.01 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heet de ministers van harte welkom. Ik heb gezien dat het toch aan de minister van Veiligheid en Justitie lag, want het euvel is weer verholpen.

Minister Opstelten:

Het lag totaal aan mij. Er zijn gelukkig geen vragen over gesteld.

De voorzitter:

Inderdaad, het is opgelost. Het woord is aan minister van Infrastructuur en Milieu.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Ik ga meteen over tot de behandeling van de moties. Er zijn mij verder geen vragen gesteld. In de motie op stuk nr. 6 vraagt de heer Van Gerven de regering om bij op- en overslag en import van stookolie en blendmiddelen regels te stellen, waarmee de producten traceerbaar zijn en blijven in de gehele bunkerketen. Ik ontraad aanneming van deze motie. Op dit moment ben ik met de stakeholders in overleg. Wij kijken naar de traceerbaarheid van de stroom, zoals ik tijdens het algemeen overleg heb toegezegd. Ik heb ook gezegd dat ik zal kijken wat erop dit gebied mogelijk is en of wij nationale regels moeten willen stellen. Om die reden ontraad ik de motie.

Dan de motie op stuk nr. 8, want de motie op stuk nr. 7 wordt door mijn collega behandeld.

De voorzitter:

De heer Van Gerven heeft een korte vraag.

De heer Van Gerven (SP):

Ik zal mijn best doen om het kort te houden. In het voorstel staat niet expliciet iets over binnen- en buitenland. Ik weet niet wat de mogelijkheden zijn als Nederland vooroploopt. Kan de minister daar nog even op ingaan?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb al tijdens het algemeen overleg gezegd dat ik voor deze sector altijd voor een internationale aanpak ben. Je kunt niet als land alleen een andere aanpak van de scheepvaart hanteren dan in andere landen. Als schepen in het ene land aan de ene voorwaarde moet voldoen en in het andere land aan de andere, dan komt het debunkeren in grote hoeveelheden terug. Bovendien moet je in het kader van het level playing field voor gelijke regels zorgen. Wij hebben altijd te maken met een internationaal speelveld. De problematiek is belangrijk. Ik heb gezegd dat ik wil kijken naar de traceerbaarheid van de stromen. De heer Van Gerven vraagt mij nu om regels te stellen zodat deze producten traceerbaar zijn in de gehele bunkerketen. Als ik er internationaal niet uitkom, betekent dat de facto dat ik nationale regels moet stellen als ik hier ja op zeg. Daarom ontraad ik de motie. Ik heb in mijn betoog aangegeven dat ik het eens ben met de strekking van het betoog van de heer Van Gerven. Ik ga het onderzoek doen. Ik ga ook met mijn internationale collega's en met de sector aan de slag, maar ik beloof niet bij voorbaat dat ik alsnog regels ga opstellen als de rest het niet doet.

De heer Van Gerven (SP):

Mag ik daaruit concluderen dat nationale regels stellen wel kan, maar dat de minister het niet wil? Rotterdam is dé haven. Daar kan men de trend setten, de toon bepalen. Het is een grote haven met ontzettend veel capaciteit. Kunnen wij niet gewoon het voortouw nemen?l

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik zeg niet dat het kan. Ik heb gezegd dat ik zal kijken wat er mogelijk is. Wij hebben met elkaar tijdens het debat geconcludeerd dat de materie ongelooflijk complex is. Een deel van de afvalstoffen wordt gevormd door natuurlijke stoffen. Alles loopt nu door elkaar. Eerst moeten wij kijken wat er mogelijk is om de stoffen traceerbaar te maken. Als je daar vervolgens handvatten voor vindt, wil je die in internationaal verband invoeren. Dan gelden voor iedereen dezelfde spelregels. Het is niet mijn beleid om voor te lopen op andere landen, terwijl andere landen die regels niet willen invoeren. Dat kan een onevenredig nadeel opleveren voor onze scheepvaartsector: een sector die de heer Van Gerven ook een warm hart toedraagt. Als wij dit doen, dan moeten wij daar internationaal afspraken over maken.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Deze motie lijkt heel erg op die van de PvdA, alleen is ons dictum net iets minder verstrekkend. Ik wil toch nog even weten of de minister een paspoort — een voorstel van onder anderen mevrouw Netelenbos — samen met de sector wil invoeren. De sector zelf is daar een voorstander van. Ik heb het niet over een verplichting, maar ik vraag de minister om samen met de sector na te gaan of zo'n paspoort vrijwillig ingevoerd kan worden.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De discussie in het algemeen overleg over het elektronisch paspoort kan ik mij nog herinneren. Ik ben ook bereid om te kijken naar de haalbaarheid van een paspoort. Ik heb in het AO gezegd dat ik twijfels had. Immers, als je verschillende ladingsstromen bij elkaar krijgt, krijg je verschillende paspoorten en het kan weleens zo zijn dat hiervoor geen integraal gelijkluidend paspoort te maken valt. Ik ga sowieso de komende periode het traject uitvoeren van de traceerbaarheid van stoffen. Ik wil best in gesprek gaan over de mogelijkheid en haalbaarheid van zo'n paspoort. Dat is echter wat anders dan bij voorbaat zeggen dat ik in mijn eentje regels ga stellen als het allemaal niet mogelijk is.

Ik kom op de motie op stuk nr. 8 waarin wordt gevraagd om de nieuwbouweisen voor de binnenvaartvloot niet te laten gelden voor schepen kleiner dan 86 meter. De overgangsbepalingen waaronder dit valt, zijn in 2003 door de CCR vastgesteld. Dat is met instemming van de sector gebeurd. Van die regels kunnen wij niet zomaar af, zoals ik ook in het algemeen overleg heb aangegeven. Dat kan alleen als er unanieme instemming binnen de CCR is. Ik vraag in CCR-verband al aandacht voor de meest knellende bepalingen. Daar zit dit punt ook bij. Als ik de motie zo mag interpreteren dat zij gericht is op de meest knellende overgangsbepalingen, dan verzoek ik om haar aan te houden tot het CCR-besluit in juni 2014. Als de motie betrekking heeft op álle overgangsbepalingen — ik lees hier: dé nieuwbouweisen — dan moet ik haar ontraden. Dat is immers onwenselijk vanwege reeds gedane investeringen door diverse schippers en vanwege veiligheidsaspecten. Bovendien is het binnen de CCR onhaalbaar om alle nieuwbouweisen niet van toepassing te laten zijn.

De heer Graus (PVV):

De overgangsbepalingen zijn inderdaad in overleg met de schippers tot stand gekomen. Maar dat was in een tijd dat er nog geen financieel-economische crisis was en er geen crisis in de scheepvaart was. Wij zitten nu anno 2013, bijna anno 2014, vandaar deze motie.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Daarvan ben ik mij bewust. Tegelijkertijd geldt de waarschuwing, op welk beleidsterrein dan ook, dat wij, als wij iets beloven in internationaal verband, altijd goed moeten bekijken of wij dat ook in minder goede tijden denken te kunnen halen. Wij hebben natuurlijk meer van dit soort dossiers in de Kamer. Ik ben mij daarvan bewust, vandaar dat ik hiervoor pleit. Als voorvechter probeer ik iedere keer in de CCR om de knellende bepalingen aan te pakken. Het systeem van de CCR werkt echter zo dat alle landen unaniem moeten vinden dat het moet worden aangepast. Ik kan in mijn eentje de motie dus niet eens waarmaken. Dat kan ik alleen als de CCR meewerkt. Ik moet de motie dan ook ontraden. U weet dat ik eraan werk, maar ik kan het niet alleen doen. Bovendien ervaren niet alle landen de problematiek op dezelfde manier als wij. Sommige landen lopen nu eenmaal harder dan andere. Ik probeer mijn collega's die misschien wat minder oog hebben voor deze problematiek zover te krijgen dat zij ons op dit vlak willen steunen. Ik kan de motie niet uitvoeren, dus vraag ik om haar aan te houden tot het CCR-besluit in juni 2014. Dat geldt althans voor de meest knellende overgangsbepalingen. Anders moet ik haar gewoon ontraden.

De heer Graus (PVV):

Ik kan de motie niet aanhouden tot juni 2014, dus breng ik haar gewoon in stemming. Wij zullen zien in hoeverre de Kamer de binnenvaartschippers wil helpen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dan moet ik de motie ontraden.

Ten aanzien van de motie op stuk nr. 9 van de heer Graus en de heer Bashir geldt hetzelfde. Hierin wordt gevraagd om het reglement van eisen niet te laten gelden voor de bestaande schepen, behalve als er sprake is van om- en verbouw van een schip. In het verleden is besloten dat dit ook zou gelden voor bestaande schepen. Ik probeer hiervoor ruimte te vinden in de CCR. Hierover ben ik in onderhandeling. Ik kan de motie niet waarmaken, dus moet ik haar ontraden. Ik heb begrepen dat de indieners hun motie niet kunnen aanhouden, dus hoef ik ook niet te vragen of ze haar kunnen aanhouden.

Ik kom op de motie op stuk nr. 10 over het terugbrengen van de lichtdoorlatendheid van kajuitruiten van 70% naar 60%. Wij spreken hier in de Kamer over belangwekkende onderwerpen. Ik voer op dit moment gesprekken met de CCR over de vraag of we dat kunnen aanpassen. In het voorjaar van 2014 vindt er besluitvorming plaats over de overgangsbepalingen. Het is hetzelfde verhaal als zonet: ik kan niet in mijn eentje besluiten om dat anders te doen. De heer Graus weet dat ik ervoor pleit. Daarom ontraad ik deze motie.

De heer Graus (PVV):

Ook deze motie zal ik gewoon in stemming brengen. Ik meende dat de minister zei dat het belangrijke onderwerpen zijn waarover we praten. Ik weet niet of de minister zich ervan bewust is wat dit voor investering is voor een kleine schippersfamilie. Het is een ontzettend grote investering. 80% van de binnenvaartschepen voldoet al aan de 70% lichtdoorlatendheid. Er wordt net gedaan alsof het allemaal peulenschilletjes zijn, maar voor een schippersfamilie zijn het dat niet ten tijde van crisis.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Wij verschillen er absoluut niet van mening over hoe zwaar deze eisen zijn, en zeker in dit soort tijden. Ik heb niet de impressie dat de Commissie het idee heeft dat ik er inhoudelijk anders in zit. De heer Graus vraagt mij echter in drie moties achter elkaar om in mijn eentje een besluit te nemen, terwijl de besluitvorming hierover plaatsvindt in CCR-verband. Daarin zitten vijf landen, die unaniem akkoord moeten gaan. De heer Graus kan mij vragen om mijn stinkende best te doen, maar niet om in mijn eentje de regels aan te passen. Nu weet ik wel dat de PVV-fractie sowieso graag in haar eentje zou willen doorregeren zonder Europa erbij, maar we hebben nu eenmaal dit overleg gecreëerd. Dit overleg heeft ons in voorgaande jaren ook heel veel gebracht. Aan sommige besluiten van de CCR zitten nadelen, maar die probeer ik zo veel mogelijk te mitigeren.

De heer Graus (PVV):

Allereerst een opmerking voor de Handelingen. 80% van de binnenvaartschepen voldoet al aan de 60% lichtdoorlatendheid. Ik heb het net goed gezegd toen ik de motie voorlas, maar ik vergiste mij zo-even door 70% te noemen. Ook wil ik nog iets zeggen over de opmerking van de minister. De PVV wil juist heel graag handelen en samenwerken binnen en met Europa, maar wil niet dat we een provincie worden van de Europese Uniemoloch. Dat is een wezenlijk verschil. Het is echt niet zo dat wij zonder Europa willen. Wel willen we zonder de Europese Unie. Het kan. We zien dat China een van de beste verdragen met Zwitserland heeft afgesloten en zich ook niets van de Europese Uniemoloch aantrekt.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. De heer Graus verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 11 om in verzet te komen tegen alle door de EU en de CCR opgelegde eisen die een ongelijk speelveld vormen dan wel leiden tot valse concurrentie voor de Nederlandse vloot, het loodswezen en de verladers. Ik ontraad deze motie. De CCR besluit unaniem. Ik waak voor een level playing field in CCR-verband en in EU-verband. Tijdens ieder algemeen overleg over de Transportraad kan de Kamer mij erover aan de tand voelen dat ik tot het uiterste ga om dat te bevechten. Ik ben echter van andere lidstaten afhankelijk voor aanpassing. Ik kan mij wel inspannen, maar ik kan mij niet alleen verzetten tegen de regels zoals we die gezamenlijk in het verleden hebben afgesproken.

De voorzitter:

Helemaal ten slotte, mijnheer Graus.

De heer Graus (PVV):

Dit is mijn laatste motie, als ik mij niet vergis. De minister zegt dat zij het niet kan. Alles kan. We kunnen op de maan landen, we klonen schapen, we kunnen alles. De minister wil het niet. Dat moet ook duidelijk worden gesteld. Zij zegt dat het niet kan, maar dat is onzin. Alles kan.

De voorzitter:

Waarvan akte.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Alles kan, maar je moet altijd kijken binnen welk kader je opereert en welke afspraken je maakt. Ik weet dat een van de andere leden van de CCR een belasting voor de scheepvaart op de Rijn bepleit, een soort kilometerprijs, maar dan over water. Daar zijn wij ernstig tegen. Als we allemaal individueel zouden gaan inbrengen en beslissen wat we daaraan doen, hebben we gewoon een groot probleem. Soms hebben we baat bij de regels die de CCR stelt en kunnen we ons daar ook aan vasthouden. Zo doen we dat bijvoorbeeld bij de tolheffing op de Rijn. Soms zijn er zaken waarmee we minder blij zijn, waarmee we in het verleden overigens ook ingestemd hebben. Daarvoor probeer ik nu juist ruimte te creëren in goed overleg met de collega's.

Dan kom ik bij de motie over PMR op stuk nr. 12. We zitten nu op een ander terrein, namelijk de Maasvlakte. De regering wordt verzocht om de doelstellingen van de PKB BMR als uitgangspunt te nemen en in samenwerking met de provincie Zuid-Holland ruimte te zoeken binnen de PKB PMR om de doelstellingen op een andere manier in te vullen en daarbij rekening te houden met de bestaande wensen en voorstellen van de bewoners in het gebied Buijtenland van Rhoon.

De motie verzoekt de regering om dat binnen de PKB BMR te doen. Daar ben ik blij om, want ik maakte me zorgen tijdens het algemeen overleg dat een goed plan, dat er mede voor heeft gezorgd dat de Tweede Maasvlakte kon worden aangelegd, op de helling zou komen te staan. De motie verzoekt mij nu om dat binnen de PKB BMR te doen, en samen met de provincie Zuid-Holland te zoeken naar mogelijkheden. Indien de motie zo kan worden uitgelegd dat wij binnen die ruimte blijven, inclusief de inmiddels onherroepelijk geworden onderliggende plannen, ben ik bereid om deze uit te voeren. Ik laat het oordeel over aan de Kamer.

Dan kom ik op de motie-De Boer op stuk nr. 13. Deze vraagt de regering een onderzoek uit te voeren naar de wijze waarop buurlanden en andere EU-landen met debunkeren omgaan en verzoekt de regering de Kamer over de uitkomsten van dat onderzoek voor 1 juli te informeren. Ik begrijp dat er zorgen zijn over de verstoring van het level playing field. Ik ben bereid om te kijken hoe onze buurlanden hiermee omgaan en of er optimalisatiemogelijkheden zijn. Ik laat het oordeel daarmee aan de Kamer.

Dan kom ik op de motie-De Vries op stuk nr. 14. Deze verzoekt de regering de Kamer voor 1 juli 2014 te rapporteren welke regels en procedures die Singapore hanteert, toepasbaar zijn in Nederland. Ik heb dat tijdens het algemeen overleg al toegezegd aan de heer De Vries en anderen. Ik heb toen ook de kanttekening gemaakt dat de oplossingen niet een-op-een te kopiëren zijn, maar dat we wel kunnen bekijken wat we kunnen overnemen. Ik heb eigenlijk als beleid om als ik het al heb toegezegd, te zeggen: de motie is overbodig en daarmee oordeel van de Kamer.

Hetzelfde geldt voor de motie-De Vries op stuk nr. 15. Daarin wordt mij gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken om de lijsten van stoffen die niet mogen voorkomen in bunkers, in samenwerking met buurlanden van Nederland effectief om te zetten in handhaafbare regels en de Kamer hierover voor het zomerreces van 2014 te rapporteren.

Ik heb in het AO gezegd dat ik samen met de stakeholders ga kijken naar de lijst van stoffen, maar dat is wel complex. Ik kom er voor het zomerreces op terug, in combinatie met andere toezeggingen. Als wij een lijst kunnen vaststellen, ga ik kijken hoe deze in internationale regelgeving kan worden omgezet. Dat heb ik dus al volledig toegezegd in het algemeen overleg. Ik zeg het nu nog een keer, voor het geval er enige twijfel over bestond. Daarmee is de motie wat mij betreft overbodig. Ik ben het er inhoudelijk wel mee eens. Dat waren de punten mijnerzijds.

De voorzitter:

Dan dank ik de minister van Infrastructuur en Milieu. Ik geef nog even kort het woord aan de minister van Veiligheid en Justitie, voor zijn oordeel over een motie van de heer Van Gerven.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik kan er heel kort over zijn. Ik heb de motie goed gelezen. Ik zit net zo in elkaar als mijn collega. In het AO hebben we een debat gevoerd en daarbij heb ik een aantal dingen toegezegd. Dan moet je ervoor uitkijken dat wat is toegezegd, in een motie wordt vertaald, maar dat er net wat meer dingetjes in staan dan ik heb gezegd. Als de heer Van Gerven al die dingen die ik niet heb gezegd, eruit wil slopen, dan ga ik natuurlijk akkoord. Ik heb niet gezegd dat wij tot een verbeterde handhavingsstructuur zouden komen. Het is een natuurlijke beweging om te kijken of je de handhavingscapaciteit kunt aanpassen aan de omvang van de criminaliteit, maar dat kan ik niet nu al hard toezeggen. Het gaat natuurlijk uiteindelijk om het dictum: "tevens te informeren over de hoge prioriteit" et cetera. Ik vraag de heer Van Gerven om zijn motie gewoon in te trekken. Zoals altijd doe ik dan wat ik heb toegezegd over het vervolgonderzoek van de Politieacademie. Dat komt in het voorjaar naar mij en de Kamer. Samen met mijn collega zal ik dat voorzien van een beleidsreactie. Als we het zo doen, maken we een goede afspraak. Het is even een vraag.

De heer Van Gerven (SP):

Ik ga die motie niet intrekken; dat lijkt mij niet verstandig. Het is duidelijk dat de minister verregaand heeft geopereerd in het algemeen overleg. Wij willen dat graag vastleggen in een motie. Ik heb niet de letterlijke spreektekst of het verslag van het algemeen overleg bij me, dus ik zal die erop naslaan en nog eens kijken naar mijn constateringen. Ik heb toch goed begrepen dat het de bedoeling van de minister is dat dit een belangrijke topprioriteit blijft? Het is namelijk aangetoond dat dit een structurele zaak is, geen incident. Verder heeft hij toegezegd dat hij zijn handhavingscapaciteit op die manier daarvoor zal blijven inzetten.

Minister Opstelten:

Jazeker, dat heb ik gezegd. Maar dat is iets anders dan de handhavingsstructuur bijstellen. Dat wil ik niet doen. Dit leidt tot een misverstand. Laten we nu eens tot elkaar komen, dan gaan we meters maken met elkaar. Anders leidt dit tot misverstanden. U kunt de motie ook aanhouden totdat ik met mijn stuk ben gekomen.

De heer Van Gerven (SP):

Ik zal erover nadenken of ik de motie aanhoud. Mag ik de minister heel concreet vragen of acties als Waakzaam doorgaan?

Minister Opstelten:

Ik heb gezegd dat het NPA-onderzoek, dus van de Politieacademie, wordt vervolgd. Daarin wordt de hele situatie bekeken. Ik zal dat scherp tegen het licht houden en natuurlijk verbeteringen aanbrengen waar dat mogelijk en nodig is, samen met mijn collega. Dat heb ik toegezegd. Ik vind dit een belangrijk punt. Meer heb ik volgens mij niet gezegd. Dat is toch voldoende om gewoon wat op te schieten met elkaar? Ik vind het een beetje jammer als men dan met teksten gaat spelen, waaruit weer misverstanden kunnen ontstaan. Ik zou het als volgt willen doen. Als de heer Van Gerven zijn motie niet wil intrekken, vraag ik hem of hij haar wil aanhouden. Dan kan hij het stuk tegen het licht houden als ik daar over een halfjaar mee kom.

De voorzitter:

Als de heer Van Gerven zijn motie wil aanhouden, krijgt hij nu nog het woord. Als hij haar niet wil aanhouden, krijgt hij niet het woord. En als hij haar niet wil aanhouden, wil ik wel het oordeel van de minister horen.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil die motie best aanhouden, maar kan de minister dan toezeggen dat hij in maart ...

Minister Opstelten:

Nee, ik heb gezegd ...

De heer Van Gerven (SP):

Ik kan die motie niet een halfjaar aanhouden, dat is het probleem.

De voorzitter:

De heer Van Gerven houdt zijn motie níet aan. Ik vraag nu het oordeel van de minister.

Minister Opstelten:

Ik heb mijn toezegging gedaan en die vind ik voldoende. In dat geval moet ik de motie ontraden. Ik wil wel precies zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

Ik stel voor om aanstaande dinsdag over de moties te stemmen. Ik schors de vergadering voor de dinerpauze.

De vergadering wordt van 19.24 uur tot 20.10 uur geschorst.

Naar boven