Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 36, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 36, item 9 |
Aan de orde is het VAO EU-uitbreiding (AO d.d. 11/12).
De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. We hebben met minister Timmermans een algemeen overleg gehad over de uitbreiding van de Europese Unie. Ik dien twee moties in.
De heer Madlener (PVV):
Mijn tweede motie is speciaal gemaakt voor de heer Verheijen van de VVD, die altijd zo mooi uit de hoek komt. Dat heeft hij ook deze week gedaan: hij heeft gezegd dat hij 1 miljard euro subsidie voor Turkije niet kan uitleggen. Daar zijn wij het natuurlijk van harte mee eens. Daarom dien ik de volgende motie in. Ik hoop dat de heer Verheijen oplet.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het niet uit te leggen is dat Turkije jaarlijks bijna 1 miljard euro subsidie ontvangt in het kader van de lidmaatschapsonderhandelingen met de Europese Unie;
verzoekt de regering, deze toetredingssteun aan Turkije te stoppen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg is ook het in het verdrag ingebouwde automatisme aan de orde gekomen dat nieuwe lidstaten automatisch de euro op termijn moeten invoeren. Om dat automatisme af te schaffen heb ik de volgende motie opgesteld.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de Europese verdragen is vastgelegd dat alle nieuwe EU-lidstaten verplicht zijn om de euro op termijn in te voeren als ze voldoen aan een aantal economische voorwaarden;
verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat deze verplichting bij de eerstvolgende verdragswijziging uit de verdragen wordt geschrapt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Er is nog een vraag.
De heer Verheijen (VVD):
Het moment van indiening van deze motie is een beetje vreemd, omdat hij gericht is op een mogelijke verdragswijziging in de toekomst. Waarom wordt deze motie zonder al te veel debat nu ingediend? Ik vind de gedachte interessant, maar is de heer Segers wel met ons van mening dat landen met het oog op de interne markt moeten voldoen aan bijvoorbeeld de SGP-criteria? Anders zou je een instabiel Europa creëren. Dus ook al voeren ze de munt niet in, ze moeten wel voldoen aan de SGP-criteria.
De voorzitter:
Het SGP is …
De heer Verheijen (VVD):
… het Stabiliteits- en Groeipact.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik zag de heer Van der Staaij al heel tevreden glimlachen omdat heel Europa aan de SGP-criteria moet voldoen. Dat is inderdaad vrij fors. De eerste vraag was: waarom nu? Dat is omdat we nu spreken over uitbreiding. Wat vragen we van landen die toetreden? Welke eisen hanteren we als we gaan spreken over uitbreiding? Als dan het automatisme is ingebakken — dat is nog altijd ingebakken — dat zij op termijn de euro moeten invoeren, is het indienen van de motie op dit moment relevant. Wij willen dat automatisme loslaten. De heer Verheijen heeft zelf aangegeven dat er verschillende arrangementen moeten komen in de Europese samenwerking. Dat steunen wij. In die lijn is deze motie ingediend, dus dit lijkt me wel het juiste moment om hierover te spreken.
De tweede vraag was of er sprake moet zijn van convergentie, Ja, dat is ook het doel van de interne markt. Ja, je moet elkaar kunnen aanspreken op criteria, maar als een land toetreedt tot de eurozone, kijk je heel speciaal of zo'n land kan toetreden en of het echt voldoet aan de hoogste criteria. Dan heb je een heel speciaal debat. In zijn algemeenheid zeg ik dat we elkaar moeten kunnen aanspreken op de SGP-criteria en moeten streven naar convergentie. Met die premisse is deze motie ingediend.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Tijdens het debat zijn de toetreding en de stadia waarin acht landen zich bevinden, uitgebreid aan de orde gekomen. Ik heb een speciale motie over het land Albanië, want de regering wilde wel toezeggen dat het niet nu toe zal treden, maar hield wel de mogelijkheid open dat het voorwaardelijk zou toetreden en dan bijvoorbeeld op 1 juli kandidaat-lidstaat zou worden. Om alle onduidelijkheid weg te nemen en aan te geven dat dit in onze ogen, gezien onder andere de mate van corruptie in Albanië, het komende jaar niet aan de orde kan zijn, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
kennisgenomen hebbend van de rapportages over Albanië;
verzoekt de regering, in ieder geval tot de volgende voortgangsrapportage Albanië niet toe te laten als kandidaat-lid van de Unie en het kandidaat-lidmaatschap ook niet onder voorwaarden in het vooruitzicht te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Was u klaar met uw inbreng? Dan geef ik het woord aan de heer Verheijen.
De heer Verheijen (VVD):
Volgens mij zijn de heer Omtzigt en de VVD-fractie het eens over de te volgen lijn betreffende Albanië. Volgens mij was dat ook in lijn met de inzet van het kabinet. We hebben daar gisteren een goed AO over gehad. Daarin heeft het kabinet gevraagd om tot de RAZ, Raad Algemene Zaken, van dinsdag de vrijheid te krijgen om daarin te handelen. Wat is de reden om nu die motie in te dienen en niet volgende week bij het debat over de eurotop?
De heer Omtzigt (CDA):
In dat debat werd duidelijk dat, als Nederland alleen staat of als er andere dingen aan de orde zijn, Nederland in ieder geval bereid is om voorwaardelijk in te stemmen en onder voorwaarden te zeggen dat Albanië op 1 juli 2014 wel klaar is. Dat lijkt ons op dit moment volstrekt niet aan de orde. Wij willen op de volgende jaarlijkse voortgangsrapportage van de Commissie wachten totdat wij hier opnieuw spreken om te kijken of Albanië alsdan klaar is.
De heer Verheijen (VVD):
Volgens mij delen wij die opvatting. Toch was er gisteren, dacht ik, een vorm van consensus over dat het nu indienen van een motie de handelingsmogelijkheden beperkt in het diplomatieke verkeer tussen de 28 landen in de Raad Algemene Zaken. Volgens mij was dat signaal luid en duidelijk en waren wij het daarover eens. Dus ik vind het moment een beetje bijzonder. Daarom mijn vraag aan de heer Omtzigt om na de beantwoording van de minister te overwegen om die motie aan te houden tot woensdag om dan finaal als Kamer te bepalen of de inzet goed is en het resultaat goed is.
De heer Omtzigt (CDA):
Woensdag is na de vergadering en dan heeft de Nederlandse regering een standpunt ingenomen en dan kan zij tussen de RAZ en de Europese Raad dat standpunt moeilijk aanscherpen. Dat lijkt mij ook niet wenselijk voor de minister. Dat is de reden waarom wij hiervoor gekozen hebben. Ik heb in de vergadering van woensdag de woordvoerder van de VVD horen zeggen dat als het niet nu is het wat betreft de VVD in principe op juli 2014, lees een paar weken na de Europese verkiezingen, wel zou kunnen. En daar nemen wij in deze motie toch expliciet afstand van en dan wachten wij tot het najaar van 2014 voordat er opnieuw een open appreciatie kan komen over het eventueel toelaten van Albanië als kandidaat-lid.
Mevrouw Maij (PvdA):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het verlenen van de kandidaat-lidmaatschapsstatus de druk opvoert op potentiële toetreders tot de EU om voortgang te blijven maken op de terreinen van de rechtsstaat, democratie, goed bestuur en corruptie- en criminaliteitsbestrijding;
overwegende dat Albanië volgens een groot aantal lidstaten en de Europese Commissie heeft voldaan aan de eisen die de Europese Raad heeft vastgesteld voor het toekennen van de kandidaat-lidmaatschapsstatus aan het land;
constaterende dat Albanië nog zeer ver verwijderd is van daadwerkelijke toetreding tot de Europese Unie en het land eerst aan alle daarvoor gestelde criteria zal moeten voldoen;
overwegende dat het zeer onwenselijk is als Nederland als enige lidstaat in de Europese Raad het toekennen van de kandidaat-lidmaatschapsstatus aan Albanië zou blokkeren;
verzoekt de regering, alvorens zich vast te leggen op een voor- dan wel tegenstem, eerst uitgebreid te inventariseren hoe de stemverhouding ligt in de Europese Raad met betrekking tot het toekennen van de kandidaat-lidmaatschapsstatus aan Albanië;
verzoekt de regering tevens, het toekennen van de kandidaat-lidmaatschapsstatus aan Albanië niet als enige lidstaat te blokkeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Omtzigt (CDA):
Hoor ik de PvdA-fractie nu zeggen dat het verlenen van een kandidaat-lidmaatschapsstatus of instemming met toetreding druk op landen legt om hervormingen door te voeren in alle gevallen? Wil de PvdA-woordvoerster dan ingaan op de casussen Bulgarije en Roemenië?
Mevrouw Maij (PvdA):
We hebben het in dit geval over Albanië. Gisteren hebben we uitgebreid gesproken over de eis voor landen om daadwerkelijk voor 100% te voldoen aan de criteria voor lidmaatschap. We hebben gisteren ook uitgebreid gesproken over het feit dat we vorig jaar voor Albanië een aantal benchmarks hebben gedaan. En volgens de PvdA voldoet Albanië aan die benchmarks van vorig jaar voor de kandidaat-lidmaatschapsstatus. Dat is een politieke toekenning aan Albanië om kandidaat-lid te worden. Dat betekent nog helemaal niet dat Albanië binnen korte termijn ook daadwerkelijk lid zal worden, maar het betekent wel dat we ondersteuning verlenen aan de politieke verandering, zoals het feit dat er vrije verkiezingen zijn geweest die ook erkend zijn als vrij, en dat we ondersteuning verlenen aan het pad dat de regering van Albanië nu opgaat.
De voorzitter:
Mijnheer Omtzigt, een korte vraag nog.
De heer Omtzigt (CDA):
Niet dat wij het eens zullen worden met de PvdA vandaag, maar heeft zij er kennis van genomen dat Albanië op de ranglijst van Transparency International is gezakt naar de 116de plaats van de 177 landen, dus dat tweederde van de landen in de wereld minder corrupt is dan Albanië, en dat het zich op dit moment wat dat betreft ver onder welk lid dan ook van de Europese Unie bevindt?
Mevrouw Maij (PvdA):
Nogmaals: de volgende stap, het openen van de onderhandelingen voor de lidmaatschapsstatus, is nog een stap verder weg. Volgens mij heeft Albanië drie punten hoger gescoord dan vorig jaar en ging het van 34 naar 31 punten op dezelfde lijst van Transparency Internationaal. In de rangschikking is het omlaag gegaan, maar in de eigen score is het van 34 naar 31 gegaan. Dat neemt overigens niet weg dat het nog niet helemaal snor zit. Daarover ben ik het met de heer Omtzigt eens. Er moeten nog stappen gezet worden. Dit is echter een politieke steun voor de stappen die door de regering in de goede richting zijn gezet.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee is er een einde gekomen aan de termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft aangegeven dat hij direct kan overgaan tot de beantwoording van de gestelde vragen en de reactie op de ingediende moties.
Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken, maar niet eerder dan nadat ik hem van harte welkom heb geheten. Ik ben dat namelijk eerder vergeten.
Minister Timmermans:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik zal meteen reageren op de ingediende moties.
De motie van de heer Madlener op stuk nr. 136, waarin de regering wordt verzocht om alle toetredingsonderhandelingen met welk land dan ook te stoppen, moet ik ontraden. Uitbreiding van de Europese Unie kan namelijk nog steeds een strategisch instrument zijn om vrede, welvaart en voorspoed in Europa te bevorderen. Een categorische afwijzing van uitbreiding moet ik dus ontraden.
De tweede motie van de heer Madlener op stuk nr. 137, waarin hij verzoekt om de preaccessiesteun aan Turkije te stoppen, is ook veel te categorisch. Wij hebben gisteren een goed debat gevoerd, waarin is gezegd dat het instrument wel moet worden aangepast aan de nieuwe omstandigheden. Dat kunnen economische of politieke omstandigheden zijn. Een groot deel van de Kamer en het kabinet zijn het erover eens dat het minder kan, maar geheel stoppen is overdreven. Dat is zeker niet in het belang van de Europese Unie. Daarom moet ik ook deze motie ontraden.
Ook de motie van de leden Segers en Omtzigt op stuk nr. 138, waarin de regering wordt verzocht om zich in te zetten voor het schrappen van de verplichting in het verdrag om de euro in te voeren, moet ik ontraden. Ik vind het juist in het voordeel van de Europese Unie als de lat voor toetreding hoog ligt. Dan dwing je landen echt om zich economisch aan te passen aan het niveau van de Europese Unie. Dan dwing je ze ook om zich aan te passen aan wat noodzakelijk is om uiteindelijk de interne markt goed te laten functioneren. Wat de Nederlandse regering betreft behoort daarbij het in de euro stappen. De motie is bovendien ontijdig. Zij kan aan de orde komen wanneer van een verdragswijziging sprake is. Op dat moment moeten kabinet en Kamer spreken over de Nederlandse inzet bij verdragswijziging. Nu al een lijstje maken van alles wat wij aangepast willen zien in het verdrag, ontneemt ons de speelruimte om alsdan een besluit te nemen over wat Nederland anders wil in de verdragen. Vooralsnog is de Nederlandse regering van mening dat het verstandig is om niet te speculeren op een verdragswijziging. Die gaat veel tijd kosten, tijd die Europa niet heeft omdat het moet werken aan economisch herstel.
De heer Segers (ChristenUnie):
Kan de minister uitleggen waarom het loslaten van een automatisme, van die koppeling, zou leiden tot het afzwakken van criteria, tot het lager leggen van de lat voor toetreding? Ik zie dat verband totaal niet.
Minister Timmermans:
Ironisch genoeg heeft de mede-indiener van de motie, de heer Omtzigt, dat heel goed economisch onderbouwd. Hij heeft gezegd dat een land dat de euro moet invoeren, ook structurele hervormingen moet doorvoeren die te maken hebben met de inrichting van de economie, de werking van het geldsysteem en de opzet van de bankenunie. Dat zijn heel hoge eisen. Als je zoals de heer Segers gisteren zelf deed, zorg uitspreekt over de divergentie of het gebrek aan convergentie in de Europese Unie en vervolgens uit het verdrag een instrument wilt slopen dat convergentie bevordert, zie ik daarin niet echt een consistente lijn.
Ik herhaal een ander argument, namelijk dat het mij niet verstandig lijkt om nu al vooruit te lopen op een verdragswijziging. Het is beter om de conclusie daarover te trekken op het moment dat een verdragswijziging aan de orde is.
Over de motie van de leden Omtzigt en Segers op stuk nr. 139 over de positie van Albanië, wil ik allereerst gezegd hebben dat deze een verkeerde indruk wekt. Er staat "niet toe te laten als kandidaat-lid". Dan wek je toch de indruk dat het met een toelating te maken heeft. De status van kandidaat-lid is een puur politieke formule zonder enige juridische consequentie. Je wordt dus nergens tot toegelaten, maar er wordt een status aan je verleend. Voor een deel is dat symboolpolitiek, omdat iedereen weet dat Albanië vroeg of laat, als het kan voldoen aan de criteria, zal toetreden tot de Europese Unie omdat dat in het belang is van het oplossen van het probleem in de westelijke Balkan. De discussie met de leden Omtzigt en Segers gaat ook niet daarover, maar over de timing.
Op de vraag of het verstandig is om Albanië nu, op dit moment, de status van kandidaat-lid te geven, heb ik gisteren in het overleg duidelijk geantwoord dat de Nederlandse regering van mening is dat dit niet verstandig is. Tegelijkertijd heb ik aangegeven dat het wel onverstandig is om hier als Nederland weer solo te opereren, omdat dit andere landen de kans geeft om de kaarten aan de borst te houden, geen kleur te bekennen en zich achter Nederland te verschuilen. Daarom heb ik gevraagd om mij nog een paar dagen de tijd te geven, zodat ik landen waarvan ik weet dat ze de positie van Nederland delen, zover kan krijgen dat ze ook daarvoor uitkomen. Als de Kamer de motie wil indienen, verzoek ik haar om deze aan te houden tot na de Raad Algemene Zaken van komende week. Pas tijdens de Europese Raad komt hierover een besluit. De Kamer zal ook nog met de minister-president in debat gaan over deze Europese Raad. Dat lijkt mij het moment om de knopen te tellen, conclusies te trekken en over een eventuele motie te oordelen. Mijn verzoek aan de indieners is dus om de motie aan te houden.
De voorzitter:
En zo niet, dan is zij ontraden.
Minister Timmermans:
Ja.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 140 van het lid Maij is voor een groot deel een weerslag van het beleid van het kabinet. Het laatste verzoek is echter om het toekennen van de kandidaat-lidmaatschapsstatus aan Albanië niet als enige lidstaat te blokkeren. Ik vind het onwenselijk om daarin alleen te staan, maar wil niet uitsluiten dat dit nodig zal zijn. Als ik de motie zo mag lezen dat mevrouw Maij het onwenselijk zou vinden, maar niet nu al wil vastspijkeren dat we per definitie niet alleen staan, kan ik mij erin vinden. Zij vindt het onwenselijk, maar ik wil wel de mogelijkheid hebben om alleen te kunnen staan als dat nodig is. Als zij mij erop vastpint, moet ik de motie ontraden. Als zij mij er niet op vastpint, laat ik het oordeel aan de Kamer.
De voorzitter:
Mevrouw Maij, er ligt nu een tweeduidig advies, dus de minister verlangt een antwoord van u.
Mevrouw Maij (PvdA):
Op basis van het debat dat wij gisteren hadden, vindt de PvdA-fractie dat er wel degelijk reden is om Albanië deze status toe te kennen. Het is dus niet "toelaten" maar "toekennen", omdat het een politiek besluit is. In die zin zou ik de motie die er nu ligt, willen behouden.
Minister Timmermans:
Op basis van het beleid dat het kabinet in de brief aan de Kamer heeft geformuleerd, is dan mijn enige conclusie dat ik deze motie moet ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 140 wordt ontraden.
De heer Madlener (PVV):
Wij hebben gisteren een debat gehad over de zin en ook de onzin van de Europese politieke unie. Mijnheer Timmermans is nogal fan daarvan ...
De voorzitter:
Misschien kan de minister weer gaan staan, want het debat is nog niet afgelopen.
De heer Madlener (PVV):
… maar wij zijn fel tegen zo'n politieke unie. Wij zien een heel andere toekomst voor Nederland. Ik dank de minister bij dezen echter hartelijk voor het boek dat hij mij in het kader van die discussie heeft aangeboden. Ik dank hem daarvoor, maar ik ga natuurlijk wel nadenken over een cadeautje de andere kant op! Dat kan hij dus nog tegemoetzien.
Minister Timmermans:
Ik vind het een voorrecht om een boek van een van mijn favoriete schrijvers, iemand die prachtig heeft geschreven over Europa aan het einde van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw, Joseph Roth, aan de heer Madlener cadeau te doen.
De voorzitter:
Nog meer vriendelijke woorden, mijnheer Verheijen?
De heer Verheijen (VVD):
Nee, voorzitter. Voor alle duidelijkheid: het gaat om het boek Radetzkymars. Dat zeg ik voor de mensen thuis die het niet gevolgd hebben. Zij kunnen het nu bestellen!
De voorzitter:
Voor de Handelingen is het nu ook compleet.
De heer Verheijen (VVD):
Ik ben ook benieuwd wat ik moet doen om een boek van de minister te krijgen. Hoe kritisch moet je zijn over de EU om een boek te krijgen?
Minister Timmermans:
Misschien gooi ik het wel naar uw hoofd, mijnheer Verheijen, maar dat wilt u niet.
De heer Verheijen (VVD):
Het gaat mij vast nog een keer lukken.
De argumentatie van de minister rond de twee moties over de koppeling van de euro en over Albanië stemt tot nadenken. Ik verzoek de indieners of de oproep tot het aanhouden ervan bij hen leidt tot …
De voorzitter:
Maar daar is een interruptie niet voor bedoeld. Ik geef u de gelegenheid om vragen aan de minister te stellen. Ik heb die vragen niet gehoord, afgezien van de vraag om een boek. Die vraag heeft de minister tussentijds al beantwoord.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de moties zal nog vanmiddag worden gestemd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20132014-36-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.