20 Wat de wereld verdient

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 en 29 mei 2013 over de beleidsnota Wat de wereld verdient.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Er is negen uur gedebatteerd over de nota van minister Ploumen, maar het blijft toch onduidelijk of de doelstellingen voor handel en ontwikkelingssamenwerking wel realiseerbaar zijn. Het blijft ook onbevredigend dat in het beleid vrijwel alle essentiële onderdelen nog verder moeten worden uitgewerkt. De minister gaat nog 25 brieven sturen. Daarom staat ook mijn handtekening onder de motie die GroenLinks straks zal indienen. Ik heb zelf nog vier andere moties.

D66 wil een ambitieus klimaatbeleid. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de Nederlandse bijdrage aan de internationale klimaatfinanciering zo min mogelijk ten laste van ontwikkelingsprogramma's zonder klimaatdoel moet komen;

verzoekt de regering, zich in te zetten om 50% van de klimaatfinanciering vanuit private middelen te dekken en daartoe met een actieplan te komen voor de aanstaande begrotingsbehandeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Jasper van Dijk, Van der Staaij, Voordewind, Agnes Mulder en Van Ojik.

Zij krijgt nr. 8 (33625).

De heer Sjoerdsma (D66):

D66 wil ook een ontwikkelingsrelevant BIV-fonds. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de aanwending van het Budget Internationale Veiligheid ontwikkelingsrelevant dient te zijn;

roept de regering op, geen activiteiten met beperkte of ontbrekende ontwikkelingsrelevantie uit het Budget Internationale Veiligheid te financieren;

verzoekt de regering, in de uitwerking van het Budget Internationale Veiligheid een ontwikkelingsrelevantietoets in te bouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Voordewind, Van der Staaij en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33625).

De heer Sjoerdsma (D66):

D66 wil niet snijden in het ambassadenetwerk. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het ambassadenetwerk cruciaal is om de doelstellingen van de nota Wat de wereld verdient te verwezenlijken;

overwegende dat de Adviescommissie Modernisering Diplomatie aanbeveelt dat Nederland met haar ambassadenetwerk op zo veel mogelijk plaatsen fysiek aanwezig moet zijn;

verzoekt de regering, alle maatregelen die voortvloeien uit het vorige regeerakkoord en die het ambassadenetwerk aangaan te bevriezen totdat de nieuwe kabinetsvisie er is en er een debat over is gevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Voordewind, Agnes Mulder en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33625).

De heer Sjoerdsma (D66):

D66 wil maatschappelijk verantwoord ondernemen steunen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de UN Guiding Principles on Business and Human Rights een proactieve houding van de overheid verwachten om ervoor te zorgen dat bedrijven, hun buitenlandse dochterondernemingen en toeleveranciers mensenrechten respecteren;

verzoekt de regering, deze UN Guiding Principles na te leven en met het Nederlandse bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties overeenstemming te bereiken over hoe bedrijven die in het buitenland actief zijn, de UN Guiding Principles moeten uitvoeren, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Voordewind en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33625).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De Kamer heeft inderdaad een heel lang debat met de minister gehad over dit komende beleid voor ontwikkelingssamenwerking. Er komt ook nog een belangrijke brief van de minister over het bedrijvenfonds. Aangezien het nog niet duidelijk is, wil de ChristenUnie, en een aantal partijen met haar, een aantal punten voor dit fonds aan de minister meegeven in de volgende moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de discussie die recent over het Dutch Good Growth Fund heeft plaatsgevonden en de grote mate van onduidelijkheid omtrent de invulling hiervan;

overwegende dat de behoefte aan het fonds uit de markt aanzienlijk minder groot lijkt te zijn dan door het kabinet aanvankelijk werd verwacht;

verzoekt de regering, de opbouw van het Dutch Good Growth Fund te temporiseren zodat het fonds niet in drie jaar, maar bijvoorbeeld in vijf of zeven jaar, opgebouwd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Jasper van Dijk, Sjoerdsma, Van der Staaij en Van Ojik.

Zij krijgt nr. 12 (33625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister aangeeft dat activiteiten gefinancierd uit het Dutch Good Growth Fund maatschappelijk verantwoord en duurzaam moeten zijn;

constaterende dat de organisaties uit het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol spelen in het bevorderen van duurzaamheid en mvo;

constaterende dat de minister ervoor heeft gekozen om het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties te betrekken bij de vormgeving van het Dutch Good Growth Fund;

verzoekt de regering, het fonds ook open te stellen voor relevante initiatieven vanuit het maatschappelijk middenveld voor investeringen in het mkb in ontwikkelingslanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de premier op 14 november jongstleden in het debat over de regeringsverklaring stelde: "Waar het ontwikkelingsrelevantie betreft, verwijs ik naar wat ik eerder heb gezegd: dat wij zo veel mogelijk zullen proberen om het revolverend fonds onder de ODA-criteria te brengen";

overwegende dat exportfinanciering een vorm van gebonden hulp is die het ontvangende land meer schulden kan opleveren;

overwegende dat exportsteun tot dumping van westerse producten kan leiden, waarmee het lokale bedrijfsleven in ontwikkelingslanden niet kan concurreren;

verzoekt de regering, exportfinanciering geen onderdeel te laten uitmaken van het Dutch Good Growth Fund,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Jasper van Dijk, Van der Staaij en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (33625).

Mijnheer Voordewind, u bent door uw spreektijd heen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb nog een motie; ik ga deze heel in het kort voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de beleidsnota aangeeft dat Nederland in het kader van het uitbannen van extreme armoede en de post-2015 ontwikkelingsagenda inzet op het verwezenlijken van een "social protection floor";

verzoekt de regering, programma's die bijdragen aan social protection binnen het speerpuntenbeleid blijvende aandacht te geven bij de toekenning van beschikbare budgetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Maij en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33625).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. We hebben een op veel punten interessant debat met de minister kunnen voeren. Het is ook goed dat we nu met één minister in combinatie over hulp, handel en investeringen kunnen spreken. Dat is op zichzelf goed, maar dat wil nog niet zeggen dat we in alle opzichten blij zijn met de manier waarop die relatie wordt gelegd. Maar goed, we zijn nog maar net begonnen met erover te discussiëren op deze manier, dus het kan nog de goede kant opgaan. De centrale vraag is op welke wijze het instrumentarium en de keuzes die daarin zijn gemaakt, gaan bijdragen aan het beleid zoals dat in de doelstellingen van de nota is verwoord. Mijn fractie is, samen met een aantal andere partijen, tot de conclusie gekomen dat deze centrale vraag in het debat nog onvoldoende helder is geworden. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet in de nota "Wat de wereld verdient" kiest voor een omvangrijke bezuiniging op het budget voor ontwikkelingssamenwerking;

overwegende dat het kabinet er evenzeer voor kiest, in het handels- en ontwikkelingsbeleid extra middelen vrij te maken voor de ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven;

constaterende dat onvoldoende duidelijk is hoe de nieuwe agenda van handel, hulp en investeringen bijdraagt tot het bereiken van de doelen die in de nota worden gesteld: het uitbannen van extreme armoede in één generatie, duurzame en inclusieve groei overal ter wereld en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland;

constaterende dat de nota "Wat de wereld verdient" op alle essentiële onderdelen nadere uitwerking behoeft;

verzoekt de regering, concreet te maken hoe de door de regering gestelde doelstellingen realiseerbaar zijn met de nieuwe agenda van hulp, handel en investeringen, en de Kamer daarover voorafgaand aan de begrotingsbehandeling voor 2014 in één brief te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Jasper van Dijk, Agnes Mulder, Sjoerdsma, Voordewind, Van der Staaij en Thieme.

Zij krijgt nr. 16 (33625).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik hoop dat u mij toestaat, mevrouw de voorzitter ... ik zie een lampje knipperen.

De voorzitter:

U bent ruim door uw spreektijd heen, maar u mag nog één motie indienen. U hebt eerst een minuut gesproken voordat u een motie ging indienen. Kort u dan uw spreektijd vooraf in. Maar ik geef u nog twintig seconden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het is een huzarenstukje om een debat van negen uur in één minuut samen te vatten, mag ik wel zeggen.

De voorzitter:

Dat kunt u heel goed; het is een uitdaging voor u.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland partij is bij een groot aantal belasting- en handelsverdragen en investeringsbeschermingsovereenkomsten;

verzoekt de regering, op het gebied van sociale omstandigheden, mensenrechten en milieu criteria op te stellen waaraan deze verdragen en overeenkomsten moeten voldoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Voordewind en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (33625).

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Vrijhandel heeft voordelen voor alle partijen die handel drijven. Ik denk aan de export van mango's. Daarvoor zijn machines nodig. Die komen uit Europa, maar zijn duur wegens de importheffingen. Ik denk aan vlees, waarvoor je ijskasten nodig hebt. Maar het is duur om die ijskasten te importeren, waardoor ze niet of nauwelijks gekocht kunnen worden, met alle gezondheidsrisico's van dien. Je kunt ook denken aan de import van goedkope melk. Dat is misschien lastig voor lokale boeren, maar weer goed voor de bevolking in de stad, want die heeft immers goedkope melk en houdt geld over om andere dingen te kopen. Het nadeel voor de boer kan worden opgelost door bijvoorbeeld meer mango's te verkopen. Dat is het hele systeem van handel in een nutshell. Daarom zijn wij voor EPA's en voor handelsverdragen op basis van gelijkwaardigheid. Natuurlijk zijn alle landen zelfstandig. Dat is uitgebreid gewisseld in de verschillende debatten. De keuze is aan hen om welvaartsgroei te laten liggen. Als dat ons ook welvaartsgroei kost, omdat wij daar dan wat minder spullen kunnen verkopen, vind ik dat wij het recht hebben daar iets tegenover te stellen. Wat goed werkt bij de terugname van uitgeprocedeerde asielzoekers, namelijk het stopzetten van de ontwikkelingssamenwerking, kan ook goed zijn bij de compensatie van het welvaartsverlies voor Nederland. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige Market Access Regulation uiterlijk 1 oktober 2014 moet worden vervangen door WTO-conforme asymmetrische vrijhandelsverdragen, zoals een EPA;

overwegende dat EPA's eerlijke handel bevorderen en daarmee in het voordeel zijn van zowel de Europese landen als van landen waarmee de EPA's worden afgesloten;

constaterende dat de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zich heeft opgeworpen als honest broker om de resterende EPA-onderhandelingen vlot te trekken;

overwegende dat het instrument van het opschorten van ontwikkelingssamenwerking onder andere wordt toegepast als de partnerlanden onvoldoende meewerken aan de terugname van uitgeprocedeerde asielzoekers;

verzoekt de regering, het opschorten van ontwikkelingssamenwerking expliciet als drukmiddel op te nemen in de onderhandelingen die moeten leiden tot het afsluiten van de resterende EPA's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leegte en De Caluwé. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (33625).

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg heeft de PVV reeds aangegeven dat het onbegrijpelijk is dat Nederland dit jaar geen cent bezuinigt op de meer dan 4 miljard aan ontwikkelingshulp, maar in eigen land de belastingen verhoogt en zelfs verzorgingshuizen dichtgooit. Dit kabinet houdt zich bezig met heel de wereld, van Bangladesh en Timboektoe tot Verweggistan, maar vergeet het eigen land. Wat de PVV betreft, gaat het roer radicaal om. Daarom dienen wij de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de 9 miljoen euro voor Bangladesh, die onder andere ingezet wordt voor vakbonden in het betreffende land, niet uit te keren dan wel terug te vorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (33625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog vele miljarden worden uitgegeven aan ontwikkelingshulp;

overwegende dat dit geld beter in eigen land kan worden gestoken;

verzoekt de regering, behoudens noodhulp zo spoedig mogelijk te stoppen met alle door de belastingbetaler gefinancierde ontwikkelingshulp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (33625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland tussen 2000 en 2011 1,75 miljard aan algemene begrotingssteun heeft uitgegeven;

overwegende dat alle landen waar Nederland in deze periode begrotingssteun aan verleende, het niet nodig hadden, faalstaten, corrupt, antidemocratisch en/of antiwesters zijn;

voorts overwegende dat het verstrekken van ontwikkelingshulp geen taak is van de Nederlandse Staat en dat Nederland op geen enkele wijze dit soort landen zou moeten steunen of gesteund zou moeten hebben;

verzoekt de regering, de algemene begrotingssteun die tussen 2000 en 2011 werd verstrekt terug te vorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (33625).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb vier moties en die ga ik heel snel voorlezen, want anders pikt u dat niet, volgens mij. Daar gaan we, zet u de klok maar aan.

Mijn eerste motie gaat over het beter in balans brengen van de zaken waar de minister mee bezig is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat in het beleid van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de nadruk meer op de privatesectorontwikkeling is komen te liggen dan op het maatschappelijk middenveld;

van mening dat dit blijkt uit de groei van de post "privatesectorontwikkeling" in 2017 met 18% ten opzichte van de sterke daling van de post "versterking maatschappelijk middenveld" met 52%;

verzoekt de regering, voorstellen te doen om privatesectorontwikkeling en maatschappelijk middenveld beter met elkaar in balans te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Sjoerdsma, Voordewind, Van der Staaij en Van Ojik.

Zij krijgt nr. 22 (33625).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mijn tweede motie is een verzoek aan de Kamer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een onafhankelijke analyse ontbreekt van de inkomsten die Nederland misloopt door het fiscale verdragennetwerk via Nederland;

overwegende dat de Algemene Rekenkamer in vertrouwen toegang kan krijgen tot cijfers die de Nederlandse regering niet kan of mag publiceren, en deze op een geaggregeerde manier kan verwerken, zonder dat privacy- of fiscale wetgeving wordt geschonden;

verzoekt het Presidium, via de commissie voor de Rijksuitgaven, in overleg met de Algemene Rekenkamer te treden om de omvang en de aard van de financiële stromen gerelateerd aan het fiscale verdragen netwerk in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (33625).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mijn derde motie gaat over impact assessments.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat belastingverdragen (onbedoelde) negatieve gevolgen kunnen hebben voor ontwikkelingslanden;

constaterende dat de regering voor de zomer de resultaten van een onderzoek naar de gevolgen van belastingverdragen voor ontwikkelingslanden naar de Tweede Kamer stuurt;

overwegende dat handels- en investeringsverdragen bij toezending aan de Kamer ter ratificatie worden vergezeld van impact assessments;

overwegende dat dit tot op heden bij belastingverdragen niet het geval is;

constaterende dat het voor de Kamer moeilijk is om de gevolgen van nieuwe verdragen met ontwikkelingslanden (LIC's en LMIC's) te overzien;

verzoekt de regering, nieuwe of herziene belastingverdragen met ontwikkelingslanden (LIC's en LMIC's) te vergezellen van een impact assessment, waarin de te verwachten voor- en nadelen van het belastingverdrag uiteengezet worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Van Ojik en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (33625).

En nu nog een sprintje van twintig seconden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik zal mijn best doen. Mijn laatste motie gaat over onderwijs.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sinds 2010 de internationale steun voor onderwijs in ontwikkelingslanden daalt en bij het doorzetten van deze trend er in 2015 minder kinderen – met name meisjes – naar school zullen gaan dan nu;

overwegende dat het Global Partnership for Education (GPE) in een groot aantal ontwikkelingslanden zowel het wegvallen van de Nederlandse onderwijssteun als die van andere internationale donoren compenseert;

constaterende dat de Nederlandse bijdrage aan het Global Partnership for Education na 2014 ophoudt;

overwegende dat het stimuleren van onderwijs voor meisjes een belangrijke strategische doelstelling van het Global Partnership for Education is en dat GPE op dit gebied reeds belangrijke resultaten heeft geboekt;

constaterende dat elk extra jaar scholing voor meisjes leidt tot inkomenstoename en verhoogde economische groei, vermindering van het aantal kindhuwelijken, uitstel van eerste zwangerschap, minder maar gezondere kinderen, alsmede tot vermindering van hiv/aids-infecties;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat Nederland ook na 2014 een bijdrage blijft leveren aan het Global Partnership for Education en hiervoor binnen de vrije ruimte van het SRGR-budget middelen vrij te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Voordewind en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (33625).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Amen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Amen betekent: het zal waar en zeker zijn. Dan zullen wij voor de moties van de heer Van Dijk nog even moeten afwachten.

Ik beperk mijn termijn tot het indienen van twee moties. Ik onthoud mij van verdere beschouwingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een zeer groot deel van de mensen die in extreme armoede leeft in middeninkomenslanden woont;

overwegende dat de positie van genoemde allerarmsten zorgwekkend is, mede vanwege de bedreigingen in termen van regionale instabiliteit, radicalisering en terrorisme;

verzoekt de regering om in haar evaluaties en rapportages inzake het gevoerde ontwikkelingssamenwerkingsbeleid systematisch aandacht te schenken aan de consequenties en effecten voor de allerarmsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Sjoerdsma, Voordewind, Jasper van Dijk, Agnes Mulder en Van Ojik.

Zij krijgt nr. 26 (33625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de afgelopen jaren bij de uitwerking van het beleid ten aanzien van de vier speerpunten extra aandacht is uitgegaan naar beroepsonderwijs;

constaterende dat door diverse ambassades en consortia van maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen veelbelovende programma's gestart zijn, onder andere op het gebied van agrarisch beroepsonderwijs voor jongeren;

van mening dat beroepsonderwijs cruciaal is om jongeren toe te rusten met de kennis en vaardigheden die zij nodig hebben om aan de slag te kunnen in bijvoorbeeld de landbouw- en de watersector;

verzoekt de regering om beroepsonderwijs te integreren binnen het speerpuntenbeleid, waar mogelijk met gebruikmaking van de kennis en expertise van Nederlandse maatschappelijke organisaties en instellingen voor beroepsonderwijs, en binnen de speerpunten budgettaire ruimte te behouden om de huidige inzet voor marktgericht beroepsonderwijs – vooral in de landbouw- en watersector – voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Maij, Van Ojik, Sjoerdsma, Voordewind, Agnes Mulder en Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 27 (33625).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dien gelijk mijn moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ondernemers van kleine en middelgrote bedrijven een vooraanstaande rol hebben bij het creëren van werkgelegenheid en economische groei in ontwikkelingslanden;

constaterende dat grote ondernemingen een belangrijke rol kunnen hebben in de ontwikkeling van nieuwe markten en bij het bieden van mogelijkheden voor het lokale kleine en middenbedrijf en als wegbereider voor Nederlandse ondernemers;

overwegende dat met name op het gebied van betrokkenheid en groei van het mkb kansen liggen die met Dutch Good Growth Fund (DGGF) moeten worden benut;

verzoekt de regering, de gelden uit het DGGF in te zetten voor versterking en duurzame ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf en voor monitoring van deze ontwikkeling concrete doelen te stellen;

verzoekt de regering voorts, te bevorderen dat multinationals hun rol als wegbereider van het mkb waarmaken in het ontwikkelingsbeleid en daartoe een visie te ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (33625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering zegt te hechten aan grote betrokkenheid van de Nederlandse samenleving bij internationaal beleid;

van mening dat het draagvlak van het Nederlandse beleid alleen kan groeien als de Nederlandse overheid initiatieven vanuit de samenleving de ruimte geeft en positief waardeert;

verzoekt de regering, de betrokkenheid vanuit de Nederlandse samenleving bij internationale samenwerking te faciliteren en te stimuleren en daartoe concrete plannen op te stellen en de daarvoor noodzakelijke budgettaire ruimte binnen de begroting van OS te creëren, bijvoorbeeld door de Subsidiefaciliteit voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking open te stellen voor nieuwe initiatieven op dit gebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder, Van der Staaij en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (33625).

Mevrouw Maij (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minster voor de toezeggingen die zij heeft gedaan in het inderdaad best lange algemeen overleg dat wij hebben gevoerd. De PvdA-fractie is blij met haar toezegging om echt werk te gaan maken van een gedegen invulling en evaluatie van de ontwikkelingsrelevantie van het Dutch Good Growth Fund. Mijn fractie wacht de brief hierover af.

Ik dank de minister dat zij het idee van een legal aid fund wil bestuderen. Dit helpt Nederlandse organisaties bij de uitvoering van hun cruciale werk, maar draagt ook bij aan een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven die zich wel houden aan mvo-criteria en wel netjes opereren. Ik ben ook blij dat de minister onze opvatting deelt dat ook in de toekomst Nederlandse maatschappelijke organisaties zich niet per se aan de vijftien landen en de vier speerpunten hoeven te houden. Een flexibele financiering van maatschappelijke organisaties stelt ze in staat om hun cruciale rol optimaal te vervullen.

Mijn fractie heeft, zoals gezegd, twee moties meeondertekend: een motie van de SGP-fractie over beroepsonderwijs en een motie van de ChristenUnie over social protection. Ik wil zelf één motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tuberculose en hiv/aids-bestrijding nauw met elkaar verbonden zijn;

overwegende dat tuberculose de belangrijkste doodsoorzaak is onder hiv-geïnfecteerden en er jaarlijks anderhalf miljoen mensen sterven door tuberculose, waarvan 430.000 door de combinatie van tbc en hiv/aids;

overwegende dat de integratie van tuberculosebestrijding in het hiv/aids-beleid de impact van de investering vergroot;

overwegende dat er in Nederland bij verschillende actoren unieke expertise aanwezig is op dit vlak;

verzoekt de regering, tuberculose bestrijding expliciet te integreren in het SRGR- en hiv/aids-beleid;

verzoekt de regering tevens, hiervoor binnen de vrije ruimte van het SRGR-budget middelen vrij te maken om deze integratie te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Maij en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (33625).

De minister geeft aan enkele minuten nodig te hebben om haar beantwoording voor te bereiden.

De vergadering wordt van 21.14 uur tot 21.27 uur geschorst.

De voorzitter:

Voordat de minister begint met haar termijn, deel ik de Kamer mee dat de heer Van Ojik andere verplichtingen heeft en zich daarom laat excuseren. Verder zijn er 23 moties ingediend. Ik vraag de leden daarom, enige zelfbeperking te betrachten.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ik kom direct toe aan de bespreking van de moties.

In de motie op stuk nr. 8 wordt de regering gevraagd, zich ervoor in te zetten dat 50% van de klimaatfinanciering vanuit private middelen worden gedekt. Als men het in de motie heeft over een inspanningsverplichting, is de motie ondersteuning van beleid. Er is nog veel onzeker. Wat mogen we rekenen bij de private bijdragen? Wat zal de totale inzet zijn van de EU? Duidelijk is dat ik streef naar een substantiële bijdrage. Ik ben het zeer met de indieners van de motie eens dat met het percentage van 50 een stip op de horizon wordt gezet. Als ik wat in de motie wordt gevraagd echter moet opvatten als een resultaatverplichting, moet ik de motie ontraden. Er is daarvoor namelijk op dit moment nog te veel onduidelijk; dat zei ik al. Er is ruimte nodig om nog keuzes te kunnen maken. Het is daarom nog te vroeg om afspraken te maken over een resultaatverplichting. Als er gedoeld wordt op een inspanningsverplichting, dan zie ik de motie als ondersteuning van beleid.

De heer Sjoerdsma (D66):

Daarvoor kan ik uiteraard begrip opbrengen. De minister heeft deze ambitie volgens mij ook zelf onderschreven tijdens het algemeen overleg. Dat doet zij volgens mij nu weer. Het gaat mij er echter om dat er een soort beweging op gang komt naar die 50%. Volgens mij gaat het ook mijn collega's daar om. Dit moet niet in het luchtledige blijven hangen. Die 50% moet niet alleen maar een stip op de horizon blijven. Hoe gaat de minister die 50% bereiken? Ik vraag haar dus om de ambitie te omarmen – dat is de inspanningsverplichting – maar ook om ons te laten zien hoe zij die 50% wil bereiken. Daarbij gaat het dus om het actieplan.

Minister Ploumen:

Een inspanningsverplichting neem ik zeer serieus. Dat is niet iets wat ik zomaar snel even zeg. Als ik in de reguliere rapportages voor de Kamer duidelijk mag maken hoe ik omga met die inspanningsverplichting, dan zie ik wat in de motie wordt gevraagd als ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 9 gaat over het Budget Internationale Veiligheid. Ik vraag de Kamer of deze motie kan worden aangehouden tot aan het overleg over de brief over dit budget. Die brief zal de Kamer nog vóór het zomerreces ontvangen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik zal mij erop beraden of ik de motie zal aanhouden. Ik vraag de minister echter waarom ik de motie zou moeten aanhouden. Is dit niet een idee dat door de minister wordt gedeeld?

Minister Ploumen:

Voor de helderheid van het debat is het volgens mij het beste als wij alle ideeën over de invulling van het fonds tegelijk bespreken, dus ook de ideeën die tijdens het algemeen overleg zijn langsgekomen. Ik heb goed geluisterd naar wat de Kamer hierover heeft gezegd. Laten wij dit debat voeren aan de hand van de brief die de Kamer binnenkort ontvangt. Daarom lijkt het mij verstandig om deze motie aan te houden.

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma kan er ook nog even over nadenken.

Minister Ploumen:

De derde motie die de woordvoerder van D66 heeft ingediend, de motie op stuk nr. 10, gaat over het ambassadenetwerk. Ik zei al eerder dat de minister van Buitenlandse Zaken de Kamer binnenkort zal informeren over de toekomst van het postennetwerk. Het is echter niet mogelijk om alle maatregelen die al eerder zijn genomen, dus door het vorige kabinet, en die ook door de Kamer zijn gesteund, nu stop te zetten. Over veel van die maatregelen is uitgebreid gecommuniceerd. Sommige van deze maatregelen zijn bovendien in een vergevorderd stadium van uitvoering. Daarom moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma wenst weer te interrumperen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Sorry voor dit patroon, voorzitter. Ik wil toch ook hierop even reageren. Er zijn namelijk nieuwe feiten op dit vlak bekend. Het rapport van de commissie van wijzen is beschikbaar. Daarin staat met nadruk dat een zo groot mogelijke fysieke presentie op aarde nodig is in de buitenlandse diplomatieke dienst. Eind deze maand gaan er twee ambassades dicht, namelijk die in Guatemala en die in Zambia. Residenties gaan dus weg, auto's gaan dus weg: prima. Maar lever die papieren nog niet in! Ik weet dat in het geval van Guatemala de Zwitsers ...

De voorzitter:

Wij gaan niet het debat herhalen.

Minister Ploumen:

Ik heb goed geluisterd naar de heer Sjoerdsma, maar ik kom niet tot een ander advies aan de Kamer. Ik wil de motie echt ontraden. Nogmaals, het is beleid dat al in gang is gezet en in een vergevorderd stadium van uitvoering verkeert.

Ik kom op de motie op stuk nr. 11, over de OESO-richtlijnen. Die zijn het normatieve kader voor het internationaal opererende bedrijfsleven. De overheid verwacht ook dat bedrijven zich houden aan die richtlijnen. Voor bedrijven die overheidsondersteuning krijgen, geldt een IMVO-kader voor de instrumenten. De OESO-richtlijnen zijn daar onderdeel van. De visie op MVO wordt de Kamer voor het reces aangeboden. Gelet op wat er in de nota staat, zie ik de motie als ondersteuning van beleid.

De heer Sjoerdsma (D66):

Even een verheldering. Het gaat natuurlijk niet over de OESO maar over de UN-Guideliness. Ik hoop dat de minister nog steeds zegt dat de motie ondersteuning van beleid is.

Minister Ploumen:

Dat is het zogenaamde Ruggie Framework. Ik dacht: als ik nu eens een motie van de heer Sjoerdsma zie als ondersteuning van beleid, dan krijgen wij een ander patroon. Maar nee. Ik heb in de nota al geschreven dat wij komen met één set criteria voor het Dutch Good Growth Fund, afgestemd op het instrumentarium en de doelgroep. Wij gaan het met die eenpitter niet heel ingewikkeld maken. Het Ruggie Framework is onderdeel van de OESO-richtlijnen; dus ondersteuning van beleid.

Ik kom op de motie op stuk nr. 12 over de temporisering van het Dutch Good Growth Fund. Ik wil de indieners verzoeken om de motie aan te houden. Ik kom nog met een brief over dat Dutch Good Growth Fund. In het AO heb ik gezegd dat ik de Kamer heb gehoord over de temporisering. Ik ben nu bezig met het formuleren van een brief. Ik verzoek de indieners dan ook om hun motie aan te houden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik moet even kijken naar de mede-indieners, maar als de minister zegt dat zij het verzoek van de Kamer om te kijken naar temporisering meeneemt in haar brief, dan kan ik dat beschouwen als ondersteuning van de motie en kan ik haar intrekken.

Minister Ploumen:

In het AO heb ik toegezegd dat ik op basis van wat er met de Kamer gewisseld is goed zal kijken naar een eventuele temporisering. Dat wil nog niet zeggen dat dit ook de uitkomst is. Ik zal het echter zeker in overweging nemen. Het is dan uiteraard aan de indieners om te bezien wat dat betekent voor deze motie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Aangezien nog niet helder is of er inderdaad een temporisering komt, zal ik overwegen of ik de motie aanhoud of in stemming brengt, maar dat hoort u nog van mij.

De voorzitter:

Denkt u er rustig over na.

Minister Ploumen:

Ik ben aanbeland bij de motie op stuk nr. 13, eveneens over het Dutch Good Growth Fund. Hierin wordt verzocht, het fonds ook open te stellen voor relevante initiatieven vanuit het maatschappelijk middenveld voor investeringen in het mkb in ontwikkelingslanden. In de nota en ook tijdens het overleg over de nota heb ik twee dingen duidelijk aangegeven. Ten eerste zal het fonds zich met name richten op het mkb. Ten tweede zullen wij daarnaast flankerend beleid inzetten om ervoor te zorgen dat de revolverendheid van het fonds ook waargemaakt kan worden binnen het kader van meer risicovolle investeringen. Het kan zijn dat bij dat flankerende beleid ook het middenveld betrokken is of een rol heeft, maar dat is iets anders dan dat het middenveld gebruik kan maken van het fonds. Op die basis wil ik de motie ontraden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Er zijn organisaties, ngo's, die hetzelfde soort werk doen, namelijk leningen verstrekken aan het mkb in Afrika. Mogelijk kunnen ze met dit fonds dezelfde rol vervullen, vandaar het verzoek.

Minister Ploumen:

Het fonds richt zich op het mkb als organiserend principe, op bedrijven die ontwikkelingsrelevant willen investeren. Daarbij zou ik het willen houden, want het fonds is ook weer niet zo omvangrijk dat we er allerlei andere initiatieven bij kunnen betrekken.

In de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 14 wordt de regering verzocht om exportfinanciering geen onderdeel te laten zijn van het fonds. Deze motie ontraad ik, ook op basis van wat er in de nota daarover staat en wat we daarover in het AO hebben besproken.

Ik sta sympathiek tegenover de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 15, temeer daar we programma's hebben waarmee wordt bijgedragen aan social protection binnen het speerpuntenbeleid. Ik zit er echter een beetje mee omdat er toch budgettaire restricties zijn. Er zijn bezuinigingen. Dat houdt in dat ik geen beloften kan of wil doen over intensiveringen voor social protection. Ik zeg de Kamer wel graag toe dat ik graag hier als eerste aan wil denken als er budgetten beschikbaar zijn die niet gealloceerd zijn of als er onverhoopt een voorziene besteding in het kader van de nota niet tot stand zou komen. De lopende programma's, dus geen nieuwe financieringen, ronden we netjes af. Zoals de Kamer mij in het AO heeft leren kennen, zal ik als we geen nieuwe financiering kunnen aangaan, echt mijn best doen om te kijken of er andere financiers zijn die het kunnen overnemen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het gaat niet om extra geld. Het gaat erom dat de minister binnen de fondsen die zij vrijmaakt voor het speerpuntenbeleid, aandacht kan geven aan de toekenning van fondsen voor socialprotectionprogramma's. Denk daarbij aan UNICEF et cetera. Zo is de motie bedoeld.

Minister Ploumen:

Als ik de motie zo mag opvatten dat zij geen opdracht is om nieuwe financiële verplichtingen aan te gaan over social protection als die niet binnen het door mij uitgezette beleid passen, dan zie ik haar als ondersteuning van beleid. Nadrukkelijk moet het daarbij niet gaan om nieuwe financiering, zoals de heer Voordewind in zijn toelichting aangeeft.

In de motie-Van Oijk c.s. op stuk nr. 16 wordt de regering verzocht, voorafgaand aan de begrotingsbehandeling in één brief concreet te maken hoe de doelstellingen die ik in de nota heb geformuleerd realiseerbaar zijn. De nota is de basis voor mijn beleid. Die is nogal richtinggevend. Het kan een richting waarmee niet de hele Kamer blij is, maar de nota is zeker richtinggevend. Op een aantal punten kom ik nog met uitwerkingen, namelijk het Dutch Good Growth Fund, het bedrijfsleveninstrumentarium, het Budget Internationale Veiligheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen en maatschappelijke organisaties. De posten en de directies zullen het nieuwe beleid in meerjarenplannen verder uitwerken en vertalen naar uitvoering. Dat lijkt mij een adequate vertaling van de nota. Ik ontraad de motie derhalve.

De motie-Van Oijk op stuk nr. 17 gaat over sociale criteria en milieucriteria voor handelsverdragen, investeringsverdragen en belastingverdragen. Handelsverdragen zijn de verantwoordelijkheid van de EU. Investeringsverdragen zijn dat sinds kort ook. We hebben daarover gesproken. De inzet van de EU is om in elk handels- en investeringsakkoord een hoofdstuk over duurzaamheid op te nemen waarin standaard de ILO-conventies en de OESO-richtlijnen worden opgenomen. De exacte invulling is echter landenspecifiek. Daarin past geen "one size fits all"-benadering. Daarbij gaat het om onderhandelingen, dus we kunnen de uitkomst niet van tevoren vastleggen. Voor en tijdens de onderhandelingen worden sustainability impact assessments opgesteld, die concrete aanbevelingen bevatten op de terreinen die in de motie staan. Ik heb in de tweede termijn van het AO al toegezegd om een korte, bondige brief over die sustainability impact assessments te sturen. Die toezegging heb ik onlangs nog herhaald. Op die grond ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 18 wordt verzocht om te korten op ontwikkelingssamenwerking indien landen geen EPA willen afsluiten. De ACS-landen kunnen en mogen niet gedwongen worden om een EPA te tekenen. Zij zijn de baas over zichzelf, zeg ik nog maar eens. De keuze is aan hen. Als zij hun eigen markt willen beschermen tegen concurrentie vanuit Europa, dan kunnen zij gebruikmaken van APS, met een eenzijdige goede toegang tot de Europese markt. Willen zij volledige tariefvrije toegang tot die markt behouden, dan moeten zij een WTO-conform tweezijdig vrijhandelsakkoord aangaan. Ik voel dus niet voor opschorting van ontwikkelingssamenwerking en ik ontraad deze motie.

In de motie-Van Klaveren op stuk nr. 19 wordt de regering verzocht, de 9 miljoen voor Bangladesh niet uit te keren dan wel terug te vorderen. Dit geld wordt inderdaad ingezet voor vakbonden, maar ook voor het opleiden van 200 inspecteurs die de arbeidsomstandigheden in de fabrieken gaan inspecteren. Vakbonden zijn in Bangladesh, net als in Nederland, een belangrijke speler in de maatschappelijke discussies. Die hebben we in de discussie over een fatsoenlijke keten van de textiel hard nodig. Ik ontraad dan ook de motie.

De motie-Van Klaveren op stuk nr. 20 verzoekt om zo spoedig mogelijk te stoppen met alle door de belastingbetaler gefinancierde ontwikkelingshulp. Dat zie ik als niet in lijn met de nota die ik heb ingediend en de gedachten die daarin verwoord zijn. Ik moet de motie dan ook ontraden.

De motie-Van Klaveren op stuk nr. 21 gaat over algemene begrotingssteun. Wij hebben hierover uitvoerig en goed gedebatteerd, dus de Kamer weet dat dit geen deel meer uitmaakt van het arsenaal van het bilateraal instrumentarium. Om die reden komt het ook niet in de nota voor, maar terugvorderen wil ik niet. Er zijn veel goede dingen met dat geld gebeurd. Ik kijk ook naar de evaluatie die door de IOB is gedaan. Ik wil de motie dan ook ontraden.

De motie-Jasper van Dijk c.s. op stuk nr. 22 verzoekt mij om voorstellen te doen om de bestedingen voor privatesectorontwikkeling en het maatschappelijk middenveld beter met elkaar in balans te brengen. Hierover heb ik een aantal opmerkingen. Ik stuur niet op percentages bestedingen of specifieke actoren, maar op effectiviteit en de wijze waarop ik mijn doelstellingen, zoals in de nota verwoord, het beste kan realiseren. Wat in de nota wordt beschreven onder het kopje "private sector development" oftewel privatesectorontwikkeling gaat ook over het maatschappelijk middenveld. Ik wijs de Kamer erop dat ondersteuning van iets als de International Land Coalition, die zich teweerstelt tegen land grabbing en mensen ondersteunt om de baas te blijven over hun eigen land, of om een goede onderhandelingspositie te krijgen als zij dat land willen verkopen, ook hoort bij die privatesectorontwikkeling, leidend tot inclusieve groei. Dat geldt voor de hele nota en dus ook voor private sector development. Ik ontraad de motie, omdat ik niet op percentages stuur, maar op effectiviteit. Het maatschappelijk middenveld heeft in mijn nota terecht ook een belangrijke rol bij private sector development te spelen.

De motie-Jasper van Dijk/Van Ojik op stuk nr. 23 verzoekt het Presidium, via de commissie voor de Rijksuitgaven in overleg met de Algemene Rekenkamer te treden. Dat is geen verzoek aan de regering, dus ik kan daar niet mee uit de voeten, om het huiselijk te zeggen.

De motie-Jasper van Dijk c.s. op stuk nr. 24 gaat over impact assessments. In het AO over de nota hebben we daar al over gesproken. Ik zet de argumenten die ik toen gebruikt heb in reactie op de interventie van de heer Van Dijk nog een keer op een rij. De fractie van de heer Van Dijk heeft dit punt over impact assessments in het najaar van 2011 ook ingebracht in een AO met de staatssecretaris van Financiën, naar aanleiding van de discussie over de notitie Verdragsbeleid 2011. De staatssecretaris heeft in een brief op 19 december 2011 aan de Kamer geschreven dat hij bij de verdragen al een toelichting en een toetsschema levert. Hij heeft ook geschreven dat het voorstel voor impact assessments niet haalbaar is, omdat wetenschappers al veel problemen hebben met het ex post vaststellen van de effecten van verdragen op bijvoorbeeld buitenlandse investeringen. De uitvoerbaarheid van het onderzoek zag staatssecretaris dus niet voor zich. Economische omstandigheden kunnen tijdens de vaak lange looptijd van de verdragen ook gemakkelijk wijzigen. Eventuele onderzoeksresultaten zouden een beperkte zeggingskracht hebben. Ex antestudies zouden in het licht hiervan niet zinvol en erg tijdrovend zijn. Daarom ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 25 gaat over onderwijs aan meisjes en de continuering van de bijdrage aan het Global Partnership for Education na 2014 vanuit SRGR-middelen. Ik sta sympathiek tegenover deze motie – dat zal de Kamer niet verbazen – maar ik moet haar toch ontraden. Onderwijsdeelname is inderdaad van grote betekenis voor het vergroten van de weerbaarheid van meisjes, hun gezondheid en hun kansen op de arbeidsmarkt en voor het verwezenlijken van gelijke rechten. Nederland heeft daar de afgelopen tien jaar een grote bijdrage aan geleverd.

Ik heb in het AO al gezegd dat het mogelijk is om beroepsonderwijsactiviteiten te ondersteunen die bijdragen aan het behalen van de resultaten binnen een speerpunt. Ik heb hierbij vooral activiteiten voor ogen die in directe zin bijdragen aan de speerpunten, bijvoorbeeld het trainen van professionals op het gebied van sexual and reproductive rights om hen vervolgens training te laten geven aan meisjes of voorlichting op scholen in ontwikkelingslanden te laten geven over die onderwerpen. Het Global Partnership for Education vind ik een te algemeen partnerschap om die bijdrage ten behoeve van het behalen van de specifieke doelstellingen op het gebied van seksuele en reproductieve rechten te rechtvaardigen. De doelstellingen van het fonds zijn echt onderwijsbreed gedefinieerd en gaan over algemeen onderwijsbeleid. Daarom moet ik de motie helaas ontraden.

In de motie op stuk nr. 26 wordt de regering verzocht om in haar evaluaties en rapportages inzake het gevoerde beleid systematisch aandacht te schenken aan de consequenties en effecten voor de allerarmsten. Die motie zie ik als ondersteuning van beleid. Multilaterale instellingen rapporteren en evalueren de effecten van hun beleid op de allerarmsten. De Nederlandse regering wil ook graag in haar evaluaties verantwoording afleggen over haar programma's die gericht zijn op de allerarmsten. Deze programma's spelen zich overigens vaak af in de allerarmste landen, niet zozeer in middeninkomenslanden, zeg ik tegen de Kamer. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 27 gaat over het beroepsonderwijs. Ik sprak al eerder over het belang dat ook ik binnen de speerpunten hecht aan het beroepsonderwijs. Ik zie de motie dan ook graag als ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 28 gaat over het inzetten van het Dutch Good Growth Fund voor de versterking van de duurzame ontwikkeling van het mkb. In de motie wordt gevraagd om voor de monitoring van die ontwikkeling concrete doelen te stellen en multinationals een rol als wegbereider te laten vervullen. Mag ik de Kamer vragen om die motie aan te houden? Als we spreken over de brief die ik nu in voorbereiding heb over het Dutch Good Growth Fund, kan dit onderwerp, wat mij betreft, daar namelijk ook deel van zijn.

In haar motie op stuk nr. 29 verzoekt mevrouw Mulder de regering, de subsidiefaciliteit voor burgerschap en ontwikkelingssamenwerking open te stellen voor nieuwe initiatieven. In het algemeen overleg heb ik al gezegd hoe belangrijk ik het vind dat burgers betrokken zijn bij ontwikkelingssamenwerking, maar door de budgettaire krapte moet ik het ontraden om de subsidiefaciliteit open te stellen. Bovendien zie ik de wervingskracht van burgers juist als een waarde op zichzelf en die wordt niet groter als de overheid daaraan een bijdrage levert.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wij verzoeken met deze motie om plannen op te stellen en te kijken of budgettaire ruimte noodzakelijk is, dus eerst plannen en dan pas geld. Zojuist heeft de minister aangegeven dat er soms budgetten beschikbaar zijn die niet gealloceerd zijn en dat zij wel wilde kijken of die voor sympathieke doelen ingezet konden worden. De CDA-fractie zou het prettig vinden als de minister hiervoor toch nog eens zou kijken naar deze budgetten.

Minister Ploumen:

Later dit jaar stuur ik de Kamer een brief met de visie op het maatschappelijk middenveld. Dat is voor een deel natuurlijk het georganiseerde maatschappelijk middenveld, maar daarin zal ik zeker ook ingaan op initiatieven van burgers, op het belang van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking en op de wijze waarop ik dat wil bevorderen. De doelstelling die mevrouw Mulder in deze motie weergeeft, is mij heel sympathiek, maar ik wil ook geen loze beloften doen. De kans dat middelen resteren, is gewoon niet groot. Zo fair moeten wij zijn. Ik begrijp de intentie van de motie van mevrouw Mulder dus heel goed, namelijk dat ik aandacht moet geven aan het ondersteunen van maatschappelijke initiatieven. Als zodanig zou ik deze motie als een ondersteuning van beleid willen zien, maar het feit dat er een financiële component is genoemd, maakt het voor mij moeilijk om dat te doen.

In de motie op stuk nr. 30 wordt de regering verzocht, binnen de vrije ruimte van het SRG-budget middelen vrij te maken om de bestrijding van tuberculose in het beleid te integreren. Deze motie zie ik als een ondersteuning van het beleid.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik beraad mij er nog op of ik de motie op stuk nr. 22 zal aanpassen. Ook wil ik vragen of de minister nog eenmaal naar de motie op stuk nr. 16 van de heer Van Ojik wil kijken. De heer Van Ojik is nu weg, maar als de minister goed kijkt, ziet zij dat deze motie heel breed is ondertekend, namelijk door GroenLinks, de SP, het CDA, D66, de ChristenUnie, de SGP en de PvdD. Wij hebben er lang met elkaar over gesproken. Met deze motie willen wij de minister het signaal geven dat wij het lang niet op alle punten met elkaar eens zijn, maar dat wij de minister de kans geven om dat nog een keer goed aan ons uit te leggen. De minister legt de motie opzij en zegt dat zij een brief zal sturen en dat zij al een nota heeft geschreven. Ik geef haar in overweging om nog eens goed naar deze motie te kijken.

Minister Ploumen:

Precies om de reden die de heer Van Dijk noemt, heb ik goed naar de motie gekeken. De partijen die de motie mede hebben ingediend, vragen vooral om een verdere verduidelijking van het beleid. Ik hecht er natuurlijk zeer aan om die partijen tegemoet te komen, maar ik voel er echt niet voor om nu weer een brief te schrijven, ook niet nu de heer Van Dijk mij heeft uitgenodigd om er nog een keer naar te kijken. Ik dank hem daarvoor, maar ik ga ervan uit dat de richting voldoende is uitgewerkt in de nota en ook voldoende duidelijk wordt in de brieven die ik nog zal sturen. Ik ga er echt van uit dat in de nota en de brieven die ik nog zal sturen, de richting voldoende is uitgewerkt. Ik denk dat ook de wijze waarop later de Meerjarige Strategische Plannen verwoord worden, waarin wij evaluaties zullen vormgeven en waarin wellicht verdere uitwerkingen van de nota komen, voldoende inzicht zal geven. Ik blijf dus bij mijn oordeel over de motie.

De voorzitter:

Daar nemen wij kennis van.

Op verzoek van de heer Voordewind, die eerder weg moest, stel ik voor, zijn motie (33625, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande dinsdag zal over de ingediende moties worden gestemd.

Naar boven