11 Emancipatiebeleid

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 juni 2013 over emancipatiebeleid.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. In Nederland verdienen vrouwen gemiddeld 17,9% minder dan mannen voor gelijk werk. Dit is een Nederland onwaardig probleem dat moet stoppen. Daarom heb ik namens mijn fractie in het emancipatiedebat een actieplan voor gelijke beloning gepresenteerd. Ik ben blij dat de minister met het actieplan aan de slag wil gaan. Ik ben zelf al begonnen met de voorbereiding van mijn initiatiefwetsvoorstel. Ik kijk uit naar de Equal Pay Day in 2014, waarop bedrijven die goed werk maken van gelijke beloning van mannen en vrouwen, in het zonnetje worden gezet.

Verder heeft de minister een aantal belangrijke toezeggingen gedaan, bijvoorbeeld op het gebied van topfuncties, arbeid en zorg en emancipatie van migrantenvrouwen. De minister heeft aangegeven dat zij samen met de ministers van Sociale Zaken en Justitie de preventie van eerwraak, huwelijksdwang en achterlating stevig op de agenda wil houden. Ik ben ook tevreden over de toezeggingen die ik heb gekregen op het gebied van homo-emancipatie en LHBT's. Ik ben daar tevreden over.

Wel wil ik nog twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de helft van de vrouwen in Nederland niet financieel onafhankelijk is;

constaterende dat vrouwen die laaggeschoold zijn of geen opleiding hebben de arbeidsmarkt niet op kunnen of durven;

overwegende dat een praktijkopleiding van zowel laaggeschoolde vrouwen als mannen het emancipatieproces en de participatie op de arbeidsmarkt zal bevorderen;

verzoekt de regering, in overleg te gaan met de VNG en lokale overheden met als doel om naar mogelijkheden te zoeken om vanuit educatie- en re-integratiemiddelen naar het idee van de vroegere moedermavo's educatievormen aan te bieden die vrouwen en mannen kunnen leiden naar arbeidsmarktparticipatie en daarmee financiële onafhankelijkheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Yücel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 181 (30420).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de schooltijden in het primair onderwijs vaak niet afgestemd zijn op de werktijden van ouders;

constaterende dat het voor werkende ouders vaak lastig is, hun werktijden aan te passen aan de schooltijden van hun kinderen;

overwegende dat de huidige schooltijden niet meer van deze tijd zijn en beter moeten aansluiten op de omstandigheden van werkende ouders;

overwegende dat een betere aansluiting van schooltijden op de werktijden van ouders de arbeidsparticipatie van ouders en met name van vrouwen ten goede zal komen;

verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar mogelijkheden, de schooltijden af te kunnen stemmen op de werktijden van ouders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yücel en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 182 (30420).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Hoewel ik zelf het AO niet heb kunnen doem omdat ik ziek was, wil ik deze plenaire afsluiting graag zelf voor mijn rekening nemen. Ik beperk me tot moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat werk een belangrijke sleutel is voor de emancipatie van vrouwen;

constaterende dat in 2009 is besloten de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting geleidelijk af te bouwen over een periode van vijftien jaar;

van mening dat deze "aanrechtsubsidie" vrouwen ontmoedigt om te gaan werken en daarom sneller moet worden afgebouwd;

verzoekt de regering, de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting versneld af te bouwen tot nul in 2017 en de opbrengst daarvan te gebruiken voor het bevorderen van de werkgelegenheid en de bestrijding van werkloosheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 183 (30420).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het SCP-rapport Worden wie je bent blijkt dat transgenders grote problemen ervaren op onder meer de gebieden veiligheid, arbeidsmarkt, emancipatie en gezondheidszorg;

verzoekt de regering, een masterplan aanpak transgenderemancipatie op te stellen, inclusief afrekenbare doelstellingen en de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling 2014 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 184 (30420).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aandacht in het onderwijs voor seksualiteit en seksuele diversiteit van groot belang is voor de seksuele weerbaarheid, een veilig schoolklimaat, tolerantie en acceptatie van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders;

constaterende dat de kerndoelen voor primair en voortgezet onderwijs zodanig zijn aangepast dat scholen sinds december 2012 verplicht voorlichting moeten geven over seksualiteit en seksuele diversiteit;

verzoekt de regering, de Inspectie voor het Onderwijs de opdracht te geven de implementatie van voorlichting over seksualiteit en seksuele diversiteit in ieder geval de komende vijf jaar te monitoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 185 (30420).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het de ambitie is, in 2016 de eerste of tweede plaats in Europa te bereiken als het gaat om de toekenning en naleving van HLTB-rechten;

overwegende dat Nederland echter op de ranglijst van ILGA-Europe juist is gezakt van de zesde naar de achtste plaats;

verzoekt de regering, in een plan van aanpak precies aan te geven hoe Nederland de komende jaren in Europa voorop gaat in de substantiële versterking en naleving van HLTB-rechten en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 186 (30420).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nog steeds relatief weinig vrouwen doordringen in de top van het Nederlandse bedrijfsleven;

verzoekt de regering, te voorzien in een monitor op de wettelijk vastgelegde streefcijfers voor het aandeel vrouwen in de top van het bedrijfsleven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 187 (30420).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het stimuleren van de werkgelegenheid in de persoonlijke dienstverlening, zoals het vervullen van huishoudelijke taken en kinderoppas, niet alleen het aantal banen doet toenemen, maar ook nog eens afnemers in staat stelt om werk en zorg beter te combineren en het bestaande zwarte circuit effectief aan te pakken;

verzoekt de regering, maatregelen te treffen hoe de werkgelegenheid in de persoonlijke dienstverlening substantieel is te versterken en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 188 (30420).

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik wil het hebben over een wat onderbelicht punt in het kader van de emancipatie. Daartoe heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het bestrijden van vrouwenhandel en het bestrijden van misstanden in de prostitutie kernpunten van emancipatiebeleid zijn, aangezien de waardigheid van de vrouw fundamenteel in het geding is;

constaterende dat afzonderlijke aandacht voor de problematiek van vrouwenhandel en misstanden in de prostitutie in de brief ontbreekt;

verzoekt de regering, de bestrijding van vrouwenhandel en misstanden in de prostitutie expliciet in het emancipatiebeleid op te nemen en daaraan in voortgangsrapportages aandacht te besteden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 189 (30420).

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. In het algemeen overleg over het emancipatiebeleid hebben wij aandacht besteed aan de emancipatiebrief van de minister, ervan uitgaande dat ongelijkwaardigheid in deze samenleving weggewerkt moet worden en dat wij moeten streven naar gelijkwaardigheid door belemmeringen voor alle mensen weg te nemen. Terecht is de nota gericht op vrouwenemancipatie en de LHBT-emancipatie. 50PLUS vindt dat ook ouderen maatschappelijk steeds meer niet onder deze emancipatie vallen. Wij vinden dat juist de emancipatie van ouderen meer aandacht moet krijgen, omdat ouderen in deze samenleving steeds meer worden weggezet als iets wat er niet bij hoort. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ouderenbeleid onder verantwoordelijkheid van VWS gericht is op zorg en welzijn;

overwegende dat emancipatie meer is dan zorg en welzijn;

overwegende dat de kernwaarden van het emancipatiebeleid autonomie, weerbaarheid en gelijkwaardigheid zijn;

constaterende dat in de maatschappij veel leeftijdsdiscriminatie plaatsvindt;

constaterende dat ouderen maatschappelijk vaak niet meer voor volwaardig worden aangezien;

overwegende dat het van belang is dat iedereen in de samenleving wordt geaccepteerd, ongeacht leeftijd of welk ander kenmerk dan ook;

verzoekt de regering, ouderenemancipatie onderdeel van het coördinerend emancipatiebeleid te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 190 (30420).

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg emancipatie hebben wij een ietwat angstige bewindspersoon gehoord die het beestje niet bij de naam durfde te noemen als het gaat om het grootste obstakel in het kader van homo- en vrouwenemancipatie. Daarom dienen wij de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onder scholieren van Turkse en Marokkaanse afkomst de afkeer tegen homo's vier tot vijf keer zo hoog is als bij scholieren van Nederlandse komaf;

constaterende dat het aantal incidenten gericht tegen homoseksuele docenten toeneemt op scholen met veel allochtone, islamitische jongeren;

constaterende dat Marokkanen in statistieken zijn oververtegenwoordigd in homofobe geweldsdelicten;

constaterende dat voor veel niet-westerse Nederlanders, homoseksualiteit iets is van westerlingen en ongelovigen en de afwijzing van homoseksualiteit gelegitimeerd wordt vanuit de religie;

constaterende dat 90% van de loverboys niet-westerse allochtonen betreft en 60% van hen een islamitische achtergrond heeft;

constaterende dat Turkse en Marokkaanse mannen zijn oververtegenwoordigd als het gaat om het dwingen van anderen tot seks;

constaterende dat 95% van de betrokkenen bij eergerelateerd geweld een islamitische achtergrond heeft;

overwegende dat bovenstaande onderzoeksgegevens vragen om realisme;

verzoekt de regering, haar angstige en politiek correcte houding ten aanzien van de islam te laten varen, en de negatieve invloed van deze kwaadaardige ideologie op de emancipatie van vrouwen en homo's te erkennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 191 (30420).

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Tijdens het debat over emancipatie hebben wij vooral gesproken over het opheffen van wettelijke belemmeringen die emancipatie in de weg staan. De minister heeft tijdens het debat een actieplan voor transgenders toegezegd. Ik zal dan ook met interesse luisteren naar haar reactie op de motie van de D66-fractie. Ik dien zelf twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onderwijsinspectie onderzoek doet naar het cluster van kerndoelen voor primair en voortgezet onderwijs waarin "seksuele diversiteit" is opgenomen;

overwegende dat het nieuwe kerndoel over seksuele diversiteit geen specifieke aandacht heeft van de onderwijsinspectie;

overwegende dat de problemen rond homoseksualiteit op het mbo en vmbo relatief het grootst zijn;

verzoekt de regering, een gericht, kwantitatief onderzoek uit te laten voeren door de onderwijsinspectie onder de circa 8.000 scholen voor po en vo, naar het naleven van de kerndoelen over seksuele diversiteit op scholen;

verzoekt de regering tevens, te onderzoeken wat de omvang en de aard van het probleem is met betrekking tot seksuele diversiteit in het mbo en vmbo en de Kamer hierover te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Venrooy-van Ark. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 192 (30420).

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik vind het een sympathieke motie omdat ik van harte ondersteun dat de afspraak dat scholen voorlichting over seksuele diversiteit geven echt wordt nagekomen. Wij hebben tijdens een ander debat een motie ingediend over het versterken en concretiseren van democratische burgerschapsvorming in het onderwijs, waarbij dit onderdeel wordt van het curriculum. Kan de inhoud van deze motie daarin worden meegenomen? Kan de minister daarop reageren? Ik ben echter ook benieuwd naar het oordeel van mevrouw Venrooy.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Scholen geven de voorlichting op verschillende manieren. Het gaat mij er niet om of dit in het curriculum zit of apart gebeurt. Dat er voorlichting wordt gegeven, vinden wij het allerbelangrijkst. Wij willen dat dit op alle scholen gebeurt waar dit verplicht is. Het gaat er ons met deze motie om dat het gebeurt en dat het wordt gecontroleerd.

Mevrouw Yücel (PvdA):

De inhoud van deze motie gaat over de essentiële waarden van Nederland. Als de essentiële waarden die wij met ons allen delen en die grondwettelijk verankerd zijn, geen onderdeel van het curriculum kunnen zijn, wat dan wel? Ik ontvang graag de steun van mevrouw Venrooy om dit onderdeel te laten zijn van het curriculum.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Wij hebben in de Kamer een brede discussie gevoerd over expliciete voorlichting over homoseksualiteit op scholen. Daarover hebben wij ook tijdens het debat gesproken. Er worden op scholen veel belangrijke zaken verteld, maar dit onderwerp dreigt onder te sneeuwen binnen het werk van de inspectie. Vandaar deze motie.

Mijn tweede motie gaat over de vaders, over wie ook tijdens het debat is gesproken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vaders bij de erkenning van en bij het aanvragen van het gezag over kinderen en bij voogdijkwesties geen gelijkwaardige positie lijken te hebben ten aanzien van de moeder;

overwegende dat de minister tijdens het algemeen overleg Emancipatiebeleid heeft toegezegd dit met de andere verantwoordelijke bewindspersonen te bespreken;

verzoekt de regering, de Kamer nog voor Prinsjesdag een terugkoppeling te geven over deze gesprekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Venrooy-van Ark. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193 (30420).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. De minister wil graag de economische zelfstandigheid van vrouwen bevorderen, maar in haar plan ontbreken een doel en ideeën om dit te bereiken. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te komen met een doelstelling en een plan ter bevordering van de economische zelfstandigheid van vrouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194 (30420).

Mevrouw Karabulut (SP):

Door het kabinetsbeleid wordt juist de economische zelfstandigheid van heel grote groepen vrouwen belemmerd. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vrouwen met lage inkomens, een lage opleiding, alleenstaande moeders en migrantenvrouwen te maken hebben met hoge werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting;

verzoekt de regering, een opleidings- en banenprogramma op te stellen ter verbetering van de sociale en economische positie van deze groepen vrouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (30420).

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn laatste motie gaat over geweld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor preventie en een effectieve bestrijding van geweld tegen vrouwen, samenhang, coördinatie en afstemming nodig is tussen verschillende departementen en onderdelen zoals eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, – gevangenschap en huiselijk geweld;

verzoekt het kabinet, zo spoedig mogelijk een nationaal actieplan huiselijk geweld te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196 (30420).

Wij wachten even tot de minister alle moties heeft.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Er zijn maar liefst zestien moties ingediend. Ik ga er snel doorheen en beperk mij tot de moties alleen.

In de haar motie op stuk nr. 181 verzoekt mevrouw Yücel de regering in overleg te gaan met lokale overheden en VNG om te zoeken naar middelen vanuit de educatie- en re-integratiemiddelen om iets te doen aan de positie van laag opgeleide vrouwen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik vind het van heel groot belang dat wij iets doen aan de positie van laaggeschoolde vrouwen, met name samen met de gemeenten. Zij moeten dat immers doen vanuit het re-integratieperspectief. Mevrouw Yücel vraagt om dat samen te doen met de bestaande scholingsfaciliteiten vanuit educatie, die naar de gemeenten zijn overgebracht, en de verschillende instellingen en subsidies die wij al hebben. Dan gaat het bijvoorbeeld om De tafel van één vanuit emancipatie, maar ook de Stichting Lezen & Schrijven. Ik wil niet voorschrijven wat ze moeten doen, want gemeenten moeten hierin het voortouw hebben en leidend zijn. Ik kan wel aanjagen, ervaringen delen en misschien met een koplopersgroep van gemeenten gaan werken. Als ik de motie zo mag begrijpen, laat ik het oordeel aan de Kamer.

Ik wil mevrouw Yücel verzoeken haar motie op stuk nr. 182 aan te houden. Zij verwijst daarin naar school- en werktijden. Daar komt binnenkort een brief over van collega Asscher in het kader van zorg en arbeid. Ook lopen er experimenten met de flexibilisering van onderwijstijden. Daarin kunnen scholen naar alternatieven zoeken om school- en werktijden beter op elkaar af te stemmen. In het najaar komt daar een rapportage over. Dat zou het moment zijn om te bekijken of er nog meer nodig is dan wat in de brief van collega Asscher zal staan. Ik zou mevrouw Yücel dus willen verzoeken om die motie aan te houden.

De motie op stuk nr. 183 van de leden Dijkstra en Van Weyenberg over de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting ontraad ik. Dat heb ik ook tijdens het AO al gezegd. Als wij de overdraagbaarheid van de heffingskorting versneld afbouwen in tijden van oplopende werkloosheid, is dat niet wenselijk. Dat kan de werkloosheid namelijk vergroten en de koopkracht verminderen. Dat moeten wij nu niet willen. Ook vind ik dit niet goed vanuit het oogpunt van consistent overheidsbeleid. Daar komt nog bij dat het eventueel verwachte effect, als wij dit zouden doen, een toename van het aantal vrouwen dat gaat werken, kan zijn. Dat aantal is al hoog. Het behoort tot de hoogste in Europa, maar het overgrote deel van de vrouwen in Nederland werkt in kleine deeltijdbanen. Het versneld afbouwen van de overdraagbaarheid van de heffingskorting zal niet versneld bijdragen aan een toename van grotere deeltijdbanen, zo wijst onderzoek uit. Daarom ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 184 van mevrouw Dijkstra met het verzoek om met een masterplan te komen, ontraad ik ook. Dat is niet omdat ik de motie niet zinnig vind, maar omdat die echt overbodig is. Wij komen namelijk al aan dat verzoek tegemoet. Wij hebben Transgender Netwerk Nederland gevraagd om een actieplan op te stellen. Dat wil ik eigenlijk afwachten. Daar komt nog bij dat de SER met een advies komt over discriminatie, waaronder discriminatie tegen transgenders. Transgender Netwerk Nederland is gevraagd om met een aanvullend plan te komen rond werk, veiligheid en sociaal isolement. Dat verwacht ik in de zomer. Ik kan dan in het najaar een voortgangsrapportage sturen. Ik zou ook kunnen vragen om de motie tot dan toe aan te houden. Dat is het moment om te bepalen of er meer nodig is dan waar wij al mee bezig zijn en wat al in werking is gezet.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik ben op de hoogte van de toezegging van de minister en de aanpak van het masterplan, maar in deze motie wordt natuurlijk expliciet gevraagd om afrekenbare doelstellingen en informatie daarover voor de begrotingsbehandeling. Als de minister toezegt dat zij de informatie tegen die tijd heeft, dan vind ik het prima om de motie aan te houden of in te trekken, afhankelijk van het antwoord.

Minister Bussemaker:

Ik vraag mevrouw Dijkstra dan om de motie in te trekken of aan te houden, want het plan van Transgender Netwerk Nederland komt nog deze zomer. Kort daarna kan ik een reactie en een voortgangsrapportage sturen. Dan kunnen wij bezien of de activiteiten ook naar tevredenheid van mevrouw Dijkstra concreet genoeg zijn. Ik kan het zelf nu ook niet beoordelen, want ik ken het plan van het Transgender Netwerk Nederland nog niet.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dan houd ik mijn motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Pia Dijkstra stel ik voor, haar motie (30420, nr. 184) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Bussemaker:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 185 van mevrouw Dijkstra, die gaat over het geven van een opdracht aan de inspectie om de implementatie van voorlichting te monitoren. De inspectie moet dat monitoren. Ik constateer tegelijkertijd dat er een motie op stuk nr. 192 van mevrouw Venrooy ligt, waarin ook wordt gevraagd om meer aandacht van de inspectie voor de controle op LHBT. Die motie behandel ik nu ook maar even. De inspectie moet de sociale kwaliteit, met ingang van 2014, al een grotere rol geven in het toezicht. Het gaat dan om samenhangende benaderingen van sociale veiligheid, pesten en burgerschap. Ik begrijp de motie van mevrouw Venrooy zo dat zij een extra aansporing wil voor de controle op LHBT. Ik begrijp uit de motie van mevrouw Dijkstra dat zij ook in ieder geval de komende tijd monitoring wil. Ik kan met allebei leven, maar ik zou het wel heel onhandig vinden, als beide moties zouden worden aangenomen. Dan zouden wij twee bijna gelijke opdrachten aan de inspectie geven. Ik verzoek de twee leden dus om te bekijken of zij beide moties kunnen samenvoegen tot één motie. Dan laat ik die motie, als die in lijn is met de dictums die hier staan, aan het oordeel van de Kamer.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Daarom liep ik ook naar de interruptiemicrofoon. Ik wilde zeggen dat wij net even uitgewisseld hebben dat onze moties erg op elkaar lijken en dat wij ze in elkaar gaan schuiven.

Minister Bussemaker:

Heel goed. Dan zie ik dat graag tegemoet, maar ik ga ervan uit dat wij daar geen nader debat meer voor nodig hebben en dat ik het oordeel aan de Kamer kan laten.

Ik ontraad de motie op stuk nr. 186 van het lid Van Tongeren over LHBT-rechten in Europa, want volgens mij heb ik een en ander al toegezegd tijdens het AO. Wat moet er gebeuren om Nederland hoger op de ranglijst van ILGA Europe te krijgen? De genderidentiteit moet worden opgenomen in de Algemene wet gelijke behandeling. De minister van Binnenlandse Zaken komt binnenkort met een conceptwetsvoorstel waar dat in staat. De afschaffing van de sterilisatie-eis bij geslachtswijziging ligt voor bij de Eerste Kamer, evenals ouderschap van lesbische paren. Ik heb toegezegd dat ik het opnemen van interseksen in de Algemene wet gelijke behandeling ga verkennen en dat ik ga bekijken welke problemen er op dat punt zijn. Over toevoeging van het non-discriminatiegrondbeginsel ligt een initiatiefwetsvoorstel voor van de PvdA, D66 en GroenLinks. Meer kan ik niet bedenken. Volgens mij wordt mevrouw Van Tongeren dus eigenlijk al op haar wenken bediend.

In de motie op stuk nr. 187 van mevrouw Van Tongeren wordt de regering gevraagd om te voorzien in een monitor op de wettelijk vastgelegde streefcijfers voor het aandeel van vrouwen in de top van het bedrijfsleven. Ik heb al gezegd dat wij met een monitor willen werken, maar als de Kamer er nog eens extra op wil wijzen hoe belangrijk die monitor is, zou ik het oordeel aan de Kamer kunnen overlaten. Ik snap namelijk de bedoeling achter de motie, namelijk het opvoeren van de druk om meer vrouwen in hoge posities te krijgen en om daarover het debat met de instellingen te voeren.

Ik ontraad de motie op stuk nr. 188 van mevrouw Van Tongeren over de persoonlijke dienstverlening. Ik snap het belang van het thema, dat ook mijn warme belangstelling heeft. Onlangs heeft mijn collega van Sociale Zaken echter de commissie-Kalsbeek ingesteld voor het verrichten van een onderzoek naar mogelijke verbetering van de positie van huishoudelijk personeel, gerelateerd aan de huidige Regeling dienstverlening aan huis. Een aantal in de motie genoemde onderdelen hebben daar direct betrekking op. Ik zou dus zeggen: laten we die commissie afwachten en laten we ook de brief van collega Asscher over arbeid en zorg afwachten. Daarvan heb ik al gezegd dat die brief er nog voor de zomer komt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dan houd ik deze motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (30420, nr. 188) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Bussemaker:

In de motie op stuk nr. 189 van het lid Bisschop wordt de regering gevraagd om ook de bestrijding van vrouwenhandel en misstanden in de prostitutie expliciet in het emancipatiebeleid op te nemen. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer over. Als de Kamer dat wil, ben ik graag bereid om daarvoor in de emancipatierapportages aandacht in te ruimen, maar ik zeg daar wel bij dat het eigenlijke thema bij de collega's van Veiligheid en Justitie ligt en blijft.

De motie op stuk nr. 190 van de heer Klein gaat over het opnemen van ouderenemancipatie. Ik ontraad die motie, want ik ben coördinerend voor emancipatiebeleid. Collega Van Rijn van VWS is verantwoordelijk voor de coördinatie van het ouderenbeleid. Dat is echt meer dan alleen welzijn en zorg. Ik besteed graag aandacht aan ouderen. Dat doen we bijvoorbeeld ook met betrekking tot LHBT's en met betrekking tot ouderen in de zorg, maar de coördinatie daarvoor ligt echt bij collega Van Rijn. Ik ben wel bereid om, ook naar aanleiding van deze motie, nog eens met hem te gaan praten over hoe we samen kunnen optrekken, maar dat is iets anders dan wat de heer Klein.vraagt.

De heer Klein (50PLUS):

Het gaat uiteindelijk om het invullen en het daadwerkelijk op de agenda zetten van ouderenemancipatie. Ik zou graag teruggekoppeld willen zien hoe de minister dit met staatssecretaris Van Rijn zou willen invullen om een model te krijgen dat bijvoorbeeld vergelijkbaar is met het model van de Vlaamse coördinerende minister van ouderen- en emancipatiebeleid. Dan kunnen we bekijken hoe dit wordt ingevuld. Het gaat uiteindelijk niet om de persoon die dit op een gegeven moment doet. Het gaat er uiteindelijk om dat dit een onderdeel wordt van het rijksbeleid.

Minister Bussemaker:

Ik ben graag bereid om daarvan een terugkoppeling te geven.

Ik kom op de motie op stuk nr. 191 van de heer Van Klaveren, waarin de regering wordt gevraagd om haar politiek correcte houding te laten varen.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat … De heer Klein heeft nog een interruptie.

De heer Klein (50PLUS):

In afwachting van de terugkoppeling houd ik de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Klein stel ik voor, zijn motie (30420, nr. 190) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Bussemaker:

Ik ben bij de motie op stuk nr. 191. Ik ontraad die motie. Ik vind het van zeer groot belang om eergerelateerd geweld, discriminatie van homoseksualiteit, vrouwenbesnijdenis en loverboys op alle mogelijke manieren aan te pakken en daarbij ook rekening te houden met mogelijke culturele achtergronden. Dat doen we al. We doen dat als daar aanleiding toe is en als onderzoek de noodzaak daartoe uitwijst. Ik heb gewezen op een SCP-onderzoek over groepen waarvoor nog wat extra aandacht nodig is. Uitspraken over een politiek correcte houding, kwaadaardige ideologieën et cetera heb ik daarvoor niet nodig. Ik ontraad deze motie dus.

De heer Van Klaveren (PVV):

In het AO hebben we de minister ook al horen zeggen dat ze een onderscheid maakt tussen cultuur en religie. Ik wil graag weten wat volgens haar het verschil is.

Minister Bussemaker:

Ik ken geen religies die als religie oproepen tot eergerelateerd geweld of tot het stimuleren van loverboys. Ik ken wel culturen – ik verwees in dat kader naar het SCP-rapport – waarin sommige gedragspatronen en denkbeelden vaker voorkomen. Daar moet je ze bestrijden, het liefst met mensen uit die maatschappelijke groepen, want zij zijn de rolmodellen die kunnen leiden naar veranderingen bij de rest van die bevolkingsgroepen.

De heer Van Klaveren (PVV):

De PVV stelt ook dat dat niet zo is bij religies. Daarom noemen we de islam ook een ideologie. Mijn vraag was echter: kan de minister een definitie geven van cultuur en/of religie? Ze maakt constant dat onderscheid, maar het is mij totaal niet duidelijk wat volgens dit kabinet het verschil is.

Minister Bussemaker:

Het lijkt mij dat we dan een theoretisch debat met elkaar gaan voeren. Kijk naar de rapporten van het SCP, waarin heel duidelijke definities daarvan staan. Elke keer als er problemen zijn en er sprake is van discriminatie, benoemen we dat. Daar lopen we niet voor weg. Ik heb daarover, samen met collega Asscher, vorige week nog een deskundigenbijeenkomst gehad. We gaan dan na hoe we met die groepen zakelijk, praktisch en inhoudelijk de problemen kunnen oplossen. Ik heb daar geen ronkende woorden over kwaadaardige ideologieën bij nodig.

Ik ben bij de motie op stuk nr. 192 van het lid Venrooy-van Ark. Nee, die had ik al behandeld. Of toch niet?

De voorzitter:

Die motie hing samen met de motie van mevrouw Pia Dijkstra.

Minister Bussemaker:

Ja, die hebben we wel gehad. Ik heb de motie op stuk nr. 193 van mevrouw Venrooy-van Ark nog niet gehad. Daarin wordt gevraagd om een terugkoppeling over voogdijkwesties en de erkenning van vaders ten aanzien van het gezag over kinderen. Ik zou het oordeel hierover wel aan de Kamer willen laten, maar ik heb wel één probleem: het lukt me niet voor Prinsjesdag. Er is namelijk nog wel wat werk voor nodig en ik wil dat het overleg goed verloopt. Ik heb gezegd dat ik in lijn van deze motie die verantwoordelijkheid met andere bewindspersonen wil bespreken. Mevrouw Venrooy-van Ark hecht eraan en ik kan het oordeel over deze motie aan de Kamer laten, maar dan moet er wel een ander tijdstip in staan, bijvoorbeeld eind van dit jaar. Dat is mijn verzoek.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Dan zal ik de motie in die zin wijzigen, want ik vind het erg belangrijk dat dit onderwerp terugkomt. Zorgvuldigheid is belangrijker dan die drie maanden tijdsverschil.

Minister Bussemaker:

Ik kom op de motie op stuk nr. 194 van mevrouw Karabulut, waarin wordt verzocht om met een doelstelling en een plan ter bevordering van de economische zelfstandigheid van vrouwen te komen. Ik ontraad die motie, want de Kamer heeft van mij niet alleen een brief gekregen maar ook een uitgebreide bijlage met allerlei concrete actiepunten. Ik heb ook gezegd dat de Kamer binnenkort de brief van mijn collega van Sociale Zaken krijgt, waarin ook actiepunten zullen staan. Ook bij tal van andere beleidsonderwerpen komt die economische zelfstandigheid terug. Ik had het net over de heffingskorting, die in het fiscale beleid zit. Het lijkt mij overbodig om er nog een nieuw plan bovenop te hebben, dus ik ontraad deze motie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Over de inhoud kunnen we van mening verschillen. Ik vind die onvoldoende. Wat nu als ik de motie beperk tot de doelstelling die ontbreekt? Dat kan de minister niet ontkennen, denk ik. Wat is haar doelstelling voor de komende jaren?

Minister Bussemaker:

Dat meer vrouwen economisch zelfstandig worden, maar het tempo waarin dat zal gaan, zal afhangen van de economische werkelijkheid, maar ook van de mate waarin wij erin slagen om de gesprekken aan de keukentafel, bij de cao en op de werkvloer te veranderen. Ik heb al gezegd dat ik niet van bovenaf wil bepalen hoe mensen moeten leven. Ik ga dus ook niet van bovenaf die norm opleggen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Daar zijn we alleen maar blij mee. Daartoe heb ik de minister ook opgeroepen. Als zij zegt dat zij meer wil, dan moet zij dat toch nader kunnen specificeren om naar dat doel toe te werken, anders is het wel heel gemakkelijk. Kan de minister over een paar jaar tot de conclusie komen dat het alleen maar slechter is geworden?

Minister Bussemaker:

Daarom heb ik dit thema geagendeerd en een brief gestuurd. Ik heb niet alleen die brief gestuurd, maar ook een bijlage met heel veel concrete actiepunten. We zullen zien of het de goede kant opgaat. Ik ga dat in ieder geval zeer nauwlettend in de gaten houden. Ik ben ook bereid om meer te doen als dat nodig is.

In de motie-Karabulut op stuk nr. 195 wordt gevraagd om een opleidings- en banenplan ter verbetering van de sociale en economische positie van groepen vrouwen, zoals alleenstaande moeders en migrantenvrouwen. Ik wil niet voor elke groep een apart plan. Ik heb net het oordeel aan de Kamer gelaten over de motie-Yücel op stuk nr. 181, die volgens mij voor een heel groot deel over dezelfde groep gaat. Daarin gaat het over het begin van participatie, je huis uit komen, nadenken over opleidingsperspectieven en scholing. Het lijkt mij dat deze motie daaraan niet veel toevoegt, behalve dat het weer wordt ingekaderd en er aparte plannen voor aparte groepen komen, dus ik ontraad deze motie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil wel even opmerken dat ik dit wel merkwaardig vind. De minister zegt dat zij heel veel op elkaar lijken, en volgens mij klopt dat ook wel, maar over de ene motie laat zij het oordeel aan de Kamer en de andere motie, misschien omdat deze van de SP is, wordt ontraden. Of zie ik dat verkeerd?

Minister Bussemaker:

Nee, ik zie dat er in de overweging wel een overeenkomst zit, maar in het dictum wordt verzocht om een apart plan voor verschillende groepen vrouwen en daar verzet ik mij tegen. Als u het dictum loslaat, staat het u natuurlijk ook vrij om te kijken of zij in elkaar geschoven kunnen worden. Ik constateer dat het dictum van deze motie echt een andere kant op gaat dan die over de inspectie en seksuele diversiteit.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik ben ook geen voorstander van verschillende plannen voor verschillende doelgroepen, maar de motie van mevrouw Karabulut zit gewoon inhoudelijk ook in de motie die ik indien. Ik maak even gebruik van de gelegenheid om aan te geven dat ik mijn motie over schooltijden in afwachting van de brief van de regering aanhoud.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Yücel stel ik voor, haar motie (30420, nr. 182) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Bussemaker:

In de motie-Karabulut op stuk nr. 196 wordt gevraagd om een nationaal actieplan tegen huiselijk geweld te presenteren. Ik ontraad deze motie, want we doen al heel veel. Mijn collega van VWS, de heer Van Rijn, is daar hard mee bezig. Hij heeft hierover al in een eerder stadium brieven gestuurd aan de Kamer. Ik denk dat het niet nuttig is om boven op alles wat wij al doen, weer een nieuw plan te maken. Er komt twee keer per jaar een voortgangsrapportage over geweld in afhankelijkheidsrelaties. De Kamer zou daarover het debat moeten voeren met VWS. Als zij vindt dat er een tandje bij moet of dat er dingen ontbreken, dan zou dat inhoudelijk naar aanleiding van dat debat moeten gebeuren en niet hier, dus die motie ontraad ik.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

In het kader van het verminderen van de administratieve lasten zal ik graag meetekenen met de motie van mevrouw Dijkstra en trek ik mijn motie over LHBT-voorlichting in.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Venrooy-van Ark stel ik voor, haar motie (30420, nr. 192) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven