23 VAO Voedselprijzen en voedselspeculatie

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 maart 2012 over voedselprijzen en voedselspeculatie.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris welkom.

Ik zeg het maar iedere keer: de spreektijd is twee minuten, alles inbegrepen.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Dan gaan we maar snel van start. Allereerst dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, er in Europa voor te pleiten in de MiFID ook grondstoffenindexfondsen en Exchange Traded Funds, te laten vallen onder marktmanipulatie en hun handelspositie te limiteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77 (31532).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er zorgen zijn in de maatschappij en onrust in de media over handel in honger ofwel handel in voedselderivaten door banken en pensioenfondsen;

verzoekt de regering, binnen een maand een openbare ronde tafel te organiseren waarbij het ministerie van ELI een gesprek organiseert met banken (waaronder ook kritische banken als Triodos en ASN), pensioenfondsen, belanghebbenden als LTO en Unilever en maatschappelijke organisaties als SOMO, Cordaid en Oxfam Novib over hoge en instabiele voedselprijzen, de rol die voedselderivaten en andere speculatieve instrumenten hierin spelen en de mogelijkheden om dit terug te dringen;

verzoekt de regering tevens, binnen zes maanden hierover een (tussentijds) verslag uit te brengen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (31532).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er aanwijzingen zijn dat de investeringen van Nederlandse financiële instanties de afgelopen tien jaar in grondstoffenderivaten financieel minder hebben opgeleverd dan aandelen en de financiële effecten van een afbouw in posities mogelijk beperkt zal zijn;

overwegende dat de VN-rapporteur aangeeft dat voedselderivaten bijdragen aan hoge voedselprijzen en honger;

verzoekt de regering, aan die banken en pensioenfondsen die de Nederlandse overheid in eigendom heeft, waarbij ze in het bestuur zit of die overheidssteun krijgen, te vragen samen met de Algemene Rekenkamer een inventarisatie te maken van de mogelijkheden en de consequenties van afbouwen dan wel beëindigen van hun activiteiten dan wel dienstverlening betreffende voedselderivaten, en mogelijke scenario's hiertoe binnen vier maanden aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (31532).

De heer Van Gerven (SP):

Tot slot. Ik begrijp dat collega's De Rouwe en Koopmans ook nog een motie zullen indienen die de warme sympathie van de SP geniet. Vandaar dat ik ervan afzie om een motie die ik nog had, in te dienen.

De voorzitter:

Uw tijd was al om, dus u kon ook geen motie meer indienen, mijnheer Van Gerven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Kwesties als voedselschaarste en inperking van de voedselproductie zullen naar de mening van mijn fractie steeds prominenter worden in de toekomst. Voedsel is een eerste levensbehoefte, maar wij beschouwen het als zo vanzelfsprekend dat de meesten van ons er nauwelijks meer bij stilstaan waar de grote hoeveelheden voedsel die wij consumeren vandaan komen en hoe deze geproduceerd worden. Daarom moeten wij verspilling verminderen en de werkelijke prijs voor ons voedsel gaan betalen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met de groeiende welvaart in ontwikkelende economieën er wereldwijd meer vlees geproduceerd zal worden, met groeiende milieueffecten als gevolg;

overwegende dat de consument echter zelf moet kunnen kiezen voor zijn gewenste dieet op basis van correcte informatie en prijzen waarin externe effecten op bijvoorbeeld milieu correct zijn weergegeven;

overwegende dat het parlement recent een onderzoek heeft laten uitvoeren naar de externe effecten van onder andere de productie van zuivel en varkensvlees;

verzoekt de regering, ook de externe effecten van andere vormen van het produceren van dierlijke eiwitten te laten doorrekenen;

verzoekt de regering tevens, een maatregel in te voeren waardoor de externe effecten van de productie van dierlijke eiwitten correct in de prijs worden weergegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (31532).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de prijzen van voedsel niet de maatschappelijke kosten weerspiegelen die de productie ervan veroorzaakt;

overwegende dat het doorberekenen van de externe kosten van voedsel via bijvoorbeeld een verhoogd btw-tarief niet alleen het milieu maar ook de schatkist ten goede komt;

verzoekt de regering, haar voornemen om de externe kosten van voedsel mee te nemen in de prijzen, uit te werken in concrete voorstellen en deze voor Prinsjesdag aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (31532).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de consumptie in de westerse wereld onhoudbaar hoog is;

overwegende dat deze overmatige consumptie leidt tot hoge voedselprijzen in ontwikkelingslanden en uitputting van landbouwgronden en grondstoffen wereldwijd;

constaterende dat er voor de overheid een rol ligt in het ontmoedigen van een overmaat aan consumptie door niet alleen te sturen op kwaliteit maar ook op kwantiteit, dat wil zeggen de hoeveelheid grondstoffen die gebruikt wordt ten behoeve van de Nederlandse consumptie;

verzoekt de regering, volumesturing op te nemen in haar landbouw- en milieubeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (31532).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat doelstellingen met betrekking tot duurzame energie niet mogen leiden tot een hogere prijs voor voedsel en geen bijdrage mogen leveren aan ontbossing;

constaterende dat de productie van biobrandstoffen nog steeds leidt tot ontbossing en zorgt voor concurrentie met voedselgewassen;

verzoekt de regering, af te zien van haar voornemen om het bijmengpercentage voor biobrandstoffen te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (31532).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag wil ik graag nog even de aandacht vestigen op de biobrandstoffen. De ChristenUnie juicht duurzame energie toe, maar die moet wel over de volle breedte duurzaam en eerlijk zijn. Het lijkt ons daarom verstandiger, te wachten op de resultaten van de Europese evaluatie in 2014 met betrekking tot biobrandstof en de effecten ervan op voedselzekerheid, voordat we versneld het bijmengpercentage verhogen. We hebben immers niet voor niets Cramer-criteria afgesproken. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de toegenomen vraag naar voedsel, de klimaatverandering, het handels- en landbouwbeleid en het toenemende gebruik van landbouwgrond voor biobrandstoffen mede hebben bijgedragen aan prijspieken en extreme schommelingen;

overwegende dat de regering het verplichte bijmengpercentage van hernieuwbare energie in transportbrandstoffen versneld omhoog wil brengen, namelijk 10% in 2016, en daarbij geen voorbehoud maakt ten aanzien van impact op voedselprijzen;

overwegende dat volgens de EU-richtlijn in 2020 10% van de transportbrandstof uit hernieuwbare bronnen dient te komen, maar het beleid zal worden herzien indien biobrandstofproductie een aantoonbare impact heeft op voedselprijzen;

van mening dat een te groot beslag op landbouwgronden voor onze energiebehoefte onwenselijk is;

verzoekt de regering, de resultaten van de Europese evaluatie in 2014 met betrekking tot biobrandstof en de effecten daarvan op voedselzekerheid af te wachten en deze evaluatie als voorbehoud te laten gelden op het besluit het bijmengpercentage versneld omhoog te laten brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (31532).

De heer De Lange (PvdA):

Voorzitter. Naar aanleiding van het debat over voedselspeculatie dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Verenigde Staten, de G20, de Europese Commissie, de FAO, en de speciaal rapporteur van de VN over het recht op voedsel, aangeven dat er mogelijkerwijs een verband bestaat tussen toenemende speculatie op de grondstoffenmarkten en hogere grondstoffenprijzen;

overwegende dat de Europese Commissie en de G20 hebben aangegeven dat de grondstoffenderivatenmarkten transparanter en stabieler moeten worden en hebben afgesproken waar mogelijk een lijn te trekken bij het hervormen van de financiële sector;

overwegende dat de Verenigde Staten met de Commodity Futures Trading Commission (CFTC) over instrumenten en verplichtingen beschikken en met een mandaat marktverstorende speculatie tegen kunnen gaan;

verzoekt de regering, zich in Europees verband in te zetten voor versterking van de Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) en Regulation (MiFIR), zodat deze op de gebieden van (1) transparantievereisten, (2) sterk en onafhankelijk toezicht door de relevante Europese instituties en (3) ex-antepositielimieten niet onder doen voor de reeds bestaande Amerikaanse vereisten, zoals vastgelegd in de Dodd-Frank Wall Street Reform and Consumer Protection Act;

verzoekt de regering tevens, de Kamer voor aanvang van het zomerreces een brief te sturen met daarin een verslag van de onderhandelingen met betrekking tot de MiFID en MiFIR tot dusver, een planning van de verdere onderhandelingen en een analyse van de mogelijkheid om de gewenste versterkingen aan te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Lange en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (31532).

Mijnheer De Lange, gezien de spreektijd van twee minuten, verzoek ik u uw tweede motie sneller in te dienen. U hebt er nog maar vijftien seconden voor. Ik verzoek u om sneller te praten. Dat is misschien minder mooi, maar wel veel sneller. Ik verzoek u ook om geen toelichting meer te geven bij de motie

De heer De Lange (PvdA):

Voorzitter, oké, ik dien meteen de motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de aangenomen motie van de leden Sap en Slob, waarin de regering wordt verzocht om deze kabinetsperiode minimaal 0,7% van het bruto nationaal product (bnp) uit te geven aan ontwikkelingssamenwerking, onverkort uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Lange. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (31532).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Continuering van het Europese landbouwbeleid met een focus op innovatie en duurzaamheid is van geopolitiek en strategisch belang voor de voedselproductie. Voedselzekerheid voorkomt migratiestromen. De grens tussen het afdekken van risico's en speculeren is dynamisch en is moeilijk door en in Nederland vast te stellen en te bepalen. Daarom is het van groot belang om er op Europees niveau naar te streven dat de Europese systemen gelijkwaardig zijn aan het Amerikaanse systeem. De heer De Lange heeft daarover een heel verstandige motie ingediend.

Wat de marktmacht van retailers betreft blijf ik in de Kamer pleiten voor het uitvoeren van de niet-aangenomen motie-Van der Staaij en het uitvoeren van de aangehouden motie-Koopmans.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Ik ontraad de motie-Van Gerven op stuk nr. 77, omdat hierin een te brede definitie van "marktmanipulatie" wordt gehanteerd.

In de motie op stuk nr. 78 wordt de regering verzocht om een openbaar rondetafelgesprek te organiseren. Er is ongeveer een halfjaar geleden een openbare bijeenkomst over voedselzekerheid, prijsvorming, prijsfluctuaties enzovoort geweest. Daarvan heeft de Kamer ook een verslag gekregen. Ik ben bereid om een aantal stakeholders, waaronder de in de motie geformuleerde stakeholders, voor de zomer bijeen te roepen om de actuele situatie te bekijken en op basis van die conferentie tot een actualisatie te komen. Als ik de motie zo mag interpreteren, dan voer ik haar uit. Dan krijgt de Kamer over zes maanden een rapportage.

De heer Van Gerven (SP):

Ik begrijp dat de staatssecretaris de aspecten die in de motie zijn verwoord, wil meenemen. Daarom trek ik deze motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Gerven (31532, nr. 78) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Bleker:

Omdat ik uitvoering geef aan de essentie van de ingetrokken motie op stuk nr. 78, ontraad ik de motie op stuk nr. 79. Banken en pensioenfondsen opereren binnen de wet en daarom bestaat er geen noodzaak tot verdere beperkingen. Men is wel gehouden aan principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Mochten uit de rondetafelconferentie en het verslag daarvan nieuw inzichten naar voren komen, dan kunnen wij die eventueel verdisconteren in aanscherping van de eisen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit is echter "vooruitlopen op" en daarom ontraad ik de motie.

De heer Van Gerven (SP):

Acht de staatssecretaris de uitvoering van de motie op stuk nr. 79 mogelijk nadat de rondetafelconferentie heeft plaatsgevonden? Is dat een mogelijke uitkomst van dat overleg?

Staatssecretaris Bleker:

Op dit moment beschouw ik dat niet als een reële uitkomst. Niets is uitgesloten, maar ik beschouw het niet als een reële optie.

De heer Van Gerven (SP):

Ik beraad mij erop of ik de motie al dan niet aanhoud.

Staatssecretaris Bleker:

Ik ontraad de motie op stuk nr. 80. Het betreft namelijk een maatregel waarmee als het ware direct in de prijs wordt geïntervenieerd. Wij zetten wel in op verduurzaming, maar niet op een dergelijke maatregel. Daarom ontraad ik de motie.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Herkent de staatssecretaris de zin: "De consument moet zelf kunnen kiezen voor zijn gewenst dieet op basis van correcte informatie en prijzen waarin externe effecten op bijvoorbeeld milieu correct zijn weergegeven."

Staatssecretaris Bleker:

Ja, ik zou die zin zelf uitgesproken kunnen hebben.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Sterker nog, de staatssecretaris heeft die zin zelf opgeschreven. Daarom wil ik graag van de staatssecretaris weten hoe hij het vormgeeft; hoe zorgt hij ervoor dat externe effecten op bijvoorbeeld milieu correct worden weergegeven in de prijs? Daar wordt in de motie namelijk om gevraagd.

Staatssecretaris Bleker:

In de motie staat: "overwegende dat de consument echter zelf moet kunnen kiezen voor zijn gewenst dieet op basis van correcte informatie en prijzen waarin externe effecten op bijvoorbeeld milieu correct zijn weergegeven". Het gaat niet alleen over informatie en prijzen. Het kan voor een deel via de prijs, zoals nu gebeurt, het kan voor een deel via de informatie en daarover spreken wij nu in de regiegroep voor verduurzaming van de voedselketen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat schrijft de staatssecretaris echter niet in zijn brief. Hij schrijft in zijn brief: "… correcte informatie en prijzen waarin externe effecten op bijvoorbeeld milieu correct zijn weergegeven." Daarom vraag ik eigenlijk met deze motie aan de staatssecretaris welke maatregelen hij neemt om ervoor te zorgen dat externe effecten op bijvoorbeeld milieu correct in de prijs worden weergegeven.

Staatssecretaris Bleker:

Wij komen met die maatregelen op basis van besprekingen in de regiegroep voor verduurzaming. Mevrouw Van Veldhoven weet het kennelijk al en heeft het al in de motie opgeschreven. Ik weet het echter niet. Wij wachten af waar de regiegroep, bestaande uit het bedrijfsleven en ons, mee komt. Daarom ontraad ik de motie. Ik ontraad de motie op stuk nr. 81 vanwege dezelfde argumentatie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan rijst de vraag waarom deze staatssecretaris de Kamer brieven stuurt als hij toch niet van plan is om er iets mee te doen. Wij kunnen de hele zaal wel behangen met loze beloftes in zwarte letters op een wit velletje, maar wij willen wel graag dat er gebeurt wat er staat, want wij stemmen in met dat soort brieven.

Staatssecretaris Bleker:

Het is ook heel goed dat er met die brieven is ingestemd. Die brieven hebben als essentie dat nu het primaat ligt bij de regiegroep, waarin de verschillende ketenpartijen datgene zullen schetsen waar de Kamer om vraagt. Dat is de volgorde der dingen. Uiteindelijk komt dat op mijn tafel en komt dat met een begeleidende brief bij de Kamer.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Maar als ik in een motie vraag om dat soort voorstellen voor Prinsjesdag concreet te hebben en de staatssecretaris ontraadt de motie, vraag ik mij af hoeveel tijd hij nog wil rekken met die regiegroep.

Staatssecretaris Bleker:

Volgens mij zijn er in de brief duidelijke afspraken gemaakt over het tempo waarin wij dat gaan doen. De tweede helft van dit jaar moet er goede voortgang zijn geboekt.

Dan de motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 82, waarin de regering wordt verzocht, volumesturing op te nemen in haar landbouw- en milieubeleid. Die motie ontraad ik. Het is in strijd met het gemeenschappelijk landbouwbeleid nu en in de toekomst en ook met de afspraken in WTO-verband.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 83 van mevrouw Ouwehand, omdat wij nu inzetten op verduurzaming en ons niet concentreren op het bijmengpercentage.

Dan de motie op stuk nr. 84 over verhoging van het bijmengpercentage. Het is een implementatie van de eerder aangenomen motie-Leegte/Haverkamp (32357, nr. 16). Dat is de afspraak. Wij hebben er wel bij gezegd dat er sprake is van verduurzaming van de productie van bij te mengen brandstof. Daarom ontraad ik de motie

De motie op stuk nr. 85 van de heer De Lange en de heer Koopmans, die inderdaad mooi is opgeschreven, zie ik als ondersteuning van beleid.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik wil het graag hebben over de mooi opgeschreven motie op stuk nr. 84. Ik vraag mij af waarom de staatssecretaris deze motie ontraad. Hij zegt zelf dat er gesproken is over voorwaarden naar aanleiding van de motie van collega Leegte. Wat is nu het verschil tussen het woord "voorwaarde" van de staatssecretaris en mijn woord "voorbehoud" in het dictum van het verzoek?

Staatssecretaris Bleker:

Dat is wel een verschil. U brengt een heel nadrukkelijke volgtijdelijkheid in het geheel als het gaat om de besluitvorming over het bijmengpercentage. Ik verbind er inhoudelijke voorwaarden aan, namelijk de verduurzaming van de bij te mengen producten. Dat is een ander verhaal dan de volgtijdelijkheid: eerst evaluatie en dan dat.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Er is simpelweg een volgtijdelijkheid. De evaluatie is in 2014, het voornemen van het kabinet betreft 2016 en de EU-richtlijn gaat over 2020. Die volgtijdelijkheid heb ik niet verzonnen; die is er gewoon. Daar hoeven we niet eens over te discussiëren. Mijn dictum is ook wel degelijk inhoudelijk. Ik heb het namelijk over de inhoud van de evaluatie als voorbehoud. Ik wil zelfs wel het woord "voorwaarde" gebruiken van de staatssecretaris. Dus wij hebben het over dezelfde volgtijdelijkheid en over dezelfde inhoud.

Staatssecretaris Bleker:

Als wij dan zo dicht bij elkaar zitten, stel ik mevrouw Wiegman voor om haar motie aan te houden. Dan kunnen wij er nog over spreken en tot een finale conclusie komen. Ik vind het een beetje vruchteloos als wij wel het idee hebben dat wij dichter bij elkaar staan dan wij denken, om die kans dan voorbij te laten gaan.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik zal erover nadenken en ik zal zeker kijken of ik het dictum kan veranderen. Mocht dat wat moeizaam gaan, dan kan ik de motie altijd nog bij de stemmingen van volgende week dinsdag aanhouden.

Staatssecretaris Bleker:

De motie op stuk nr. 85 zie ik als ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 86 ontraad ik vanwege procedurele redenen, omdat de inhoud van deze motie onderwerp van beraadslaging is elders op belangrijke plekken in Den Haag.

De heer De Lange (PvdA):

Dan wil ik de motie graag aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Lange stel ik voor, zijn motie (31532, nr. 86) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Volgende week dinsdag zal over de moties worden gestemd.

Naar boven