3 Vragenuur

Vragen van het lid Çörüz aan de minister van Veiligheid en Justitie over de handelwijze van de politie in de verdwijningszaak van het meisje Jennefer.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Als wij één ding geleerd hebben van de moord op Milly Boele in 2010, dan is het wel dat elk uur telt na de ontvoering van een kind. Snel en adequaat handelen kan het verschil maken tussen leven en dood. Naar aanleiding van de dood van Milly Boele kwamen er dan ook aanbevelingen, een stappenplan en aangescherpte richtlijnen van het KLPD om zo'n drama in het vervolg te voorkomen. Helaas blijkt na een reconstructie in De Telegraaf van afgelopen zaterdag dat in het geval van de zaak van Jennefer van Oostende, het meisje dat in oktober 2011 door haar ex-zwager werd vermoord, dit stappenplan en de aanbevelingen niet op alle punten gevolgd zijn. Het stappenplan was zelfs niet bekend bij het bureau Zuidplein. Tegen alle richtlijnen in werd de moeder van Jennefer na melding van de vermissing weggestuurd met slechts een formuliertje, werd er geen leidinggevende ervaren politieman ingeschakeld en is er niet dezelfde avond gekeken op de plek waar Jennefer het laatst was gesignaleerd. Zelfs de volgende morgen werd de noodzaak van optreden nog niet ingezien. Helaas bleek later die dag dat zij was vermoord en dat dit al de avond ervoor was gebeurd. Snel en adequaat handelen door de politie kan het verschil maken.

Voorzitter. Ik stel de minister vier vragen. Ik hoor allereerst graag van hem of de in de reconstructie gestelde feiten en de daarbij behorende missers van de politie kloppen. Zo ja, waarom is het stappenplan bij vermissingen dan niet gevolgd? Waarom was het – nog erger – niet eens bekend bij bureau Zuidplein? Het betreft richtlijnen van het KLPD, dus van de politie zelf. Ik hoor graag of het stappenplan inmiddels daadwerkelijk tussen de oren zit van alle politiebureaus, want daar gaat het uiteindelijk om.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer Çörüz voor zijn vragen. Wat zich heeft voorgedaan met Jennefer van Oostende is natuurlijk vreselijk. Ik moet wel zeggen dat de bevindingen van de commissie die het onderzoek heeft gedaan naar het politieoptreden bij de vermissing van Milly Boelens pas beschikbaar zijn sinds februari 2012. De feiten waarover wij nu spreken, hebben zich voorgedaan op 8, 9 en 10 oktober 2011. Ik heb de bevindingen in de afgelopen week aangeboden aan de Kamer, plus een beleidsreactie. De instructies heb ik naar de politie gestuurd in het hele land, bij brief van 28 maart. Op 29 maart heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden met alle korpsen. Vanaf dat moment was het stappenplan voor de politie bekend. Eerder was het stappenplan niet bekend, ook niet bij de Rotterdamse driehoek.

De heer Çörüz (CDA):

Ik had nog enkele vragen gesteld, maar goed, laat ik het dan zo stellen. De minister heeft het over een herijkt stappenplan. Er was natuurlijk een bestaand stappenplan, dat is aangescherpt. Ook dat oude stappenplan is niet nagekomen. Klopt dat? Zo vraag ik de minister. Ik wil ook van de minister duidelijk weten of de reconstructie klopt zoals die zaterdag in de Telegraaf is verschenen.

Minister Opstelten:

Ik heb aangegeven dat de reconstructie van de manier waarop een en ander heeft plaatsgevonden, van belang is. Het tweede punt is ook van belang, vandaar dat ik heb aangegeven dat ik het stappenplan dat nu bekend is, heb gevolgd. Het oude plan dat er was, heeft men gevolgd. Op een gegeven moment heeft men op basis van de criteria niet kunnen aangeven dat het AMBER Alert zou moeten worden ingesteld, zoals ik volgens mij in antwoord op schriftelijke vragen van mevrouw Arib heb aangegeven. Dat heeft men later wel gedaan en men is nu tot de conclusie gekomen dat men, als het nieuwe stappenplan bekend was geweest, het wel zou hebben gedaan. Daarmee is antwoord gegeven op alle vragen van de heer Çörüz, namelijk dat het nu bij de politie tussen de oren zit. Ik mag ervan op aan dat de instructie die ik aan de driehoek heb gegeven ook wordt uitgevoerd.

De heer Çörüz (CDA):

Het blijft toch onbevredigend. In het oude stappenplan staat dat een leidinggevende moet worden ingeschakeld. Dat is volgens mij niet gebeurd. De gsm van dit meisje was uit. Een ervaren politieman zou hierop waarschijnlijk hebben doorgerechercheerd. De CDA-fractie heeft bij de behandeling van de begroting dit punt nadrukkelijk aan de orde gesteld. Bij vermissingen zijn kinderen toch nog wel actief op sociale media. Politieagenten hebben echter geen opsporingsbevoegdheid, omdat er nog geen sprake is van een misdrijf. De minister heeft toen toegezegd dat hij dit punt zou oppakken. Ik zou aan de minister willen vragen hoe het met dat tweede punt staat.

Minister Opstelten:

De vraag is of de politie bij vermissingen niet eerder moet kunnen inbreken op accounts van sociale media. Het betreft een inbreuk op de privacy. Het kan daarom alleen gebeuren bij gegronde aanwijzing van een misdrijf. Bij vermissingen speurt de politie inmiddels ook actief via de sociale media. Ik vind dat ik dit punt moet bespreken. Binnenkort zal deze zaak dienen. Wij moeten ervoor uitkijken, de driehoek te veroordelen voordat wij de feiten precies kennen. Ik vind dat niet juist. Wij moeten er rekening mee houden dat die zaak nog dient. De driehoek is wel bereid – en neemt hiertoe zelf het initiatief – om aan de hand van de feiten die men nu kent en aan de hand van het stappenplan dat er nu is, ter lering zichzelf tegen het licht te houden en mij daarover te informeren. Het is natuurlijk triest voor iedereen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Wij zijn het er allemaal met elkaar over eens dat een verplichte melding de snelheid en de zorgvuldigheid dient waarmee vermissingszaken kunnen worden afgehandeld. Op 13 oktober 2011 heb ik er bij deze minister op aangedrongen om het model van de "Cel Vermiste Personen" van de Belgische Federale Politie als voorbeeld te nemen. Hierop kwam een ietwat omfloerste toezegging, maar wel een toezegging. Nu leven er grote zorgen over de inbedding hiervan in de nieuwe organisatie van de nationale politie. Kan de minister, zeker met deze ontwikkelingen in zijn achterhoofd, toezeggen dat juist binnen die nationale politie straks inderdaad conform de "Cel Vermiste Personen" zal worden gewerkt?

Minister Opstelten:

Het antwoord daarop is "ja". Ik vind het ook belangrijk om op de vraag van mevrouw Hennis te zeggen dat ik reeds op 8 november een meldingsplicht heb ingesteld bij alle korpsen en het KLPD van de meest urgente vermissingen. Dat hebben wij dus prompt en direct gedaan.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden. We gaan verder met de derde vraag.

Naar boven