7 Vragenuur

Vragen van het lid Timmermans aan de minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Mali en de toenemende instabiliteit.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. Sinds de staatsgreep van 22 maart is het aanhoudend instabiel in Mali. Daar kunnen we ons veel zorgen over maken. Dat heeft ook te maken met het feit dat Al Qaida, dat grote nederlagen heeft geleden elders in de wereld, met name in Afghanistan, zich nu lijkt te hergroeperen in Afrika en de machtsvacuüms en leemtes in Afrika probeert op te vullen door daar kongsi's aan te gaan met lokale strijdgroepen, soms op basis van gedeelde ideeën, maar vaak ook in een combinatie van ideeën.

De Europese coördinator voor terrorismebestrijding, Gilles de Kerchove, heeft aangegeven dat deze ontwikkeling rond de Afrikaanse tak van Al Qaida, AQIM geheten, een rechtstreekse bedreiging voor de veiligheid van Europa vormt. In dat verband is het natuurlijk heel belangrijk dat Europa maatregelen neemt om die bedreiging zo snel mogelijk in de kiem te smoren. We hebben inmiddels langjarige ervaring met het bestrijden van Al Qaida en terrorisme. De vraag is nu hoe je door vroegtijdig handelen de voedingsbodem in die delen van Afrika voor AQIM, voor Al Qaida, wegneemt en tegelijkertijd de maatregelen neemt die eventueel nodig zullen zijn, in samenwerking met andere partners – ik ga daarbij uit van de Europese Unie en de Amerikanen, maar ook de landen in de regio – om Al Qaida ook te kunnen aanpakken als het nodig is.

Mijn vragen concentreren zich dus op deze twee punten. Wat doen Nederland en de Europese Unie om de voedingsbodem weg te nemen waardoor Al Qaida zich als een soort virus in die Afrikaanse samenleving kan nestelen? En welke veiligheidsmaatregelen worden voorbereid om eventueel te kunnen optreden tegen dat terrorisme, dat een rechtstreekse bedreiging voor Europa vormt? De terroristen beschikken namelijk over een soort snelweg van Mali dwars door Libië naar de andere kant van de Middellandse Zee.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Ik deel volledig de diagnose van de heer Timmermans omtrent de risico's die we in het desbetreffende gebied lopen. Wat zijn vragen betreft, het volgende. Het gaat om een combinatie van het Malinese MLNA, de AQIM en ook Ansar-al-Din. Die drie samen hebben nu ook verbindingen naar de rebellen in Azawad in Noord-Mali. Alles is er nu op gericht om met name via de Economische Organisatie van West-Afrikaanse Staten, de ECOWAS, zover te komen dat we daar harde maatregelen tegen kunnen nemen. De Europese Unie steunt dat waar dat ook maar enigszins mogelijk is. Op dat vlak doe ik meer in het algemeen de mededeling dat er een EU-missie op basis van het gemeenschappelijk veiligheidsbeleid in de richting van West-Afrika is gegaan, primair naar Niger. Die breidt zich natuurlijk ook naar de andere landen daar uit.

De heer Timmermans (PvdA):

Is Nederland zeer actief betrokken bij deze missie? Komt er misschien een contactgroep, zoals die er ook voor Syrië of Libië is, waar Nederland aan kan bijdragen, om met zijn langjarige kennis over Mali zelf een positieve bijdrage te kunnen leveren? De minister is overigens niet ingegaan op mijn vraag hoe je de voedingsbodem wegneemt. Ontwikkeling is voor een land als Mali, voor die regio in Afrika, belangrijk. Hoe kan Europa ontwikkeling stimuleren, terwijl de budgetten voor die ontwikkeling Europabreed onder druk staan, ook in Nederland?

Minister Rosenthal:

De suggestie van de heer Timmermans om te komen tot een wat breder beraad met betrekking tot West-Afrika vind ik interessant. Of dat meteen in de vorm van een contactgroep zou moeten, zoals bij Libië en Syrië nu het geval is, laat ik even in het midden. Ik neem echter zeker de suggestie ter harte om daarop onze aandacht te richten en die met een aantal staten tot gelding te brengen.

Op het tweede punt moet ik zeggen dat ik hier volledig kruiselingse wegen moet bewandelen. Aan de ene kant gaat het erom, die landen zo veel mogelijk te steunen en aan de andere kant hebben de ontwikkelingen in Mali ertoe geleid dat Nederland voor dit moment de begrotingssteun "government to government" heeft opgeschort. Natuurlijk zet Nederland de humanitaire hulp en de hulp in de sfeer van de voedselzekerheid onverminderd voort.

De heer Timmermans (PvdA):

Als wij iets geleerd hebben in Afghanistan in al die jaren, is dat je landen en mensen perspectief moet bieden op het opbouwen van een bestaan en een leven, los van het geweld, los van de fundamentalisten en los van de terroristen. We kunnen de ontwikkelingen voor zijn in Afrika. We kunnen mensen voordat het zover is wellicht beter dat perspectief bieden. Ik wil de Nederlandse regering op het hart drukken dat deze vorm van ontwikkelingssamenwerking een directe investering is in hun en onze veiligheid. Dat mogen we absoluut niet vergeten en dat moeten we blijven stimuleren.

Minister Rosenthal:

Ik hoor de opmerkingen van de heer Timmermans. Die neem ik zeker ter harte. Op dit moment geldt dat eerst en vooral voorligt de inspanning om de constitutionele orde in Mali terug te krijgen. Het akkoord van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse staten en de militaire junta van 7 april is daarvoor een belangrijke stap geweest. We weten dat de parlementsvoorzitter Traore nu een kabinet samenstelt in de aanloop naar vervroegde verkiezingen. De politieke stabiliteit moet op een bepaald moment absoluut weer gegarandeerd zijn. Dat is een van de belangrijkste voorwaarden voor de sociaal-economische ontwikkeling van dat land, waar de heer Timmermans ook op wees.

Mevrouw Hachchi (D66):

Mali is een partnerland voor Nederland. Zoals de minister aangaf is de begrotingssteun aan dat land opgeschort. Het garanderen van voedselzekerheid loopt via het programma dat wij via de overheid in Mali financieren. Hoe beperkt het kabinet de schade en het risico voor de bevolking als wij die hulp opschorten? Kan de minister aangeven in hoeverre naast humanitaire hulp ook voedselzekerheid geborgd is?

Minister Rosenthal:

De humanitaire hulp wordt onverkort voortgezet. Daar wordt in genen dele op gekort. Waar het de voedselzekerheid betreft heb ik op 5 april aan de Kamer laten weten, dat de Nederlandse regering in elk geval 4 mln. heeft toegezegd voor de bestrijding van de voedselcrisis in de landen die het zwaarst getroffen worden. Dat zijn in West- en Midden-Afrika op het ogenblik Niger en Tsjaad. Laat gezegd zijn dat de hulp aan mensen in het land nooit afhankelijk mag worden gesteld van wat er op regeringsniveau gebeurt. Wij schorten de begrotingssteun government to government op.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de beantwoording. Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van het vragenuur.

Naar boven