3 Bouwbesluit

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 oktober 2011 over het Bouwbesluit.

De voorzitter:

Het VAO over het beleidskader gemeentelijke herindeling is enigszins uitgelopen. Ik hoop de tijd tijdens dit VAO over het Bouwbesluit te kunnen inhalen. Ik heb begrepen dat dit mogelijk is, omdat hierover al veel is vergaderd. De minister gaat laten zien hoe snel hij op de moties kan reageren. Ik daag de leden uit om de moties heel snel in te dienen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Ik moet melden dat ik u waarschijnlijk moet teleurstellen. Ik vermoed dat er heel veel moties zullen worden ingediend. De gang van zaken rond het tot stand komen van het Bouwbesluit heeft daartoe alle aanleiding gegeven. De heer Van Bochove zal straks een motie indienen waarin de vraag wordt gesteld wat wij daarvan kunnen leren. Die motie heb ik meeondertekend.

De voorzitter:

Dan moet ik u nu zeker vragen om vooral alleen de moties voor te lezen. Wij houden er dus niet meer een heel betoog omheen. Het is niet anders.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik was juist toe aan het indienen van mijn eerste motie, voorzitter. Die gaat vooral over het snel kunnen repareren van eventuele gebreken die na 1 januari aan het licht komen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat deskundigen en gebruikers twijfelen over de kwaliteit van het nieuwe Bouwbesluit;

overwegende dat de procedure om eventuele gebreken die aan het licht komen na de publicatie van het veegbesluit, te repareren zes maanden tot een jaar in beslag neemt;

van mening dat daarmee het risico ontstaat dat ongewenste effecten van de regelgeving langer dan nodig blijven bestaan;

verzoekt de regering, een spoedwet aan de Kamer voor te leggen waarin, analoog aan de Wet milieubeheer, de mogelijkheid gecreëerd wordt om ernstige gebreken via een ministeriële regeling te repareren, vooruitlopend op de definitieve oplossing in de vorm van een algemene maatregel van bestuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (32757).

De heer Paulus Jansen (SP):

De tweede motie, mede ondertekend door de heer Grashoff, de heer Monasch en mevrouw Ortega-Martijn, vraagt de regering om de isolatie-eisen voor de woningschil bij nieuwbouw aan te scherpen. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op grond van de Trias energetica isoleren vóór zuinige installaties komt;

overwegende dat de levensduur van de gebouwschil minstens 50 jaar is en het tussentijds verhogen van het isolatieniveau veel duurder is dan direct goed isoleren bij nieuwbouw;

overwegende dat projectontwikkelaars optimaliseren op bouwkosten, terwijl de gebruikers van gebouwen gebaat zijn bij de laagste levensduurkosten;

verzoekt de regering, bij de herziening van het Bouwbesluit de minimale Rc-waarde van de gebouwschil voor woningen en daaraan gelijk te stellen gebouwen met een verblijfsfunctie te verhogen naar 5,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen, Grashoff, Monasch en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (32757).

De heer Paulus Jansen (SP):

Legionella is een groot probleem. Er komen nog steeds legionellagevallen bij door slechte nieuwbouw. Vandaar dat wij voorstellen om de eisen bij nieuwbouw te concretiseren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voorkomen van legionella in drinkwaterinstallaties bij nieuwbouwwoningen een groeiend probleem is;

overwegende dat ontwerp- en uitvoeringsfouten, waardoor koudwaterleidingen te dicht bij verwarmingsinstallaties en -leidingen liggen, de belangrijkste oorzaak zijn;

overwegende dat ISSO/SBR-publicatie 811 effectieve strategieën voor het vermijden van hotspots heeft uitgewerkt;

spreekt uit dat het nieuwe Bouwbesluit een heldere kwaliteitsnorm definieert voor het vermijden van hotspots, door genoemde publicatie als zodanig te benoemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen, Monasch en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (32757).

De heer Paulus Jansen (SP):

In het Nieuwbouwbesluit stelt de regering voor om een aantal installaties niet meer verplicht te stellen bij nieuwbouw. Dat lijkt ons vragen om problemen met beunhazen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de aanwezigheid van deugdelijke installaties in woningen van groot belang is voor het verzekeren van een voldoende veiligheidsniveau en een gezond binnenklimaat;

overwegende dat het schrappen van de verplichting tot aanleg van dergelijke installaties kan leiden tot een groei van beunhazerij, met alle risico's van dien;

overwegende dat in specifieke situaties, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een stadsverwarmingsnet, het Bouwbesluit de mogelijkheid biedt om op grond van het gelijkwaardigheidsbeginsel afwijking van de aanlegplicht van installaties toe te staan;

verzoekt de regering om de verplichting tot aanleg van elektriciteits-, gas- en watervoorzieningen in nieuwe woningen te handhaven, met behoud van de mogelijkheid om met beroep op het gelijkwaardigheidsbeginsel een alternatieve voorziening aan te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (32757).

De heer Paulus Jansen (SP):

De laatste motie heeft betrekking op de wat verdere toekomst en de experimenten in het kader van het advies van de commissie-Dekker. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de pilots naar aanleiding van het advies van de commissie Fundamentele verkenning bouw (commissie-Dekker) onder meer geëxperimenteerd zou worden met de combinatie privatisering preventieve toets Bouwbesluit en een verplichte verzekerde garantie voor de naleving van de wettelijke eisen;

overwegende dat bij lopende experimenten het element van de verzekerde garantie nog niet is inbegrepen;

verzoekt de regering, te verzekeren dat experimenten op dit punt met voortvarendheid worden gestart,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (32757).

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ik heb drie moties. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een doorvalbeveiliging bij ramen een elementaire voorziening is om het aantal ongevallen met kinderen te beperken;

verzoekt de regering, in het nieuwe Bouwbesluit een waterdichte regeling voor een doorvalbeveiliging bij ramen op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bochove, Paulus Jansen en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (32757).

De heer Van Bochove (CDA):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorliggende tekst van het Bouwbesluit 2012 de mogelijkheid biedt om maximaal vijf woningen één toilet te laten delen;

overwegende dat het gelet op privacy en hygiëne ongewenst is dat vijf woningen maar één toilet delen;

overwegende dat de aanwezigheid van een eigen toilet per woonfunctie een van de voorwaarden is die de huurtoeslag stelt aan een zelfstandige woonruimte;

overwegende dat het wel mogelijk moet zijn dat een toiletruimte gedeeld wordt tussen een woonfunctie (hoofdfunctie) en een kleine kantoorruimte (nevenfunctie);

verzoekt de regering, in het Bouwbesluit 2012 te regelen dat een bewoner van een zelfstandige woonruimte kan rekenen op een eigen toiletruimte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bochove, Paulus Jansen en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (32757).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het proces om tot het Bouwbesluit 2012 te komen moeizaam is verlopen en de nodige vertraging heeft opgelopen;

constaterende dat bij deze procedures via onder andere wettelijke voorschriften diverse partijen (opdrachtgevers) uit zowel de praktijk als de beleidswereld zijn betrokken;

constaterende dat het de opzet is om in een voorstadium verschillende partijen met (specifieke) belangen zoals consumenten, constructeurs, architecten en bouwleveranciers, te betrekken voordat de overheid deze voorschriften vastlegt in algemeen verbindende regelgeving;

overwegende dat het belangrijk is om bij een dergelijk omvangrijk proces de techniek en de uitvoering te scheiden van de beleidsmatige kaders;

overwegende dat de uitwerking van de adviezen van de commissie Fundamentele verkenning bouw (de commissie-Dekker) een omvangrijk proces zal zijn waarbij de verschillende partijen wederom betrokken zijn;

verzoekt de regering om het proces tot de totstandkoming van het Bouwbesluit 2012 te evalueren, daarbij betrekkend de werkzaamheden van het Overlegplatform Bouwregelgeving en andere betrokken adviesgremia, de participatie van verschillende belangenorganisaties en de procedures richting de Staten-Generaal (zijnde de medewetgever), om zodoende het proces tot de fundamentele herziening van de bouwregelgeving en de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Dekker te optimaliseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bochove, Paulus Jansen en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (32757).

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ga snel over tot het oplezen van mijn moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het voorgestelde Bouwbesluit voor geluid aan de buitengevel strengere normen worden gesteld voor het bedgebied dan voor overige verblijfsgebieden;

overwegende dat onderscheid in geluidsnormen aan de buitengevel ten koste gaat van de vrije indeelbaarheid van ruimtes voor bewoners;

verzoekt de regering, in het Bouwbesluit 2012 voor de geluidsnormen geen onderscheid te maken tussen bedgebied en verblijfsgebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (32757).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het huidige Bouwbesluit plaatsing van werkende rookmelders sinds 2003 verplicht voor nieuwbouwwoningen maar niet voor nieuw te bouwen woningen bij herbestemming;

overwegende dat het realiseren van nieuwe woningen in bestaande gebouwen, wanneer het de veiligheid die werkende rookmelders bieden betreft, identiek is aan het realiseren van nieuwbouw;

overwegende dat er bij een woningbrand binnen drie minuten door sterke rookontwikkeling en het vrijkomen van giftige gassen een niet overleefbare situatie kan ontstaan;

overwegende dat het aantal branddoden en -gewonden in woningen meer dan 90% bedraagt van alle branddoden en -gewonden in gebouwen;

overwegende dat het ministerie van Binnenlandse Zaken zich reeds inspant om 100% van Nederland te voorzien van werkende rookmelders;

verzoekt de regering, in het Bouwbesluit 2012 het plaatsen van een werkende rookmelder in nieuwe woningen ook bij herbestemming te verplichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (32757).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van bestaande bouwwerken volgens het voorgestelde Bouwbesluit de brandveiligheid voor de nieuwe gebruiksfunctie wordt getoetst aan het niveau voor deze functie voor bestaande bouw;

overwegende dat dit ook geldt voor vervangende nieuwbouw waarbij alleen de fundering hoeft te blijven staan;

overwegende dat hierdoor het brandveiligheidsniveau beduidend lager wordt dan op basis van het huidige uitgangspunt "verbouw is nieuwbouw" wordt bereikt;

overwegende dat de voorzieningen voor adequaat handelen van de brandweer hierdoor eveneens aanzienlijk worden beperkt;

overwegende dat functiewisselingen weliswaar vergemakkelijkt worden door aanpassing van de definitie van het "rechtens verkregen niveau", maar dat dit niet ten koste van de brandveiligheid mag gaan;

verzoekt de regering, in het Bouwbesluit 2012 het bestaande uitgangspunt "verbouw is nieuwbouw" ten aanzien van de criteria voor brandveiligheid te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (32757).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek van de VROM-lnspectie uit 2009 blijkt dat meer dan de helft van de studentenwoningen niet brandveilig zijn en er geen aanwijzingen zijn dat dit de afgelopen twee jaar substantieel is verbeterd;

constaterende dat middels het huidige Gebruiksbesluit bouwkundige voorzieningen bij kamerverhuur al zijn "ingeruild" voor een brandmeldinstallatie, en het voorgestelde Bouwbesluit deze installatie wil inwisselen voor enkel rookmelders;

overwegende dat een brandmeldinstallatie veel bedrijfszekerder is dan rookmelders en bewoners bij een brandmeldinstallatie zelf kunnen controleren of de installatie in het gehele object werkt, in tegenstelling tot bij individuele rookmelders;

verzoekt de regering, in het Bouwbesluit 2012 voor kamergewijze verhuur alsnog een brandmeldinstallatie verplicht te stellen conform het vigerende Bouwbesluit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (32757).

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. We hebben uitvoerig gesproken en de Partij van de Arbeid heeft verschillende moties meeondertekend. Een van de punten waar wij op hebben gehamerd, dat nu helaas nog niet in het huidige Bouwbesluit zit, is de kosten, de prijs die zo'n bouwbesluit met zich meebrengt. Voor sommige sectoren is dat nader onderhandeld, maar voor andere niet. Ook indachtig het onderzoek dat wij samen met D66 hebben aangevraagd, hebben wij voor de toekomst de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Bouwbesluit 2012 niet voorzien is van een doorrekening van de financiële consequenties;

overwegende dat het voor alle betrokken burgers, bedrijven en instellingen nodig is om de financiële consequenties te kennen van een dergelijk verstrekkend besluit;

verzoekt de regering, bij een nieuw bouwbesluit of een substantiële herziening ervan een integrale financiële doorrekening toe te voegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (32757).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. In de Wet dieren worden dieren erkend als levende wezens, en dus niet als goederen omschreven, maar vreemd genoeg worden in het huidige Bouwbesluit dieren nog gelijkgeschakeld aan wc-rollen, printerapparaten en faxen, dus aan goederen. Dat is wat de Partij voor de Dieren betreft een fatale weeffout in onze wetgeving. We weten dat er in de afgelopen jaren vijf jaar meer dan een miljoen dieren zijn omgekomen in stalbranden, omdat juist stallen een nog groter risico lopen op brand dan een gemiddelde goederenloods. Vandaar dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat stallen een verhoogd risico hebben op kortsluiting en brand, dat de brandweer in geval van een stalbrand meestal niets meer voor de dieren kan doen en dat de afgelopen vijf jaar al meer dan een miljoen dieren zijn omgekomen in stalbranden;

constaterende dat het huidige Bouwbesluit dieren gelijkschakelt aan goederen, waardoor voor stallen slechts het brandbeveiligingsregime van goederenloodsen geldt;

constaterende dat het rapport Brand in veestallen van het onderzoek naar de ernst, omvang, preventie en bestrijding van brand in veestallen van 2010 uitdrukkelijk aanbeveelt om in het Bouwbesluit een apart hoofdstuk met specifieke brandveiligheidseisen voor veestallen op te nemen;

verzoekt de regering, uiterlijk per 1 januari 2013 regels op te stellen voor de brandveiligheid van stallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Paulus Jansen en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (32757).

Dan is het woord aan de heer De Boer, excuses mevrouw De Boer.

Mevrouw De Boer (VVD):

Voorzitter. Ik heb één motie. Het doel van die motie is een lagere energierekening.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het van belang is dat energiebesparing niet alleen leidt tot een lagere uitstoot van CO2 maar ook tot een lagere energierekening van de eindgebruiker;

constaterende dat de huidige EPC-normering meer nadruk legt op warmtewininstallaties dan bijvoorbeeld op schilisolatie;

constaterende dat verbeteringen in de schilisolatie, dan wel gelijkwaardige alternatieven, van de woning kunnen leiden tot een lagere energierekening, daarbij rekening houdende met de mogelijkheden om te kunnen blijven ventileren, omdat verbeteringen in de schil zullen leiden tot een lagere energierekening;

verzoekt de regering, in het licht van de EPC-normering te bevorderen dat verbeteringen in bijvoorbeeld de schilisolatie, dan wel gelijkwaardige alternatieven, waaronder bijvoorbeeld zonnecollectoren, worden toegepast zodat een lager energieverbruik voor de eindgebruiker met een lagere energierekening het gevolg is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Boer en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (32757).

Mevrouw De Boer (VVD):

Het is een beetje een ingewikkelde motie, maar ik wil hier één ding aan toevoegen.

De voorzitter:

Nee, het spijt mij. Ik vind het heel vervelend en ik vraag uw begrip, maar wij zijn zo ontzettend aan het uitlopen.

De heer Lucassen (PVV):

Voorzitter. Wij hebben twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat geluidisolatie binnen de woning van groot belang is, onder meer voor bewoners die in ploegendienst werken en overdag moeten slapen;

overwegende dat na-isolatie veel duurder is dan het meenemen van geluidisolatie bij nieuwbouw;

verzoekt de regering, afdeling 3.3 geluidsisolatie tussen verblijfruimten binnen de woning in het nieuwe Bouwbesluit te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lucassen, Paulus Jansen, Grashoff en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (32757).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de binnenluchtkwaliteit in veel onderwijsgebouwen onder de maat is door een combinatie van een hoge bezettingsgraad en te laag ventilatievoud van lesruimten;

verzoekt de regering, binnen een jaar een voorstel tot wijziging van het Bouwbesluit aan de Kamer voor te leggen, waarbij een prestatie-eis gesteld wordt aan de ventilatievoorziening in lesruimten van onderwijsgebouwen in de vorm van een maximale CO2-concentratie in de binnenlucht die niet overschreden mag worden bij een normatieve bezetting van de lesruimte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lucassen, Paulus Jansen, Grashoff, Monasch en Ortega-Martijn.

Zij krijgt nr. 24 (32757).

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. In de stormvloed aan moties die zijn ingediend, kom ik met één motie over de hoofdlijn die voor ons van belang is. Dat had ik zo in gedachten omdat ik dan tijd zou hebben voor een grondige analyse van het Bouwbesluit, maar u kijkt mij zo streng aan …

De voorzitter:

Mijnheer Verhoeven, u mag alleen uw motie indienen.

De heer Verhoeven (D66):

Helaas moet ik die grondige analyse deze keer dan maar achterwege laten.

De voorzitter:

Ik moet iedereen gelijk behandelen.

De heer Verhoeven (D66):

Dat lijkt mij een heel goed voornemen. Ik dien één motie in over duurzaamheid en die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het Bouwbesluit 2012 voorgeschreven wordt om via de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken van de Stichting Bouwkwaliteit SBK de milieueffecten van een bouwproject vast te leggen;

overwegende dat volgens afdeling 5.2 al aan de duurzaamheidseis is voldaan als de berekening is overlegd, maar dat het bevoegd gezag hier geen consequenties aan mag verbinden wat betreft de vergunningverlening;

constaterende dat de duurzaamheidseis op deze manier vooral een administratieve last betreft die niet per se aanzet tot extra duurzaamheidsinspanning;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de duurzaamheidseis kan worden doorontwikkeld tot een positieve prikkel die de bouwsector aanzet tot meer duurzaamheid, en de Kamer hierover voor de zomer van 2012 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (32757).

Ik constateer dat de minister een korte schorsing wenst om zijn antwoord voor te bereiden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Door het uitlopen van het vorige VAO en door de hoeveelheid moties die nog besproken moet worden, zijn wij enigszins in een tijdklem terechtgekomen. Ik kan die niet oplossen, want de klok tikt gewoon door. Ik verzoek de minister om over de moties te zeggen of hij ze accepteert of afraadt en dat toe te lichten in slechts een à twee zinnen. Ik geef alleen ruimte voor toelichtende interrupties. We zullen zien of dit experiment gaat lukken.

Het woord is aan de minister.

Minister Donner:

Voorzitter. Dat kan ik u niet toezeggen. Ik zal proberen om het zo beknopt mogelijk te doen. Eerlijk gezegd, is deze oogst aan moties nog relatief beperkt gelet op de omvang van de besluiten en het proces waar het om gaat. Het gaat immers om het Bouwbesluit en een veegbesluit. Ik moet de Kamer dus danken voor de matiging die zij in acht heeft genomen.

De voorzitter:

Ik vraag even begrip van de minister zelf. Ik neem aan dat hij ook wil dat zijn begroting vandaag wordt behandeld.

Minister Donner:

Daar ga ik van uit, want morgen zit ik op de Antillen.

De voorzitter:

Dan is het aan u of u dat gaat realiseren.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik ga eerst in op de motie van de heer Jansen/Monasch op stuk nr. 8 waarin de regering wordt verzocht een spoedwet aan de Kamer voor te leggen opdat AMvB's zo nodig via een ministeriële regeling kunnen worden gewijzigd. Ik moet die motie ontraden. Ik wijs de Kamer erop dat het proces via de AMvB's, door eisen van voorhangen, zeer wordt vertraagd. Deze bepaling schept verder een hoge onduidelijkheid in de wetgeving. Het zal immers altijd de vraag zijn of het een spoedgeval was waarin de minister bevoegd was om het bij ministeriële regeling te doen of niet. Het is voorts lijnrecht in strijd met een lijn die beide Kamers hebben aanvaard via de motie-Jurgens, namelijk dat bij lagere regelgeving niet kan worden afgeweken van hogere regelgeving. Een oplossing om er te komen, zou zijn dat een AMvB vanwege spoedeisende omstandigheden zonder voorhang, maar met nahang, kan worden gewijzigd. De oplossing is echter niet om bij lagere regelgeving af te wijken van de hogere regeling.

Dan ga ik in op de motie van de heer Jansen c.s. op stuk nr. 9 waarin de regering wordt verzocht de minimale Rc-waarde van de gebouwschil te verhogen naar 5. Deze motie moet ik ontraden. Het systeem van het Bouwbesluit is om niet de onderdelen, maar de resultaten, de uitkomst, te regelen. Deze eis richt zich heel specifiek op de gebouwschil. De discussie over de vraag in welke vaart de energiewaarde van de woningen naar beneden moet, zullen wij moeten voeren, maar niet via afzonderlijke eisen op onderdelen.

Ook de motie-Jansen c.s. op stuk nr. 10 over de kwaliteitsnorm voor het vermijden van hotspots moet ik ontraden. In het Bouwbesluit wordt voor de veiligheid van de waterleidinginstallaties verwezen naar de NEN 1006. Daarin wordt geregeld dat de temperatuur van het leidingwater niet onbedoeld mag stijgen tot meer dan 25 graden Celsius. Dat is ter voorkoming van legionella. Bovendien is in de ISSO/SBR-publicatie nu juist gewezen op de praktische oplossingen die er zijn. Als de motie wordt gevolgd, wordt de toelichting bijna onderdeel van de regelgeving gemaakt. Dat is niet wenselijk uit een oogpunt van hanteerbare en doorzichtige regelgeving. Ik wil deze motie dan ook ontraden, alhoewel ik denk dat de uitkomst ongeveer op hetzelfde neerkomt.

In de motie-Jansen/Ortega-Martijn op stuk nr. 11 wordt de regering verzocht om de verplichting tot aanleg van elektriciteits-, gas- en watervoorzieningen in nieuwe woningen te handhaven. Toen wij dit proces begonnen, was het verzoek om tot deregulering over te gaan één van de verzoeken van de Kamer. Het schrappen van de huidige verplichting wordt mede ingegeven door het streven naar eenheid in wetgeving – in dezen is dat de eenheid in de Gaswet, de Elektriciteitswet en de Drinkwaterwet – en door het streven naar deregulering.

De zorg van de heer Jansen is niet terecht, omdat nog steeds wordt bepaald dat als er een voorziening is, deze zal moeten voldoen aan de eisen. Bovendien wijs ik erop dat er bij bijna alle publieke voorzieningen, zoals drinkwater en elektriciteit, voordat zij worden aangesloten, eisen worden gesteld aan het systeem. De zorg van de heer Jansen over beunhazerij is derhalve naar mijn gevoel niet terecht. Dit leidt alleen maar tot additionele regelgeving in het Bouwbesluit en die willen wij nu juist voorkomen.

Ik stel de heer Paulus Jansen voor om zijn motie op stuk nr. 12 over de verplicht verzekerde garantie aan te houden. Op dit moment moet ik deze ontraden, omdat er heel gericht wordt gekozen voor een figuur van verzekerde garantie. Ik heb de Kamer toegezegd nog voor het eind van het jaar een reactie te geven op de algemene lijnen in de discussie over de voorstellen van de commissie-Dekker. In die context kan dit onderwerp zeker aan de orde komen, maar het is nu gewoon één plukje eruit pakken, vooruitlopend op de totale discussie. Daarom moet ik de motie zoals deze er ligt, nu ontraden, maar we kunnen in de discussie heel wel bekijken in hoeverre we deze richting uit kunnen gaan. Daarom verzoek ik hem om de motie aan te houden.

Dan kom ik bij de motie-Van Bochove op stuk nr. 13 over de doorvalbeveiliging. Ik constateer dat in het nieuwe Bouwbesluit de eisen wat betreft doorvalbeveiliging niet zijn versoepeld, maar er staat wel dat een opstapmogelijkheid bij vloerafscheidingen moet worden voorkomen. Die eisen worden beperkt tot situaties waarin zij strikt noodzakelijk wordt geacht. In de motie wordt gevraagd om dit over de hele linie te doen, maar er is wat dit betreft geen versoepeling van het Bouwbesluit aan de orde. Ik zeg de Kamer toe om de praktijktoepassing van de nieuwe voorschriften te monitoren en de regelgeving op basis daarvan zo nodig aan te passen, om eventueel ongewenste effecten weg te nemen. Ik deel voor een deel de zorg van de heer Van Bochove, in die zin dat we nog niet weten wat het effect van deze regels zal zijn. Er is geen sprake van versoepeling, alleen hooguit van beperking. Ik stel mij voor dat wij het op deze wijze aanpakken; met de toezegging om zo snel mogelijk te bekijken wat hiervan de gevolgen zijn. Met deze toelichting laat ik de beoordeling van de motie aan de Kamer.

Dan de motie van de heer Van Bochove over de eis van één toilet per vijf woningen. Die eis is mede op verzoek van de Kamer opgenomen, namelijk om wat te doen ten aanzien van studentenwoningen. Dat is waarschijnlijk de enige plaats waar dit zal worden toegepast. Het Bouwbesluit schept de mogelijkheid waar de Kamer een- en andermaal om heeft gevraagd, namelijk om studentenwoningen als zelfstandige wooneenheden te zien. Op deze wijze wordt dat opgelost. Het kabinet verwacht niet dat er bij reguliere woningen wordt gebouwd zonder eigen toilet, omdat dat vermoedelijk bij verhuur en verkoop problemen zou opleveren. Derhalve ontraad ik deze motie, omdat wij dan weer in moeilijkheden komen als het gaat om de studentenhuisvesting.

Dan de motie-Van Bochove op stuk nr. 15 over de evaluatie van het proces rond het Bouwbesluit. In alle gevallen zullen wij het proces zoals het nu is gegaan, evalueren. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over, als het gaat om de wenselijkheid om daarover een stuk te krijgen. Ik lees de motie wel zodanig dat niet wordt gevraagd om een zware wetenschappelijke evaluatie die jaren gaat duren, maar eerder om meer inzicht in wat de ervaring met dit proces ons leert. In die zin laat ik deze motie aan het oordeel van de Kamer over.

Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 16 van mevrouw Ortega-Martijn. In deze motie wordt de regering verzocht om in het Bouwbesluit geen onderscheid te maken tussen de geluidsnormen voor het bedgebied en het verblijfsgebied. Ik wijs erop dat dit punt is beantwoord in de brief van augustus 2011 aan de Kamer. In deze brief wordt erop gewezen dat het gaat om een regeling die in het bijzonder nodig is in verband met de regeling van de geluiden rondom de luchthaven en het geluid van nachtelijk luchtverkeer. Het gaat om geluidwering in de nachtperiode die overeenkomstig de geluidwetgeving voor nachtelijk vliegverkeer tijdens de slaapperiode geldt in een gebied met een hogere beschermingsgraad dan 5 dB(A) voor het bedgebied. De vrije indeelbaarheid van ruimte binnen een bedgebied of een ander gebruiksgebied is daarbij nog steeds mogelijk. Ik ontraad deze motie dus.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 17 van mevrouw Ortega-Martijn. In deze motie wordt de regering verzocht een werkende rookmelder ook bij herbestemming te verplichten. Ik wijs de Kamer erop dat hier een en andermaal is gesproken over de wens om juist met betrekking tot de herbestemming niet weer nieuwe eisen te stellen die de zaak zwaarder maken. Dit is zo'n eis waardoor wij bij de herbestemming toch weer nieuwbouweisen toepassen. Ik wil deze motie dus toch ontraden, hoezeer ik ook begrip heb voor het motief. De zorg lijkt mij niet gerechtvaardigd, want ik verwacht dat dit waar dat mogelijk is en voor de hand ligt, ook zal worden toegepast. Dit is echter weer een vorm waar we bij regelgeving het oordeel uitschakelen van de mensen die het gebouw neerzetten. Dit gaat in tegen de lijn zoals die ook in de derde motie van mevrouw Ortega-Martijn aan de orde komt, namelijk de zorg over de vraag hoe we een bestemming kunnen vinden voor bestaande gebouwen en kantoorgebouwen.

In de motie van mevrouw Ortega op stuk nummer 18 wordt de regering verzocht in het Bouwbesluit 2012 het bestaande uitgangspunt "verbouw is nieuwbouw" ten aanzien van de criteria voor brandveiligheid te handhaven. Ik heb net gezegd dat er nu juist door de Kamer op is aangedrongen om de verbouw te vereenvoudigen. Ik vermag ook niet in te zien waarom het nodig zou zijn om deze stellingname nu te verlaten. Waar dat mogelijk is, zal dit doorgaans worden toegevoegd. Het zijn minimumvoorschriften en in een concreet geval kunnen door de opdrachtgever altijd andere eisen worden gesteld. Om die reden ontraad ik de motie.

In de motie van mevrouw Ortega op stuk nr. 19 wordt de regering verzocht om voor kamergewijze verhuur alsnog een brandmeldinstallatie verplicht te stellen conform het vigerende Bouwbesluit. Ook die motie ontraad ik. Het is primair het doel van zowel rookmelders als brandmelderinstallaties om de in een gebouw aanwezige personen tijdig te alarmeren. Brandmeldinstallaties bieden voor de alarmering van personen geen hogere veiligheid dan rookmelders. De kosten van een brandmeldinstallatie zijn vele malen hoger dan de kosten van rookmelders. Daarnaast zijn rookmelders eenvoudiger te verplaatsen en te vervangen en vergen ze minder onderhoud. Naar mijn gevoel zijn de hogere kosten die deze motie met zich zou brengen voor de kamergewijze verhuur, niet te rechtvaardigen.

De heer Monasch verzoekt de regering in zijn motie om bij een nieuw Bouwbesluit of een substantiële herziening ervan een integrale financiële doorrekening toe te voegen. Ik heb de heer Monasch in het algemeen overleg reeds een toezegging gedaan. Ik kan niet helemaal bevroeden wat deze motie toevoegt aan die toezegging.

De heer Monasch (PvdA):

De toezegging van de minister was niet heel duidelijk. In het algemeen overleg is besproken dat het in de zorgsector wel nader is bekeken, maar in andere sectoren niet. De minister voegde daaraan toe dat dat op dit moment ook niet mogelijk is. Mijn collega Grashoff van GroenLinks wees de minister er toen op dat het op zichzelf helemaal niet zo ingewikkeld is. In de motie wordt de regering gevraagd om ervoor te zorgen dat een integrale doorberekening ten grondslag zal liggen aan een eventueel nieuw Bouwbesluit. Als wij het kostenplaatje kennen, kunnen wij een toekomstig bouwbesluit beter beoordelen.

Minister Donner:

Ik heb de heer Monasch al gezegd dat dit mijn inzet is. In die zin is het ondersteuning van mijn beleid. Ik heb hem ook uitgelegd waarom het bij dit besluit niet mogelijk was. De reden is dat deze herziening een totale herziening van het hele besluit is. Het is mijn inschatting dat de lasten per saldo nul zijn, maar het ligt er natuurlijk wel aan of je de ene of de andere woning neemt. Wij waren dus in discussie over het feit dat het bij een algehele herziening van het hele Bouwbesluit niet mogelijk is om een berekening te maken van de lasten. Die discussie hebben wij gevoerd, maar voor het overige kan ik de heer Monasch toezeggen dat het ondersteuning van het beleid is, beleid dat ik in het algemeen overleg heb toegelicht.

De heer Monasch (PvdA):

Wij handhaven de motie. In het algemeen overleg hebben wij namelijk gezegd dat, als het links en rechts tot nul leidt, wij meer inzicht willen hebben in dat links en rechts.

Minister Donner:

Voorzitter. Dan nu de motie van mevrouw Ouwehand, waarin zij de regering verzoekt om uiterlijk per 1 januari 2013 regels op te stellen voor de brandveiligheid van stallen. Ik ben mij bewust dat mevrouw Ouwehand deze vraag eerder heeft gesteld. Ik heb toen verwezen naar het Plan van aanpak voor preventie stalbranden, dat de staatssecretaris van landbouw de Kamer heeft toegezegd. Ik ben mij er ook van bewust dat de termijnen voor dat plan van aanpak niet zijn gehaald. Ik kan mevrouw Ouwehand dus moeilijk opnieuw verwijzen naar dit plan van aanpak. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik uiterlijk per 1 januari 2013 moet komen met regels voor de brandveiligheid van stallen, dan kan ik daarmee akkoord gaan, mits dat in het plan van aanpak of in de discussie over het plan van aanpak nodig wordt geoordeeld. Anders lopen wij met deze motie vooruit op het plan van aanpak.

Als in de discussie over het plan van aanpak wordt geconstateerd dat de regels moeten worden aangepast of als het kabinet aangeeft dat er nieuwe regels komen, dan zal het de inzet zijn van het kabinet om dat voor 1 januari 2013 te doen. De motie stelt dan een termijn voor de komst van eventuele nieuwe regels, maar geeft niet aan dat er regels en welke regels er moeten komen. Dat zal moeten blijken in de discussie over het plan van aanpak voor de brandveiligheid van veestallen. Als ik de motie zo mag lezen, dan laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. De motie is dan vooral een aanmoediging om zo snel mogelijk met regels te komen.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter, voor het stemgedrag van mijn fractie is het belangrijk om van mevrouw Ouwehand te horen hoe zij tegen deze visie van de minister aankijkt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ga ervan uit dat regels nodig zullen blijken te zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, ik denk dat het voor de Kamer vooral van belang is om te weten of u uw motie handhaaft.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik handhaaf de motie en breng haar in stemming.

Minister Donner:

Maar ...

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wij moeten dan ...

De voorzitter:

Dit moet echt in één zin worden aangegeven want wij gaan het debat niet overdoen.

Minister Donner:

Als de motie zodanig is bedoeld dat er over de hele linie regels moeten komen, ontraad ik de aanvaarding ervan. Als het slechts gaat om de termijn waarbinnen er regels moeten komen terwijl nog nader zal worden vastgesteld welke dat moeten zijn, beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel erover aan de Kamer.

De voorzitter:

Welke interpretatie is juist, mevrouw Ouwehand, de eerste of de laatste?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De laatste interpretatie komt meer overeen met de strekking van de motie. Ik breng haar ook in stemming.

De voorzitter:

Oké, dan is dat helder. De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik kom bij de motie van de heer Lucassen om binnen de woning, tussen verblijfsruimten, geluidsisolatie-eisen te stellen. Ik moet de aanneming van deze motie ontraden. Zoals gezegd was het een inzet van het kabinet om te komen tot vereenvoudiging en verruiming van de regelgeving met betrekking tot het Bouwbesluit. Wij zijn het erover eens dat het wenselijk is om aan de buitenkant van de woning geluidsisolatie-eisen te stellen maar ik betwijfel of dat ook tussen de delen van de woning, dus binnen de woning, noodzakelijk is. Het kabinet heeft dat niet voorgesteld. Ik ontraad derhalve de aanvaarding van de motie.

Ik kom bij de motie over een ventilatievoorziening in de lesruimten van onderwijsgebouwen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik wijs erop dat er op basis van de nadere uitwerking van de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid 2008–2012 definitieve besluitvorming kan plaatsvinden over een eventuele wijziging van het Bouwbesluit. De in de motie voorgestelde wijziging van het Bouwbesluit is suboptimaal en kan nu niet op stel en sprong worden ingevoerd. Dit vergt namelijk een nadere uitwerking waarbij onder meer de mogelijke effecten op toepasbaarheid, handhaafbaarheid, lasten en kosten in beeld moeten worden gebracht. Als de motie inhoudt het aanmelden van het onderwerp en de constatering op welke wijze eraan kan worden voldaan, laat ik het oordeel erover aan de Kamer. Het punt zal echter aan de orde komen in het kader van de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid 2008–2012.

Mevrouw De Boer heeft een motie ingediend over de versterking van de isolatie van woningen. In antwoord op de vraag van de heer Paulus Jansen heb ik laten weten dat het kabinet stuurt op de outcome en niet op de afzonderlijke onderdelen. Ik constateer dat mevrouw De Boer in haar motie zegt dat het ofwel de schil ofwel andere onderdelen betreft. De vraag is echter op welke wijze de isolatie verder kan worden versterkt, ook met het oog op een lager energiegebruik van de eindgebruiker. In die zin zie ik de motie vooral als een uitstekende toevoeging aan de inzet van het kabinet en laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

De voorzitter:

Mijnheer Jansen, ik geloof niet dat dit uw motie betreft.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter, ik wil hier echt op reageren. De minister zou namelijk moeten weten dat de normcommissie van EPC dit op aandringen van een van zijn voorgangers allang heeft geprobeerd en daar uiteindelijk mee is gestopt. Kortom, deze route is allang beproefd en heeft niet gewerkt. Is de minister daarvan op de hoogte? Zo ja, waarom zegt hij dan dat dit ondersteuning is van zijn beleid?

De voorzitter:

Ik zie enkele woordvoerders naar de interruptiemicrofoon lopen, maar ik sta geen debat meer toe. De minister antwoordt op de vraag en u kunt rustig gaan zitten.

Minister Donner:

Ik geef de heer Paulus Jansen slechts het volgende aan. Het Rijk wijst normen aan, maar kan die niet aanpassen. Dat geldt ook voor de EPC-normering. De motie geeft veel meer een richting aan dan een concrete invulling die wordt verwacht. Er kan eerder worden gekeken naar de wijze waarop het kan worden gedaan. Dit laat onverlet dat de voorliggende motie een aanvulling is op het beleid en de verdere inzet.

De heer Paulus Jansen (SP):

De praktische betekenis is nul, begrijp ik ...

De voorzitter:

Nee, nee, mijnheer Jansen. Het woord is nu aan de mevrouw De Boer.

Mevrouw De Boer (VVD):

Wat de heer Paulus Jansen zegt klopt feitelijk helemaal niet. Het gaat erom dat nu warmtepompen in de EPC-normering soms al voldoende zijn om aan de EPC-normering te voldoen, terwijl zij in de praktijk leiden tot een hogere energierekening. Dat is gebleken in een wijk in Zutphen. Ik wil gewoon alternatieven voorkomen. Het einddoel is een lager energiegebruik en een lagere energierekening.

Minister Donner:

Dat is ook onze inzet bij het energielabel voor woningen.

In de motie van de heer Verhoeven wordt verzocht te onderzoeken hoe de duurzaamheid kan worden doorontwikkeld tot een positieve prikkel die de bouwsector aanzet tot meer duurzaamheid. Deze motie beschouw ik als een ondersteuning van beleid. Ik wijs de heer Verhoeven erop dat de staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu de Kamer al heeft toegezegd langs deze lijn te zullen opereren. De motie is als zodanig overbodig.

De voorzitter:

Wij zijn hiermee aan het eind gekomen van dit VAO. Ik dank de leden voor hun korte inbreng. Ik dank de minister voor de wijze waarop hij heeft geantwoord. Wij schorsen voor enkele minuten en gaan dan verder met de begroting.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven