8 Belastingverdrag Japan

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 25 augustus 2010 te Tokio tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Japan tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 2010, 249 en Trb. 2011, 84) (32776).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Financiën welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Dit debat gaat over de goedkeuring van het bilaterale belastingverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het keizerrijk Japan. Dat klinkt anders dan wanneer je zegt dat wij het hebben over een verdragje tussen Nederland en Japan. Er is tien jaar over onderhandeld. Ik heb niet de illusie nog heel veel aan het verdrag te kunnen veranderen. Het gaat alleen over goedkeuring. Wij kunnen onze goedkeuring wel aan het verdrag onthouden, maar daar zouden dan wel zwaarwegende redenen voor moeten zijn. Ik heb van de staatssecretaris begrepen dat het Nederlandse bedrijfsleven veel belang heeft bij het sluiten van dit belastingverdrag. De Partij voor de Vrijheid is ervan overtuigd dat het sluiten van bilaterale belastingverdragen door Nederland een goede zaak is voor Nederland, de Nederlandse handel en de Nederlandse economie. Dit verdrag ligt in die lijn en dat is positief. Onze grondhouding is dus zeker positief.

Tot zover mijn inleiding. Ik begin met een compliment aan de staatssecretaris en zijn ambtenaren. Voor het zomerreces hebben wij een debat over fiscale verdragsonderhandelingen gehad. Daarbij is de motie-Van Vliet ingediend – die ook is aangenomen – waarin ik de staatssecretaris oproep om in het kader van een grotere betrokkenheid van het parlement bij toekomstige verdragsonderhandelingen met een set standaardcriteria te komen aan de hand waarvan de Kamer de uitgangspunten van de onderhandeling kan beoordelen. Ook kan zij controleren of er van die standaardcriteria wordt afgeweken. Dan kun je gericht vragen stellen en dat vergroot vanzelf de betrokkenheid van het parlement. Die set is er inmiddels. Mijn complimenten daarvoor. Ik kan daar wat mee en ik hoop dat dit ook voor mijn collega's in de Kamer geldt.

Helaas komen die criteria voor het verdrag met Japan te laat. Over dat verdrag is tien jaar onderhandeld. Een tijdje geleden heb ik om een brief verzocht waarin de staatssecretaris uiteen zou zetten wat op hoofdlijnen de verschillen zijn tussen het huidige verdrag en het nieuw te ratificeren verdrag. Die brief hebben wij ontvangen en ook daarvoor mijn complimenten. Die bood voor mij een handvat om in ieder geval op de inhoud in te kunnen gaan.

Ik zal dat niet al te lang doen. Het voorliggende belastingverdrag ziet er in de basis goed uit. Ik heb daar de volgende vragen en opmerkingen over. Het verlagen van bronheffingen, zoals in dit verdrag gebeurt, is een goede zaak. Dat zal de wederzijdse handel en investeringen na die 400 jaar handelsrelatie met Japan een prima impuls geven. Ook de bijbehorende antimisbruikbepalingen zijn goed. Zij complementeren het geheel. Ik heb een belangrijke vraag over de praktische invulling van de arbitragebepalingen in het verdrag. Helaas heb ik zelf als fiscalist in de praktijk moeten constateren dat in veel bilaterale kwesties de arbitrage een dode letter blijkt te zijn. Partijen doen er niet zo heel veel mee. Het duurt ook heel lang als partijen een beroep moeten doen op arbitrage. Dat doe je om dubbele heffing te vermijden als die zich onverhoopt toch voordoet. Ik weet dat het in de praktijk bij grensoverschrijdende activiteiten en voor multinationals in hun transfer pricing policy van kolossaal belang is dat de arbitrage geen dode letter is. Hoe wil de staatssecretaris verzekeren dat de arbitrage in dit nieuwe, opgefriste en tien jaar uitonderhandelde verdrag met Japan wel wat voorstelt? Hoe gaat dat in de praktijk werken? Hoe vult Financiën dat in?

Wat zijn de precieze randvoorwaarden waaronder in het nieuwe verdrag sociale uitkeringen en pensioenen bij uitzondering toch in de bronstaat mogen worden belast? Dat is in bilaterale belastingsverdragen normaliter altijd de woonstaat. Graag een nadere toelichting op die uitzondering.

Als deze vragen naar tevredenheid worden beantwoord, kan mijn fractie akkoord gaan met dit nieuwe verdrag, juist omdat wij het belang zien voor de Nederlandse handelspositie. Mijn laatste vraag is wanneer wij aan de slag kunnen met de set standaardcriteria, die de grotere betrokkenheid van het parlement bij verdragsonderhandelingen moet verzekeren. Bij welk nieuw verdrag kunnen wij op die basis het debat voeren?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Het verdrag met Japan heeft veel tijd gekost. Je hoopt dan maar dat het dan ook een goed verdrag is, want dan is al die tijd goed besteed. Ik begin met enkele algemene opmerkingen. De VVD-fractie vindt belastingverdragen van groot belang. Je moet proberen, daarin twee hoofdthema's te regelen, namelijk dat er geen dubbele heffing plaatsvindt en dat misbruik wordt aangepakt. Daartoe kan men inlichtingen, fiscale informatie delen. Dat zijn de twee elementen die een verdrag moet bevatten.

Over dit verdrag is heel lang onderhandeld en ook de vertaling heeft nog de nodige tijd gekost. Voor de toekomst zou het goed zijn om het parlement een grotere betrokkenheid bij verdragen te geven, zodat zijn rol niet beperkt blijft tot alleen een ja of nee aan het eind van het proces. Ik begrijp dat de staatssecretaris bereid is om te bezien op welke wijze dit zou kunnen. Nogmaals, dit soort verdragen is van groot belang. Ik heb de afgelopen weken en maanden verdragen met heel veel landen langs zien komen. Het verdrag met deze handelspartner is van wezenlijk belang, zonder iets aan die andere verdragen af te willen doen.

Een groot deel van het bedrijfsleven zegt dat wij dit verdrag vooral moeten goedkeuren. Ik krijg ook reacties dat er op bepaalde punten sprake is van verzwaringen. Het verdrag kent ook bepalingen ter bestrijding van minder gewenst gebruik. Die twee elementen horen voor de VVD altijd in een verdrag. Is er ruimte om zich hieraan aan te passen, om processen bij bedrijven te herstructureren? Ik moet zeggen dat dit wat luxer had gekund. Ik zeg er ook bij dat er tien jaar over is gesproken. Men had zich er dus op kunnen voorbereiden. Ik vind het echter toch wel een punt. Het verdrag ligt er nu en voor de VVD weegt toch het zwaarst dat nu snel stappen gezet kunnen worden om het verdrag spoedig in werking te laten treden.

Ik kan mij aansluiten bij de vragen van de heer Van Vliet over de arbitrage. Ik wil dat wij snel verder gaan met dit verdrag. In de toekomst moeten wij de hoofdlijnen van verdragen veel eerder kunnen bespreken. Het is nu wel erg kort dag. Ik laat het belang van de inhoud voorgaan op mijn aarzelingen op bepaalde punten.

De heer Van Vliet (PVV):

Is de set standaardcriteria ook een goed handvat voor mevrouw Neppérus?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Die set is een goede aanzet. Wij hebben eerder debatten hierover gehad en ook technische briefings. In de toekomst moeten wij tijdig over dit soort verdragen kunnen spreken. Veel partijen vinden dat de twee door mij genoemde elementen erin horen. Dit is een belangrijk verdrag met de handelspartner Japan. Er is tien jaar over gesproken. Wellicht hadden wij er al zeven jaar geleden over kunnen spreken, maar dat is geen verwijt aan deze staatssecretaris. Volgens mij zat van de woordvoerders toen alleen de heer Omtzigt in de Kamer, maar niet als woordvoerder belastingen. Dat had hij ongetwijfeld graag willen zijn, want dan hadden onze toenmalige collega's erover kunnen praten. Ondanks de opmerkingen over overgangstermijnen en dergelijke, is mijn mening dat wij hiermee door moeten gaan. Wij moeten voortaan bij dit soort zaken wel eerder om de tafel gaan zitten. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris daartoe bereid is.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Alle belastingverdragen zijn natuurlijk belangrijk, maar het belastingverdrag met Japan inspireert mij een beetje. De Japanse belastingwetgeving kan zowel qua hoogte als qua antimisbruikbepalingen heel erg inspirerend werken. Bedrijven in Japan betalen relatief hoge belastingtarieven waardoor de gewone mensen minder belasting hoeven te betalen. En dat niet alleen, ook mensen met kapitaal worden eerlijker dan bijvoorbeeld in Nederland belast. Japan heft een ruime hoeveelheid bronbelastingen op dividend, interest en royalty's, terwijl Nederland alleen bronbelasting op dividend kent. Het tarief van bronbelastingen in Japan loopt daarbij ook nog eens vaak op tot 20%. Wat de SP-fractie echt goed vindt, is het keiharde optreden van Japan tegen belastingontwijking door multinationals.

De SP-fractie vindt het dan ook ontzettend jammer dat het Nederlandse kabinet zich bij de onderhandelingen met Japan uitsluitend heeft gericht op het verlagen van bronbelastingen. Al sinds het begin van de jaren negentig heeft het kabinet daar verschillende malen bij Japan op aangedrongen. Het heffen van bronbelastingen is volgens de SP-fractie namelijk eerlijker, aangezien dit ook een bijdrage vraagt van mensen die geld hebben en in het buitenland zitten, in plaats van een bijdrage van werkende mensen in het binnenland. Is de staatssecretaris het met deze analyse eens? Kan hij de eenzijdige focus van Nederland nader toelichten?

Wij vinden het betreurenswaardig dat Japan na druk van het Nederlandse kabinet bereid is gevonden om de bronbelastingen te verlagen. Japan eiste hier wel wat voor terug. Als je dat terugleest, dan is de inzet van Nederland onbegrijpelijk te noemen. De Japanners vroegen niet meer dan antimisbruikmaatregelen. Het is opmerkelijk dat het kabinet aanvankelijk blijkbaar zelfs geen antimisbruikmaatregelen wilde opnemen in het belastingverdrag. Kan de staatssecretaris dit bevestigen en nader toelichten?

Daarnaast heeft Nederland druk uitgeoefend op Japan om het CFC-regime te versoepelen. Japan treedt keihard op tegen multinationals die belasting ontwijken. Zo heeft Japan de zogenaamde controlled foreign corporation, afgekort CFC. Als een Japanse onderneming via een belastingparadijs probeert belasting te ontwijken, heft Japan belasting bij tot het niveau van het eigen hogere tarief voor winstbelasting. Eerst ontweken multinationals volgens Japan belasting als zij fictieve of niet-actieve vestigingen hadden in een land met een winstbelastingtarief van 25% of lager. Inmiddels is deze grens onder druk van onder andere Nederland verlaagd tot 20% of lager. Is deze grens van 20% laag genoeg voor het kabinet? Of heeft deze staatssecretaris de ambitie om van Nederland een nog groter belastingparadijs te maken voor grote bedrijven en multinationals?

Terugkijkend op de resultaten van de onderhandelingen constateer ik dat in het nieuwe belastingverdrag met Japan het tarief voor dividendbelasting verlaagd is en ook het deelnemingstarief. Hetzelfde geldt voor de belasting op interest, die nu op 0% is gezet. Eigenlijk wordt deze belasting dus afgeschaft. Samen met het in feite afschaffen van de belasting op royalty's – die ook op 0% wordt gezet – kan ik niet anders concluderen dan dat Nederland door dit nieuwe belastingverdrag met Japan een nog groter doorvoerland wordt voor winsten die in andere landen worden gemaakt. Via Nederland zullen deze winsten hun weg vinden naar belastingparadijzen. De winnaars bij dit verdrag zijn, naast de multinationals, de banken en de verzekeraars. Dit geldt ook voor de multinationals die alleen een brievenbus in Nederland hebben. Wellicht kan de staatssecretaris deze laatste veronderstelling onderuithalen: zijn de antimisbruikmaatregelen die Japan geëist heeft voldoende om de brievenbusmaatschappijen zich niet in Nederland te laten vestigen?

De heer Van Vliet (PVV):

Ik heb twee vragen aan de heer Bashir. Is de SP überhaupt voorstander van het sluiten van bilaterale belastingverdragen door Nederland? Mijn twee vraag betreft het volgende. Het bedrijfsleven heeft geroepen, snel het belastingverdrag met Japan te tekenen. Het bevordert de wederzijdse handelsbetrekkingen en dat heeft onvermijdelijk een economische impuls tot gevolg, meer werkgelegenheid en dergelijke.

Ik vind dat positief, maar ik hoor van de heer Bashir alleen maar negatieve verhalen. Waarom is de balans voor hem toch negatief als het belastingsverdrag zo'n economische impuls geeft?

De heer Bashir (SP):

De SP is voor het sluiten van bilaterale belastingverdragen, maar tegen verdragen met belastingparadijzen. Japan is geen belastingparadijs, dus wij zijn voor dat verdrag. We hebben al een belastingverdrag met Japan. Bij de onderhandelingen over een nieuw belastingverdrag met Japan kun je twee kanten op. Je kunt het onderste uit de kan halen voor multinationals en grote bedrijven. Je kunt er ook voor zorgen dat grote bedrijven een eerlijker bijdrage aan de belastingopbrengst leveren. Dat laatste had ik liever gezien. Op dit moment geldt een tarief van 15% voor dividend en dit wordt verlaagd tot 10%. Voor deelneming geldt een tarief van 5%. In sommige gevallen wordt dit tarief straks 0%. Buitenlandse bedrijven in Nederland zullen straks weinig tot geen belasting betalen.

De heer Van Vliet (PVV):

Voor het eerst zijn er in het verdrag antimisbruikbepalingen ingebouwd. Dat vind ik goed. Limitation of benefits voorkomt bepaalde ongewenste situaties die de heer Bashir probeert te beschrijven. Het verlagen van de bronheffingen heeft vooral effect op de bilaterale handelsbetrekkingen tussen Japan en Nederland en het economisch verkeer tussen die twee staten. Dat is uiteindelijk in het voordeel van de inwoners van die twee staten. Nogmaals mijn vraag: wat is daar negatief aan?

De heer Bashir (SP):

Ik heb dat zojuist proberen uit te leggen. Als belastingtarieven worden verlaagd, krijgt de schatkist minder binnen. In dit geval, waarbij Japan zijn zaken beter op orde heeft dan Nederland, zal het voornamelijk voor Japan nadelige gevolgen hebben. Door verlaging van de tarieven zullen bedrijven minder belasting betalen.

Nederland heeft ingezet op zo min mogelijk antimisbruikbepalingen. Dat verwijt maak ik de staatssecretaris ook. De main purpose-bepalingen, die erop gericht zijn om misbruik zo veel mogelijk tegen te gaan, zijn op last van Nederland niet in het verdrag opgenomen?

De heer Van Vliet (PVV):

De heer Bashir zegt dat de bronheffing wordt verlaagd of zelfs tot nul wordt teruggebracht. Men betaalt echter in het eigen land nog steeds het volle pond over de eigen activiteiten. Op dat punt kan ik niet akkoord gaan met de visie van de heer Bashir.

De heer Bashir (SP):

Als deelnemingen dividend uitkeren aan het buitenland, dan geldt er dividendbelasting. En die wordt verlaagd!

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. De fractie van de PvdA is zich zeer bewust van het belang van snelle invoering van het belastingverdrag tussen Nederland en Japan. Daarvoor moeten wij vandaag groen licht geven. Het belang van snelle invoering wordt nog eens extra onderstreept in de brief van de Nederlands-Japanse handelsfederatie DUJAT aan de Kamercommissie voor Financiën. Die brief werd ook gesteund door de Japanse kamer van koophandel. De brief weegt zwaar voor onze fractie, niet alleen omdat Japan een belangrijke handelspartner van Nederland is en dat de Japanse gemeenschap in Amsterdam en Amstelveen van grote betekenis is voor de regio Amsterdam, maar ook omdat Japan en het Japanse bedrijfsleven, net als Nederland, veel voordelen zien in het nieuwe verdrag. Dat is een teken dat het verdrag evenwichtig is.

Het is onze fractie wel opgevallen dat van Japanse zijde andere accenten worden gelegd dan door het ministerie van Financiën. Waar Nederland het belang benadrukt van nultarieven voor deelnemingsdividenden en voor de bronbelasting op royalty's, legt Japan een zwaar accent op antimisbruikbepalingen en het zogenoemde van treaty shopping. In de brief van DUJAT word gesteld dat Japan tot op de dag van vandaag last heeft treaty shopping via Nederland van bedrijven en personen die niet zelf in Nederland of Japan gevestigd zijn.

Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij kan toelichten om welke ontwijkingsconstructies het specifiek gaat waar Japan via Nederland last van had. Blijkt hieruit niet dat Nederland in Japanse ogen nog steeds trekken heeft van een belastingparadijs? Waarom is dit niet veel eerder aangepakt? Waarom heeft Nederland tien jaar nodig gehad om hierover te onderhandelen? Is Nederland bereid om ook met andere landen vergelijkbare antimisbruikbepalingen op te nemen of wordt in dit geval alleen voor Japan een uitzondering gemaakt?

Verder heb ik nog enkele vragen over de toelichtende brief van de staatssecretaris op het belastingverdrag. Die vragen gaan over pensioenemigratie. In beginsel, zo schrijft de staatssecretaris, geldt een woonstaatheffing. Er mag echter een bronbelasting worden ingehouden als in de woonstaat geen adequate belastingheffing plaatsvindt. Zo is dat vastgelegd in het verdrag. Ik vraag me af hoe dit zich verhoudt met de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid die we eerder in de Kamer hebben besproken. Daarin is immers vastgelegd dat Nederland juist wel streeft naar bronbelastingen op in Nederland opgebouwd pensioenvermogen, ook als daar in de woonstaat belasting op wordt geheven.

Een andere vraag in dit verband is welke concrete gevolgen die nieuwe bepaling in het belastingverdrag met Japan heeft. Gaat Nederland echt bronbelasting heffen op Japanners die in Nederland een pensioen hebben opgebouwd en weer terugkeren naar Japan? Of is in Japan al sprake van een adequate belastingheffing en kan Nederland niet zo'n bronbelasting heffen? Als dat laatste zo is, vraag ik wat dan de zin van de bepaling is. Dan lijkt die me namelijk overbodig.

Dan heb ik nog een korte vraag over de belastingheffing op vervreemdingswinsten van lichamen van overwegend onroerend goed. Begrijp ik het goed dat Japan nu de mogelijkheid krijgt om vermogenswinsten te belasten die worden behaald op onroerend goed in Nederland? Dat zijn dus winsten die worden behaald door Japanse bedrijven en door personen die in Nederland gevestigd zijn. Die behalen hier vermogenswinst op in Nederland gevestigd onroerend goed. Is dit een exclusief recht dat aan Japan is gegund of komt dit vaker voor?

Ten slotte het volgende, de heer Bashir had het er ook al over. Hij stelde dat dit belastingverdrag Japan wellicht geld gaat kosten. Ik wil daar graag een antwoord op hebben van de staatssecretaris. Is dit belastingverdrag qua inkomsten en uitgaven gunstig voor Nederland of voor Japan? Moeten we hierop toeleggen of krijgen we geld terug?

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Een belastingverdrag met Japan is een belangrijk belastingverdrag, zoals mijn collega's al opmerkten. Natuurlijk kun je ook bijna 400 jaar prima zaken doen zonder belastingverdrag, maar helaas kunnen we tegenwoordig niets meer zonder belastingen en zonder verdragen. Japan is toch een belangrijke handelsnatie, ook gezien onze geschiedenis. Het is goed dat die economische banden recht gedaan wordt met een verdrag waardoor er belasting wordt opgehaald. Daarmee kunnen we de publieke voorzieningen betalen en kunnen we ook de investeerders – zowel de Japanse investeerders in Nederland als de Nederlandse investeerders in Japan – zekerheid bieden, die in de huidige economische tijden keihard nodig is.

Daarom is op 25 augustus 2010 een verdrag met Japan ter voorkoming van dubbele belasting getekend. Daarmee wordt het verdrag uit 1970 eindelijk herzien. Op belangrijke punten is het een verbetering ten opzichte van het oude verdrag. Wat de CDA-fractie betreft zijn positieve punten de lage tarieven voor bronheffing op dividenden, rente en royalty's, de verbeterde mogelijkheden om informatie uit te wisselen tussen Nederland en Japan, het voorkomen van treaty shopping door middel van antimisbruikmaatregelen, de opname van een arbitrageregeling en de regeling over de kwalificatie van hybride entiteiten. Die laatste regeling voor hybride entiteiten is voor de CDA-fractie erg belangrijk. Gezien de met algemene stemmen aangenomen motie-Harbers/Omtzigt op stuk nr. 21 geldt dat voor andere fracties ook.

Vanwege deze positieve punten is het nieuwe verdrag tussen Nederland en Japan een belangrijke verbetering voor het vestigingsklimaat van beide landen. Ik ben vergeten om, naast Nederlandse bedrijven die in Japan investeren, de Nederlandse bedrijven te noemen die Japan gebruiken om verder in Azië te investeren. Wat ons betreft is het van groot belang dat het nieuwe verdrag snel in werking treedt, zo mogelijk op 1 januari 2012 en niet later. De staatssecretaris heeft in de brief aan de Kamer gezegd dat hij er ook zo over denkt. Hoe staat het ratificatieproces er in Japan op dit moment voor?

Gezien het belang dat de staatssecretaris hecht aan een spoedige inwerkingtreding is het voor de CDA-fractie onbegrijpelijk dat het nieuwe verdrag met Japan pas een jaar na ondertekening naar de Kamer is gestuurd. Het verdrag is op 25 augustus ondertekend en pas op 20 mei 2011 is door de regering het voorstel van wet naar de Kamer gestuurd. Waarom is hier zo lang mee gewacht? Kan de staatssecretaris toezeggen dat bij toekomstige verdragen het getekende verdrag zo snel mogelijk naar de Kamer wordt gestuurd? Wij zien liever dat het verdrag op tijd door de Tweede en Eerste Kamer geratificeerd wordt en dat als er, zoals in dit geval bij de SP-fractie, vragen leven die rustig gesteld kunnen worden. Als dat niet een paar weken voor inwerkingtreding hoeft, biedt dat een zekere vorm van rechtszekerheid.

Gezien de drukke agenda voor het zomerreces hadden wij niet heel veel tijd om hierover te spreken. Die tijd is er ook niet tijdens de behandeling van het Belastingplan. Wij vinden het echter belangrijk om een paar vragen over het nieuwe verdrag te stellen, zodat bedrijven die in Japan willen investeren weten waar zij aan toe zijn.

1. Is de vrijgestelde beleggingsinstelling die kwalificeert als een "collective investment vehicle" een ingezetene van Nederland en dus een verdragsinwoner? Zo ja, voor welke voordelen komt die vrijgestelde beleggingsinstelling dan in aanmerking? De CDA-fractie wil graag weten hoe zich dit verhoudt tot de aangenomen motie-Omtzigt/Van Vliet (25087, nr. 13).

2. Wat wordt in het kader van de uiteindelijk gerechtigde kwalificerende partij verstaan onder: het onder exact gelijke voorwaarden of afspraken onmiddellijk doorbetalen van dividend aan de moedermaatschappij?

3. Wat is de reden dat bij een beloning aan het bestuurschap of werknemerschap de hele beloning kan worden aangemerkt als bestuurdersbeloning? Waarom is niet een regeling overeengekomen op basis van het attractiebeginsel?

Tot slot een vraag over het pensioenartikel. Dit is een belangrijk punt, mede gezien de door bijna alle fracties gesteunde motie van collega Groot over het heffingsrecht van pensioenen.

Uit het nader verslag is niet duidelijk op te maken wat nu precies onder "substantially similar" moet worden verstaan. Wanneer mag het bronland over het pensioen bijheffen? Hoe worden pensioenen in Japan in de heffing betrokken? In welke situatie kan er sprake van zijn dat in Japan of in Nederland niet "substantially similar" wordt belast? Ik hoor graag een nadere toelichting van de staatssecretaris over dit begrip.

De heer Van Vliet van de PVV-fractie refereerde eerder al aan de aangenomen moties. Zijn motie is goed uitgevoerd met de brief die de staatssecretaris aan de Kamer heeft gestuurd. Ik heb met de heer Harbers een motie ingediend over TIEA's. Wij willen alleen nog TIEA's hebben waarin sprake is van automatische en spontane uitwisseling van gegevens. Dat is van groot belang. Ik zal een voorbeeld geven. Op dit moment doen er verhalen de ronde dat er 200 mld. Grieks geld op Zwitserse banken staat. Met Zwitserland is geen verdrag gesloten tot automatische of spontane uitwisseling van gegevens. Er zou wel eens sprake kunnen zijn van het massaal ontduiken van belasting, dat door de Europese belastingbetaler mag worden opgebracht. Dat is waarom de CDA-fractie buitengewoon hecht aan een goede informatie-uitwisseling. Ik vraag de staatssecretaris met nadruk of dit nu echt betekent dat hij geen TIEA's meer gaat tekenen waarin geen automatische of spontane gegevensuitwisseling is geregeld. Wat ons betreft, kunnen die in het parlement worden geblokkeerd. Verdragen waarin dit niet is geregeld, daar hebben wij namelijk simpelweg niets aan.

In de gezamenlijke conventie van de Raad van Europa en de OESO, the Convention on Mutual Administrative Assistance in Tax Matters, is de automatische en spontane gegevensuitwisseling geregeld. Dat verdrag is ook in 2010 door Nederland getekend. Andere landen hebben het al geratificeerd, bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Dat is toch ook niet met minste land. In Nederland hebben wij echter nog steeds geen wetsvoorstel ter ratificatie daarvan gezien. Kan de staatssecretaris dat zo spoedig mogelijk aan de Kamer sturen? Kan hij ervoor zorgen dat de standaarden die in die conventie zijn afgesproken de algemene standaarden worden voor de nieuwe gegevensuitwisseling?

De heer Bashir (SP):

De heer Omtzigt vindt dat er geen TIEA's moeten worden gesloten als dat niet automatisch tot gegevensuitwisseling leidt. Een tijd geleden hebben wij in de Kamer twee verdragen behandeld, namelijk verdragen met Qatar en met Bahrein. Die gaan nog een stapje verder. Het zijn verdragen zonder automatische gegevensuitwisseling met landen waar geen inkomstenbelasting en geen winstbelasting wordt geheven, waar überhaupt geen belasting is. Toch heeft de CDA-fractie toen voor deze verdragen gestemd. Betekent wat de heer Omtzigt nu zegt eigenlijk dat hij spijt heeft van zijn stemgedrag toen?

De heer Omtzigt (CDA):

In het notaoverleg over het verdragsbeleid hebben wij de bakens verzet wat betreft hetgeen wij aan de regering vragen om in een belastingverdrag op te nemen. Ik kan ook dit belastingverdrag, zoals een aantal woordvoerders heeft gedaan, naast het nieuwe beleid leggen en zeggen dat er twee verschillen zijn. Dan ben ik echter niet eerlijk tegenover de regering, die tien jaar geleden is begonnen met onderhandelen. In de toekomst is het antwoord op de vraag van de heer Bashir echter dat wij buitengewoon kritisch zullen zijn op verdragen of TIEA's die nu worden uitonderhandeld en die niet voorzien in ten minster automatische gegevensuitwisseling of spontane gegevensuitwisseling en het liefst beide.

De heer Bashir (SP):

De heer Omtzigt gebruikt nu twee zaken door elkaar, namelijk TIEA's en verdragen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik gebruik beide. Het gaat om beide.

De heer Bashir (SP):

De CDA-fractie zal dus straks ook verdragen waarin geen automatische gegevensuitwisseling is geregeld niet meer steunen?

De heer Omtzigt (CDA):

Het is of-of, maar het liefst allebei: gegevensuitwisseling op aanvraag en automatische gegevensuitwisseling. Daar zullen wij buitengewoon kritisch op zijn. Wij moeten natuurlijk altijd even kijken wat de reden is voor het ontbreken ervan. TIEA's worden overnight gesloten, dus daarbij zie ik helemaal geen reden om dit niet op te nemen. Er zal in principe een goede gegevensuitwisseling in opgenomen moeten zijn.

De heer Bashir (SP):

Ik ben ontzettend blij met deze beweging van de CDA-fractie. Een tijd geleden hebben zij namelijk wel voor die verdragen gestemd, terwijl wij ertegen stemden. Als de CDA-fractie dat ook had gedaan, hadden wij nu sterker gestaan en hadden wij het kabinet kunnen oproepen om andere stappen te zetten. Ik ben in elk geval blij dat deze beweging is gemaakt.

De heer Omtzigt (CDA):

In tegenstelling tot de SP-fractie vinden wij het ook belangrijk om een goed vestigingsklimaat te hebben. Dat betekent ook dat wij niet lichtzinnig belastingverdragen zullen verwerpen en er daarmee voor zorgen dat Nederlandse investeringen in het buitenland of buitenlandse investeringen in Nederland volstrekt tussen de wal en het schip vallen.

Wat dat betreft, ziet men bij ons een constructieve houding, maar wij nemen ook een duidelijke houding in om ervoor te zorgen dat je je geld niet zomaar ergens kunt verbergen en de rest van de wereld ervoor kunt laten betalen.

Nu wij het hier toch over hebben, richt ik tot slot nog deze vraag aan de staatssecretaris: ik hoop zo snel mogelijk ook een verdrag met Duitsland te zien in deze Kamer.

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft om een schorsing van vijf minuten verzocht. Ik stel voor dat wij daarin bewilligen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik dank de Kamer hartelijk voor het mogelijk maken van de voortvarende behandeling van deze goedkeuringswet. De Kamerleden hebben zelf al gewezen op de brieven die de vaste commissie heeft ontvangen vanuit het bedrijfsleven en van de Japanse Kamer van Koophandel en van DUJAT. Ook is vanuit het Nederlandse bedrijfsleven aangedrongen op snelle behandeling van dit verdrag. Ik heb vanmiddag nog de Japanse ambassadeur op bezoek gehad, die ook aandrong op snelheid in het belang van het wederzijdse bedrijfsleven. Ik heb hem gezegd dat we buitengewoon goede contacten hebben met het parlement en dat ik erg blij was dat het de Kamer, nadat ik haar vlak voor het herfstreces nog een brief had gestuurd over het belang van dit verdrag, gelukt is om het deze week al op de agenda te krijgen. Ik weet hoe druk de Kameragenda doorgaans is.

Het is een verdrag met een belangrijke handelspartner. De heer Omtzigt zei in zijn bijdrage dat we 400 jaar handel hebben gedreven zonder verdrag. Dat klopt niet helemaal, hoewel ik de heer Omtzigt ken als buitengewoon punctueel. We hebben ongeveer 360 jaar zonder belastingverdrag weten te handelen en de laatste 40 jaar onder het thans nog vigerende verdrag. Dat oude verdrag uit 1970 is niet alleen gemoderniseerd en aangepast aan de nieuwe OESO-standaarden, maar ook op enkele wezenlijke punten verbeterd. Voordat ik inga op de door de Kamer gestelde vragen, schets ik graag heel kort een algemeen kader als achtergrond.

Ik ga eerst in op de totstandkoming van dit verdrag. Zoals gezegd is er lang onderhandeld. Nederland wenste lagere bronbelastingen. Japan wenste in het begin zeer strenge antimisbruikregels. Dat is ook conform het Japanse verdragsbeleid. Bij het bedrijfsleven bestond buitengewoon grote belangstelling. Het eindresultaat mag er dan ook zijn, na tien jaar onderhandelen.

Het is een weliswaar technisch gedetailleerd, maar goed verdrag. Het bevat goed werkbare regels en het is gunstig voor investeringen over en weer. Ik verwijs ook naar een stuk dat begin deze maand in Het Financieele Dagblad heeft gestaan. Daarin werd gewezen op het belang van dit nieuwe belastingverdrag voor de wederzijdse handelsbetrekkingen en vooral ook de wederzijdse investeringsbereidheid. Ik doel daarbij op Japanse bedrijven die vanuit Nederland het Europese achterland bedienen, maar ook op Nederlandse bedrijven die in Japan investeren. Wat dat betreft is Japan een buitengewoon belangrijke handelspartner van Nederland. Het verdrag is evenwichtig. De ambtelijke contacten zijn buitengewoon goed geweest tijdens de onderhandelingen. Dat geeft vertrouwen in een redelijke en efficiënte uitvoering. Ik kom daar zo meteen op terug als ik inga op de arbitrage, waarover onder anderen de heer Van Vliet een vraag heeft gesteld.

Waarom zijn het verdrag en een spoedige inwerkingtreding belangrijk? Ik heb dat omstandig geschetst in de memorie van toelichting, de nota naar aanleiding van het verslag en de brieven die ik recentelijk aan de Kamer heb gestuurd, maar ik noem het nog kort. Vooral de lagere bronbelastingtarieven in dit verdrag ten opzichte van het verdrag uit 1970 maken het interessanter om wederzijds te investeren. Het is voor Nederlandse bedrijven van belang dat deelnemingsdividenden en royalty's uit Japan zonder belasting naar Nederland kunnen worden gehaald. Voor Japanse bedrijven is het belangrijk om deelnemingsdividenden zonder inhouding van Nederlandse dividendbelasting naar Japan te kunnen halen.

Ik maak de vergelijking met het Verenigd Koninkrijk, dat regelmatig onze grote concurrent is wat betreft de vestiging van bijvoorbeeld Japanse bedrijven in Europa. Japan en het Verenigd Koninkrijk hebben in 2006 ook een nieuw verdrag gesloten. Dat verdrag is, door de oogharen bekeken, vergelijkbaar met wat Nederland nu heeft bereikt. Het verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Japan mist wel een hoofdkantorentoets in de antimisbruikbepaling. Het mist ook, en dat vind ik belangrijker, een arbitragebepaling. Het is voor het eerst dat Japan een arbitragebepaling is overeengekomen.

De heer Van Vliet en anderen, onder wie mevrouw Neppérus, hebben daar zeer terecht op gewezen. Die arbitragebepaling is natuurlijk van belang als bedrijven het gevoel hebben dat ze tussen wal en schip dreigen te vallen qua belastingsadministraties. Dan kan er opgeschaald worden in arbitrage. Dan kan er een knoop worden doorgehakt, zodat ze niet alsnog dubbel belasting betalen. Ik moet zeggen dat dit zeker in het voordeel van Nederland is. Het verdrag is evenwichtig. Er is een goed evenwicht tussen de drie pijlers uit dit nieuwe verdrag: lagere bronbelastingtarieven, gerichte antimisbruikbepalingen en de arbitrage.

Wat betreft de hoogte van belastingen of de wenselijkheid van bronbelastingen denk ik toch dat er verschillen van opvatting bestaan in de Kamer, ook tussen onderdelen van de Kamer en de regering. De heer Bashir van de SP-fractie heeft aangegeven dat hij een beetje jaloers was op de hoogte van de Japanse tarieven. Ik ben daar helemaal niet jaloers op, want het Vpb-tarief ligt daar ergens rond de 40% en dat was tot voor kort zelfs nog 5% hoger. Als je weet dat met name de vennootschapsbelasting een economisch buitengewoon verstorende belasting is, dan zou je toch van mening moeten zijn dat het verstandig is om het Vpb-tarief laag, of in elk geval concurrerend te houden. Een relatief laag Vpb-tarief leidt uiteindelijk tot meer bedrijvigheid, welvaart en werkgelegenheid voor iedereen in dit land.

Dan kom ik op de bronbelasting. Activiteiten die in Japan plaatsvinden, zijn daar ook al onderworpen aan het Japanse winstbelastingtarief. Er is dus al een keer over afgerekend. Als dat op investeringen van een Nederlandse investeerder is, is het wel prettig dat er geen element van dubbele belasting bestaat als er naar Nederland gerepatrieerd wordt. Dat geldt over en weer. Daarom is het aantrekkelijk voor investeerders om over en weer te investeren, met name in reële economische activiteiten.

De heer Bashir vond het keiharde optreden tegen belastingontwijking wel aantrekkelijk. Dat wordt met dit nieuwe verdrag zeker gedaan. Ik kom daar straks nog op terug. Ik denk dat dit verdrag juist de heer Bashir zeer zou moeten aanspreken omdat ook een doorstroompraktijk hiermee wordt tegengegaan.

Ik dank de heer Van Vliet voor zijn complimenten over de standaardcriteria. Hij vroeg wanneer we die in de praktijk kunnen brengen. Wat mij betreft zo snel mogelijk. Ze liggen er nu, dus ik zou zeggen dat hij ze moet hanteren als toetssteen bij nieuwe verdragen. Dat zal ik zelf ook doen. Wel plaats ik daarbij de kanttekening dat er nog belastingverdragen naar de Kamer zullen komen waarover al tijden wordt onderhandeld, dus al voordat de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 werd uitgebracht. Het is aan de hand van die twee A4'tjes nu wel duidelijk waaraan we toetsen. Ik kan me goed voorstellen dat ik in een memorie van toelichting kan aangeven waarom er eventueel wordt afgeweken van deze toetsingscriteria. Ik denk dat het overleg met de Tweede Kamer wat dat betreft ook een stuk constructiever kan verlopen. De Kamer kan zich dan veel meer meegenomen voelen in het verdragsbeleid en de uitvoering daarvan.

De heer Van Vliet (PVV):

Die twee A4'tjes bevallen me wel. Wat de staatssecretaris zegt klinkt me als muziek in de oren. Mag de Kamer verzoeken om binnen afzienbare tijd een lijst van de staatssecretaris te krijgen met de lopende verdragsonderhandelingen en met de plannen van het kabinet voor het openen van nieuwe bilaterale verdragsonderhandelingen op fiscaal terrein?

Staatssecretaris Weekers:

Ik meen mij te herinneren dat ik bij de behandeling van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 heb aangegeven dat die lijst eigenlijk al openbaar is. Jaarlijks publiceren we met welke landen we verdragsonderhandelingen starten. Ook is bekend met welke landen wij in onderhandeling zijn. Ik zal kijken of ik hier zo meteen nog iets voor krijg aangereikt, zodat ik u de vindplaats kan melden. Ik wil de Kamer niet belasten met dubbele rapportages. Het lijkt me niet nodig om de Kamer een brief te sturen als zij deze informatie al ergens kan vinden. Als het dienstig is om dit – als start vanaf nu, samen met de criteria – nog even op te lijnen, heb ik daar op zich geen enkele moeite mee.

Voorzitter. Ik ben blij dat de sprekers van links tot rechts, misschien met uitzondering van de heer Bashir, hebben aangegeven dat het sluiten van belastingverdragen met name van belang is om een goed vestigings- en investeringsklimaat te hebben. Nederland heeft een buitengewoon open economie. We moeten onze welvaart dus vooral van het grote buitenland hebben en van de investeringsbereidheid van anderen hier en Nederlandse bedrijven elders. Ik onderstreep dat belang. De heer Bashir heeft weliswaar niet het vermijden van dubbele belasting als allergrootste belang aangeduid, maar ik geef hem na dat hij wel heeft gezegd dat het sluiten van belastingverdragen goed is op gebieden waar je aan constructiebestrijding en informatie-uitwisseling kunt doen.

De heer Bashir (SP):

Ik wil nog even opmerken dat ook de SP-fractie aan het vestigingsklimaat van Nederland hecht, maar dat hoeft niet per se fiscaal te zijn. Een goede infrastructuur en goed onderwijs zijn bijvoorbeeld ook aspecten waarop bedrijven selecteren om zich te vestigen. Ik bestrijd met name de eenzijdige focus op het fiscale gedeelte van het vestigingsklimaat.

Staatssecretaris Weekers:

Ik ben het in zoverre eens met de heer Bashir dat de fiscaliteit niet het enige is waarop bedrijven zich baseren om zich in een land te vestigen. Als er geen goedgeschoold personeel is, als er geen goede culturele voorzieningen zijn, als er geen goede infrastructuur is, et cetera, dan houdt het op, hoe aantrekkelijk een land fiscaal gezien ook is. Tegelijkertijd is de fiscaliteit echter een niet te onderschatten voorwaarde in het vestigingsklimaat. We moeten die balans goed voor ogen houden. De fiscaliteit wordt door bedrijven vooral gezien als een kostenpost. Als deze te onaantrekkelijk is, stemt men met de voeten, als dat kan, en gaat men elders investeren en ondernemen.

Ik kom nog even terug op het voorgaande punt, in antwoord op de heer Van Vliet. Het overzicht van die onderhandelingen kan men gewoon vinden op www.rijksoverheid.nl, onder het tabblad Onderwerpen, onder het kopje Belastingen, bij Belastingen internationaal. Daar komt jaarlijks het overzicht op. Als dit onvoldoende is, hoor ik dit wel van de heer Van Vliet. Hij weet dat ik uiteraard bereid ben om hem uitvoerig van informatie te voorzien.

Ik ga enigszins kriskras de woordvoerders langs. Met name de heer Groot heeft gevraagd naar de gevolgen voor de Nederlandse schatkist. Kun je zeggen dat een van de overheden bij zo'n belastingverdrag een winnaar of een verliezer is? De budgettaire gevolgen van het verdrag zullen naar verwachting per saldo neutraal zijn. Voor het Nederlandse bedrijfsleven dat in Japan investeert, zal het verdrag naar verwachting positief uitwerken. Het is niet de verwachting dat dit verdrag de schatkist geld kost.

Ook heeft de heer Van Vliet gevraagd hoe we ervoor kunnen zorgen dat de arbitrage gaat werken onder het nieuwe verdrag. Terecht heeft hij gewezen op het belang van de "transfer pricing"-zaken voor grote multinationals. Zoals ik zojuist aangaf, is het de eerste keer dat Japan in een verdrag arbitrage accepteert. Dat is ook een bewuste keuze van Japan geweest. Met de Japanners is grondig gesproken over de manier waarop het in de praktijk zou gaan werken. De aanvullende arbitrage-uitvoeringsovereenkomst, die met de nota naar aanleiding van het verslag is meegezonden, regelt al die praktische zaken. Daarbij moet men denken aan strikte termijnen en duidelijke procedures. Hierbij is van belang dat arbitrage ook verplicht moet worden uitgevoerd door Japan en Nederland. Er is dus een bepaalde tijd, ik meen twee jaar, dat de belastingadministraties er onderling uit moeten komen. Als dat niet gebeurt, kan een bedrijf de vinger opsteken en zich melden voor arbitrage, die dan ook gevoerd moet worden. Daarom heb ik er ook alle vertrouwen in dat het in het geval dat arbitrage nodig zou zijn, heel goed werkt. Mocht de Kamer signalen krijgen dat dit niet het geval is, hoop ik dat zij mij die signalen doorgeeft – dat kan ook onderhands – want dan kan ik daarop letten.

De heer Groot (PvdA):

Kan de staatssecretaris ook aangeven hoe zo'n arbiter wordt aangewezen en wie dat dan is?

Staatssecretaris Weekers:

Daarvoor moet ik bekijken of dat in de uitvoeringsovereenkomst afdoende duidelijk vermeld staat. Ik kom daar zo meteen even op terug.

De heer Omtzigt van het CDA heeft gevraagd of de ratificatie van het verdrag niet sneller had gekund – mevrouw Neppérus heeft daar ook vragen over gesteld – zodat de Kamer in elk geval met het oog op inwerkingtreding nog wat meer tijd had gehad voor de behandeling. Ik heb daar uiteraard veel begrip voor. Ik streef er in elk geval naar om een verdrag zo spoedig mogelijk ter ratificatie aan de Kamer aan te bieden. In augustus 2010 is het verdrag ondertekend en in mei 2011 is het aan de Tweede Kamer aangeboden. In de tussentijd zijn wel heel veel stappen nodig. Er is een uitgebreide memorie van toelichting geschreven; de Raad van State is op 19 november 2010 om advies gevraagd, dat op 3 februari 2011 ontvangen is. Toen de laatste punten in de vertalingen waren opgelost, is het voorstel voor een goedkeuringswet naar de Kamer gezonden. Het was prettiger geweest als het eerder had gekund, maar een ratificatieproces van circa anderhalf jaar is voor een dergelijk verdrag niet ongebruikelijk. Zeker als men bedenkt dat een bepaalde tijd nodig was voor de vertaling en dat naast Financiën ook andere departementen erbij betrokken waren.

Nogmaals, ik heb begrip voor het standpunt van de Kamer. Het verdrag is voor de zomer behandeld in de vorm van een verslag en meteen na de zomer is de nota naar aanleiding van het verslag naar de Kamer verstuurd. Vrij snel daarna heeft de Kamer het Belastingplan en een aantal andere voorstellen voor belastingwetten ontvangen. Afgelopen maandag heeft zij ook nog eens 350 pagina's nota naar aanleiding van het verslag bij diverse voorstellen voor belastingwetten gekregen. Ik mag wel zeggen dat de belastingwoordvoerders op dit moment overuren moeten draaien. Ik ben de Kamer dan ook extra erkentelijk voor het feit dat zij dit verdrag vanavond heeft willen behandelen.

De heer Omtzigt heeft gevraagd hoever Japan is met de ratificatie van het verdrag. In Japan is de parlementaire behandeling inmiddels voltooid. Dat is vanmiddag nog eens bevestigd door de ambassadeur. Zodra Japan bericht heeft dat Nederland zijn kant van het proces heeft afgerond, neemt het Japanse kabinet een formeel besluit. Dan kan ook van die kant het ratificatie-instrument worden uitgewisseld. Ik heb overigens wellicht ten overvloede de Eerste Kamer aangeboden dat, wanneer de Tweede Kamer het verdrag vandaag zou behandelen en er morgen over zou stemmen, het dan onmiddellijk naar de Eerste Kamer kan. Er is volgende week een technische briefing voor de Eerste Kamerleden voorzien, waarna het verdrag ook daar heel snel kan worden behandeld. Wanneer iedereen meewerkt, verloopt het uiteindelijk buitengemeen snel.

Ik kom terug op de vraag van de heer Groot wie een arbiter aanwijst. Beide landen wijzen één onafhankelijke arbiter aan, bijvoorbeeld een hoogleraar. Die wijzen samen een voorzitter aan, waardoor de neutraliteit gewaarborgd blijft. Dit is standaard in arbitrageprocessen. Belangrijk is dat al dit soort dingen uitvoerig in de arbitrage-uitvoeringsovereenkomst is geregeld. Dat geldt ook voor de kosten en de beloningen. Het is belangrijk dat dit goed is geregeld. Een en ander is meegestuurd met de nota naar aanleiding van het verslag. Het zijn daarmee openbare stukken.

Dan kom ik bij de antimisbruik. Diverse sprekers, in elk geval de heer Groot, signaleren dat voor het aangaan van het verdrag aan Japanse zijde de nadruk is gelegd op ontwijkingsconstructies. De heer Groot vraagt waarom dit niet eerder is aangepakt en of Nederland ook antimisbruikbepalingen met andere landen zal opnemen. Ik ervaar de opmerking van de heer Groot als een extra bevestiging dat spoedige ratificatie wenselijk is. De antimisbruikbepalingen kunnen dan veel sneller worden toegepast. Dat zeg ik ook in de richting van de heer Bashir. De Kamer kent mijn beleid en mijn eerdere uitspraken dat ik niet op kunstmatige doorstroomstructuren via Nederland zit te wachten. Het gaat mij erom dat wij een goed fiscaal verdragsbeleid hebben, dat ons fiscale stelsel, het vooroverleg met de inspecteur, de APA/ATR-praktijk, erop is gericht dat Nederland een goed vestigings- en investeringsklimaat heeft, dat echt toegevoegde waarde heeft. Ik zit niet te wachten op kunstmatige doorstroomstructuren. Dat beleid ligt ten grondslag aan mijn hele verdragsbeleid. Het is een prettig gegeven dat het nieuwe verdrag met Japan zowel de antimisbruik biedt als lagere bronbelastingtarieven voor het bedrijfsleven.

Ik heb al eerder in het debat over het fiscaal verdragsbeleid gezegd dat Nederland altijd bereid is met verdragspartners antimisbruikbepalingen op te nemen, mits die gericht en proportioneel zijn. Dat geldt nog altijd. Wat met Japan is overeengekomen, is uiteraard voor een belangrijk deel gebaseerd op Japanse eisen en modellen, zoals de back-to-backbepalingen. Niet alles zal zomaar in dezelfde vorm in alle andere verdragen terugkomen. Met Japan zijn grofweg twee soorten antimisbruikbepalingen opgenomen: de limitation on benefits en mogelijkheden om de back-to-backconstructies aan te pakken. Ik kom daar straks op terug, want daarover is een vraag gesteld. De Britten hebben de voorkeur gegeven aan een main purpose test. Een main purpose test is eigenlijk een alternatief voor de limitation on benefits die met Japan is overeengekomen. Je moet voor het een of het ander kiezen.

Wij staan ervoor open, mits, zoals gezegd, proportioneel en gericht. Is dan de antimisbruik in dit verdrag voldoende om een brievenbusmaatschappij te voorkomen? Dat was een vraag van de heer Bashir. Jazeker. Ik kan hem dan ook geruststellen: kunstmatige doorstroom wordt met dit verdrag onmogelijk gemaakt. Dit verdrag bevordert de echte economische activiteit en daar mogen we allemaal blij mee zijn. De doorstroompraktijk als interest of royalty's of dividend die vanuit Japan Nederland inkomen en er een-op-een weer uitgaan, kan niet meer profiteren van het feit dat wij een verdrag met Japan hebben. Dat zal straks tot het verleden behoren.

De heer Bashir (SP):

Het wordt nu wel een beetje ingewikkeld, maar ik vind het toch goed om dit nog even te vragen. Je kunt natuurlijk kiezen voor de main-purposebepalingen waarbij de staten en de belastingdiensten meer instrumenten tot hun beschikking hebben om misbruik tegen te gaan. Daarop heeft Japan lange tijd aangedrongen. Mijn vraag is dan ook waarom Nederland daar niet voor heeft gekozen. De staatssecretaris heeft in de schriftelijke beantwoording gezegd dat het erom gaat de onzekerheid weg te nemen bij het bedrijfsleven, maar als men zich aan de regels houdt en geen brievenbusmaatschappij opricht, dan kan men door de test komen. Waarom heeft Nederland zich zo hard gemaakt om die test niet in het verdrag op te nemen?

Staatssecretaris Weekers:

Omdat wij geen overkill willen aan antimisbruikbepalingen. Wij willen niet dat er zodanige bepalingen worden opgenomen dat de reële economische activiteiten niet meer van het verdrag zouden kunnen profiteren. In de verschillende mogelijkheden voor antimisbruik heeft Nederland de voorkeur voor zo'n limitation on benefits zoals dat nu met Japan is overeengekomen. Dat biedt in essentie meer zekerheid aan een aantal bedrijven. Het biedt meer zekerheid vooraf, waar je het bij een main-purposetest op basis van andere criteria bekijkt; criteria die veel meer aanhaken bij de feitelijke situatie. Bij de limitation on benefits worden de ontvangende partijen als het ware al in het verdrag gekwalificeerd.

De heer Bashir (SP):

Als wij dan vervolgens de koppeling maken met de realiteit, dan zie je dat er in Amsterdam duizenden brievenbusondernemingen gevestigd zijn. Tegelijkertijd stelt de staatssecretaris dat die test niet nodig is, want hij garandeert dat de brievenbusmaatschappijen zich niet in Nederland zullen vestigen om via Nederland Japanse winsten te laten doorstromen naar belastingparadijzen. Dan blijft de vraag staan hoe het kan dat de staatssecretaris ontkent dat de brievenbusmaatschappijen er zullen komen, terwijl die brievenbusmaatschappijen er wel degelijk zijn. Tegelijkertijd wordt ook nog eens door Japan gezegd dat zo'n main-purposetest ervoor zal zorgen dat er meer instrumenten komen.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kan natuurlijk niet garanderen dat er geen enkele brievenbus meer wordt geopend. Het staat iedereen vrij om een brievenbus aan te schaffen. Het gaat mij erom dat die brievenbus niet wordt gebruikt om Nederland te gebruiken als tussenstation waar royaltyinkomsten of interest of dividend binnenstroomt, waarna het er een-op-een uitgaat naar een belastingparadijs ergens in een exotisch oord. Dat wordt nou net bestreden met die zogenaamde back-to-backbepalingen. Daarmee wordt de kunstmatige doorstroom onaantrekkelijk gemaakt. Japan hecht sterk aan deze antimisbruikbepaling en heeft deze overigens ook in identieke vorm met de Verenigde Staten. Japan is hier erg gelukkig mee, omdat dit een einde maakt aan de doorstroombrievenbussen. Daarop spreek ik de verwachting uit dat Nederland fiscaal niet meer aantrekkelijk is als tussenstation voor bedrijven die willen profiteren van het Nederlands-Japanse belastingverdrag.

De heer Bashir (SP):

Kan ik concluderen dat de staatssecretaris erop staat en er persoonlijk op zal toezien dat er geen brievenbusmaatschappijen worden opgericht die geen reële activiteiten in Nederland hebben? Mochten ze zich toch hier vestigen, zal de staatssecretaris dan keihard optreden om te zorgen dat er geen misbruik wordt gemaakt van de bepalingen in dit verdrag?

Staatssecretaris Weekers:

Dat kan ik niet toezeggen. Dat heb ik zojuist ook aangegeven. Het staat iedereen vrij hier een brievenbus te openen. Het gebruiken van deze brievenbus om bepaalde inkomstenstromen, die vrij van belastingen zijn vanwege dat belastingbedrag tussen Nederland en Japan, te laten doorstromen naar een of andere exotische belastingvrije jurisdictie, zal echter niet meer aantrekkelijk zijn. Dat heb ik ook in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid uiteengezet. Nederland is buitengewoon aantrekkelijk met zijn fiscaal verdragsbeleid. Andere landen willen graag verdragen sluiten met Nederland. Ze zijn ook bereid Nederland bepaalde dingen te gunnen, zoals lagere of geen bronheffingen, als Nederland bereid is om goede misbruikbepalingen op te nemen. Ik denk dat we dan een win-winsituatie hebben.

De voorzitter:

Kunt u komen tot een afronding?

Staatssecretaris Weekers:

Er zijn nog enkele vragen van de heer Omtzigt blijven liggen. Ik zie dat hij weg is, maar ik denk dat het voor de Handelingen toch goed is als ik deze bespreek.

De voorzitter:

De heer Omtzigt laat zich verontschuldigen wegens andere activiteiten.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal proberen zijn vragen staccato te behandelen. Deze vragen zijn ook door de heer Groot en de heer Van Vliet gesteld. Wanneer mag een bronland over het pensioen bij heffen? Wat is “substantially similar”? In het nieuwe verdrag is voor het pensioen een woonstaatheffing overeengekomen. Dat was overigens ook al het geval in het huidige verdrag. Het is bekend dat dit verdrag tot stand is gekomen voor de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid en de pensioenbepaling in het verdrag dus ook. In het verdrag met Japan is wel afgesproken dat de bronstaat mag heffen als er in de woonstaat geen adequate heffing plaatsvindt. Het gaat erom dat we voor nieuwe verdragen de bronstaatheffing als uitgangspunt nemen. Hierover is lang onderhandeld. De bronstaatheffing is in elk geval van belang omdat er dan geen sprake is van een pensioenvlucht, waarbij bijvoorbeeld hier de premie wordt afgetrokken en het pensioen vervolgens elders onbelast, of nagenoeg onbelast, wordt ontvangen. Daarom is er in dit verdrag ook opgenomen dat een pensioen dat elders wordt ontvangen, ook substantieel moet worden belast. Dat geeft ons de volgende mogelijkheid: stel dat Japan in de toekomst pensioenen niet meer belast, wat nu wel het geval is, dan verkrijgt Nederland wel dat heffingsrecht om de pensioenvlucht tegen te gaan. Zo kun je het vrij vertalen.

Dan heeft de heer Omtzigt gevraagd of de vrijgestelde beleggingsinstelling een verdragsinwoner is en voor welke voorwaarden deze in aanmerking komt. De vrijgestelde beleggingsinstelling komt niet in aanmerking voor de relevante verdragsvoordelen. Dat is ook in lijn met de motie-Omtzigt/Van Vliet, die de Kamer eind juni heeft aangenomen. Hiermee kan ik zeggen dat er met het verdrag met Japan al behoorlijk is geanticipeerd op de motie-Omtzigt/Van Vliet. Dat mag de Kamer wel deugd doen.

De heer Groot heeft een vraag gesteld over de vermogenswinsten. Gaat het belasten van vermogenswinsten van onroerend goed dat in Nederland is gelegen via Japanse bedrijven en is dat een exclusief recht dat aan Japan is gegund? Ik denk dat hier sprake is van een misverstand. Het gaat niet over onroerend goed dat in Nederland is gelegen. Het gaat over onroerend goed dat in Japan is gelegen, maar dat in handen is van een maatschappij met beleggers elders, de zogenaamde vastgoedvennootschappen. In Nederland hebben wij de overdrachtsbelasting. Wij hebben vorig jaar in het belastingplan geregeld dat er antimisbruikmaatregelen zijn gekomen. Wanneer vastgoed bijvoorbeeld wordt ondergebracht in een vennootschap en die vennootschap in andere handen komt, kun je daarmee als het ware overdrachtsbelasting ontlopen. Zo moet u dit ook zien. Het is een antimisbruikmaatregel om ontwijking van bepaalde Japanse belasting op vastgoed te voorkomen. Het is overigens een OESO-conforme bepaling. Die is er niet alleen voor Japan, maar wordt breed toegepast. Ik kan er nog verder over uitweiden, maar volgens mij ging het de heer De Groot met name om het globale punt.

De heer Omtzigt heeft een vraag gesteld over het attractiebeginsel en de bestuurdersbeloning. Een bestuurder staat doorgaans in twee relaties tot de vennootschap: als statutair bestuurder en als werknemer. Nederland gaat uit van de feiten. Dat betekent dat de volledige beloning niet op voorhand als bestuurdersbeloning geldt. Soms moet je onderscheid maken tussen de bestuurders- en de werknemersbeloning. In de praktijk levert dat geen problemen op. In zijn algemeenheid wordt in de Nederlandse praktijk het begrip "bestuurder" ruimer gezien dan in sommige Angelsaksische landen, waar de bestuurdersbeloning wel eens wordt gezien als louter dat onderdeel dat wordt genoten als vergoeding voor het aanwezig zijn op bestuurdersvergaderingen. Zo zien wij dat niet.

Er zijn nog vragen gesteld over de TIEA's en het WABB-verdrag. De heer Omtzigt heeft gevraagd waarom wij niet stoppen met het afsluiten van TIEA's, maar volledig inzetten op het WABB-verdrag. Sommige landen hebben nu eenmaal geen zin om met de toetreding tot het WABB-verdrag met de rest van de wereld een verdrag te sluiten. Als je een TIEA kunt afsluiten en daardoor informatie kunt opvragen, moet je het niet laten. Ik heb in het voorjaar al aangegeven dat ik het liefst zo uitgebreid mogelijke informatie-uitwisselingsverdragen heb of zo uitgebreid mogelijke bepalingen rondom informatie-uitwisseling. Dat zit bijvoorbeeld ook in het verdrag met Japan. Maar als dat met sommige landen niet mogelijk is en ik daarmee wel een wat summierder informatie-uitwisselingsverdrag kan sluiten, maar er geen andere verdragsvoordelen aan zijn verbonden, zou ik het jammer vinden als de Kamer geen TIEA meer zou willen afsluiten. Dan wordt het betere de vijand van het goede.

Hoe staat het met de ratificatie van het aanvullend protocol bij het WABB-verdrag? Dat protocol ligt nu bij de Raad van State ter advisering. Het zal daarna zo spoedig mogelijk ter stilzwijgende goedkeuring aan de Kamer worden aangeboden en het zou nog voor 1 januari a.s. in werking moeten kunnen treden.

Voorzitter. Volgens mij heb ik hiermee de vragen van de Kamer beantwoord. Ik zie aan de lichaamstaal van de Kamer dat dat het geval is.

De voorzitter:

Ik heb ook die indruk. Dank u wel.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat er geen behoefte is aan een tweede termijn. Als dit wetsvoorstel na stemming, het liefst morgen, door de Kamer wordt aangenomen, kan het vlot naar de Eerste Kamer zodat het op 1 januari 2012 in werking kan treden. Wij streven ernaar dit morgen in stemming te brengen.

Naar boven