Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 46, item 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 46, item 2 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.
Vragen van het lid Kuiken aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Koop nieuw dienstpistool riekt naar corruptie".
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. De Volkskrant kopt inderdaad "Koop nieuw politiepistool riekt naar corruptie". Wat is er aan de hand? Er loopt een onderzoek naar de betrokkenheid bij corruptie van Technisch Bureau Müller en een politieagent bij de aanbesteding van nieuwe pepperspray door de politie. Nu blijkt uit het artikel dat bij de aanbesteding van het politiepistool ditzelfde bedrijf en dezelfde agent betrokken zijn geweest.
Als iets riekt, kan dat twee dingen betekenen: of er ligt iets te stinken, of de rommel die er lag is niet goed opgeruimd. In dat kader heb ik de volgende vragen aan de minister. Zijn de onderzoeken van de Rijksrecherche en de Rijksauditdienst naar de oorspronkelijke peppersprayzaak al afgerond? Zo ja, waarom is de Kamer hier nog niet over geïnformeerd? Wat is de uitkomst van deze onderzoeken? Bij welke leveringen van de overheid is Technisch Bureau Müller nog meer betrokken geweest? En mag de overheid zaken doen met bedrijven naar wie nog een corruptieonderzoek loopt? Wat gebeurt er als er een verdachte is aangemerkt of wordt aangeklaagd? Heeft dat gevolgen voor de relatie tussen het bedrijf en de overheid? De vakbonden geven aan dat bij de aanbesteding van het politiepistool en de praktijktesten deze niet zijn meegenomen in de weging voor de keuze van het nieuwe politiepistool. Waarom niet? Klopt het dat zij eigenlijk een andere voorkeur hadden?
Minister Opstelten:
Voorzitter. Dank u wel. Ik geef graag antwoord op de door mevrouw Kuiken gestelde vragen. Het antwoord op de eerste vraag is dat de onderzoeken naar de betrokkenheid van betrokkenen bij corruptie nog niet zijn afgerond. Ik kan zeggen dat dit naar aanleiding van een Amerikaanse verdachte van corruptie is gebeurd. Hij heeft in zijn verhoor verklaard over de mogelijke corruptiepraktijken van een Nederlandse tussenpersoon en een Rotterdamse politieman. Dat was de aanleiding om de Rijksrecherche onderzoek te laten instellen. Dat onderzoek is nog niet afgerond. De volgende vraag was welke leveringen het betrokken tussenbureau aan de overheid heeft gedaan. Namens mijn departement kan ik zeggen dat die het nieuwe pistool betreffen. Toen ik dat hoorde en merkte, heb ik direct om extra onderzoek aan de Rijksrecherche en aan de Rijksauditdienst gevraagd, om eventuele dwarsverbanden te voorkomen en om die feitelijk op integriteit te toetsen. Die zijn tot een conclusie gekomen op grond waarvan ik kan zeggen dat ik op dit moment niet beschik over informatie die uitsluiting van de desbetreffende tussenpersonen rechtvaardigt.
Ik kan geen antwoord geven op de vraag of andere departementen ook gebruikmaken van de diensten van dit bedrijf. Over de relatie met de bonden voor het testen van het betrokken pistool kan ik zeggen dat er twee fasen in de Europese aanbesteding zijn. Men is betrokken geweest en heeft zelfs instemmingsrecht gehad bij het programma van eisen. Daarover bestaat overeenstemming. Vervolgens vindt dan de gunning plaats. Daar vinden allerlei tests plaats. Er hebben ongeveer 100 deskundigen, ook agenten, meegedaan. De betrokken bonden hebben mogelijkheden gehad en hebben die ook benut om mensen aan te wijzen. Daarna is een formele conclusie getrokken door de stuurgroep naar wie de voorlopige gunning gaat. Wij hebben één dag na en voor het persbericht per mail de betrokken bonden geïnformeerd. Ik ben ervan overtuigd dat dit de beste keuze is geweest.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Op mijn vraag naar het onderzoek van de Rijksrecherche en de Rijksauditdienst antwoordt de minister dat dit nog niet is afgerond. Gelijktijdig heeft hij daarin geen aanleiding gezien om toch al verder zaken te gaan doen met dit bureau. Wij hebben het hier over politieonderdelen, justitieonderdelen en misschien wel andere onderdelen van de overheid. Het is toch raar dat wij daar een zweem van onduidelijkheid over laten bestaan. Deelt de minister dan niet de mening van de PvdA dat je die zweem van onduidelijkheid en het ruiken naar corruptie niet zou moeten toestaan?
Wat de bonden betreft, zegt de minister: zo is de procedure, zo hebben wij dat geregeld. Vervolgens lees ik in de kranten dat de bonden zelf aangeven dat zij hier wel bij betrokken ben maar dat er niet naar hen is geluisterd. Dat moet de minister toch niet gunstig in de oren klinken? Ik zou hierop ook graag een nadere duiding van de minister willen.
Minister Opstelten:
Op dit punt moet mevrouw Kuiken twee zaken van elkaar scheiden, namelijk het onderzoek naar de vermeende misstanden bij de peppersprayzaak – waarnaar een rijksrechercheonderzoek is ingesteld naar aanleiding van wat een verdachte van corruptie in Amerika heeft gezegd – en de aparte aanbestedingsprocedure naar het nieuwe pistool. Daarop heb ik gezegd, om te voorkomen dat er dwarsverbanden liggen, dat daarover onduidelijkheid bestaat omdat het over hetzelfde bureau gaat en dat daarnaar ook onderzoek van de Rijksrecherche en de Rijksauditdienst wordt toegepast. Ik heb ook de landsadvocaat daar vervolgens, voordat ik een beslissing nam, naar laten kijken. Hij heeft glashelder geantwoord zoals ik heb gezegd, dus daarover is geen misverstand. Het rijksrechercheonderzoek loopt. Vervolgens is dit geen aanleiding geweest voor de Rijksrecherche om mij anders te adviseren.
Ten aanzien van de bonden kan ik zeggen dat leden van de bonden ten volle betrokken zijn geweest. Het kan zijn dat een andere bond liever een andere voorkeur had gehad, maar er is een heel duidelijke procedure, waarover de bonden zijn geïnformeerd en inmiddels ook 's ochtends over zijn bijgesproken.
De voorzitter:
Mevrouw Kuiken, via de voorzitter, en de minister graag korter.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Ik moet concluderen dat de verdachte en het bedrijf in dezen een verbintenis met elkaar hebben gehad in de peppersprayzaak. Dus het kan niet zo zijn dat als het onderzoek tegen de verdachte nog loopt dit automatisch het bedrijf vrijpleit in een nieuwe zaak, in dit geval de aankoop van het pistool.
Ten tweede hoor ik de minister ook zeggen dat het bedrijf TBM bij meer overheden betrokken is geweest.
Ten derde moet ik concluderen dat de minister zegt dat er volgens de procedures is gehandeld, maar dat de bonden niet tevreden zijn.
Ik vraag de minister dan ook om ons per brief duidelijk over deze zaak te informeren. Dit is een eerste aanzet, maar nog lang niet alle antwoorden zijn boven tafel, zo moet ik concluderen.
Minister Opstelten:
Ik kan nog een keer zeggen dat er tot nu toe uit het rijksrechercheonderzoek op geen enkele wijze indicaties zijn gebleken van enige schuldigheid in deze situatie.
Het tweede punt is dat de aanbesteding van het pistool in alle zorgvuldigheid langs de regels van de Europese aanbesteding heeft plaatsgevonden. Ook is de gunningsprocedure volstrekt legitiem verlopen en is 70% van de tests gebaseerd op operationele kwaliteiten en 25% op financiële redenen. Men is tot deze conclusie gekomen. Het kan zo zijn dat misschien één bond liever een ander pistool had gehad, maar dat zijn de regels van het spel zoals wij die kennen in ons land en in Europa.
Het is een voornemen tot gunning. Er loopt nu een formele procedure die twee weken duurt. Nadat die procedure is afgelopen, zal ik uiteraard de Kamer informeren over de gang van zaken en de conclusies die ik heb getrokken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij nu toe aan de tweede vraag.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20102011-46-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.