Aan de orde is het debat over de situatie in Eindhoven en omgeving.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom. Ik heb het verlangen van de Kamer overgebracht aan de minister van Defensie, maar hij wordt helaas toch geacht aanwezig te zijn bij de algemene politieke beschouwingen in de Eerste Kamer. Dit "helaas" duidt op het feit dat wij hem hier graag hadden gezien, niet op het feit dat hij daar is. Ik hoop dat u dit allen goed begrijpt. Het luistert nauw, want dit komt tenslotte allemaal in het verslag.

Ik zou het hoffelijk vinden naar de Eerste Kamer als wij deze minister in de gelegenheid stellen om het slotakkoord bij te wonen van de algemene politieke beschouwingen daar. Laten wij daar ons best voor doen.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Dank voor de komst van de minister en voor het feit dat dit debat zo snel kan plaatsvinden.

Burgemeester Fons Jacobs van Helmond en zijn echtgenote zijn ondergedoken na bedreigingen en intimidaties uit de onderwereld. Ondernemers worden geïntimideerd en met geweld afgeperst en in woonwijken wordt met handgranaten gegooid en met machinepistolen geschoten in straten waar hardwerkende Nederlanders wonen. Criminelen bepalen welke ondernemer mag ondernemen en welke niet. De overheid zegt niet in te staan voor de veiligheid van ondernemers die worden aangevallen met handgranaten. De overheid is dus het gezag kwijt in de straat.

De burgemeesters zeggen dat de situatie onhoudbaar is. Het is goed dat de minister dit debat niet heeft afgewacht maar meteen een brief heeft geschreven. Hij belooft in zijn brief alles te doen wat nodig is. Dan krijgen wij dus een slogan als: Opstelten opent aanval op georganiseerde misdaad Brabant. Een schreeuw bijna. Dan er achteraan, bijna fluisterend: Invoering pasjessysteem voor coffeeshops. Tja. Wat nodig is, is vaag.

Wat ons betreft, moeten wij verder gaan dan de minister. Wij weten heel goed wat nodig is. Daar zit de clou. De minister komt met een team uit drie al bestaande politiekorpsen. Wij willen extra agenten zien voor Brabant. Brabant leeft nu met vijfentwintig liquidaties in vijf jaar. Al die tijd zijn slechts drie drugsbendes opgerold. De extra agenten en de nationale recherche moeten blijven tot alle twintig bendes zijn gearresteerd, geknipt en geschoren.

De minister schrijft dat de bestaande nationale recherche onderzoek zal doen. Wij willen dat speciaal en expliciet de Brabantse notarissen, banken en vastgoedondernemers worden doorgelicht. Het gaat nu niet over hennep, maar over crimineel drugsgeld waar lijken bij vallen. Het gaat over 2 mld. zwart geld per jaar dat wordt witgewassen. De onderwereld komt het riool uit de bovenwereld in met hulp van notarissen, makelaars en hypotheekverstrekkers. Zij zijn wat mij betreft medeplichtig aan moord, intimidatie en afpersing. De minister kan hun beschuldigen van deelname aan een criminele organisatie en via de maffiawet helemaal kaalplukken. Zijn helpers zijn de Belastingdienst en de FIOD. Wij gaan de oorlog niet winnen met speekseltesten op scholen, met wietpassen en met overheidsappels in de trant van "wiet roken is gevaarlijk, dus doe nu niet".

Het gaat niet om hennep. Het gaat om grote hoeveelheden drugsgeld, zoals het bij de Wallen in Amsterdam niet om prostitutie ging, maar om mensenhandel en crimineel bezit, crimineel geld. Sinds die tijd weten wij dat de overheid al in actie kan komen nog voordat een misdaad is gepleegd. De overheid kan vooraf proactief een verdachte sector in zijn geheel doorlichten en vergunningen intrekken. Sinds de Wallenaanpak in Amsterdam weten wij hoe het moet in Nederland. Sinds wij het weten, hebben wij de morele plicht om het ook te doen.

Daarom zeggen wij tegen de minister: zet extra agenten in, net zolang totdat alle twintig bendes zijn opgerold en licht de betrokken notarissen, bankiers, makelaars en hun vastgoed door; eis alle criminele gelden op, zodat dat terug kan naar de belastingbetalers. Tot slot vraag ik de minister: is dit wat u gaat doen en is dit wat wij in uw brief hadden moeten lezen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Wie is er volgens de heer Marcouch precies verantwoordelijk voor de Wallenaanpak in Amsterdam?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik begrijp de vraag niet, maar ik zeg: de overheid.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Welke overheid?

De heer Marcouch (PvdA):

Het gaat daarbij vooral om de lokale overheid. Ik begrijp dat dit uw vraag is. Het gaat om de lokale driehoek, om de burgemeester en de wethouders aldaar, maar zeker ook om de rijksoverheid die daarbij een belangrijke facilitator is.

De heer Brinkman (PVV):

PvdA'ers staan erom bekend dat zij altijd goed contact hebben onderling. Waarom heeft de PvdA-burgemeester in Eindhoven dat dan niet goed gedaan? Want dat is blijkbaar de strekking van uw verhaal.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik weet van de burgemeester van Eindhoven dat hij zich dag in, dag uit, inzet. Het is niet voor niets dat hij al heel vroeg een noodkreet heeft geslaakt, ook naar de minister, om hem te ondersteunen in de aanpak die hij voorstaat. De burgemeester die nu moet onderduiken, moet dat doen omdat hij in gevecht is met de criminele organisaties. Dan is het niet meer dan kies dat wij die mensen in het veld stevig ondersteunen. Daarover gaat mijn pleidooi.

De heer Brinkman (PVV):

De heer Marcouch haalt twee burgemeesters door elkaar. Degene die moet onderduiken, is de burgemeester van Helmond en niet die van Eindhoven. Ik heb het nu over de burgemeester van Eindhoven, PvdA-burgemeester Van Gijzel. De heer Marcouch steekt de loftrompet over de Bibob-aanpak; ik ben het met hem eens dat dit inderdaad een heel goede aanpak is. Mijn directe vraag is: waarom heeft de heer Van Gijzel dat dan niet gedaan in Eindhoven?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik weet niet anders dan dat de burgemeesters in Noord-Brabant, dus ook de burgemeester van Eindhoven, niets anders doen dan elke dag deze misdadigers bestrijden. Als dat niet zo is, hoor ik dat straks graag van de minister. Ik weet dat die burgemeesters zich volop inspannen.

De voorzitter:

Ik vind het zelf wel heel prettig als wij ook burgemeesters zien als dienaren van de Kroon, net als ministers en anderen, en dat wij niet te veel inkleuren naar partij.

De heer Çörüz (CDA):

Allereerst over de speekseltest. Het was uw partij die als eerste met die speekseltest naar de Kamer is gekomen.

De voorzitter:

De enige die "u" is, ben ik.

De heer Çörüz (CDA):

Excuses. Via u wilde ik de heer Marcouch aanspreken. U hebt volkomen gelijk. Dan kom ik bij mijn tweede punt. De heer Marcouch heeft de verantwoordelijkheid bij eenieder gelegd, bij hypotheekverstrekkers en noem ze allemaal maar op. De verantwoordelijkheid van de burgemeester, namelijk de eerste die verantwoordelijk is voor openbare orde en veiligheid, heb ik de heer Marcouch niet horen noemen.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik heb het gehad over de aanpak van de overheid en over datgene wat de overheid moet doen. Als ik het heb over de overheid, heb ik het over het lokale bestuur. Daarbij liggen verantwoordelijkheden en taken. Ik heb het dan ook over de verantwoordelijkheid van de minister. In het verlengde daarvan heb ik gesproken. Natuurlijk moeten wij alles op alles zetten om te voorkomen dat scholieren drugs gebruiken. Waar het mij in dit geval om gaat, is dat het niet zo kan zijn dat een antwoord op de aanpak van de georganiseerde misdaad de wietpas is of de speekseltest. Waar het mij om gaat, is dat de georganiseerde misdaad wordt aangepakt met stevige politiecapaciteit en gespecialiseerde rechercheurs, die extra worden ingezet om de twintig bendes in Noord-Brabant op te rollen.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. In Brabant is de onderwereld boven gekomen en heeft zij haar lelijke gezicht laten zien: een drugsmaffia die de macht wil overnemen, moorden en aanslagen met granaten. De burgemeester van Eindhoven waarschuwt dat hij de strijd aan het verliezen is. De burgemeester van Helmond wordt ernstig bedreigd en moet zelfs onderduiken met zijn gezin. Ik wil burgemeester Jacobs en zijn gezin alle sterkte wensen en hem laten weten dat wij met hem meeleven. Maar dat is natuurlijk niet genoeg. Kan de minister verzekeren dat alles in het werk wordt gesteld om de burgemeester en zijn gezin te beschermen, en dat geld hierbij geen rol speelt?

Wij hebben hier niet zo maar te maken met criminelen. Helmond en Eindhoven worden geteisterd door georganiseerde bendes die miljoenen verdienen met wiethandel. Hier is een ondergrens bereikt, hier is het de vraag of de gekozen bestuurders het voor het zeggen hebben of de criminele onderwereld. Kan de minister vertellen om wat voor bendes het gaat? Zijn het bendes uit de omgeving of bendes uit het buitenland? Zijn het bendes die samenwerken of juist rivaliserende bendes? Welke steden zijn nog meer in de ban geraakt van deze drugsmaffia?

Georganiseerde misdaad kunnen wij alleen georganiseerd bestrijden. Ik complimenteer de minister met zijn snelle aanpak: de gesprekken met de betrokken burgemeesters, de coördinatie van het politieoptreden en de belofte dat de bendes worden opgespoord, opgerold en uitgekleed. Extra rechercheurs en extra politie komen er echter niet. Waarom niet? Met praten en coördineren alleen rollen wij die bendes toch niet op? De burgemeester van Eindhoven zegt dat ongeveer twintig bendes actief zijn, maar dat de politie slechts de capaciteit heeft om drie of vier van die bendes aan te pakken. Dat betekent dat de meeste bendes vrij spel hebben. Is de minister bereid om tijdelijk in de steden waar de onderwereld haar lelijke kop opsteekt meer politie en vooral meer recherche in te zetten? Is deze regering bereid om te investeren in veiligheid, niet alleen met woorden, maar ook met middelen? Deze strijd moeten wij winnen.

De minister rammelt hard, maar aan de verkeerde deur. Hij gaat stoer aan de voordeur staan, terwijl de dieven binnenkomen via de achterdeur. De minister wil een pasjessysteem invoeren voor de bezoekers van coffeeshops, maar hij weigert de inkoop van criminele wiet te regulieren. Dat snap ik werkelijk niet, want dit is de minister van problemen aanpakken. Dit probleem zit niet aan de voordeur, maar aan de achterdeur. Daar verdienen de criminelen hun geld. Waarom gaat de minister aan de verkeerde deur staan? Waarom kijkt hij de verkeerde kant op? Is hier soms sprake van ideologische blindheid?

De teelt van wiet en bevoorrading van coffeeshops zijn in handen van criminelen, via de achterdeur. De manier waarop wij dit hebben georganiseerd, biedt te veel kansen aan criminelen. Dat laten Helmond, Eindhoven en andere plaatsen in Brabant en Limburg zien. Is de minister het met mij eens dat de ruimte voor de wietmaffia kleiner wordt als wij de achterdeur sluiten? Kunnen wij de aanvoer van wiet beter reguleren? Het voorstel van de SP-fractie is om de gemeenten zelf producenten te laten kiezen, waardoor zij goede afspraken kunnen maken over de kwaliteit van de wiet. Daarmee kunnen zij ervoor zorgen dat de boeven buiten blijven. Dus geen pasjes aan de voordeur, maar vergunningen aan de achterdeur. Is de minister daartoe bereid? Is hij bereid om het probleem op te lossen waar het zit en om aan de goede deur te rammelen?

Het valt mij tegen dat een aantal fracties hier wijst naar de burgemeesters. De burgemeesters hebben hun werk gedaan. De burgemeester van Eindhoven zegt dat het hem over de schoenen loopt, dat hij de hulp van de landelijke politiek nodig heeft, en de burgemeester van Helmond is ondergedoken. Ik roep mijn collega's op om hier een landelijke kwestie van te maken. Dit kunnen de burgemeesters niet meer aan.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Voorzitter. De minister heeft snel gehandeld onder het motto "alles wat nodig is, gaat gebeuren". Afgelopen donderdag is de bestuurlijke en justitiële aanpak van de georganiseerde misdaad in Brabant per direct geïntensiveerd door middel van een veelbesproken taskforce, en terecht. De VVD-fractie heeft eerder gesteld dat er in dezen geen taboes zijn, dus ook niet waar het gaat om de inzet van de krijgsmacht. Inmiddels hebben wij begrepen dat de Koninklijke Marechaussee gaat helpen in de strijd tegen de drugsbendes. Dat is mooi.

De minister van Defensie heeft eerder enige mist opgetrokken over de mogelijke inzet van de krijgsmacht en de relevante zinsnede daarover in het regeerakkoord. Hij is nu niet bij dit debat aanwezig, maar ik verwacht wel dat hij inmiddels klip-en-klaar kan stellen dat het regeerakkoord voor hem net zo helder is als voor de VVD-fractie.

De instelling van de taskforce moet ertoe leiden dat alle beschikbare instrumenten worden benut. Die taskforce moet dus leiden tot een meer structurele aanpak binnen de gehele regio. In andere woorden: er kunnen wel degelijk vraagtekens worden gezet bij de regionale aanpak van de afgelopen jaren, zowel bij de bestuurlijke als bij de justitiële aanpak. Ik snap dat de urgentie van het probleem en de directe noodzaak van een daadkrachtig optreden geen ruimte bieden om nu eerst eens even rustig te analyseren hoe het zo ver heeft kunnen komen. Ik snap dat daarop niet kan worden gewacht alvorens maatregelen voor te stellen; laat daarover geen twijfel bestaan. Echter, noblesse oblige. De VVD-fractie verwacht zelfreflectie op dit punt, ook en zeker van de regio. De problemen zijn immers niet in één nacht ontstaan. De heer Van Raak zal dat alleen maar kunnen beamen. Het eigen straatje schoonvegen, zoals gebeurde in het programma Pauw & Witteman van gisteravond, vond ik eerlijk gezegd ongepast. Hoe functioneert de driehoek lokaal, regionaal en bovenregionaal? Is er sprake van een hechte eenheid, of worden verantwoordelijkheden naar elkaar doorgeschoven? Stonden de strafrechtelijke en regionale prioriteiten de afgelopen jaren wel voldoende helder op het netvlies? Het is eerlijk gezegd nogal zorgelijk dat de burgemeesters hiermee zijn weggekomen. Is ondercapaciteit het enige argument? Wordt dat argument terecht opgevoerd? Ik geloof dat niet. De herijking van het BVS zal wellicht enige soelaas bieden, maar meer capaciteit kan niet worden beschouwd als de alles zaligmakende oplossing voor de problemen. Moeten wij ook niet simpelweg vaststellen dat de regionale aanpak nogal heeft gefaald in de afgelopen jaren? Zouden ook de heren Marcouch en Van Raak dat niet moeten doen? Is er wel accuraat omgegaan met de inzet van de overigens altijd te schaarse politiecapaciteit? Er werd gedaan aan symptoombestrijding in de steden, terwijl alles in vrijheid kon groeien en bloeien op het platteland.

De heer Van Raak (SP):

Als mevrouw Hennis weggaat van huis en ze doet haar voordeur op slot, laat zij dan de achterdeur open?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ja, in mijn dorp wel. Ja.

De heer Van Raak (SP):

Dan is zij gezegend en woont zij niet in Eindhoven of Helmond. Is zij het met mij eens dat de minister stoer staat te doen aan de voordeur, maar de achterdeur laat openstaan? Het probleem van de criminele bendes ligt bij de achterdeur, bij de teelt en de aanvoer. De minister wil wel een pasjessysteem invoeren voor de consumenten en de bezoekers, maar hij wil de criminelen niet aanpakken. Hij gaat niet de aanvoer reguleren. Ik kan me niet voorstellen dat de VVD-fractie dat accepteert.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik begrijp wat de heer Van Raak zegt, maar ik wil mij eerlijk gezegd niet laten meesleuren in een debat over hoe wij ons softdrugsbeleid verder willen vormgeven. Dat debat zal namelijk binnenkort worden gevoerd. Het gaat hier om de bestuurlijke en justitiële aanpak in de afgelopen jaren, of beter gezegd over het gebrek daaraan. De heer Van Raak zal het met mij eens zijn dat niet zozeer de vraag en de lokale markt het probleem zijn, als wel het aanbod. Het gaat hierbij bovenal om handhaving. Als er niet wordt gehandhaafd, kan inderdaad in die stallen op het platteland van alles en nog wat groeien en bloeien.

De heer Van Raak (SP):

We proberen hier vanavond om de drugsmaffia, de wietmaffia te bestrijden. Mevrouw Hennis doet op dit moment hetzelfde als de minister: ze kijkt weg, ze kijkt de verkeerde kant op, ze kijkt naar de voordeur, ze komt met pasjes en met weet ik niet wat. Samenwerken is heel goed, maar daarin zit het probleem niet. De criminaliteit heeft haar kop opgestoken, omdat criminelen via de achterdeur naar binnen kunnen kijken. Daarin zit het probleem dat wij hebben met de coffeeshops. Ik kan mij niet voorstellen dat mevrouw Hennis vanavond zegt: ik ga het probleem vanavond niet oplossen, want we gaan dit nog een andere keer bespreken. Wat vindt zij van mijn voorstel om de teelt en de aanvoer van wiet naar de coffeeshops door gemeenten te laten reguleren?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

In feite herhaalt de heer Van Raak zijn vraag. Ik heb die vraag al beantwoord. Het probleem wordt nu niet opgelost door een debat te gaan voeren over de vraag hoe wij ons softdrugsbeleid gaan inrichten. Het wordt wel opgelost door onder andere nauwe samenwerking en daadkrachtig optreden van politie en justitie. Daaraan heeft het ontbroken. De bendes waarover de heer Van Raak het heeft, zijn niet in één nacht ontstaan. Wij hebben ze in de afgelopen jaren ruim baan gegeven.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik raad mevrouw Hennis aan haar achterdeur goed te sluiten, zelfs in het dorp waarin zij woont.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Zeker na vanavond.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik weet toevallig waar ze woont!

Mevrouw Hennis heeft er ook geen bezwaar tegen om de krijgsmacht in te zetten. Ik vind dat altijd een buitengewoon interessante gedachte, zeker als het gaat om zware georganiseerde criminaliteit en de aanpak ervan. Ik ben wel benieuwd wat het leger dan zou moeten doen. Ik vind het ook erg gemakkelijk om te stellen dat het niet gaat om meer recherchecapaciteit. Als je die twintig bendes wilt aanpakken en oprollen, dan zul je daar echt veel recherchecapaciteit voor ter beschikking moeten stellen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik had het inderdaad over de inzet van de krijgsmacht. Dat is voor ons geen taboe. Wij zijn verheugd dat de KMar gaat helpen in de strijd tegen de drugsbendes.

Mevrouw Berndsen (D66):

Hoeveel rechercheurs zitten er bij de KMar?

Minister Opstelten:

Heel veel.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

De minister antwoordt al.

De voorzitter:

Dat mag niet. Dat is voorzeggen. Dat is niet goed.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik zei zojuist dat de herijking van het BVS wellicht enig soelaas biedt, ook als wij straks toewerken naar de nationale politie. Het probleem is echter niet opgelost met het opentrekken van een blik rechercheurs of agenten, zeker niet als wij constateren dat de samenwerking in de regio de afgelopen jaren onvoldoende van de grond is gekomen.

Mevrouw Berndsen (D66):

Die uitspraak durf ik niet voor mijn rekening te nemen. Ik blijf het merkwaardig vinden dat mevrouw Hennis de zware georganiseerde criminaliteit denkt te kunnen bestrijden door daar alleen de KMar bij te betrekken.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Hier wordt mijn betoog belachelijk gemaakt. Ik ga daar verder niet in mee.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb de opmerking van de heer Van Raak zo begrepen dat je niet alleen de voordeur moet sluiten, maar ook de achterdeur. Dat was zijn waarschuwing aan het adres van mevrouw Hennis, waarvan akte.

Ik begrijp de opmerking van mevrouw Hennis dat wij het debat over het drugsbeleid in brede zin niet nu moeten voeren, maar ik wil haar er toch een vraag over stellen. De minister rept in antwoord op de vragen van de collega's Bouwmeester en Kuiken over de situatie in Eindhoven met geen woord over maatregelen die het kabinet zou willen overwegen rondom de achterdeur. De minister zegt met zoveel woorden dat het gaat om een stevige aanpak en dat een gecontroleerde aanvoer en het toestaan van het kweken van wiet door coffeeshops niet passen bij de bestrijding van de hennepteelt. Ik vind dat heel goed. Wat vindt mevrouw Hennis daarvan?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Het klein houden van de coffeeshops, het toestaan van de productie voor de lokale markt en de manier waarop je dat inricht, zijn nu niet aan de orde. Het gaat nu om het gebrek aan een juiste justitiële en bestuurlijke aanpak.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is mij net iets te gemakkelijk. Dat weet mevrouw Hennis zelf ook wel. De minister stelt dat, als er een antwoord moet worden gegeven op de situatie in Eindhoven, waarbij sprake is van georganiseerde criminaliteit, een gecontroleerde aanvoer en het toestaan van het kweken van wiet daar niet bij passen. Met andere woorden, wij moeten die kant niet op. Ik vind het relevant om te weten of de VVD-fractie het met het kabinet eens is dat wij die kant bij het aanpakken van de georganiseerde drugscriminaliteit niet op moeten.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Dit staat min of meer beschreven in het regeerakkoord waar ook mijn handtekening onder staat.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mag ik dat als een ja opvatten?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Mevrouw Hennis. Het wordt opgeschreven wat u zegt. Dit is een non-verbale reactie.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik zag een gebaar waaruit "ja" sprak.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ook ik heb ingestemd met het regeerakkoord.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik zie dat als een ja.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ontkent mevrouw Hennis een relatie tussen ons softdrugsbeleid en de situatie in Eindhoven en omstreken? Criminoloog Bovenkerk gaf aan dat er ook een capaciteitsprobleem is. Ontkent mevrouw Hennis ook dat er een capaciteitsprobleem is?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik erken een relatie tussen de huidige problematiek en een gebrekkige justitiële en bestuurlijke aanpak in de afgelopen jaren. Ik erken ook dat er sprake is van onvoldoende prioriteitenstelling waardoor er onvoldoende gebruik is gemaakt van de reeds aanwezige capaciteit.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb volgens mij heel andere vragen gesteld. Dan zal ik mijn vraag maar positief formuleren. Erkent mevrouw Hennis een relatie tussen ons softdrugsbeleid en de criminele markten? Erkent mevrouw Hennis verder dat er een probleem is met de capaciteit van de recherche waardoor wij dit niet met wortel en al kunnen uitroeien?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik erken een relatie tussen de handhaving van ons softdrugsbeleid, vooral het gebrek daaraan, en de huidige problematiek, als dat het antwoord is dat de heer Dibi wil hebben.

De voorzitter:

Die indruk heb ik niet.

De heer Dibi (GroenLinks):

Zeker niet.

Mevrouw Hennis erkent dat er een probleem is met de handhaving. Dat is toch deels gewoon te wijten aan een gebrek aan capaciteit? Willen wij de achterdeur prioritair kunnen handhaven, dan moeten er toch voldoende mensen zijn die daar toezicht op kunnen houden? Dat is nu niet het geval volgens criminoloog Bovenkerk die hier lang onderzoek naar gedaan heeft. Hij zegt: het kabinet moet inderdaad zorgen voor meer samenwerking – op dat punt steun ik mevrouw Hennis – maar ook voor meer capaciteit. De vraag is of mevrouw Hennis voorstellen van de oppositie steunt om daar ook iets aan te doen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik gaf net al aan dat de herijking van het BVS wellicht enige soelaas zal bieden. Ook het toewerken naar een nationale politie zal enige soelaas bieden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ergens volgend jaar!

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

De heer Dibi gaat echt voorbij aan het feit dat het opentrekken van blikken agenten of rechercheurs geen oplossing als zodanig is. Daar komt bij dat verscheidene regio's in Nederland problemen hebben. Als u denkt dat u hiermee alle problemen kunt oplossen in Nederland, komt u snel van een koude kermis thuis.

De voorzitter:

U moet allemaal proberen om via de voorzitter te spreken. U dus ook, mijnheer Marcouch.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Mevrouw Hennis zegt wat mij betreft terecht: dit is niet het debat dat gaat over de vraag hoe wij ons drugsgebruik in Nederland reguleren, ons gedoogbeleid aan de orde stellen. Ik kan op dat punt met mevrouw Hennis meegaan, maar wat vindt zij dan van het feit dat de minister in zijn brief juist heel nadrukkelijk vermeldt dat een van de oplossingen voor de georganiseerde misdaad de wietpas is? Vindt mevrouw Hennis ook niet dat het afstandscriterium van 350 meter riekt naar enige bestuurlijke chantage?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

De heer Marcouch stelt dat de minister de wietpas zou hebben voorgesteld als instrument in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, maar volgens mij is de wietpas voorgesteld als instrument tegen de overlast.

De heer Marcouch (PvdA):

Mevrouw Hennis zegt in haar betoog en desgevraagd in haar reacties op de collega's over de voor- en achterdeur: dat is niet het debat dat wij op dit moment voeren. Die criteria met betrekking tot de afstand tussen scholen en de coffeeshop en de wietpas gaan juist over regulatie en het voorkomen van ongewenst gebruik. Dat is inderdaad een heel ander debat. De minister voert dit wel op in zijn brief als een oplossing voor het probleem van de georganiseerde misdaad in Brabant. Tussen de regels door lees ik dat de minister eigenlijk zegt: als je wilt dat wij je ondersteunen bij het bestrijden van georganiseerde misdaad, moet je de wietpas accepteren, net als de afstandscriteria; dan gaan wij aan de slag in Brabant. Wat vindt u daarvan, mevrouw Hennis?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Dat heeft te maken met het handhaven van ons gedoogbeleid, dat wil zeggen voor de lokale markt en de lokale markt alleen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Na hierover van gedachten gewisseld te hebben, vroeg ik aan de heren Marcouch en Van Raak of wij niet simpelweg moeten vaststellen dat de regionale aanpak nogal gefaald heeft. Is er wel accuraat omgegaan met de inzet van de overigens altijd te schaarse politiecapaciteit? Dat wilde ik zo-even zeggen tegen de heer Dibi. Symptoombestrijding in de steden terwijl alles vrijuit kon groeien en bloeien op het platteland. Natuurlijk zet de VVD in op onmiddellijke bestrijding van deze absurde situatie. Het kan niet zo zijn dat regio's in Nederland het verliezen van de drugsbazen. Tegelijkertijd moet ook duidelijk zijn dat de regio zelf verantwoordelijk is en blijft. De VVD wil dan ook weten of de minister al zicht heeft op de noodzakelijke duur van de taskforce. Wanneer kan de regio weer op eigen benen staan? Handhaven van vergunningen als hét sluitstuk. Meer en beter gebruik van Bibob is dan cruciaal. Hoe worden FIOD en SIOD ingezet? Een integrale aanpak is vereist. De VVD wil dan ook graag weten hoe de regionale informatie- en expertisecentra functioneren. Wat is de toekomst hiervan? Volgens mij moet zowel Rijk als gemeenten hiervoor nog geld vrijspelen en dit lijkt absoluut noodzakelijk.

Tot slot: wat zijn eigenlijk de bereikte resultaten van die andere taskforce, te weten de taskforce Aanpak georganiseerde hennepteelt? Ik hoor het allemaal graag.

De heer Van Raak (SP):

Ik vind het toch niet bevredigend. Er zal van alles mis zijn gegaan in Helmond en er zal van alles mis zijn gegaan in Eindhoven en in allerlei andere steden in Brabant en Limburg. Dat geloof ik best. Maar wij hebben nu te maken met burgemeesters die "help" roepen, die zeggen dat zij het niet meer redden en die zelfs hebben moeten onderduiken. Lokale bestuurders vragen om hulp. Dan kunnen wij als Tweede Kamer toch niet de bal terugkaatsen en zeggen: jullie hebben niet genoeg je best gedaan en jullie moeten dit oplossen? Die burgemeesters weten wel een oplossing. Die zien namelijk een probleem: te weinig recherche en de achterdeur die wagenwijd openstaat, zodat de boeven zomaar binnen kunnen lopen. Daarop moeten wij als Tweede Kamer toch een antwoord hebben?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik heb al eerder tegen de heer Van Raak gezegd dat de minister heeft gehandeld onder de noemer "alles wat nodig is gaat gebeuren". Daar houden wij deze minister ook aan. Afgelopen donderdag hebben wij die taskforce voorbij zien komen. De aanpak van de georganiseerde misdaad is per direct geïntensiveerd. Ik heb daarvan gezegd dat ik dat terecht vond. Wij kunnen de regio nu niet in de kou laten staan. Tegelijkertijd heb ik gezegd: noblesse oblige. Wij mogen ook van de regio zelfreflectie verwachten. Dit is niet in één nacht zomaar ontstaan.

De voorzitter:

Wij gaan nu luisteren naar mevrouw Berndsen. De heer Dibi heeft gevraagd of hij als laatste mag spreken. Ik stel vast dat daartegen geen bezwaar bestaat.

Mevrouw Berndsen (D66):

Voorzitter. Het is onacceptabel dat de georganiseerde criminaliteit niet adequaat kan worden aangepakt in Brabant. Het is onacceptabel dat een burgemeester zelfs moet onderduiken. Dat het zover heeft kunnen komen, heeft zeker te maken met ons diffuse beleid over drugs. Het niet willen reguleren van de achterdeurproblematiek heeft tot deze situatie geleid. Nu wil een groot deel van de Kamer zelfs de aanwezigheid van de minister van Defensie bij dit debat. Is dat wellicht al een voorschotje om te regelen dat het leger erop kan worden afgestuurd? Het moet niet gekker worden, zeg ik in de richting van de heer Brinkman.

De minister informeert in zijn brief de Kamer over de aanpak van drugsgerelateerde criminaliteit in Brabant. In de drie lijnen die de minister daarin noemt, kan ik mij wel vinden. Ik heb toch nog wel de nodige vragen. In 2008 is het vorige kabinet gestart met een Programma Aanpak Georganiseerde Hennepteelt. De programmamanager heeft met zijn team verschillende innovatieve aanpakken geïntroduceerd bij de diverse regio's. In hoeverre is daarvan in Brabant gebruikgemaakt? Wat is er gebeurd met de taskforce die in 2008 is ingesteld? Mevrouw Hennis noemde deze ook al even. Welke resultaten zijn er door deze taskforce geboekt? Ik heb daar nog niets over gehoord. Ik begrijp uit de brief van de minister dat er nu weer een nieuwe taskforce komt. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat deze taskforce wel resultaten boekt? Waar komt het vertrouwen van de minister in zijn nieuwe taskforce vandaan? Ik heb nog nooit meegemaakt dat een praatclub georganiseerde criminele groepen heeft opgespoord. Hoe geloofwaardig is deze oplossing, of gaat deze taskforce voor een novum zorgen? Wat zijn concreet de noodzakelijke acties die in gang gezet gaan worden?

Uit onderzoek blijkt dat het pasjessysteem alleen een instrument is om de overlast van drugstoerisme aan te pakken, een oplossing voor de voordeur dus en niet voor de problematiek van de achterdeur. Ik ga hierop niet verder in, omdat er nog een debat komt, geheel gewijd aan de drugsproblematiek. Ik verwijs hierbij gemakshalve naar het Manifest van Maastricht, dat mede door de huidige minister van I en A is opgesteld.

De heer Brinkman (PVV):

Ik was eigenlijk niet van plan om te reageren, maar het woord "praatclub" vind ik buitengewoon denigrerend en beledigend tegenover tientallen rechercheurs die straks in de taskforce kei- en keihard gaan werken, en tegenover – hopelijk, als de burgemeester dat verzoekt – bijstand van de Koninklijke Marechaussee. Zij gaan die criminele organisaties aanpakken. Zij zorgen ervoor dat de criminelen worden aangehouden en in de gevangenis komen. De FIOD en de douane gaan hen wassen, knippen en scheren. En mevrouw Berndsen noemt dat een praatclub?

Mevrouw Berndsen (D66):

Dan heeft de heer Brinkman kennelijk wat anders gelezen dan ik, want ik heb niet gezien dat er in die taskforce uitvoerende mensen komen. Als dat wel zo is, gaan ze ook echt aan het werk. Zij hebben die taskforce niet nodig. Die taskforce is een club van zes burgemeesters, hoofdofficieren, officieren, noem maar op. Nogmaals, ik heb niet gelezen dat daar uitvoerende rechercheurs in zitten. Ik hoor graag van de minister als het anders is. Ik zou het doodzonde vinden als rechercheurs hun tijd besteden aan een bestuurlijke praatclub.

De heer Brinkman (PVV):

Als mevrouw Berndsen niet precies weet wat een taskforce gaat inhouden, zou het haar sieren als zij het eerst aan de minister vraagt voor er een kwalificatie van praatclub aan te hangen. Dat vind ik grof beledigend.

Mevrouw Berndsen (D66):

Dat mag de heer Brinkman vinden maar ik vind wat ik vind. Ik ga daar verder niet op in.

De minister heeft al laten weten dat er niet meer recherchecapaciteit zal worden geleverd dan tijdelijke bijstand van de nationale recherche en de Koninklijke Marechaussee. Dat betekent dat de Noord-Brabantse recherchecapaciteit voor een heel groot deel voor de bestrijding van de georganiseerde hennepteelt zal worden ingezet. Welke zaken kunnen er dan niet meer worden opgepakt?

Ik denk dat de minister zich nog eens zou moeten bezinnen. Is het maatschappelijk nog wel verantwoord om 500 animal cops in te zetten maar voor de aanpak van de georganiseerde criminaliteit geen extra rechercheurs te willen of kunnen toewijzen? Vorige week voerden wij nog een debat over de bestrijding van kinderporno en de te geringe capaciteit die hiervoor beschikbaar is. Ik vind het wrang te moeten constateren dat de prioriteiten van dit kabinet zo weinig aansluiten bij maatschappelijke relevantie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Politie en justitie intensiever inzetten tegen drugscriminelen is naar de mening van de SGP-fractie hard nodig. Gelukkig heeft de minister daar in overleg met de regio stappen toe gezet, zo blijkt uit de informatie die hij ons heeft gestuurd. De noodzaak van een straffere aanpak bleek vorige week nog eens heel helder. Als je de trieste oogst van die week op je laat inwerken – terreinwagens die een coffeeshop binnenrijden, handgranaten, een burgemeester die moet onderduiken – dan zijn dat schokkende feiten. De georganiseerde misdaad werd hier voor iedereen zichtbaar op een manier die velen ontstelde. Volgens burgemeesters zien wij in Noord-Limburg en Zuidoost-Brabant graanschuren van hennepteelt.

Het was groot nieuws vorige week maar eigenlijk was het natuurlijk geen nieuws. Met wat drogere teksten stond immers al in het rapport van de Adviescommissie drugsbeleid uit 2009 het wat bredere beeld dat het voor criminelen lucratiever is om in de drugshandel te gaan dan andere criminele activiteiten te ontplooien, dat daar veel meer te verdienen valt, dat de risico's op arrestatie en bestraffing vaak te verwaarlozen zijn, dat de coffee­shophouder in de loop van de tijd veranderd is van een idealistische kleine ondernemer in een commerciële uitbater en dat er een verwevenheid is van coffeeshops en criminaliteit.

Naar de mening van de SGP-fractie zien wij hier ook de vruchten van een te soft drugsbeleid en is een aanscherping van dat beleid hard nodig. In het regeerakkoord wordt al een aantal maatregelen in het vooruitzicht gesteld. Op welke termijn kan de Kamer de uitwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord tegemoetzien? De Adviescommissie drugsbeleid gaf aan wat nodig is: een intensieve, stevige, vasthoudende en intelligente aanpak en een versterking en verbreding van de strijd tegen georganiseerde misdaad. De analyse was niet mals. Volgens de adviescommissie was er sprake van taakverwaarlozing. Zij zag een ongeorganiseerde overheid geplaatst tegenover de georganiseerde misdaad. De gestarte programmatische aanpak en de geleverde aanzetten waren volgens de commissie prima, maar het was nog allemaal meer belofte dan feit; de commissie zag nog geen brede, coherente aanpak in het hele land. Misschien zijn er wel meer praatclubs nodig om een en ander goed aan te sturen! Dit laatste zeg ik tegen mevrouw Berndsen. Tot nu toe heeft het ontbroken aan coherentie in het beleid. De lijn die nu is ingezet, is goed. Deze lijn is concreet gericht op wat zich in Brabant en Limburg afspeelt: criminele bendes oprollen, vermogen afpakken en onderliggende structuren afbreken. Alles is nu echter nog incidenteel gericht op wat zich daar voordoet. Hoe zit het met de structurele aanpak? Daar werd ook in het rapport van de adviescommissie om gevraagd. Is er niet gewoon extra recherchecapaciteit nodig in de strijd tegen de georganiseerde misdaad? Graag krijg ik een reactie op dit punt.

Tot slot kom ik op de politiecapaciteit. Wij zien de herziening van het budgetverdeelsysteem – waar kun je over hoeveel agenten beschikken? – graag snel tegemoet. Uit de analyses tot nu toe blijkt dat de regio's Brabant en Zuidoost-Limburg tekortschieten in het aantal politieagenten waarover zij kunnen beschikken. Er is extra politie-inzet nodig.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Het goede van dit alles is dat de georganiseerde criminaliteit onder druk staat. Men wordt nerveus. Alles moet op alles worden gezet om de rust in Eindhoven en Helmond te laten terugkeren. Het is daar de afgelopen dagen en weken een soort wilde Westen geweest tussen drugshandelaren; onschuldige mensen zijn daarvan de dupe geworden.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben nieuwsgierig of ik iets gemist heb. Heeft collega Çörüz een andere brief gelezen? Op welke feiten baseert hij de veronderstelling dat men in de georganiseerde misdaad nerveus is geworden? Ik heb daar helemaal niets van gemerkt.

De heer Çörüz (CDA):

Op deze vraag kom ik later in mijn pleidooi terug; als de beantwoording dan niet afdoende is, zie ik de heer Marcouch wel weer verschijnen.

Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Die vraag is terecht. Criminoloog Frank Bovenkerk – de heer Dibi noemde hem net ook al – zei dat men deze zaak veel te lang heeft laten doorlopen en dat men te bang was om in te grijpen. Er was inderdaad een veenbrand en die signalen hadden allang moeten worden opgepikt en aangepakt! Is de Bibob-wetgeving ingezet? Zijn de RIEC's, de Regionale Informatie en Expertise Centra, al van de grond gekomen en worden zij al gebruikt? Volgens de signalen die mij bereiken, is dat namelijk nog niet het geval. De burgemeester had dat volgens mij allang kunnen doen. Alles moet uit de kast worden gehaald. Wij hebben de burgemeesters de afgelopen jaren en maanden voorzien van vele wetten en instrumenten. Ik noem bijvoorbeeld de wet houdende maatregelen voor de bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast. Daar kun je toch heel veel mee? Ik ben blij dat de minister heeft gezegd dat het niet mag schorten aan hulp vanuit Den Haag, indien gewenst. Alles moet op alles worden gezet om de criminelen en de georganiseerde misdaad aan te pakken. Het mag absoluut niet worden geaccepteerd dat burgemeesters moeten onderduiken en dat raadsleden worden mishandeld. Dat is gebeurd met CDA-raadslid Hubert Mackus, die is mishandeld omdat hij een andere opvatting had over het drugsbeleid.

De heer Van Raak (SP):

Hulp uit Den Haag! Nu schieten wij op! Wat is de oorzaak van de problemen? De heer Çörüz noemt er een heleboel, maar hij noemt niet de echte oorzaak, namelijk dat de coffeeshops worden bevoorraad door criminelen. Daar wordt het geld verdiend: aan de achterdeur. De gemeenten vragen of zij dat kunnen reguleren. Zij vragen om de mogelijkheid om ervoor te zorgen dat de boeven buiten blijven, dat zij afspraken kunnen maken met producenten, dat er fatsoenlijke wiet wordt aangeleverd en dat er geen handel gedreven hoeft te worden met criminelen. Is het CDA bereid om aan die behoefte tegemoet te komen?

De heer Çörüz (CDA):

Nee. De heer Van Raak weet heel goed hoe het CDA denkt over drugs. Het is rotzooi. Wij moeten die zo snel mogelijk uit Nederland zien weg te krijgen, om te beginnen uit Brabant en Limburg. Mijnheer Van Raak, het is een illusie om het te regelen via de voordeur of de achterdeur, want de criminelen komen net zo gemakkelijk door de schoorsteen naar beneden. Zolang er winsten worden gemaakt met wiet, zal dit ook zo blijven. Wij moeten dus van dat spul af.

De heer Van Raak (SP):

Er wordt inderdaad troep geleverd door boeven. De gemeenten willen dat juist regelen. De boeven worden namelijk rijk door de spullen die zij kwijt kunnen aan de coffeeshops. De gemeenten willen een mogelijkheid hebben om de boeven buiten te houden. Zij willen afspraken maken met producenten die wel deugen, die fatsoenlijke wiet leveren en zich fatsoenlijk aan de wet houden. Daar zit het probleem. Waarom dansen de VVD en het CDA hier om de problemen heen?

De heer Çörüz (CDA):

Wij dansen helemaal niet om de problemen heen. Wij zijn juist heel realistisch. Als de heer Van Raak morgen de wiet regelt, verzeker ik hem dat er andere pillen op de markt komen. Zolang er winsten worden gemaakt met rotzooi, zal dit zo blijven. Het debat over het drugsbeleid zullen wij echter op een later moment voeren. Vandaag hebben wij het over Eindhoven en Helmond. Daartoe wil ik mij beperken. In een later stadium kunnen wij over het drugsbeleid praten, maar het kan geen verrassing zijn op welke manier het CDA daarin staat.

De heer Van Raak (SP):

Dat is dus wegkijken en duiken. Wij gaan het er maar niet over hebben. Wij gaan het maar niet hebben over de grote boeven. Ik zie dat het CDA lijdt aan ideologische blindheid. De enigen die hier staan te lachen, zijn de boeven, de criminelen, die nu de baas dreigen te worden in Helmond en in Eindhoven. Geef de burgemeesters de mogelijkheid om dit aan te pakken. Stop met wegkijken. Stop met die ideologische blindheid.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter, ik zeg tegen collega Van Raak dat hij eens een goede bril moet opzetten om de realiteit te zien. Ik verzeker u dat als u het vandaag via de voordeur of de achterdeur ... Ik zie dat de voorzitter naar mij kijkt. Ik zei toch voorzitter?

De voorzitter:

U zegt af en toe voorzitter, maar dat is niet voldoende.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter, tegen de heer Van Raak zeg ik dat hij het vandaag wel via de voordeur, de zijdeur of de achterdeur kan regelen, maar dat er dan morgen andere synthetische pillen en andere rotzooi op de markt zullen zijn. Het praten over voordeuren en achterdeuren levert volgens mij niets op.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik hoor de criminelen die de heer Çörüz nu wellicht via Politiek 24 aanhoren, de fles champagne al ontkurken. Zij kunnen namelijk rustig doorgaan met al hun criminele activiteiten. Zij kunnen nog heel veel geld verdienen aan de softdrugs en aan allerlei andere dingen die daardoor gefinancierd worden, omdat het CDA constant doof blijft voor de geluiden die bijvoorbeeld van CDA-burgemeesters komen. Toen minister Leers nog burgemeester was, zei hij dat je de achterdeur ook moet reguleren als je de voordeur reguleert. Mensen mogen in de coffeeshops gebruiken, maar de inkoop is niet legaal. Er is dus illegale productie. Dit is niet alleen de mening van minister Leers. Dit vinden heel veel CDA-burgemeesters die met hun poten in de modder staan. Waarom denkt de heer Çörüz dat hij hier in Den Haag weet wat er leeft in al die gemeenten en op welke manier dit probleem het beste aangepakt kan worden?

De heer Çörüz (CDA):

Laat ik maar een andere burgemeester van CDA-huize aangeven, namelijk Hubert Bruls. Met het project Het Groene Goud heeft hij het klaargespeeld om die rotzooi uit Noord-Limburg weg te krijgen. Het kan dus wel degelijk als je de zaak stringent en met een goede handhaving aanpakt. Het zou het meest gemakkelijke zijn om te zeggen dat wij er niets tegen kunnen doen en dat wij het dus maar moeten regelen. Het CDA kiest nadrukkelijk niet voor die optie.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het kan wel degelijk, maar dan moet er ook gekozen worden. Dan moet de heer Çörüz zeggen dat softdrugs in Nederland worden verboden en dat iedereen die ze gebruikt, meteen wordt opgepakt. Dit moet dan ook strikt gehandhaafd worden. De heer Çörüz zegt dit echter niet. Hij houdt een halfslachtig beleid in stand. Wanneer er vervolgens via de achterdeur toch allerlei rare dingen gebeuren en fratsen worden uitgehaald, zegt hij dat het hier en daar wel kan, als je maar gewoon handhaaft. Waarom kiest de heer Çörüz niet voor ofwel verbieden ofwel legaliseren?

De heer Çörüz (CDA):

Met alle respect, er kan absoluut geen misverstand bestaan over de manier waarop het CDA heeft gedacht en nog steeds denkt over softdrugs. Wij hebben altijd gezegd: zero tolerance ten aanzien van coffeeshops. Wij hebben bovendien altijd gezegd dat die rotzooi weg moet uit Nederland, om te beginnen uit Eindhoven en uit Brabant. De politieke realiteit is echter anders geweest in de afgelopen jaren. De heer Dibi verwijt mij dat het CDA blind is voor een aantal zaken. Dat is absoluut niet zo. Wij denken daadwerkelijk anders daarover dan GroenLinks. Onze oplossingen zijn dan ook heel anders. Daarover kan mijns inziens geen onduidelijkheid zijn ontstaan.

De heer Dibi (GroenLinks):

Laat duidelijk zijn dat er een fundamenteel verschil is tussen hoe het CDA aankijkt tegen softdrugsbeleid en hoe GroenLinks daartegen aankijkt. Wij geloven niet in struisvogelpolitiek. Maar de heer Çörüz zit toch in een coalitie? Het zijn toch zijn ministers die aan die kant zitten? De heer Çörüz kan toch met de heer Brinkman en zijn VVD-collega's afspreken dat wij softdrugs gewoon gaan verbieden in Nederland? Dan zijn wij meteen klaar met alle problemen van de criminele markten eromheen.

De heer Çörüz (CDA):

Tegen de heer Dibi wil ik zeggen: dat gaan wij ook doen. Als hij het regeerakkoord leest, staan daarin heel heldere afspraken hoe wij de coffeeshops met het pasjessysteem, met de afstandeis en met zwaardere straffen aanpakken. De heer Dibi lacht nu wel een beetje, maar het gaat wel gebeuren.

Mevrouw Berndsen (D66):

Een pasjessysteem is toch iets anders dan totaal verbieden. Dat was echter niet de vraag die ik wil stellen.

Ik hoorde de heer Çörüz spreken over burgemeester Bruls. Die zat in de taskforce van 2008. Wij hebben van die taskforce bitter weinig gehoord. Kan de heer Çörüz uitleggen wat er zo goed was aan die taskforce en wat hem het vertrouwen geeft in de nieuwe taskforce?

De heer Çörüz (CDA):

Ik heb niet gesproken over een taskforce, ik heb gesproken over de aanpak die in Noord-Limburg handen en voeten heeft gekregen. Die heeft daadwerkelijk geleid tot een aanpakken van de georganiseerde criminaliteit. Mij is verteld dat dit een van de redenen is dat het van Limburg naar Brabant is verhuisd. Die aanpak heeft dus daadwerkelijk in Noord-Limburg vruchten afgeworpen. Die aanpak zou je kunnen kiezen.

Mevrouw Berndsen (D66):

Toch is dit wel interessant, want de heer Bruls zat in die taskforce. Ik vraag het op een andere manier. Waarom heeft de heer Bruls er via die taskforce in 2008 niet voor kunnen zorgen – de partij van de heer Çörüz zat overigens ook in het kabinet – dat die aanpak ook in Brabant geïmplementeerd werd?

De heer Çörüz (CDA):

Als je die wilt implementeren in een andere regio, heb je wel de instemming nodig van de burgemeesters aldaar. Ik wil echter niet vluchten in allerlei taskforces. Ik wil dat de georganiseerde criminaliteit wordt aangepakt. Daar gaan wij voor zorgen.

Mevrouw Berndsen (D66):

Dan concludeer ik dat de heer Çörüz niet wil vluchten in allerlei taskforces. Dan zijn wij het op dat punt in elk geval eens.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik noteer in erkentelijkheid dat ik het regeerakkoord zo mag lezen dat deze coalitie van CDA en VVD heeft besloten tot zero tolerance ten aanzien van coffeeshops. Dat zou misschien nog wel tot een Torentjesoverleg moeten leiden, en ik merk wel of dat via de voor- of achterdeur is. Ik noteer het in elk geval in erkentelijkheid. Het is goed nieuws.

De heer Çörüz (CDA):

Nee, nee, nee.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik hoorde de heer Çörüz zeggen: dat gaan wij ook doen. Dus dat heb ik genoteerd. Ik pak de Handelingen erbij. Ik houd het erop dat ik erkentelijk ben voor uw interpretatie van het regeerakkoord. Dat komt verder wel terug in het debat over het drugsbeleid.

Het is wel goed om een kleine correctie op de geschiedschrijving te noteren. Ik hoorde de heer Çörüz ook letterlijk zeggen: het CDA is altijd voor zero tolerance ten aanzien van coffeeshops geweest. Het is goed om nog even in herinnering te roepen dat het destijds een CDA-minister was die het coffeeshopbeleid introduceerde. Ik ben blij met deze koers van het CDA, maar het was destijds de heer Van de Camp die zich als woordvoerder heeft verantwoord voor de nieuwe richting, waar ik blij mee was, van de CDA-fractie. Dit was de correctie op de geschiedenis.

De heer Çörüz (CDA):

Even voor de helderheid: wat ik heb gezegd of heb willen zeggen, is dat het CDA staat voor die zero tolerance. Ik heb niet gezegd dat in het regeerakkoord zero tolerance staat. Dit voor de helderheid, anders gaan wij elkaar later misschien daarop aanspreken. Het beeld was dat wij diffuus zouden zijn. Nee, het CDA heeft altijd gezegd: rotzooi, daar moeten wij vanaf, de coffeeshops verminderen en het liefst verdwijnen. Omdat de politieke realiteit was dat er geen meerderheid voor was, zitten wij met de situatie die er nu is.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Akkoord, behalve met het woordje "altijd". Het was niet altijd het standpunt. Ik herinner mij nog heel goed dat ik in deze Kamer ook bij de CDA-fractie geen gehoor vond voor pleidooien voor aanscherping van het softdrugsbeleid. Dat is er later wel gekomen. Daar ben ik blij mee, ook met het standpunt van het CDA vandaag. Het is echter niet altijd het standpunt geweest van de CDA-fractie. Dat is de correctie erop.

De heer Marcouch (PvdA):

De heer Çörüz heeft het over lokale bestuurders en de overlast die kan voortvloeien uit coffeeshops. Die lokale bestuurders geven in ieder geval aan dat zij de overlast die in het verleden ontstond door gebruik en coffeeshops aardig in de hand hebben. Hij haalde net burgemeester Bruls van Venlo aan. Die zegt juist: ga weg met die wietpas, want u veroorzaakt daarmee alleen maar nog meer overlast. De vraag is in hoeverre de heer Çörüz geneigd is te luisteren naar die burgemeesters, die met beide benen in de klei staan en precies weten wat zij nodig hebben voor de overlastbestrijding. Zij zeggen: ons probleem is de hennepteelt, de 80% die bedoeld is voor de groothandel, voor de export; daar moet die georganiseerde misdaad aangepakt worden; die overlast regelen wij wel, maar ga ons niet wurgen met allerlei wietpasjes en dergelijke om vervolgens dat probleem te kunnen aanpakken.

De heer Çörüz (CDA):

Het is beide. Het is om de coffeeshops besloten te maken en daarvoor kan die pas een heel goed instrument zijn. Maar het is ook dat andere. De heer Marcouch heeft gelijk dat 80% van de teelt over de grens gaat. Hoe wil de minister de Europese samenwerking handen en voeten geven? Naast de beslotenheid van coffeeshops en de afstandeis staat in het regeerakkoord: de regering zal komen met voorstellen om zwaardere straffen te stellen op de voorbereiding van in- en uitvoer van teelt en de georganiseerde handel van drugs. Hoe staat het daarmee? Hoe snel komt de minister met die wetgeving?

Tot slot wil ik de minister oproepen om achter de bedreigde burgemeesters te staan. Wat gaat hij in concreto voor hen doen? Nu er zoveel druk op de ketel staat, sluit ik niet uit dat het aantal bedreigingen van burgemeesters of raadsleden toeneemt. De focus is nu heel scherp gericht op de aanpak van die criminaliteit en dat moet zo blijven.

De heer Marcouch (PvdA):

De heer Çörüz begon met te zeggen dat de georganiseerde misdaad onrustig, zenuwachtig werd. Ik vroeg mij af waarvan: van de afstandscriteria of van de wietpas?

De heer Çörüz (CDA):

Zij worden er natuurlijk zenuwachtig van dat nu alle ogen en oren gericht zijn op die criminaliteit en op het aanpakken daarvan. Dat zie je, dat hoor je en dat lees je. Het ligt nu onder een vergrootglas, het wordt nu besproken zowel in de gemeenteraad van Eindhoven als hier, er wordt gesproken over een taskforce en er wordt gesproken over extra mankracht. Daar wordt men zenuwachtig van.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik heb het idee dat de CDA-fractie, in ieder geval de heer Çörüz, de analyse niet scherp genoeg heeft. Ik hoor ze lachen. Die georganiseerde misdaad wordt zenuwachtig op het moment dat wij daadwerkelijk met menskracht richting Brabant gaan om ze te knippen en te scheren, om ze kaal te plukken, maar niet met een team rechercheurs van de Nationale Recherche om vervolgens misschien net dat schietincident, net die bedreiging van de burgemeester aan te pakken. Wij hebben het over twintig bendes. De heer Çörüz zegt dat zij onrustig zijn geworden door de aangekondigde maatregelen. Heeft hij wel goed in de gaten hoe ernstig het is?

De heer Çörüz (CDA):

Ik heb heel goed in de gaten hoe ernstig het is. Twintig bendes? Dat is toch niet zo groot en Brabant is toch niet zo groot dat wij niet in staat zijn, met de politie en de marechaussee, om twintig bendes op te pakken? Kom nou zeg, laat u niet zo snel in een hoek duwen. Ik heb mij laten vertellen dat het door de sneeuw op de daken vandaag de dag veel makkelijker is. Bij normale huizen zie je sneeuw op daken en wanneer er wiet wordt geteeld, is die sneeuw kennelijk gesmolten door al die lampen. Dat zou een mooi moment kunnen zijn om die graanschuur eens aan te pakken. Door inzet wordt men zenuwachtig. Het moet bij die inzet niet blijven bij die taskforce of de pasjes. Het is een samenspel van aanpakken en niet meer loslaten, totdat je die twintig bendes en groepen in de kraag hebt gegrepen.

Mevrouw Berndsen (D66):

Het gaat nu toch niet helemaal goed. Het oprollen van wietplantages is niet het moeilijkst. Die bendes hebben vertakkingen, waarschijnlijk door heel Europa. De heer Çörüz stelt het voor alsof je met een paar rechercheurs in staat bent om die groepen op te pakken. Daarmee heeft hij het echt bij het verkeerde eind. Er is heel veel recherchecapaciteit nodig om alles in kaart te brengen en om het bewijs te kunnen leveren zodat mensen die ondertussen in de bovenwereld met veel geld aan het strooien zijn, opgepakt kunnen worden.

De heer Çörüz (CDA):

Waarom legt mevrouw Berndsen zo snel het hoofd in de schoot? Kom zeg, wij kunnen toch wel twintig bendes oprollen? In Noord-Limburg is het toch ook gelukt? Natuurlijk, met Nederland alleen ben je er niet. Ook die Europese dimensie moet je aanpakken. Doe gewoon datgene wat je moet doen met de instrumenten die je hebt. En dan kan het volgens mij heel wel lukken. Als mevrouw Berndsen alleen maar bomen en hobbels ziet, dan komt zij er nooit. Ik zou zeggen: morgen aan de slag met de extra capaciteit. Mevrouw Berndsen wil meer en meer, terwijl er eigenlijk nog niet gewerkt is.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik vind dit zo'n simplistische benadering van een heel groot probleem, dat ik er eigenlijk verder niets meer over wil zeggen. Het vraagt gewoon om heel veel recherchecapaciteit. Als die er niet komt, is het een illusie om te veronderstellen dat je twintig van dat soort grote, georganiseerde bendes in een overzichtelijke tijd kunt oprollen. Ik leg het hoofd niet in de schoot. Dat zal ik nooit doen als het om georganiseerde criminaliteit gaat. Maar ik vind het belangrijk dat er voldoende capaciteit komt om dat ook daadwerkelijk aan te pakken. Mijnheer Çörüz vindt die 500 animal cops veel belangrijker.

De heer Çörüz (CDA):

Met alle respect, maar u maakt een karikatuur van mijn standpunt. Er is een scala van voorbeelden, ook in Limburg. In Maastricht was er een burgemeester – nu is hij minister – die woonwagenkampen binnenging. In Noord-Limburg is het met de bestaande capaciteit gelukt om het aan te pakken. Waarom legt u zo snel het hoofd in de schoot? Indien nodig krijgt men extra capaciteit. Ik zou zeggen: aan de slag.

De heer Van Raak (SP):

Diezelfde burgemeester was natuurlijk wel voor het reguleren van de aanvoer van wiet via de achterdeur. Als u het ene zo goed vindt, moet u het andere ook steunen.

De heer Çörüz (CDA):

Voordeur, achterdeur, ze komen door de schoorsteen. Zolang er grof geld in omgaat, zullen de criminelen wel komen.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. De graanschuur van de wietteelt in Nederland. Waar komt dat toch vandaan? Van maandag 22 februari tot en met zaterdag 27 februari 2010 was PvdA-burgemeester Van Gijzel van Eindhoven op werkbezoek in Zuid-Korea om te spreken over de ontwikkeling van zijn stad door middel van design. Een schitterend onderwerp waar de bewoners van Eindhoven in hun dagelijks leven veel van zullen merken. Een echte burgervader die zich bezighoudt met design, terwijl de stad "de graanschuur van de wietteelt in Nederland" is. Over design gesproken.

Hoogleraar criminologie Frank Bovenkerk zegt over het openbaar bestuur dat het te lang de bendes ongemoeid heeft gelaten "puur uit angst voor het geweld dat de criminelen gebruiken". Wat dat tot gevolg kan hebben, zien wij in de kranten van de afgelopen maanden en vooral de afgelopen dagen. Op 9 juni wordt een coffeeshop in Helmond geramd. Op 30 juli worden twee granaten in een coffeeshop in Helmond gegooid. Op 17 november wordt een 28-jarige Eindhovenaar geliquideerd. Op 22 november wordt een 40-jarige Eindhovenaar doodgeschoten. Op 24 november vindt er een schietpartij plaats in de wijk Stratum. Op 28 november wordt een huis bestookt met een mitrailleur. Sinds jaren staat Eindhoven in de top van meest criminele steden in Nederland, maar nu is het ineens krokodillentranen huilen en moet alles worden gemobiliseerd.

Kijken wij naar de burgervader in het college van de gemeente Helmond, zien wij weer een bevestiging van de woorden van Frank Bovenkerk. Er waren problemen met de coffeeshop in de binnenstad, maar in plaats van deze coffeeshop keihard aan te pakken en uiteindelijk te sluiten, besloot het college over te gaan tot de opening van een tweede coffeeshop in de stad. De achterliggende gedachte was mogelijk dat de overlast zich zou verspreiden over twee locaties en daardoor makkelijk onder controle kon worden gehouden, met de bekende drugsoorlog en bedreigingen richting de arme burgemeester tot gevolg. De PVV is van mening dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken. Naar de mening van de PVV hadden de problemen in zowel Eindhoven als in Helmond, en eigenlijk in de hele regio, veel eerder en kei- en keihard aangepakt moeten worden.

Maar wat nu? Wij roemen de minister van Veiligheid en Justitie om zijn kordate aanpak. Dit is voor ons een duidelijke voorbode van de nieuwe wijze waarop deze minister de politie gaat aansturen. Zeer direct, slagvaardig en snel: een minister leiding gevend aan een nationale politie waardig. Ik zou zeggen: wen er maar aan. De minister heeft de partijen bij elkaar gezet en oplossingen in regionaal verband afgedwongen. Wij zijn er vooral over verheugd dat marechaussees worden ingezet om de politie bijstand te verlenen en dat de nationale recherche gaat participeren in het ontmantelen van deze criminele bendes. Het is een lang gekoesterde droom om op deze manier de criminaliteit te beteugelen.

Ik wil graag van de minister horen om hoeveel koninklijke marechaussees de burgemeester van Eindhoven nu eigenlijk heeft gevraagd. Hoeveel gaat hij er concreet krijgen? Van belang is dat er voldoende personeel is voor de recherche en dat deze criminele organisaties zo spoedig mogelijk worden ontmanteld. Wordt bij deze zaak naast de FIOD ook de douane betrokken? Ontstaan er nu ook gaten bij de nationale recherche nu deze tijdelijk de regio zal helpen bij deze zaak?

De PvdA-burgemeester van Eindhoven blijft steen en been klagen, gisteravond nog bij mijn vrienden van Pauw & Witteman, over te weinig capaciteit. Kan ik van deze minister de belofte krijgen dat voor het aanpakken van deze problemen niet tussen de diverse regio's wordt geschoven met politiemensen? Indien aantoonbaar capaciteitsproblemen ontstaan, kunnen wij dan de afspraak maken dat vooral – en wat ons betreft: alleen – een beroep wordt gedaan op bijstand door de Koninklijke Marechaussee?

De minister van Defensie is niet aanwezig. Daar heb ik uiteraard alle begrip voor. Ik heb echter van de minister van Veiligheid en Justitie de belofte gekregen dat hij in ieder geval de vragen die ik wil stellen aan de minister van Defensie, zal beantwoorden. Van hem wil ik graag weten hoeveel koninklijke marechaussees hij direct beschikbaar heeft voor dit soort bijstandsverleningen en binnen hoeveel tijd deze beschikbaar kunnen zijn. Hoeveel soldaten kunnen voor recherche worden ingezet? Is de minister van Defensie het met mij eens dat, indien dergelijke bijstandsverleningen vaker en mogelijk zelfs tegelijkertijd voorkomen, dit binnen defensie een formatieve herstructurering tot gevolg kan en misschien wel moet hebben? Is de minister van Defensie met mij van mening dat de afspraken die zijn gemaakt rond de taskforce, een mooi voorbeeld zijn van de inzet van de krijgsmacht bij de vorming van gecombineerde teams van de politie? Is de minister bereid deze taskforce te monitoren en over de uiteindelijke resultaten en de multidisciplinaire ervaringen te rapporteren aan de Kamer?

De heer Dibi (GroenLinks):

Monitoren, multidisciplinaire ervaringen: ik hoor opnieuw een heel andere Brinkman dan de Brinkman die ik de afgelopen jaren gewend was. Het klinkt veelbelovend. De heer Brinkman vroeg de minister wat hij precies ging doen met het inzetten van het leger. Ik wilde graag een afrekenbare doelstelling. Waar gaat hij dit kabinet op afrekenen? Hoeveel soldaten moeten er naar Eindhoven en omstreken? En wat moeten zij precies doen? Hij weet toch net zo goed als ik dat er op dit moment heftig wordt bezuinigd op Defensie? Hij geeft Defensie er nog een extra taak bij.

De heer Brinkman (PVV):

Om te beginnen heeft GroenLinks een motie ingediend om Defensie een extra taak te geven in Afghanistan, meen ik. Wat mij betreft, kunnen ze fluiten naar die taak in Afghanistan. Ik vind dat de veiligheid in dit land voorgaat. Laten wij de handen in elkaar slaan en de taken in Afghanistan die GroenLinks kennelijk zo belangrijk vindt, hier maar gewoon in Eindhoven laten uitvoeren. Dan noemt de heer Dibi eens echt man en paard.

De heer Dibi (GroenLinks):

Zo kennen wij de heer Brinkman wel weer: geen antwoord geven op vragen en meteen jij-bakken. Ik stelde gewoon een duidelijke vraag. Wat moet dit kabinet precies doen met de inzet van het leger? Hoeveel soldaten moeten naar Brabant toe en binnen welke termijn moeten zij daarnaartoe? Wat moeten zij precies doen?

De heer Brinkman (PVV):

Luistert mijnheer Dibi wel? Ik heb het hier letterlijk staan: om hoeveel koninklijke marechaussees heeft de burgemeester van Eindhoven gevraagd en hoeveel gaat hij er krijgen? De heer Dibi moet ook even luisteren naar wat ik te vertellen heb. Dat is dacht ik wel zo beleefd.

De heer Dibi (GroenLinks):

Oké, ik snap het. De heer Brinkman stelt de vrijblijvende vraag aan dit kabinet om na te gaan wat de burgemeester precies wil, hoeveel hij wil, en daaraan gehoor te geven, als een soort blanco cheque aan de burgemeester? Of heeft de heer Brinkman ook een eigen standpunt en vindt hij, zoals hij in de media heel stoer roept, dat het leger ernaartoe moet? Als dat zo is, wil ik graag dat hij man en paard noemt en niet zo vaag en mistig formuleert.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben niet de minister en ik ben niet vaag en mistig. Volgens mij ben ik heel helder geweest. Ik kan er niets aan doen dat de heer Dibi niet goed heeft geluisterd. Dat is dan jammer. Even voor de helderheid, ik ben ervan overtuigd dat de burgemeester van Eindhoven, als hij om 100 of 200 marechaussees vraagt, die krijgt. Alleen hoor ik dat niet. Ik hoor hem alleen maar mekkeren dat hij extra politiemensen wil hebben. Daar gaat het om. Het gaat er niet om dat de problemen worden aangepakt, maar dat hij politiemensen wil hebben waarvan hij weet dat hij ze niet zal krijgen. Hij kan Koninklijke Marechaussee krijgen en als hij die niet wil, krijgt hij wat mij betreft helemaal niets.

De heer Van Raak (SP):

Helmond had twee coffeeshops met boeven aan de achterdeur. Bij een coffeeshop hebben de boeven een bom naar binnen gegooid en nu is er nog een coffeeshop in Helmond met boeven aan de achterdeur. Wat gaat de PVV doen aan die boeven aan de achterdeur?

De heer Brinkman (PVV):

De voordeur sluiten.

De heer Van Raak (SP):

Misschien moet u het morgen nog maar even teruglezen. Dit is een heel raar antwoord. Wat is dat nou voor oplossing? Er staan boeven aan de achterdeur. Mijnheer Brinkman lijkt de minister wel. Zij staan samen de verkeerde kant op te kijken en de boeven komen via de achterdeur binnen. Wat gaat hij doen aan de achterdeur?

De heer Brinkman (PVV):

Nee, ik ga de voordeur sluiten. Nogmaals, ik ga hetzelfde doen wat de buurlanden, België en Duitsland, ook doen, namelijk geen coffeeshops tolereren, geen gedoogbeleid. Ik ga niet in op de discussie over het gedoogbeleid an sich, maar het is helder dat wij tegen die coffeeshops zijn. Buiten de partijen die zeggen: laat het allemaal maar los, we gooien het hoofd in de schoot en we laten het allemaal vrij, laat de criminelen maar lekker hun winsten verdienen, zijn wij de enige partij die zegt: nee, de achterdeur behoort dicht te zijn en de voordeur ook. Sorry, er zijn nog twee partijen bij. Ik neem mijn woorden terug, want ik ben twee partijen vergeten. Wij zijn hier klip-en-klaar over.

De heer Van Raak hoort daar ook bij. Hij wil ook dat het allemaal wordt vrijgegeven, maar we moeten niet vergeten dat we het hebben over criminele bendes, die met hun handen ook dik in de xtc-handel zitten. Hoe je het ook wendt of keert, als wij de softdrugs vrijgeven, waar hij met de PvdA, D66 en GroenLinks voor pleit, betekent dat nog niet dat we van die criminele bendes af zijn. Die criminele bendes gaan hun handel in xtc vergroten. Ik kan hem vertellen dat dit voor onze kinderen nog vele malen gevaarlijker is. Dat zou hij toch ook niet willen?

De heer Van Raak (SP):

Het is wel goed dat u een standpunt hebt. U zegt dat de coffeeshops dicht moeten, maar dat lost de criminaliteit niet op, want dan gaan de criminelen die spullen gewoon op straat verkopen. Mijn oplossing is om regels te stellen. Dat moet u toch aanspreken? We moeten burgemeesters de mogelijkheid geven om afspraken te maken met producenten, zodat er fatsoenlijke spullen binnenkomen, die door fatsoenlijke mensen worden geleverd en aan fatsoenlijke mensen verkocht. Daarmee zorg je ervoor dat criminelen geen winst kunnen maken.

De heer Brinkman (PVV):

De heer Van Raak heeft echt geen idee hoe dat in de criminele wereld gaat. Op dit moment is de handel in handen van een paar grote bendes. De heer Van Raak heeft het over nette mensen. In de criminaliteit noemen ze dat stromannen. Die grote criminele organisaties gaan stromannen verzinnen die netjes een verklaring omtrent gedrag kunnen tonen, geen strafblad hebben en hartstikke lief en aardig zijn. Zij kunnen bij het bestuur een vergunning krijgen om een coffeeshop open te houden en wiet te produceren, maar dat neemt niet weg dat de productie en handel dan evengoed in handen is van grote criminele organisaties. Daarmee is de heer Van Raak degene die eigenlijk de onderwereld de bovenwereld laat worden.

De heer Van Raak (SP):

Nee, kijk, die boeven gaan we aanpakken. Het valt me vies tegen van de heer Brinkman dat er niet extra recherchecapaciteit of politiecapaciteit komt. De boeven gaan we aanpakken. Ik wil de boeven in ieder geval brodeloos maken. Dat kan door de gemeenten de mogelijkheid te geven om zaken te doen met mensen die wel deugen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik wil hier twee dingen op zeggen. Allereerst is het flauwekul dat ik zou zeggen dat er geen recherche bij komt. Ik zeg dat er recherche bij de Koninklijke Marechaussee komt. Daar zijn honderden goede rechercheurs werkzaam. De minister kan ervoor zorgen dat die, in een speciaal team, deze twintig bendetjes binnen drie maanden oprollen. Voor de duidelijkheid ...

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Brinkman (PVV):

Ik zou graag antwoord geven op de vraag van de heer Van Raak. Mag ik nog één zinnetje zeggen?

De voorzitter:

Een heel erg kort zinnetje.

De heer Brinkman (PVV):

Ik wil ze wel degelijk brood geven, maar dan in de gevangenis.

De heer Marcouch (PvdA):

Een beetje politieman weet dat je, als je boeven wilt vangen, niet alleen de voordeur in de gaten moet houden, maar zeker ook de achterdeur. Dat terzijde. Ik hoor de heer Brinkman heel expliciet inzetten op marechaussee voor de extra capaciteit die naar Brabant moet. Hij lijkt bijna te zeggen dat hij iedere andere vorm van extra capaciteit niet acceptabel vindt. Hij wil geen verschuivingen en hij wil geen mensen uit andere korpsen daarheen sturen. Hoe ver wil hij daarin gaan? Stel dat er een paar honderd marechaussees, geoefende mensen, moeten worden ingezet, dan betekent dat bijvoorbeeld iets voor Schiphol. Wil de heer Brinkman de veiligheid daar niet waarborgen?

De heer Brinkman (PVV):

Voor de helderheid, op Schiphol werkt ongeveer 500 man Koninklijke Marechaussee. De Koninklijke Marechaussee heeft een bestand van 5600 mensen. Er werkt dus nog geen tiende deel op Schiphol. De honderden mensen die u straks graag naar Afghanistan zou willen sturen voor de politiemissie, wil ik niet daarheen sturen. Ik weet dat u er nog niet toe besloten hebt, maar dat gaat u ongetwijfeld doen. In ieder geval wil ik die mensen in Nederland gebruiken. Als er een discussie kan ontstaan over een politiemissie in Afghanistan, kan er ook een discussie ontstaan over het gebruik van deze mensen in Nederland.

De heer Marcouch (PvdA):

Voor alle duidelijkheid, we hebben het hier over de georganiseerde misdaad in Brabant. Mijn partij wil helemaal geen marechaussees naar Afghanistan sturen en dat is ook niet het onderwerp van vandaag. Mijn vraag is alleen welke prioriteiten u stelt. Als u heel expliciet inzet op een bepaalde vorm van politie, in dit geval marechaussee, is de vraag of u zich realiseert dat dit iets betekent voor bijvoorbeeld de inzet op Schiphol. Of lopen daar volgens u 40 of 50 marechaussees niets te doen en kunnen we die daar dus weghalen?

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben inmiddels vier jaar woordvoerder Defensie. Ik weet heel goed hoe de Koninklijke Marechaussee in elkaar steekt. Ik weet dat een grote en heel belangrijke taak inderdaad de algemene politietaak op Schiphol is, maar dat is zeker niet de enige taak van de Koninklijke Marechaussee in Nederland. Zij is zeer goed in staat om ettelijke honderden rechercheurs te leveren voor een taskforce als deze. Daar komt bij dat de marechaussee een buitengewoon flexibel defensieonderdeel is. Daarom zeg ik: maak er gebruik van en wees niet zo bang om militairen in te zetten voor dergelijke beveiligingstaken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dacht eerst nog dat we het over de marechaussee hadden, maar toen de heer Dibi vroeg om man en paard te noemen, dacht ik: kennelijk gaan we inmiddels de cavalerie eropaf sturen. Het gaat snel in zo'n debat.

Ik hoef de situatie in Brabant niet te schetsen; dat hebben anderen al gedaan. De situatie is inderdaad zorgwekkend. Je merkt dat burgers en buurten het slachtoffer worden, inclusief dreigementen en chantage om medewerking te verlenen aan de drugscriminaliteit, een burgemeester die is ondergedoken enzovoorts. In de kern onderstreept dit natuurlijk de onhoudbaarheid van het Nederlandse drugsbeleid, het gedoogbeleid zoals we dat kennen. Ik waag me aan de veronderstelling dat we dat in essentie allemaal vinden, maar alleen de oplossing in verschillende richtingen zoeken. We hinken nog altijd op twee gedachten.

Dat heeft geleid tot een drugsbeleid waarbij er een schemerzone is tussen legaal en illegaal, tussen gewone detailhandel en criminaliteit. De burgemeester van Eindhoven, de heer Van Gijzel, zei dat Brabant dankzij het tolerante drugsbeleid is verworden tot de graanschuur van Nederland. Dat geeft al iets aan van de aard van die problematiek. Daardoor zijn dingen niet meer wat ze lijken. Mij valt altijd het volgende op. Als de Engelsen het hebben over een drugstore, klinkt dat fout, maar is het oké. Als wij het over een coffeeshop hebben, klinkt dat oké, maar is het dat niet. Vanuit mijn fractie is altijd gewaarschuwd tegen het beleid van liberalisering of legalisering. Er is zelfs een tijd geweest waarin de PvdA-fractie de term "regularisering" probeerde te introduceren. Het komt allemaal neer op normalisering van iets dat wij niet normaal moeten vinden: drugsgebruik. Drugsgebruik is slecht voor de mens en slecht voor jongeren. Daarom hebben wij daar ook altijd voor gewaarschuwd. Ik ben een beetje verrast dat een aantal fracties nog steeds bevangen is door de wat naïeve en romantische ideeën over criminaliteit de wind uit de zeilen nemen door normaliseren, regulariseren, liberaliseren of legaliseren. Alsof de leden van georganiseerde misdaadbendes zich na legalisering van softdrugs of het reguleren van de achterdeur opgewekt melden voor een re-integratiecursus of een melkertbaan, waar die nog beschikbaar is. Dit zijn echt jarenzeventigoplossingen. Ik hoopte dat wij die voorbij waren.

Ik zeg het nog maar eens. Ook softdrugs zijn niet onschuldig, zeker nederwiet. Als wij die nu op een lijst moeten zetten, zijn die wat mij betreft ongetwijfeld een harddrug, gezien de effecten van gebruik van deze drug. Het antwoord moet dan ook niet een softe aanpak zijn, maar een stevige handhaving. Ook daarvan zijn voorbeelden te vinden in het Brabantse. Kijk naar Roosendaal en Bergen op Zoom. Daar worden alle coffeeshops gesloten. Tegen de heer Van Raak zeg ik: daar heb je geen boeven meer die aan welke achterdeur dan ook kunnen rammelen. Er is geen achterdeur meer. Dat is ook opgelost!

De heer Van Raak (SP):

Dan vindt de handel gewoon op straat plaats. De heer Rouvoet schetst een raar beeld. Ik vind het goed dat hij een keuze maakt. Het is prima dat hij coffeeshops wil sluiten. Ik maak een andere keuze. Ik wil burgemeesters de mogelijkheid geven om ervoor te zorgen dat de boeven buiten spel komen te staan. Er moeten producenten komen waarmee afspraken te maken zijn en die wel deugen. Zo kunnen wij de boeven hun brood ontnemen. Is de heer Rouvoet het met mij eens dat er in ieder geval een keuze moet worden gemaakt? Is hij het ermee eens dat de minister geen keuze maakt en dat daardoor de achterdeur open blijft staan?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik ben het ermee eens dat er een keuze moet worden gemaakt. Ik ben het er niet mee eens dat de minister geen keuze maakt. Ik ben het niet op alle punten eens met het kabinetsbeleid. Dit is juist een thema dat ik al bij het debat over de regeringsverklaring heb genoemd als een waarbij ik de inzet van het kabinet, een steviger drugsbeleid, van harte steun. Laat dat ook gezegd zijn. Ik krijg immers niet iedere dag de kans om het kabinet bij te vallen. De heer Van Raak is bij uitstek een van degenen die nog steeds de naïeve, wat romantische gedachte koestert dat legalisering van softdrugs of het reguleren van de achterdeur ervoor zorgt dat criminelen met de handen in haar komen te zitten en niet meer weten hoe zij hun brood moeten verdienen. Mevrouw Berndsen ondergroef zo-even haar eigen stelling door te zeggen dat wij te maken hebben met internationaal vertakte bendes. Dan red je het inderdaad niet met inzet van een paar agenten extra. Dan red je het ook niet door in Nederland de boel te reguleren. Of dacht de heer Van Raak dat wij zo de criminele organisaties in het buitenland brodeloos zouden maken? Dat gelooft hij zelf niet.

De heer Van Raak (SP):

Weet de heer Rouvoet wat ontzettend naïef is? Denken dat als je coffeeshops sluit, dat dan de boeven onderduiken of dat dan de boeven verdwijnen. Dat is geen jarenzeventigdenken, dat is denken van ver voor de jaren vijftig. Zo naïef is dat! Ik heb echter respect voor de keuze van de heer Rouvoet. Ik maak ook een keuze, maar welke keuze maakt de minister volgens de heer Rouvoet?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Als wij ver voor de jaren vijftig uitkomen, zijn wij waar wij wezen moeten. Toen hadden wij namelijk nog geen drugscriminaliteit. Is dat ook weer opgelost!

In alle ernst. De Kamer heeft in 1996 een rapport van de commissie-Van Traa besproken. Een van de hoofdconclusies van de onderzoekers – vier wetenschappers inclusief de door de heer Van Raak genoemde Bovenkerk – is dat wat je politiek-ideologisch ook vindt van reguleren of legaliseren, duidelijk is dat het legaliseren van softdrugs leidt tot een verschuiving naar harddrugs en dat het legaliseren van harddrugs leidt tot een verschuiving naar wapenhandel, mensenhandel of handel in verrijkt uranium. Het gaat de boeven, waar de heer Van Raak zo romantisch over spreekt, niet om het handelen in softdrugs, maar om handelen in dingen die verboden zijn. Het legaliseren van het een leidt tot een verschuiving naar het ander. Een verschuiving naar harddrugs moet de heer Van Raak ook niet willen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, ik wil naar mevrouw Berndsen.

De heer Van Raak (SP):

Natuurlijk ga ik de boeven bestrijden. Daarover ben ik begonnen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, mijnheer Van Raak, u hoort mij toch wel of niet?

De heer Van Raak (SP):

Wij hebben allemaal de gewoonte om drie keer te interrumperen.

De voorzitter:

Dat merk ik ook tot mijn ontsteltenis. Het is al bijna 22.00 uur. Ik ga nu naar mevrouw Berndsen.

De heer Van Raak (SP):

Dat is een beetje selectief, voorzitter.

De voorzitter:

Ik troost u straks. Ik weet ook niet wat ik moet zeggen. Ik zeg maar wat!

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik vind het wel heel charmant van de heer Rouvoet dat er op mijn leeftijd nog romantische ideeën worden aangereikt. Hij zei ook dat ik mijn eigen stelling ondergraaf door te zeggen dat die bendes vertakkingen hebben, vermoedelijk over heel Europa. De vraag is dan hoe dit is ontstaan, mijnheer Rouvoet. Dit is ontstaan doordat wij hier de zaak niet goed geregeld hebben. Als wij de zaken hier wel reguleren, om het dan toch maar zo te noemen, regel je de achterdeur en is Nederland niet langer een exportland voor die 80%. Ze wijken dan waarschijnlijk uit naar andere landen. Ik ben van mening dat je dit Europees moet aanpakken en regelen, maar als dat niet kan, moeten wij maar beginnen in Nederland.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ze zullen uitwijken naar andere landen of naar andere producten. Dat is mijn stelling en dat was ook de stelling van de wetenschappers die destijds het rapport van de commissie-Van Traa hebben onderbouwd. De heer Thom de Graaf was daarvan de vicevoorzitter. Dit rapport is Kamerbreed stevig besproken, maar de conclusie hebben wij met elkaar gedeeld. Dit is serieus mijn analyse en het is waar, want je kunt het nalezen in het rapport en alles wat daarna is verschenen, onder andere de rapporten van het WODC en dergelijke. Het is niet alleen een Brabantse of een Noord-Hollandse bende. Die bendes hebben vertakkingen in de hele wereld. De aanvoerlijnen lopen over de hele wereld. Dit betekent dat als wij in Nederland zeggen: kom wij gaan iets aan de achterdeur regelen in Brabant, de rest van de organisatie wereldwijd niet met de handen in het haar zit, maar in Nederland uitwijkt naar de harddrugs en dan zijn wij verder van huis.

Mevrouw Berndsen (D66):

Het is naar mijn mening een illusie te veronderstellen dat als je de coffeeshops sluit, je daarmee ook alle drugsbendes in Nederland hebt uitgeroeid.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is niet mijn stelling, want daarnaast hebben wij een harde bestrijding van de georganiseerde criminaliteit nodig. Maar wij lossen het probleem niet op door te zeggen: laat het maar gebeuren. Wij leven niet meer in het jaar 1966.

Dit gezegd hebbende ben ik dan ook tevreden met de hoofdlijnen van het antwoord van de minister op de vragen van de Kamer en van de brief die hij aan de Kamer heeft geschreven. Ik zou graag zien dat hij nog eens expliciet de stelling bevestigt die ik naar ik meen ook in het antwoord op de vragen tegenkwam, namelijk dat bij de bestrijding van de georganiseerde drugscriminaliteit de oplossing niet kan worden gevonden in het tegemoetkomen aan de wensen van de sector of de markt. Dit probleem kan niet worden opgelost door liberalisering van het drugsbeleid. Ik krijg dit graag expliciet bevestigd door de minister.

Hoewel het enthousiasme van mevrouw Hennis over dit punt van het regeerakkoord nog niet echt overhoudt, is het toch winst als de VVD-fractie nu eindelijk aan de goede kant van de streep komt te staan na een periode dat zij op de dwaalweg van de liberalisering verkeerde. Ik zou echter iets meer enthousiasme, iets meer overtuiging van mevrouw Hennis als woordvoerder van de VVD-fractie op dit punt van het regeerakkoord verwelkomen.

Het moet mij van het hart dat ik de indruk heb dat de heer Marcouch iets te gemakkelijk voorbijgaat aan het regeerakkoord. De discussie over de wietpas komt nog, maar ik heb de brief van 3 december in ieder geval zo gelezen dat dit niet het antwoord van de regering is op de georganiseerde criminaliteit, maar wel op de overlast en de criminaliteit rond de coffeeshops. Dat is nog wel iets anders en in dat opzicht kan de wietpas een nuttig instrument zijn. Op 16 december weten wij of dit in Europees verband mogelijk is. Het blijft natuurlijk wel binnen de kaders van het gedoogbeleid, maar ik heb er in bestuurlijke zin begrip voor dat wij niet in een keer een draai van 180 graden kunnen maken en een streep onder alles zetten. Wat nu als die wietpas er Europees niet mag komen of als die toch niet blijkt te werken? Gaan wij dan metterdaad over tot een consequenter sluiten van de coffeeshops?

De brief van 3 december is nogal gedecideerd van toon en dat spreekt mij wel aan. Hoewel, als je drie keer hebt gelezen: wij gaan doen wat nodig is, denk ik: nu weet ik het wel. Het klinkt wel ferm, maar op één punt na, want daar is de brief wat minder gedecideerd, een aantal collega's heeft er al op gewezen, namelijk het punt van de capaciteit. Wij doen wat nodig is, maar leveren wij ook wat nodig is? Op dit punt sluit ik mij aan bij de collega's die daarover meer helderheid hebben gevraagd aan de minister. Leveren wij ook in capaciteit wat nodig is? Het zou goed zijn als wij dan niet in het taalkleed van een aanstaande herijking van het budgetverdeelsysteem terechtkomen. Die bestuurlijke formulering herken ik wel, maar ik zou graag horen dat gewoon wordt gezegd: wij leveren wat nodig is, ook in capaciteit van de recherche.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Het ernstige geweld in Brabant en omgeving verdient de allerhoogste prioriteit. Dat was de afgelopen jaren wel eens anders, zo liet Frank Bovenkerk ons ook weten. Dit geweld is wat mij betreft onlosmakelijk verbonden met het drugsbeleid in Nederland, om precies te zijn: het softdrugsbeleid. Veel georganiseerde misdaad wordt gefinancierd vanuit de hennepteelt en is verweven met zaken als mensenhandel, vrouwenhandel, internationale smokkel, harddrugs en weet ik veel wat nog meer. Als wij dit probleem echt bij de wortels willen aanpakken, zullen wij er niet aan ontkomen om ook iets over het softdrugsbeleid te zeggen en om eindelijk te gaan kiezen.

De inzet van het kabinet leest dan ook als een komische sketch. Minister Opstelten komt op de terugweg van zijn Brusselse vergadering langs al die gemeenten in Brabant, ziet wat er allemaal gebeurt, onder andere een dodelijke schietpartij, een ondergedoken burgemeester, en zegt: ik ga het allemaal oplossen. Hij doet vervolgens drie voorstellen. Hij zegt dat hij versneld een wietpasje gaat invoeren en een taskforce gaat invoeren; er werd al verwezen naar een eerdere taskforce. Hij zegt ook: wees niet bang, ik ga heel daadkrachtig optreden, want ik ga coffeeshops 350 meter verplaatsen van scholen. Hoe aantrekkelijk wil je wiet maken voor scholieren?

Hoe anders was het in november 2008. Toen bepleitte de Vereniging van Nederlandse Gemeenten op hartstochtelijk aandringen van de toenmalige burgemeester van Maastricht juist een goede regeling voor de achterdeur van het coffeeshopbeleid. Hoe ironisch is het lot: de Maastrichtse burgemeester van toen is nu minister voor Immigratie en Asiel. Ik neem maar even een willekeurig citaat van hem, want er zijn er te veel om op te noemen: "Moraliseren lost het probleem niet op. Je hebt een effectief beleid nodig. Een fatsoenlijke regulering van drugs houdt de verslavingsproblematiek beter in de hand dan keiharde repressie. Denk maar aan de drooglegging in de Verenigde Staten destijds. De markt kwam in handen van de maffia. Dat gebeurt ook met drugs. Je drijft gebruikers de illegaliteit in, met alle negatieve gevolgen van dien." Dit citaat is mij uit het hart gegrepen. Misschien moet de minister nog even met zijn collega-minister praten en met een open houding luisteren naar wat hij te zeggen heeft. Burgemeesters weten immers vaak veel beter hoe het in de praktijk van hun gemeente werkt – dat moet deze minister toch ook beamen – dan men hier in Den Haag vaak zegt.

Wetenschappers voorspellen dat straathandel welig zal tieren en dat het zich lastiger laat controleren en bestrijden dan een vast verkooppunt. Wat komt er dan nog terecht van goede voorlichting, scheiding van softdrugs en harddrugs, en toezicht op veilig gebruik door meerderjarigen? Men kan hier wel zeggen dat een aantal partijen softdrugs romantiseert – ik wil best erkennen dat dit soms wel eens gebeurt – maar iets anders is struisvogelpolitiek bedrijven door te denken dat, als je coffeeshops sluit, vervolgens niemand meer een jointje wil roken, waarna wij gelukkig met elkaar verder leven.

Volgens mij gelden drie voorstellen. Het eerste is ons aangedragen door Frank Bovenkerk, hoogleraar in de criminologie: zorg dat energiebedrijven, de Belastingdienst, politie en justitie nauw met elkaar samenwerken. Roep die bij elkaar, zeg aan welke afspraak zij binnen welke termijn moeten voldoen. Dan hebben wij in ieder geval alvast een aantal van die criminelen te pakken. Het tweede voorstel is het uitbreiden van de capaciteit. Er is nu een tekort aan man- en vrouwkracht om die criminele organisaties op te rollen. Het is leuk en aardig om al die hennepkwekerijen op al die zolderkamertjes te sluiten, maar je moet ook de groepen erachter aanpakken. Tot slot: reguleer de achterdeur en sta toe dat gemeenten experimenteren met legale bevoorrading van coffeeshops, bijvoorbeeld door strikt gecontroleerde stadskwekerijen met een vergunning, zoals ook burgemeester Van Gijzel aandroeg. Kies dus: of wij verbieden alle coffeeshops, waarna wij het verbod ook strikt handhaven of wij legaliseren – ik zeg liever "liberaliseren", zo zeg ik ook tegen mevrouw Hennis – het softdrugsbeleid en handhaven dit. Het halfslachtige kabinetsbeleid zorgt er echter voor dat dit soort rare dingen nog steeds voorkomt.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Mijn dank voor alle bijdragen over deze zeer belangrijke zaak. Wat de burgemeester van Helmond is overkomen – de heer Marcouch en vele anderen hebben dat al gezegd – is natuurlijk met geen pen te beschrijven. Ook mijn gedachten gaan naar hem uit. Ik heb al voordat deze zaak in het nieuws kwam contact met hem gehad over zijn situatie. Daarnaast hebben zich in Eindhoven en omgeving enkele zaken voorgedaan op verschillende momenten: een moord op 16 november, een aanslag op 28 november en het aantreffen op 22 november van een door een misdrijf om het leven gekomen man, een drugsgerelateerd incident. In het verleden zijn bovendien twee aanslagen gepleegd op een coffeeshop te Helmond. Dat is buitengewoon ernstig en vergt een buitengewoon adequate en forse aanpak. Daarover mag geen misverstand ontstaan. Daarom ben ik blij met dit debat. Uit de reacties van de Kamer blijkt dat het nodig is om hier en daar nog meer duidelijkheid te creëren.

Wat is er gebeurd? Ik heb vorige week woensdag een op zich heel korte brief gekregen van de burgemeester van Eindhoven. Hij was hier en vroeg en marge van een vergadering of hij even met mij mee mocht lopen. Toen heeft hij mij die brief gegeven. Ik moest vervolgens weg. In de brief staat kort gezegd: geef mij een taskforce. Ik heb gezegd dat ik daar direct op terug zou komen. De burgemeester was toen behoorlijk in de publiciteit. Los daarvan: een burgemeester van zo'n stad met zo'n noodkreet, die help je. Ik ben de volgende dag iets later naar Brussel gegaan om allerlei dingen in gang te kunnen zetten. Vervolgens ben ik naar Brussel gegaan.

Daarna hebben wij een afspraak gemaakt op een moment dat iedereen schikte. Iedereen was er. Ik heb de zaak direct verbreed, verder dan alleen Eindhoven. Het zou immers merkwaardig zijn om de aanpak van een dergelijk probleem te beperken tot een stad casu quo een politieregio. Wij hebben enige kennis van de problematiek. In juli is een heel goed rapport verschenen van het B5-netwerk, dat aan mijn voorganger is aangeboden. Ik had daar ook vanuit een andere positie wat betrokkenheid bij. Daarom hebben wij het gelijk tot het B5-netwerk verbreed, en dus tot de hele regio Noord-Brabant.

Ik wil het debat verdelen – ik hoop dat de Kamer mij het niet kwalijk neemt en anders is het niet anders – in drie fases. Het zijn drie dossiers. Het eerste betreft de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Het tweede betreft de coffeeshops. Het derde betreft een punt dat een enkeling heeft aangehaald, namelijk de politiesterkte en de verdeling daarvan in Nederland. Dat derde punt is niet echt nadrukkelijk aan de orde geweest, maar ik wil er wel iets over zeggen.

Ik zal met het eerste punt beginnen. Ik heb uiteraard teruggekeken naar wat er allemaal gebeurd is, naar wat men heeft aangepakt. Ik ga er niet hier en daar een soort academische beschuldigende vinger bij leggen. Dat is niet juist. Wij moeten de zaak analyseren, vooruit kijken en het probleem aanpakken. Zo heb ik dat ook gedaan. Ik heb toen gezegd: dit is een duidelijke kreet om hulp van de nationale overheid. Het ging daarbij dus niet alleen om capaciteit. Het gemakkelijkste wat je kunt doen in zo'n situatie, is immers uiteraard een blik agenten opentrekken. De leden die hiermee ervaring hebben, weten ook dat dit niet de intelligentste methode is, maar soms wel nodig is. In dit geval was dat alleen niet voldoende. Je moet echter wel voldoende capaciteit beschikbaar stellen. Dat gaan we doen.

We hebben echter ook gezegd dat we ervoor gaan zorgen dat iedereen aan boord is. Ik heb het dan over de drie korpsen in Brabant. Drie korpsen is meer dan één korps. Ik heb het over de drie korpschefs met elkaar, maar ook over de twee hoofdofficieren. Ik heb het over de vijf burgemeesters die hiervoor verantwoordelijk zijn. Dat is belangrijk. We gaan ervoor zorgen dat ook de Nationale Recherche hierbij wordt betrokken. Die heb je hierbij absoluut nodig. Het gaat hierbij immers niet alleen om aantallen rechercheurs, wat overigens ook heel belangrijk is, maar het gaat om kwantiteit én kwaliteit. Dat is heel belangrijk. Je hebt mensen nodig die het gevecht aankunnen. Ik ben inmiddels geïnformeerd door de Nationale Recherche over wat hier aan de hand is. De Nationale Recherche is dus aan boord, maar ook de directeur-generaal van de Belastingdienst. Je moet immers de hele fiscale ontmanteling meenemen. Dit is geen praatclub, maar een doeclub die op uitvoering is gericht. Ook de commandant van de KMar is aan boord.

Wij hebben gezegd dat dit een team, een taskforce is waar de burgemeesters om hebben gevraagd. Die taskforce hebben ze gekregen. Het gaat hierbij om weer een andere taskforce dan die van 2008. Die was innovatief en droeg nieuwe ideeën aan. Daarover zal ik zo iets zeggen. De taskforce waarover ik het nu heb, is uitvoeringsgericht. Het is een team dat resultaten moet boeken. Het wordt op nationaal niveau, dus namens mij, geleid door een van onze directeuren-generaal. Het gaat om dezelfde directeur-generaal die vijf jaar geleden, toen er een noodkreet uit Amsterdam kwam, mede heeft leidinggegeven aan de totstandkoming van het Wallenproject. Het is dus van die stevigheid. Zo gaan we het doen, samen met de burgemeester van Tilburg, de heer Peter Noordanus. Als team gaan de directeur-generaal en de burgemeester de kar trekken.

Ik kan hiervan een heel lange en prachtige analyse maken, maar ik heb het in de brief kort samengevat. Het gaat om de criminele bendes die achter de wietteelt en de wiethandel zitten. Zij worden opgerold. Onderliggende criminele structuren worden afgebroken. Crimineel vermogen wordt afgepakt. De drie korpsen zaten daar bij elkaar en zeiden tegen mij: wij gaan nu gewoon doen alsof er nationale politie is. Zo gaan we het aansturen. Nederland is een klein land. Wij weten inmiddels dat wij 49.500 operationele dienders hebben. De drie korpsleiders hebben gezegd: wij gaan nu één krachtig team vormen dat dit gaat aanpakken. Verder heeft de Nationale Recherche natuurlijk de kennis van de twintig. Daar heeft men de kennis en de expertise. Dat is echt noodzakelijk. De Nationale Recherche levert ook gewoon wat nodig is. Ook de KMar levert wat nodig is. Daar gaat het om. Zo kan ik doorgaan. Wij hebben afgesproken dat er gedaan wordt wat nodig is. Ik heb in de brief geschreven dat de voor de uit te voeren acties noodzakelijke inzet beschikbaar is. Dit gaat dus niet over drie maanden eindigen met de mededeling dat er geen capaciteit is. Er wordt heel gericht gewerkt. Met name tegen mevrouw Berndsen zeg ik dat dit uitvoeren is. Wie mij kent, weet dat ik totaal niet houd van praatcircussen. Soms moet je analyseren en het gesprek aangaan. Op die donderdagavond, toen wij het gesprek hadden en iedereen aan boord was, ontstond een heel positieve energie in de trant van: dit gaan wij aanpakken en dat zal en moet gebeuren! Dat is het belangrijkste wat ik te zeggen heb. De taskforce loopt dus. Die draait. Een journalist vroeg mij of ik kon aangeven wanneer de taskforce zou beginnen. Ik was daar verbaasd over, want de taskforce is begonnen. Wanneer kunnen de eerste resultaten worden verwacht? Vanaf heden. Uiteraard moet er ongelooflijk scherp worden gemonitord. Ik heb hier als minister mijn nek voor uitgestoken, ook door één van mijn beste mensen in te zetten, met een heel team. Het is dus geen regionale verantwoordelijkheid. Er is sprake van een nationale, regionale en lokale combinatie. Wij zullen die leden afbreken, ook al is dat niet gemakkelijk. Het zal en moet wel gebeuren!

De heer Van Raak (SP):

De burgemeesters vroegen om hulp. Deze minister wil hulp bieden. Daarvoor hulde. Ik wil echter wel weten wat het voorstelt. Er is een groot tekort aan recherche in Helmond en Eindhoven. Hoeveel recherchecapaciteit kan de minister vrijmaken?

Minister Opstelten:

Wij gaan niet zomaar een blik agenten opentrekken. Wij gaan doen wat nodig is. Er komen bijstandsaanvragen. Er komen aanvragen bij de KMar voor recherche. De nationale recherche levert al. Eindhoven vraagt ook bijstand aan de buren in Noord-Brabant en Midden- en West-Brabant. Zij hebben de handen gewoon ineengeslagen. Laten wij ons land eens verdelen in twee helften. De ene helft zit beneden de rivieren, de andere helft erboven. In die zin wordt het ook zwaluwstaarten. We gaan het met elkaar een beetje nationaal richten, dus van Brabant naar Limburg, maar ook van Brabant naar Zeeland. Wij gaan elkaar helpen, want dat is nodig. Wat nodig is, gaat dus gebeuren. Dat heb ik ook in de brief gezet en daar mag iedereen mij op afrekenen en aan houden.

De heer Van Raak (SP):

Spreekt hier nu de afdeling voorlichting van het ministerie, of het politiehart van de minister? De minister heeft gezegd dat we al zijn begonnen. Waarmee zijn we dan begonnen? Hoeveel mensen heeft de minister ter beschikking? Waar kunnen Eindhoven en Helmond een beroep op doen? Hoeveel marechaussee, hoeveel nationale recherche, hoeveel rechercheurs zijn er?

Minister Opstelten:

Er zijn 49.500 dienders. Het gaat echter om ongelooflijk ingewikkelde situaties waarvoor de beste kennis wordt ingezet. Ik neem niet aan, want zo ken ik hem niet, dat de heer Van Raak alleen maar aantallen wil horen. Het is eerst nodig dat men aangeeft waar men wat nodig heeft. Een voorbeeld. Het kan zijn dat er bij deze actie 500 dienders nodig zijn om gedurende een aantal dagen een vrijplaats te ontmantelen. Dat acht ik niet uitgesloten. Het kan ook zijn dat ergens twee toprechercheurs worden vrijgemaakt voor een situatie of dat een bescheiden AT nodig is om zaken te ontmantelen. Het gaat om dit soort maatwerk. Daar gaat het om. Er is sprake van een hoge kwaliteit. Men kan erop rekenen dat wij deze lieden gaan ontmantelen. Dat is geen voorlichting. Dat is geen pr. Dat is een harde werkelijkheid en zakelijkheid om het voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Berndsen (D66):

Zo ken ik de minister weer, hij vertoont weer daadkracht.

Minister Opstelten:

Mag ik vragen: weer? Was het even weg?

Mevrouw Berndsen (D66):

Ja het was even weg, dat vond ik wel.

Minister Opstelten:

Als u dat vindt, dan spijt me dat zeer.

Mevrouw Berndsen (D66):

Dat mag ik toch ook constateren?

Minister Opstelten:

Zeker.

Mevrouw Berndsen (D66):

De minister zegt: het is een doeclub, die taskforce. Ik vind het wel prettig dat het geen praatclub is, alhoewel ik "praatclub" nog steeds een heel net woord vind en van de voorzitter mogen wij geen Engelse woorden meer gebruiken, dus noemde ik het gewoon een praatclub. Nu wordt het een doeclub. Het is mooi dat de minister dat zo noemt. Mijn vraag is dan, want de minister gebruikt heel veel woorden: wat gaat die club dan doen?

Minister Opstelten:

Mag ik het nog een keer zeggen? Ik vind het toch een beetje vreemd, zeker van mevrouw Berndsen die dit gewoon weet. Het staat in de brief. Hierin worden drie punten aangegeven, in alle scherpte. Laten wij nu niet ingewikkeld doen. Die teams die zich bezighouden met die vreselijke georganiseerde criminaliteit, gaan die boeven pakken en oprollen. Dat kan niet van de ene op de andere dag. Ik ben eerlijk. Dit is niet een kwestie van veel praten. Dag in, dag uit bel ik met mensen, met de hoofdofficier: kom op, laat eens wat zien. Dan zegt men: daar hebben wij wel even wat tijd voor nodig. Het is ook heel vervelend om iemand te pakken die dan vervolgens wel vervolgd, maar niet veroordeeld wordt door de rechter. Dat is nu eenmaal noodzakelijk, dat weet mevrouw Berndsen ook, als geen ander. Dat gaat er gebeuren.

De voorzitter:

Mevrouw Berndsen, tot slot.

Mevrouw Berndsen (D66):

Juist omdat ik het als geen ander weet, denk ik dat er meer capaciteit nodig is. Ik hoor de minister ook zeggen dat als er 500 mensen nodig zijn, deze geleverd worden. Waar komen die vandaan? Die komen natuurlijk uit die 49.500, verder nergens uit. De Koninklijke Marechaussee gaat ingezet worden. Ik hoor het allemaal goed. Ik ben benieuwd, ik wacht af wat dit oplevert en ik verzoek de minister ons goed op de hoogte te houden van de voortgang van de aanpak.

Minister Opstelten:

Zeker, dat vind ik terecht. Echter, gun het mij ook om niet elke week een verslagje te doen, want dat is niet serieus. In dit geval moet je eerst eens drie maanden de tijd nemen om een en ander te laten draaien. Dan moet er iets staan. Dit eindigt ook niet voordat er een passende structuur gevonden is. Onze mensen gaan er ook niet eerder weg voordat wij het terecht los kunnen laten en wij dat ook kunnen laten zien. Ik kan mij bijvoorbeeld ook voorstellen dat wij over drie maanden of zo een werkbezoek organiseren, opdat de Kamer kan zien en horen hoe het er in zo'n team aan toegaat. Wij gaan niet onze hele strategie blootgeven en vertellen wat wij allemaal aan het doen zijn, met hoeveel, met wie, waar en op welk moment. Wij zijn natuurlijk niet gek, hoop ik. Wij moeten wel die boeven pakken en niks anders.

De heer Dibi (GroenLinks):

De minister is gezegend met een indrukwekkende bas. Ik betrapte mezelf er de afgelopen week op dat als de minister dingen zei als "krachtig", "boeven pakken" en "adequaat", ik dacht: ja, daar staat een heel daadkrachtige minister. Die woorden beginnen echter wel een beetje hol te klinken als er geen concrete en afrekenbare doelstellingen geformuleerd worden. Wat moet er dan over drie maanden precies geregeld zijn? De minister schetste zo-even het beeld van allerlei noodkreten die uit de gemeenten te horen zijn. Toevallig dat de minister zo-even alleen het onderwerp taskforce hoorde. Heeft de minister het onderwerp capaciteit niet gehoord, namelijk dat er meer recherche moet komen in Helmond en Eindhoven? Zo ja, hoeveel gaat er dan naartoe?

Minister Opstelten:

Het team van de burgemeesters is het volstrekt eens, alle vijf, met deze aanpak en geen andere aanpak. Dit willen zij. Dat geldt ook voor de hoofdofficieren. Zij weten ook dat je dit tot op de bodem, diepgaand, moet bekijken en dan precies wat nodig is moet inzetten. Dan pak je het. Als ik symboolpolitiek zou bedrijven door zomaar een blik agenten open te trekken, zonder enige richting, zou ik mijn werk niet goed doen. Ik had natuurlijk makkelijk zomaar even wat bijstand kunnen regelen en dan was het misschien voor het beeld van het land buitengewoon positief geweest. Dit is beter, dit is veel fundamenteler en dit leidt tot resultaat, daar ben ik van overtuigd. Dat is het enige wat telt. Hoeveel precies, weet ik niet. Wat mij betreft allemaal, maar daarop ga ik me nu niet vastleggen. Als de burgemeesters, de politiechefs en de hoofdofficieren het niet precies weten, weet ik het ook niet precies. Het moet nu in de kern op tafel komen en wij moeten het aanpakken. Daaraan mag u mij houden. Dat is precies wat in deze brief staat.

De heer Dibi (GroenLinks):

Zegt de minister nu dat hij het niet precies weet omdat niemand het precies weet? Zegt de minister, zodra de Kamer vraagt om meer capaciteit om dit soort criminele bendes op te pakken, dat het niet is opgelost met het opentrekken van een blik agenten? Volgens mij stond dat in het regeerakkoord. Mijn vraag gaat over iets anders. Als wij hier over drie maanden opnieuw staan, ik aan deze kant en de minister aan die, wat is er dan veranderd, wat is er gebeurd en waarop kunnen wij deze minister dan afrekenen? Volgens mij willen wij dat allemaal weten.

Minister Opstelten:

Dat hebt u net ook al gezegd. Ik heb net ook een goed en adequaat antwoord gegeven, naar mijn mening. Ik kan nu niet zeggen dat dan alles is opgelost. Dan zou ik niet deugen. Wat in deze brief staat, is de aanpak. Wij maken dat zichtbaar. Over drie maanden, in die orde van grootte, zal ik keurig rapporteren wat er is gedaan. Misschien hoort u in die tijd wel wat van de resultaten en worden die zichtbaar. Ik ga het niet mooier voorspiegelen dan het is, want dan deugt het ook niet. Ik kan nu niet toezeggen dat wij dat zomaar even hebben opgelost. Iets wat in 30 jaar is ontstaan, los je niet zomaar even op; lees Frank Bovenkerk daarover. Dat is onbestaanbaar. Wij moeten nu wel diep de grond in. Ik hoop dat u een keer de Stads- en regioscan wilt lezen, een onderzoek dat is gedaan. Politie en wetenschappers hebben de vijf steden geanalyseerd wat betreft de criminaliteit. Dat rapport legt bloot wat er aan de hand is. Wat daarin staat, moeten wij aanpakken. Wat ik doe, is precies wat daarin wordt geadviseerd. Wij bundelen de krachten in de politie; niet drie afzonderlijke eilanden. Wij bundelen het gezag. Wij bouwen bovenregionaal op. Wij bouwen teams die niet zomaar een tijdje bij elkaar zijn maar langdurig. Wij halen er grote capaciteit bij van nationale recherche. Wij hebben dus precies gedaan wat ons door de wetenschappers wordt geadviseerd.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik luister goed naar de minister. Hij zegt dat het zeer complex en ingewikkeld is. Juist omdat het zo complex en ingewikkeld is, en omdat wij bezorgd zijn over het feit dat de georganiseerde misdaad de overheid in Brabant buitenspel dreigt te zetten of al heeft gezet, vinden wij het zo belangrijk dat hij inzicht geeft in de concrete inspanningen die hij gaat doen. Dat hoeft niet eens zozeer over de strategie te gaan. Toen collega Van Raak hier stond, kreeg ik een beetje hoop, omdat de minister begon over de manier waarop hij de vrijplaatsen en dergelijk zou aanpakken. Toen leek het wat concreter te worden. Daar moeten wij naartoe, wat mij betreft. Ik zou graag willen horen wat de minister heel concreet gaat inzetten. De burgemeesters over wie hij het heeft, zeggen namelijk dat het zonder extra capaciteit niet kan. Dat haal ik niet uit de brief van de minister. Zij klagen. Daarbij kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de minister probeert om onderdelen van het regeerakkoord, zoals de wietpas en de afstandscriteria, erdoor te drukken. Dit duidde ik zo-even in mijn inleiding aan als een soort wurgcontract. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn?

Minister Opstelten:

Nee, dat is het tweede dossier. Ik ben nu nog bezig met het eerste dossier, dat ik by far het belangrijkste vind. Dat is de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. De burgemeesters, de officieren van justitie en de korpschefs, iedereen deelt deze aanpak. Ik deel die ook. Ik sta ervoor. Ik wijs op deze brief. U wilt echter getallen zien. De voor de uit te voeren acties noodzakelijke inzet is beschikbaar. Men is nu een team aan het bouwen. Men moet iets opbouwen. Iemand met uw achtergrond moet precies weten dat je dat niet van de ene op de andere dag doet. Er komt echter wat nodig is. Laten wij daar een beetje zakelijk en nuchter in opereren. Ik verwacht en hoop dat de hele Kamer mij in ieder geval op dit punt, het eerste dossier, steunt. Daar ben ik echt van uitgegaan. Met de coffeeshops kan het anders liggen. Daar ben ik realistisch in. Dat hoeft ook helemaal niet. Maar hierin moet iedereen mij steunen. Het hele parlement steunt de minister op dit punt als hij krachtig bezig is, en zegt dan inderdaad: kom met een rapportage, laat het monitoren, informeer ons en toon aan dat het succesvol is.

De heer Marcouch (PvdA):

Collega Van Raak begon te zeggen: hulde voor de minister. Wat mij betreft, staat dat helemaal niet ter discussie.

Minister Opstelten:

Nee, dat dacht ik ook wel.

De heer Marcouch (PvdA):

Wij verwachten van de minister, zeker met zijn achtergrond, dat hij heel concreet weet wat een lokale bestuurder met zo'n lokaal probleem nodig heeft. De minister moet dus ook heel goed kunnen aangeven waar hij aan denkt en wat zijn ambitie is. Dat halen wij niet uit de brief, althans niet concreet. Hij kan ons geruststellen door het volgende te zeggen. Dit zijn de inspanningen die ik ga doen, anders rust ik niet. Dit is wat ik ga oplossen, anders rust ik niet. Dan kom ik bij de Kamer terug om te vertellen wat mijn inspanningen zijn geweest en wat ze hebben opgeleverd. Dat halen wij niet uit de brief. Wel zien wij de ambitie maar de vraag is: wat zit er achter die woorden?

Minister Opstelten:

Als de heer Marcouch de woorden nu eens wil lezen alsof hij op mijn stoel zit – dat is moeilijk, probeer het maar eens – dan staat er toch heel concreet wat wij gaan doen? Alleen, hij wil getallen horen. Dat valt mij een beetje tegen. Dat kan niet de werkelijkheid zijn. Het is zo. Gun die taskforce de tijd om een concrete aanvraag te doen. Het gaat natuurlijk om bijstandsaanvragen. Tegen de heer Brinkman kan ik ook niet zeggen: er komen zoveel marechaussees. Er komt wat nodig is. Dat team is nog in opbouw. Dat is er nog niet. Dat komt er. Maar het is wel een team waar alles in zit. Ik meen dat wij elkaar zouden kunnen vinden als ik over een maand of drie zal rapporteren nadat dit goed gemonitord is. Ik vraag een verslag van de taskforce. Overigens is het woord "taskforce" door de burgemeester van Eindhoven gevraagd en daarom heb ik het zo genoemd. Hij heeft gekregen wat hij vroeg.

Dan kom ik bij het tweede dossier. Daarbij is geen sprake van een wurgcontract. Het is wel stevig besproken aan tafel. Dat is hoe ik ben. Daar ben ik ook eerlijk in. Ik zei het volgende. Als wij het hier met elkaar over eens zijn, mag ik dan iets vragen? In het regeerakkoord staat over de coffeeshops dat wij het terugbrengen naar het lokale gebruik met een pas en de afstand van 350 meter, zoals iedereen weet. Zouden de gemeenten bereid zijn om mee te doen? Dat zou ik een mooie koppeling vinden. Zo heb ik dat gedaan. Het eerste is cruciaal. Het tweede gaat gebeuren. Ik heb wel gezegd wat mijn oordeel is over de denkbeelden van de burgemeester van Eindhoven. Daarover heb ik al eerder tegen hem gezegd dat ik het daar niet mee eens ben, sterker, dat ik zal verbieden dat dat gebeurt. Geen legalisering. Geen kwekerij door mensen die lid zijn van zo'n club. Laat staan dat er sprake is van een overheid die wiet teelt. Dat gaat allemaal niet gebeuren. Dat zullen wij bestrijden. Dat past niet meer in deze tijd. Wij zijn geen eiland in Europa. Ik kan afspreken dat wij de zaak gaan uitrollen in de Brabantse steden. Zij hebben ja gezegd. Niet iedereen is het ermee eens maar zij hebben wel gezegd: oké, dat vinden wij fair, dat gaan wij doen. Ik heb daarna, als ik het verhaal mag afmaken, ook de Limburgse burgemeesters op bezoek gehad. Maandag heb ik met een delegatie van hen een gesprek gevoerd. Ik heb gezegd: als u wilt meedoen, zullen wij het zorgvuldig op elkaar laten aansluiten. Zij zullen dat vrijdag bespreken. Volgende week donderdag zal het Europees Hof in Luxemburg uitspraak doen over het ingezetenencriterium. Dan kunnen wij daarmee verder. Ik heb Zeeland ook benaderd; dat wil ook graag aangesloten zijn. De grote steden beneden de rivieren doen mee of zij zijn in ieder geval bij het overleg betrokken.

De voorzitter:

Is het dossier hiermee voldoende toegelicht door de minister?

Minister Opstelten:

Wat mij betreft wel.

De heer Van Raak (SP):

Hier houdt de hulde op!

Minister Opstelten:

Ik zag het al aankomen.

De heer Van Raak (SP):

Krijgen de gemeenten de recherche in ruil voor het invoeren van de wietpas? Dat lijkt een beetje op bestuurlijke chantage! Wat nog veel belangrijker is: het is bovendien de verkeerde bestuurlijke chantage! De minister staat wel stoer te doen aan de voordeur, maar de criminelen komen binnen via de achterdeur. Waar komt het taboe van de minister vandaan om zaken goed te regelen en de criminelen aan de achterdeur aan te pakken?

Minister Opstelten:

De heer Van Raak kent het regeerakkoord. Ik wil mij niet beroepen op het "verkeerde" regeerakkoord, want dat klinkt alsof je iets doet waar je het eigenlijk niet mee eens bent. Dat is niet zo in dit geval; trouwens, in geen enkel geval! Ik moet op mijn woorden passen.

Wij zullen het coffeeshopbeleid echt aanpakken, in het hele land. Dat is geen gemakkelijke operatie, maar wij zullen dat doen. Er is een relatie tussen de steden in Brabant en het onderwerp waarover wij nu spreken. Men is er een voor een mee bezig en soms is men totaal op de verkeerde weg. Dit was een mooi momentum om te zeggen: laten wij hiermee stoppen! Zij zijn bereid geweest om dat te doen. Dat vind ik fair van de burgemeester van Eindhoven, die een totaal ander standpunt heeft. Ik vind het fair om met zulke bestuurders afspraken te maken, waar zij dan ook voor staan. Dat zullen wij nu doen, al is dat niet een, twee, drie gebeurd. Ik heb ook niet in de brief gezet dat wij het snel zullen invoeren; ik heb geschreven dat wij het zullen invoeren. Wij zullen dat heel gedegen doen, beneden de rivieren.

De heer Van Raak (SP):

Het lijkt toch een beetje op bestuurlijke chantage, als wij de burgemeesters van alles laten doen. De burgemeesters zijn bereid om de minister tegemoet te komen met een wietpas. Is de minister dan bereid om de burgemeesters tegemoet te komen? Zij zeggen dat zij in hun gemeenten afspraken willen maken met producenten van wiet om ervoor te zorgen dat er geen foute wiet binnenkomt in de coffeeshops en dat er geen criminelen binnenkomen via de achterdeur. Is de minister dan zo fair om de gemeenten die mogelijkheid te bieden?

Minister Opstelten:

Dat kan ten dele een gemeentelijke taak zijn, maar het is ook een justitiële taak. Ik ben minister van Veiligheid en van Justitie. De AHOJG-criteria zijn justitiële criteria. Deze criteria bepalen het beleid in de coffeeshops, niet de burgemeesters of gemeenten. Ik doe dat in het hele land strak hetzelfde; anders valt er niet te werken.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik laat de juridische complicaties bij de invoering van de wietpas en het feit dat heel veel Nederlanders straks met naam en toenaam bij een coffeeshophouder geregistreerd staan, even terzijde. Wij spraken net over het grote probleem van de georganiseerde misdaad. 80% van de hennepteelt is bedoeld voor export naar het buitenland en niet voor de lokale coffeeshop. De burgemeesters geven aan dat zij de coffeeshops onder controle hebben. De overlast is dus miniem. Dat geven ook de burgemeesters die de minister gesproken heeft aan. De heer Bruls zegt: de invoering van de wietpas zal ons slechts meer overlast bezorgen. De burgemeesters worden straks met de openbare problemen opgezadeld. Is het niet veel relevanter dat de minister straks de taskforce inzet voor het aanpakken van die 80%? Daar zitten immers de problemen; die andere 20% regelen de gemeenten wel!

Minister Opstelten:

Nee, dat denk ik niet. Wij moeten duidelijk zijn. Er komen zwaardere straffen op het kweken en de productie. Ik zeg dit tegen de heer Çörüz. Dat moet absoluut zo zijn. Het tijdstip waarop dat wetsvoorstel er precies aankomt, heb ik niet paraat. Het is echter toegezegd en dus komt het er aan. In mijn ogen is dit een fase om het coffeeshopbeleid en het softdrugsbeleid aan te passen. Het gebruik van softdrugs moet teruggebracht worden naar de oorspronkelijke kern, de reden waarom wij coffeeshops hebben gekregen. Die waren namelijk voor buurtgebruik bedoeld. Dit is ook de mening van het hele kabinet, want dat is één en ondeelbaar; elke minister vindt dus wat ik nu zeg. Ik ben zelf buitengewoon gemotiveerd om dit voor elkaar te krijgen. Ik zal dit dan ook op een heel rustige, normale, zorgvuldige manier doen.

Mevrouw Berndsen (D66):

Wij hebben het over de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. De minister heeft het over de wietpas. Er is een artikel verschenen van een onderzoekster van de Universiteit van Tilburg. Zij stelt dat de illegale wiethandel alleen toeneemt door de wietpas. Zij stelt namelijk dat je niet alleen buitenlandse toeristen weert, maar dat je daarmee ook Nederlanders die niet geregistreerd willen worden, de illegaliteit in drukt. Hoe denkt de minister dus de georganiseerde criminaliteit aan te kunnen pakken met het invoeren van een wietpas?

Minister Opstelten:

Ik heb ook over dit artikel gelezen. Het rapport zelf heb ik echter nog niet gelezen, maar dat zullen wij natuurlijk opvragen en analyseren. Er zijn ook andere rapporten en andere ervaringen. Ik persoonlijk heb ook ervaring hiermee. Iedereen die niet voor terugbrengen is, denkt altijd dat de illegaliteit dan toeneemt. Dat is natuurlijk een reëel risico dat je onder ogen moet zien. Je moet daar ook wapens tegen inzetten. Als je dit goed doet, verdwijnt het vervolgens. Ik hoor dit overal en krijg dit van iedereen bevestigd.

Mevrouw Berndsen (D66):

Als in de praktijk blijkt dat zo'n wietpas de illegaliteit doet toenemen, is de minister dan bereid om tot andere maatregelen over te gaan?

Minister Opstelten:

Dit is natuurlijk de verantwoordelijkheid van de politie, van de burgemeesters en van het Openbaar Ministerie. Als dit zou blijken, moet je het inderdaad aanpakken. Ik ben echter niet bereid om tot een andere aanpak te komen. Wij staan hiervoor en de komende vier jaar rollen wij dit uit. Dit debat is daar een vorm van en in januari is het vervolg hierop. Ik ben er dus blij over dat wij dit gaan aanpakken samen met een paar stevige bestuurders in een provincie waar dit echt aan de orde is. Dit laatste kan niemand ontgaan zijn. Wij beginnen daar. Men overweegt om dit ook in Limburg te doen, want daar is natuurlijk ook veel te doen geweest in Maastricht, Roermond, Venlo en Heerlen.

Ik kom nu bij het dossier over de sterkteverdeling en het landelijke budgetverdeelsysteem (BVS). Dit is door sommigen zijdelings ook even aan de orde gesteld. Ik heb bij de begroting al gezegd dat de BVS-berekeningen hier en daar leiden tot onevenwichtigheden. Ik sta zelf een mitigatie van de berekening voor. Dit betekent dat de stijgers iets minder stijgen en de dalers iets minder dalen. Op welke wijze dit precies gebeurt, is op dit moment even mijn zorg. Ik zal pogen om met de korpsbeheerders tot een vergelijk te komen. Het is immers heel belangrijk dat wij nu een keer weten welke sterkte wij precies hebben. De brief in dat kader komt er aan, zoals ik de heer Rouvoet heb toegezegd. Bovendien moet er duidelijkheid en dus geen discussie meer bestaan over de verdeling over een langere periode. Ik kan daar op dit moment niets meer over zeggen. De betrokken burgemeesters hebben er begrip voor dat ik die positie inneem. Zij begrijpen dit. Een andere positie zou zijn om versneld iets naar Eindhoven te doen of naar iemand anders, maar dit moet ergens vandaan komen. Het is ook niet van de ene dag op de andere gebeurd. Zo realistisch zijn zij ook. Wat dat betreft was het slim van Van Gijzel om gewoon om een taskforce te vragen, omdat daarmee meteen aan de gang is gegaan.

Ik heb in grote lijnen de meeste vragen beantwoord, misschien niet altijd tot tevredenheid maar dat hoor ik dan graag. Ik zeg tegen mevrouw Hennis nog even duidelijk dat de RIEC's natuurlijk de Bibob zijn, de justitiële en bestuurlijke aanpak. Gewoon: het bestuur krijgt een negatief advies over een coffeeshophouder en moet dan direct besluiten om die boel te sluiten. Dat soort zaken is belangrijk. De RIEC's zullen met de taskforce verstevigd worden. Daar moet je het namelijk over hebben. Het is informatie, en zonder informatie kun je niet aanpakken. De bestuurlijke kracht is natuurlijk ook de versterking van het bestuur. Het gebruikmaken door de bestuurders van de instrumenten die zij hebben, is ontzettend belangrijk in de komende maanden dat dit gaat gebeuren.

De voorzitter:

Mag ik, ook voor de kijkers thuis, vragen wat de RIEC's zijn?

Minister Opstelten:

De RIEC's zijn regionale informatie- en expertisecentra. Ik ben er trots op dat ik dit zomaar uit mijn hoofd weet.

De voorzitter:

En dat iedereen het nu ook begrijpt.

Minister Opstelten:

In de regio, rond Eindhoven, betalen zo'n twintig gemeenten daaraan mee. Het Rijk betaalt eraan mee. Allerlei informatie over wat slecht is in dat gebied, komt daar bij elkaar en op basis van die informatie onderneemt men actie en gaat men boeven aanpakken. Ik hoop dat dit wordt uitgezonden, voorzitter.

De heer Van der Staaij had ook nog een goed punt. Het gaat nu over Eindhoven, de regio Brabant, maar belangrijk is natuurlijk hoe je het structureel nationaal doet. Het College van procureurs-generaal is bezig met de prioriteitsstelling. Die zal ook met mij besproken worden. Een aantal keren is hier aan de orde geweest dat wij ook de prioriteiten moeten gaan stellen voor het veiligheidsbeleid. Wat gaat er gebeuren, waar gaan we precies voor? Dat is in ontwikkeling. Het zal niet te lang meer duren voordat ik in het eerste kwartaal van het jaar daarmee kom. Dit onderwerp is daar natuurlijk een heel belangrijk onderdeel van.

De heer Brinkman heb ik beantwoord, maar hij had natuurlijk toch iets anders verwacht. Hij vroeg wat er allemaal beschikbaar is. De KMar is natuurlijk een groot korps, maar ik vind niet dat ik nu voor het zuiden het hele korps KMar mag inzetten. Men kan een beroep doen op een zorgvuldige, goede bijstandsregeling. Het College van pg's brengt een advies aan mij uit en ik moet overleggen met de minister van Defensie voordat het beschikbaar wordt gesteld. Er is dus een heel goede lijn. Het is zo'n beeld dat toen dit ontstond, de commandant van de KMar zichzelf spontaan heeft gemeld om mee te doen. Dat geeft ook een heel positieve uitstraling en bereidheid weer om mee te doen, juist voor de recherche.

De heer Brinkman (PVV):

Ik snap dat. Ik heb een aantal specifieke vragen aan de minister van Defensie gesteld. Ik begrijp dat de minister deze niet kan beantwoorden. Misschien is het een idee om de minister van Defensie de kans te geven om deze schriftelijk te beantwoorden.

Minister Opstelten:

Ik zal dat vragen. Dat zal ongeveer in dezelfde lijn gebeuren als ik de vragen nu beantwoord. Voor ons beiden is het heel belangrijk. Wat is er precies nodig? Wat hebben wij nodig? Wat heeft Brabant aan inzet van de KMar nodig? Wat vraagt de politie, wat vragen de burgemeesters en wat vraagt de taskforce aan de KMar?

De voorzitter:

Mag ik vragen of de minister de resterende vragen heeft behandeld?

Minister Opstelten:

Ja.

De voorzitter:

Dan ga ik naar mevrouw Berndsen en daarna naar de heer Çörüz.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik heb een vraag aan de minister gesteld waarop hij nog geen antwoord heeft gegeven. Wij hebben geconstateerd dat de recherchecapaciteit van de drie Brabantse regio's op een hoop worden geveegd; ik zeg het maar even oneerbiedig. Ze worden gevormd tot een team; ik zeg het wat netter. Ik heb gevraagd wat dit betekent voor alle criminaliteitszaken die dan op de plank komen te liggen. Staan wij over een paar maanden weer hier en moeten wij dan constateren dat gewelddadige overvallen bijna niet meer aangepakt kunnen worden? Ik krijg toch graag een antwoord van de minister.

Minister Opstelten:

Nee, dat betekent het natuurlijk niet. Dat is ook een reden waarom wij voor die nationale politie gaan. Op een gegeven moment zeg je: wij maken hier een team van dat niet eens zo groot hoeft te zijn, dat dit aanpakt en waarin verschillende disciplines zitten. Het hoeft niet eens alleen politie te zijn; er zitten ook andere disciplines in die zij dan echt even nodig hebben. Het gaat niet ten koste van andere zaken, maar wij zeggen nu met elkaar: dit is topprioriteit. Je moet op een gegeven moment doen wat nodig is en dat hebben wij hier afgesproken. Zoals in de brief staat: als het onaanvaardbaar is dat er dingen blijven liggen, komt de voor de uit te voeren acties noodzakelijke inzet beschikbaar.

Mevrouw Berndsen (D66):

De minister zegt dat er dan capaciteit beschikbaar komt voor die acties. Dat is wat anders dan wanneer je onvoldoende capaciteit hebt in de korpsen om de resterende criminaliteit aan te pakken. Maar goed, wij hebben er genoeg over gebakkeleid. Ik denk dat er meer recherchecapaciteit nodig is en de minister denkt van niet. Wij worden het op dat punt niet eens.

Minister Opstelten:

Nee.

De heer Çörüz (CDA):

Het probleem van de capaciteit wordt opgepakt en opgelost. Dat is heel goed. Maar criminoloog professor Frank Bovenkerk stelt dat er een cultuur van angst is geweest en dat dit het niet optreden heeft bewerkstelligd. Hoe gaat de minister dat tackelen? Extra mensen erbij is uitstekend, maar wij moeten natuurlijk ook werken aan die cultuuromslag.

Mijn tweede vraag is hoe de minister de Europese samenwerking ziet.

Minister Opstelten:

Ik ga nu niet alles napraten wat professor Frank Bovenkerk zegt. Dat vind ik te veel eer voor hem. Die cultuuromslag is wel nodig. Daarom is die taskforce samengesteld zoals die is samengesteld. Daarin zitten de mensen die voor de volle honderd procent verantwoordelijk zijn en die de besluiten moeten nemen: de burgemeesters, de hoofdofficieren en de korpschefs. Zij moeten daarvoor staan. Er is een cultuur, zo heb ik geconstateerd. Ik kijk alleen maar vooruit en ik ben optimistisch. Het is een ongelofelijk zware taak. Men pakt dit aan en is hierop absoluut aanspreekbaar en afrekenbaar. Men wil dit, maar er is ook geen weg meer terug. Dat hebben wij bereikt. Men zal nu moeten en iedereen zal dat volgen.

De voorzitter:

En Europa?

Minister Opstelten:

Europa? Ja, het is een grensgebied. Dat bedoelt u; u bedoelt niet de JBZ. Wij hebben het er natuurlijk wel over in de wandelgangen, maar het gaat om de grensregio. Het komt aan bod, maar laten wij beginnen met datgene waar wij nu mee bezig zijn. Een onderdeel van de problematiek zijn de grensgebieden: in Brabant is het weer anders dan in Limburg. Lees het rapport dat ik heb genoemd van Politie en Wetenschap. Daar staat het allemaal in. Dat moeten wij ook goed onderkennen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik borduur nog even voort op die vraag van mevrouw Berndsen, die volgens mij cruciaal is. De heer Marcouch fluisterde mij net in dat voor het oplossen van een moord ongeveer 30 rechercheurs nodig zijn. Dan wil ik niet weten hoeveel capaciteit nodig is om die twintig bendes aan te pakken. Als de recherche zich in die regio moet gaan richten op de georganiseerde misdaad, dan zal hij andere dingen niet meer kunnen doen. Kan de minister daarop nog wat dieper ingaan? Wij maken ons daar zorgen over.

Minister Opstelten:

Als je het hebt over die twintig figuren, dan heb je het natuurlijk ook over de nationale recherche, dan heb je het over samenwerking met verschillende kennis. In het ene geval heb je een heel klein team met een buitengewoon hoge kwaliteit nodig. In het andere geval heb je een groter team nodig. Ik ben niet bereid om hier onze strategieën en aantallen prijs te geven. Men zal het merken. Het is aan mij om na enige tijd aan de Kamer te rapporteren hoe het is gelopen en wat wij hebben ingezet. Wij gaan dat hier niet allemaal prijsgeven. Geef ons de kans, geef de taskforce de kans om nu iets te laten zien. Heb een keer vertrouwen in de vechtlust van de mensen die dit allemaal voor elkaar moeten krijgen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik wil de minister best geloven en ik hoef ook niet de hele strategie te horen, maar begrijp ik het goed dat de minister hier zegt dat de mensen zullen krijgen wat zij nodig hebben? Gaat de minister alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat de capaciteit op orde is en dat niet aan het einde van de rit geconcludeerd moet worden dat de problemen niet zijn aangepakt omdat er een tekort was aan mensen? Ik zie de minister nu naar de brief wijzen, maar ik wil een minister die gewoon antwoord geeft op een vraag uit de Kamer. Ik wil geen voorgedrukt antwoord. Ik heb de brief gelezen. Ik wil dat de minister de toezegging doet dat het oplossen van dit probleem niet ten koste gaat van de oplossing van andere vormen van criminaliteit en dat de capaciteit geen discussiepunt zal zijn.

Minister Opstelten:

Ik heb al een aantal malen gezegd dat de voor de uit te voeren acties noodzakelijke inzet beschikbaar is. Als de taskforce zegt dat hij iets nodig heeft, dan komt het. Anders zou ik zo'n brief niet willen sturen. Anders zou ik hier ook niet zo aanvallend het debat voeren.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik wens de minister veel succes, maar herinner hem aan mijn vraag over de vermenging van onderwereld en bovenwereld. In welke mate zal de minister net zo energiek en offensief inzetten op die verweven makelaars, vastgoedmensen, notarissen, enz.? Neemt hij deze mensen heel scherp in de aanpak mee?

Minister Opstelten:

Uiteraard. Wat u zei, sprak mij aan. Ik heb niet al die notarissen, advocaten, enz. genoemd, want dan krijg ik de orde op bezoek.

De heer Marcouch (PvdA):

Dat is wel de manier om ze aan het sidderen te krijgen, zoals de heer Çörüz net aangaf.

Minister Opstelten:

De verwevenheid tussen boven- en onderwereld is aan de orde. U weet dat misschien nog beter dan ik. Hoewel, wij weten het in ieder geval even goed. Niemand ziet er iets van als je "onder de grond" gaat en het succes is maar betrekkelijk, maar wij weten wat de uitstraling is. Uiteindelijk komt het terecht bij de criminaliteit in de wijken, bij de zichtbare overlast. Ook in het Brabantse merken wij dat. Het is goed leesbaar in het rapport van politie en wetenschap; ik kan lezing daarvan aanraden.

De heer Rouvoet vroeg mij om een duidelijke uitspraak. Ik sta voor het tegenhouden van de handel. Geen liberalisering van drugshandel. Daar ben ik heel erg tegen. Ik hoop dat dat voor de heer Rouvoet duidelijk genoeg is.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik ben geen grote fan van coffeeshops. Bij mij in de buurt zit er eentje met de naam Happy People, maar als ik erlangs loop zitten er altijd een paar mensen droevig naar buiten te kijken.

Ik ben wel voor het aanpakken van problemen. De minister zet een slot op de voordeur, maar laat de achterdeur wagenwijd open. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, gemeenten de mogelijkheid te bieden om de teelt van wiet en levering aan coffeeshops te reguleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(29911).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Gelet op zijn introductie moet ik de heer Van Raak toch een vraag stellen. Ik versta het dictum zo: regering zet de achterdeur wagenwijd open. Dat vraagt de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Nee, dat staat er niet. Van RaakVerzocht wordt om gemeenten de mogelijkheid te geven om de boeven buiten te houden, om afspraken te maken met producenten, om ervoor te zorgen dat er wiet binnenkomt van goede kwaliteit, om ervoor te zorgen dat er producenten zijn die zich aan de wet houden. Het verzoek is om gemeenten die mogelijkheid te geven. Net zo goed ben ik bereid om gemeenten de mogelijkheid te geven om een wietpas te introduceren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Wij lossen dit probleem niet op, want hierover worden wij het inderdaad niet eens. Als de heer Van Raak zijn motie introduceert met de mededeling dat de regering de voordeur sluit, maar de achterdeur wagenwijd openzet, had hij een motie moeten indienen met het doel om die achterdeur te sluiten. Maar dat doet hij niet. Hij dient een motie in waarmee die achterdeur open wordt gezet, voor anderen, maar dat is geen oplossing.

De heer Van Raak (SP):

Ik gooi de achterdeur dicht voor boeven. Daar gaat het hier om. Niet voor andere mensen, maar voor boeven.

Minister Opstelten:

Mevrouw de voorzitter. Gelet op het betoog en het debat in eerste termijn mag u van mij niks anders verwachten dan dat ik deze motie heel krachtig ontraad.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de motie zal volgende week dinsdag plaatsvinden.

Sluiting 23.09 uur

Naar boven