Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor om conform artikel 17 van het Reglement van Orde in te stellen een algemene commissie voor Jeugd en Gezin en een algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie. In verband hiermee stel ik vast dat de algemene commissie voor het Integratiebeleid is opgeheven.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de SP-fractie benoem ik:

  • - in de commissie voor de emolumenten van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal het lid Gerkens tot lid in de bestaande vacature;

  • - in de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven het lid Polderman tot lid in de bestaande vacature;

  • - in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven Luijben tot lid in plaats van het lid De Wit;

  • - in het Strategisch Overleg Informatievoorziening het lid Gerkens tot lid in de bestaande vacature;

  • - in de vaste commissie voor Defensie het lid Poppe tot lid in plaats van het lid Lempens en het lid Lempens tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Poppe;

  • - in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid De Wit tot lid in plaats van het lid Gesthuizen en het lid Gesthuizen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid De Wit.

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik:

  • - in de vaste commissie voor Defensie het lid Jacobi tot lid in plaats van het lid Waalkens;

  • - in de vaste commissie voor Financiën de leden Heerts en Vos tot lid in plaats van de leden Heijnen en Smeets en het lid Heijnen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Heerts;

  • - in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Van Dijken tot lid in plaats van het lid Roefs;

  • - in de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken het lid Kuiken tot lid in plaats van het lid Kraneveldt-van der Veen en het lid Kraneveldt-van der Veen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Kuiken;

  • - in de vaste commissie voor Economische Zaken het lid Kraneveldt-van der Veen in plaats van het lid Van Dam en het lid Van Dam tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Roefs;

  • - in de vaste commissie voor Justitie het lid Kalma tot lid in plaats van het lid Spekman;

  • - in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Roefs tot lid in plaats van het lid Bouchibti en het lid Bouchibti tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Kalma;

  • - in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Smeets tot lid in plaats van het lid Van Dijken en het lid Van Dijken tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Spekman.

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik:

  • - in de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken de leden Van Hijum en Van Vroon-hovenKok tot lid in de bestaande vacature;

  • - in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Jonker tot lid in plaats van het lid Spies en het lid Spies tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jonker;

  • - in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Ferrier tot lid in plaats van het lid Vietsch en het lid Vietsch tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Ferrier.

Het woord is aan de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik verzoek om het verslag van het verzamel-AO over vreemdelingen- en asielbeleid van 29 maart jongstleden op de agenda van de plenaire vergadering te zetten.

De voorzitter:

Geen van de leden wenst het woord naar aanleiding van dit verzoek. Ik stel daarom voor om dit VAO toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ook van mijn kant het verzoek om het verslag van een algemeen overleg op de plenaire agenda te zetten. Het betreft het algemeen overleg over de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, de zogenaamde Razeb, van vorige week donderdag.

De voorzitter:

Geen van de leden wenst het woord naar aanleiding van dit verzoek. Ik stel daarom voor om dit VAO toe te voegen aan de agenda van morgen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Op dit moment zijn onderhandelingen gaande over de toekomst van de Nederlandse Antillen. Daarbij moeten ook de vrijhandelzones of e-zones worden betrokken. Uit antwoorden op mijn vragen moet ik opmaken dat dit onderwerp nu niet of in ieder geval niet afdoende wordt besproken. Daarom wil ik een kort debat om de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om Voorzitteropheldering te vragen en om de Kamer een uitspraak voor te leggen.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ik vraag mij af waarom hiervoor niet de normale procedure wordt gevolgd: een procedurevergadering waarin aan de orde wordt gesteld dat er behoefte bestaat aan een debat met de staatssecretaris. Op die manier kunnen wij in de procedurevergadering ordentelijk concluderen welke stappen nodig zijn. Ik verzet mij op zich niet tegen dit debat, maar ik denk dat dit ook in een algemeen overleg kan, binnen het kader van een zorgvuldige procedure.

Overigens wijs ik erop dat wij morgen ook met de bewindslieden die bij dit onderwerp zijn betrokken een kennismakings-AO hebben, waarin allerlei vragen van deze aard aan de orde kunnen worden gesteld. Dat debat behoeft dus niet in deze plenaire zaal plaats te vinden; het kan rustig via de normale wegen verlopen.

De heer Remkes (VVD):

Ik sluit mij daar gaarne bij aan. Morgen is de gelegenheid bij uitstek om dat te doen. Bovendien kan het debat dan veel breder worden gevoerd.

De heer Leerdam (PvdA):

Ik sluit mij aan bij de heer Van Bochove van het CDA. Ik denk dat het meer op zijn plaats is om dit morgen te doen en anders gewoon bij de procedurevergadering.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ook de fractie van de ChristenUnie sluit zich hierbij aan.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij vinden het belangrijk dat dit debat wordt gevoerd. Ik begrijp het spoedeisende karakter. Ik vind dat het op korte termijn moet plaatsvinden. Dat zal ook mijn inzet zijn bij de procedurevergadering. Voor de rest sluit ik mij aan bij de collega's.

De heer Van Raak (SP):

Een kennismakingsgesprek lijkt mij niet heel geschikt voor zo'n ingewikkelde materie. Ik kan mij voorstellen dat ik in de procedurevergadering een voorstel voor een algemeen overleg doe. Maar mevrouw Van Gent heeft gelijk dat hierbij haast is geboden: de onderhandelingen zijn nu gaande, zij zijn zelfs in een vergevorderd stadium.

De voorzitter:

Wij wachten af waar de procedurevergadering toe zal leiden.

Het woord is aan de heer Rutte.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Gisteren ontving de Kamer een brief van de minister-president over de eerste honderd dagen van het kabinet. Kort gezegd, wordt in de brief gesteld dat het resultaat van die eerste honderd dagen zal worden neergelegd in een "beleidsprogramma". De laatste zin van deze brief vindt mijn fractie te vrijblijvend. Daarin zegt de minister-president dat het kabinet voornemens is om de Kamer zo mogelijk in week 24 nader te informeren over dat beleidsprogramma. Ik wil de harde toezegging van het kabinet dat de Kamer het beleidsprogramma uiterlijk in week 24 – dat is dus de week van 11 juni – krijgt toegezonden. Op dat moment zijn wij al ruim over de honderd dagen heen; dat is namelijk op 2 juni al het geval. Het moet dus kunnen. Dit is des temeer van belang omdat wij dan voldoende tijd hebben om het beleidsprogramma voor het zomerreces te bespreken. Ik vraag mede namens de fracties van de SP, GroenLinks, D66 en de PVV om een korte brief van de minister-president waarin hij de Kamer deze toezegging doet.

De voorzitter:

Ik zie de heer Pechtold bij de interruptiemicrofoon. Mijnheer Pechtold, het verzoek is mede namens u gedaan, dus u hoeft het niet te steunen.

De heer Pechtold (D66):

Het verzoek is inderdaad mede namens mij gedaan. Toch wil ik namens de D66-fractie opmerken dat ik de brief uiterst summier vond. Het spijt mij dat het kabinet eerst honderd dagen het land in gaat en de vernieuwende methodiek daarvan niet met ons wil delen...

De voorzitter:

Het is niet nodig dat u dit nu allemaal zegt.

De heer Pechtold (D66):

Ik leg mij neer bij de oproep om het op deze manier te doen, maar ik vind dat ik moet stipuleren dat ik op dit moment erg ontevreden ben, ook gezien de onrust in het land, over de manier waarop het kabinet met het parlement omgaat.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, u hebt uw punt nu gemaakt. Ik wil u eraan herinneren dat het niet de bedoeling is om inhoudelijk op een onderwerp in te gaan tijdens de regeling van werkzaamheden.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het is lente. Zoals te doen gebruikelijk werden wij vorige week weer eens opgeschrikt door een aantal loonstijgingen aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven die hun weerga niet kennen. Ik heb het onder anderen over de heren van ING, die een procentje of 300 aan loonstijging hebben geboekt. Ook het edele krantenconcern PCM heeft zo zijn problemen met een paar toppers die enkele miljoenen binnenslepen. Het gaat hier om een concern dat bijna noodlijdend is geworden door een van de aandeelhouders. Dit is allemaal niet nieuw, maar wel opnieuw ernstig.

Naar aanleiding van het voorstel van mevrouw Jongerius van de FNV zou ik dit nu eens een keer echt willen aanpakken via fiscale heffingen. Ik wil hierover graag een debat voeren met de bewindslieden van Financiën. Naar verluid, zou de staatssecretaris van Financiën dit verzoek al onmiddellijk naast zich neer hebben gelegd. Daar wil ik een debat over voeren met minister Bos en staatssecretaris De Jager. Wat mij betreft, vindt dat debat op korte termijn plaats.

De voorzitter:

Vraagt u om een debat of om een spoeddebat?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Om een debat op korte termijn.

De voorzitter:

Dus u vraagt om een spoeddebat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Een spoeddebat zou suggereren dat het per se deze week moet. Zo zout hoeft het voor mij niet gegeten te worden. Het mag ook volgende week, maar bij voorkeur deze week.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik kan mij de onrust van de heer Vendrik voorstellen, maar ik denk dat het goed is om te constateren dat zijn verzoek enige onzekerheden bevat. Het lijkt mij dat het eerder op zijn plaats is om een brief te vragen. Bovendien staat in het regeerakkoord een aantal uitspraken waarop de regering nog moet reageren. Ik denk dat het goed is om dit te combineren.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Cramer. Laten wij het kabinet om een mening vragen; naar aanleiding daarvan kunnen wij kijken of wij al dan niet een debat houden. Anders gaan wij hier praten naar aanleiding van krantenartikelen.

De heer Crone (PvdA):

Het lijkt mij goed om het debat te houden, maar ik twijfel nog over het moment waarop dat moet gebeuren. Bij het debat over de regeringsverklaring heeft onze fractievoorzitter, de heer Tichelaar, gevraagd om de topinkomens bij de participatietop te betrekken. Wij vinden dat ook de werkgevers met de billen bloot moeten. Ook zij moeten vertellen hoe zij er tegenaan kijken. Wij hebben daaraan overigens toegevoegd dat als stok achter de deur alsnog fiscale wetgeving zou kunnen volgen. Ik zou dus zeggen dat wij het debat na de participatietop moeten voeren. Bovendien ligt er nu niets op tafel om over te debatteren, behalve krantenartikelen. Ik zou op zijn minst een standpunt van het kabinet willen hebben. Ik wil er achter komen of de suggestie van de heer Vendrik klopt dat de staatssecretaris dit terzijde heeft gelegd. Laten wij dit debat voeren op het best denkbare moment met maximale druk op de participatietop.

De heer Irrgang (SP):

Ik geloof dat ik het eens ben met de heer Vendrik. Ik wilde toch even melden dat ook bij de SP-fractie de behoefte leeft om hierover snel een debat te voeren met de minister van Financiën. Wat hier gebeurt, kan niet. Wij hoeven niet te wachten op de participatietop.

De voorzitter:

Het is goed dat u dat meldt.

De heer Pechtold (D66):

Ook de D66-fractie steunt de GroenLinksfractie, en de heer Vendrik in het bijzonder, in dit verzoek.

De heer Wilders (PVV):

De verrijking aan de top in het bedrijfsleven en de vraag wat wij daar wel en niet tegen kunnen doen, is een belangrijk onderwerp. Mijn fractie steunt de heer Vendrik in zijn verzoek om een debat. Wat ons betreft, vindt dat debat zo snel mogelijk plaats, al zouden wij ook wel graag een brief ontvangen van het kabinet ter voorbereiding daarvan. Ik denk aan een debat morgen of volgende week.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb begrepen dat het kabinet meeluistert bij de regeling van werkzaamheden. Als het kabinet de behoefte heeft om zijn positie te verklaren, dan mag dat. Eerlijk gezegd, wil ik het debat daar niet van af laten hangen. Ik heb goede nota genomen van het feit dat in het regeerakkoord expliciet geen melding wordt gemaakt van fiscale maatregelen tegen topinkomens. Het debat is niet nieuw. Wij hebben dat al vele malen gevoerd met de vorige kabinetten-Balkenende. Toen stond er wel iets over in een regeerakkoord, maar werd dat niet uitgevoerd. In de richting van de werkgevers moet maximale druk worden opgebouwd, maar nu gaat het om de vraag wat het kabinet gaat doen. Wat mij betreft, moet het debat absoluut voor de participatietop worden gehouden en niet daarna, want dan is het mosterd na de maaltijd. Aangezien wij niet weten wanneer de participatietop wordt gehouden, want de agenda is evenals de datum onduidelijk, stel ik voor om dit debat op zo kort mogelijke termijn te doen plaatsvinden. Mocht het kabinet behoefte hebben om dat vergezeld te doen gaan van een brief, dan is die informatie welkom. Dat debat zal hier echter gevoerd moeten worden.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil wel in een brief kunnen lezen of het kabinet dit al heeft afgewezen, wat u suggereerde. Het is dus niet zo dat het kabinet een brief mag sturen als het dat wil. Wij willen gewoon een brief. Het lijkt mij handig als u zich als initiatiefnemer ook achter dit standpunt schaart. In die brief moet ook worden opgenomen of het kabinet dit onderwerp in ieder geval ter bespreking voorlegt op de participatietop. Over dit punt bestaat ook onduidelijkheid blijkens de kranten, omdat werkgevers dit niet zouden willen bespreken. Daar kan het kabinet dan ook mooi op ingaan in die brief.

De voorzitter:

Ik stel voor, het kabinet te verzoeken nog deze week een brief aan de Kamer te sturen. Ik zal de Kamer later een nader voorstel doen over een debat volgende week met spreektijden van drie minuten per fractie.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven