Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg over modernisering huurbeleid en een schriftelijk overleg over het huurbeleid.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. In het regeerakkoord staat dat er 210 mln euro zou worden bezuinigd op de huursubsidie. Dat heeft het kabinet helaas gedaan, tegen onze zin, maar daarna zou het afgelopen zijn. Wat schetst onze verbazing? Bij de circulaire voor dit jaar kiest de minister ervoor om de normhuren niet aan te passen met de inkomensontwikkeling maar met de gemiddelde huurstijging. Het effect is dat de gemiddelde ontvanger van huursubsidie er nu € 5 per maand op achteruit gaat. Wij hadden al een bedrag van € 12 oplopend tot € 18 en daar komt nu weer € 5 bij. Het lijkt een klein bedrag, maar die mensen hebben al niet zoveel te besteden en voor hen is elke euro minder om te besteden er één te veel. Dat is teleurstellend, want uit de wetsgeschiedenis, uit de toelichtingen op de amendementen, blijkt dat altijd de gunstigste variant gekozen moet worden, de variant die het dichtste bij de inkomensontwikkeling van mensen ligt. Dat heeft de minister niet gedaan. Het kost 55 mln. Afgelopen zomer heeft de minister het bedrag dat zij daarvoor beschikbaar had gesteld al weggegeven door de besparing op de huursubsidie als gevolg van de gematigde huurontwikkeling van dit jaar direct aan minister Zalm terug te geven in plaats van ook de normhuren gematigd te laten stijgen. Kortom, dit alles overziend zien wij ons genoodzaakt om de volgende motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inkomens van de groep huursubsidieontvangers in 2005 dalen;

overwegende dat de minister de Kamer heeft toegezegd (AO 4 februari 2004, brief 11 mei 2004) de huursubsidieontvangers verder te zullen ontzien;

voorts overwegende dat de opname van de kan-bepaling in de nieuwe Huursubsidiewet van 1998 juist bedoeld is om te voorkomen dat in geval van uiteenlopende inkomens- en huurontwikkelingen de woonlasten van de huursubsidieontvangers onevenredig stijgen;

constaterende dat dit jaar de woonlasten van de huursubsidieontvangers onevenredig zullen stijgen doordat de minister kiest voor een koppeling van de normhuren aan de verwachte huurverhoging van 1,8% in plaats van de ontwikkeling van de bijstand met min 0,6%;

constaterende dat de koppeling van de normhuuraanpassingen aan de verwachte huurverhoging bovenop de huursubsidiebezuiniging van 210 mln euro structureel een extra nadelig effect op de koopkracht van huursubsidieontvangers heeft;

overwegende dat dit maatschappelijk ongewenst is, niet in overeenstemming met eerder gedane toezeggingen en niet in overeenstemming met de bedoeling van de kan-bepaling in de Huursubsidiewet;

verzoekt de regering, de aanpassing van de normhuren per 1 juli 2005 te koppelen aan de voor de huurder meest gunstige variant, te weten het bijstandsinkomen van min 0,6%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(27926).

De heer Depla (PvdA):

Niet alleen de huursubsidie maar ook de huren voor 2005 staan op de agenda. De gemiddelde huren zijn inflatievolgend plus 1,5%. Dat zou de PvdA ook graag anders zien. Ik kan het best mijn motie voordragen met de argumentatie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huren in Nederland gemiddeld hoog genoeg zijn;

overwegende dat de prijs/kwaliteitsverhouding van de huren verbeterd moet worden;

verzoekt de regering, de maximale huurprijsstijging zodanig aan te passen dat, met behoud van huursombeperking, de huren boven 75% maximaal redelijk vanaf 1 juli 2005 met maximaal de inflatie van 1,5% in 2004 stijgen en de huren onder de 75% maximaal redelijk met maximaal 2,7% mogen stijgen vanaf 1 juli 2006,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(27926).

De heer Depla (PvdA):

De achtergrond van deze motie is dat wij van mening zijn dat de huren boven 75% maximaal redelijk niet verder mogen stijgen dan met de inflatie en daaronder eventueel wel met de maximum toegestane 2,7%. Dit laat onverlet dat de hele huursombeperking van corporaties op 0,4% moet blijven.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ik wil mij beperken tot een reactie op de schriftelijke vragen en opmerkingen naar aanleiding van de aangekondigde algemene maatregel van bestuur in verband met de uitvoering van artikel 27 van de Huursubsidiewet. Dit heeft betrekking op het Normhuurbesluit.

De normhuren worden jaarlijks via een algemene maatregel van bestuur aangepast op grond van het zojuist genoemde artikel. Dit is een zogenaamde "kan"-bepaling. Er zijn twee keuzemogelijkheden: aanpassing van de normhuurbedragen aan de hand van de huurprijsontwikkeling – dit zou nu 1,8% plus zijn – of aanpassing op basis van het percentage bedoeld in artikel 21 onder c van de Wet werk en bijstand. Dit zou dit jaar neerkomen op min 0,6.

Vorig jaar is in het licht van de moeilijke omstandigheden toen en ook onder druk van de Kamer, terecht gekozen voor de laatste optie. Dit jaar zijn de omstandigheden zeker niet gunstiger voor de mensen met de laagste inkomens; zij zijn veelal ook aangewezen op individuele huursubsidie.

De CDA-fractie nam met verbazing kennis van het voornemen van de minister om dit jaar de ongunstige variant te kiezen. Dit strookt niet met de opmerkingen die zij vorig jaar tijdens het debat heeft gemaakt, maar ook nog nadien, dat zij oog heeft voor de positie van de groep huurders die tot de doelgroep van beleid horen. De reactie van de minister op onze schriftelijke vragen en opmerkingen heeft de CDA-fractie teleurgesteld en niet overtuigd.

In de afgelopen jaren is vaker voor de gunstige variant gekozen dan omgekeerd. De heer Depla is hier al uitvoerig op ingegaan. De CDA-fractie wenst aan die lijn vast te houden. De ontvangers van huursubsidie dragen sinds 2004 bij aan bezuinigingen via vermindering van de individuele huursubsidie. Ook het komende jaar zullen de inkomens van bijstandsgerechtigden en andere groepen met een laag inkomen niet of nauwelijks stijgen. Zij zullen zelfs in inkomen teruggaan, waardoor een aanpassing van de normhuur op basis van de gemiddelde huurstijging direct tot een aantasting van het vrij besteedbare inkomen van deze groepen huishoudens zal leiden.

Deze groep nu extra belasten terwijl het anders kan, heeft niet de steun van de CDA-fractie. Daarom dien ik mede namens mevrouw Koser Kaya van de fractie van D66 de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet met het oog op de inkomensontwikkeling vorig jaar heeft besloten om de normhuren in de individuele huursubsidie voor het tijdvak 2004/2005 niet te verhogen met het gemiddelde huurstijgingspercentage, maar te indexeren aan de hand van de ontwikkeling van de bijstandsinkomens;

voorts overwegende dat ook het komende jaar de inkomens van de bijstandsgerechtigden en andere groepen met een laag inkomen niet of nauwelijks zullen stijgen, waardoor een aanpassing van de normhuren op basis van de gemiddelde huurstijging direct tot een aantasting van het vrij besteedbare inkomen van deze groepen huishoudens zal leiden;

verzoekt de regering, mede in het licht van de eerdere toezeggingen van het kabinet dat huishoudens die in aanmerking komen voor huursubsidie bij het nieuwe huurbeleid zoveel mogelijk zullen worden ontzien, ook voor het subsidietijdvak 2005/2006 de normhuren in de IHS te indexeren aan de hand van de ontwikkeling van de bijstandsinkomens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bochove en Koer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55(27926).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is een uiterst sympathieke motie. Ik had haar graag mede-ondertekend, maar dat mocht niet. Ik weet niet waarom.

Dit kost natuurlijk een paar centen. Dat vind ik niet zo heel erg, want dit lijkt mij een stuk rechtvaardiger dan wat de regering voorstelt. Ik hoop niet dat er een addertje onder het gras zit. Wie zal dit betalen? Ik neem aan dat de heer Van Bochove dan niet naar de huurders met huursubsidie kijkt of naar mensen die daar net boven zitten.

De heer Van Bochove (CDA):

In de eerste plaats is de huursubsidie een zogenaamde openeinderegeling. In het ene jaar zit het iets mee en in het andere jaar kan het iets tegen zitten. In de afgelopen periode is er geld teruggegaan naar de minister van Financiën. In de tweede plaats ga ik er vanuit dat de minister bij het vaststellen van haar budgettaire ruimte rekening heeft gehouden met de kan-bepaling van dit traject, mede in het licht van de historie van de afgelopen periode. In de derde plaats valt als gevolg van de nieuwe systematiek van de berekening van de huurprijsstijging een behoorlijk deel IHS vrij. De minister heeft dit in antwoord op vragen van zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer ook becijferd. Dat geeft ruimte om een deel van de kosten te bepalen. In de vierde plaats verwijs ik naar het debat van gisteren, toen wij ook met elkaar hebben gediscussieerd over enkele tientallen miljoenen die in het kader van de fraudebestrijding beschikbaar zijn. Ook op dat punt kunnen wij actief zijn, maar dat heb ik zojuist heel zorgvuldig geformuleerd in vier stappen. Aan mijn vierde stap gaan dus nog drie stappen vooraf.

De heer Hofstra (VVD):

Mijn eerste vraag zou zijn hoe deze motie wordt gedekt, maar dat antwoord heeft de heer Van Bochove al gegeven naar aanleiding van de interruptie van mevrouw Van Gent. Wij zijn toch alle twee, of alledrie met mevrouw Koser Kaya, lid van deze regeringscoalitie? In een coalitie is het heel ongebruikelijk om ongedekte moties in te dienen. Het kan dan wel een openeindregeling zijn, maar dat geldt voor het aantal mensen dat ervan gebruikmaakt. Het kan meevallen en het kan tegenvallen. De heer Van Bochove maakt hier bewust een keuze waarvan hij weet dat het de minister 55 mln meer kost. Dat bedrag moet dan wel worden gedekt.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik heb mij gecommitteerd aan de afspraken in coalitieverband over de bezuinigingen op de individuele huursubsidie. Ik kom daar ook niet aan in dit debat. Ook heb ik in vier stappen precies aangegeven hoe deze motie kan worden gedekt. Naar mijn opvatting zit daar voldoende ruimte.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Het is een herhaling van zetten maar ik denk nog steeds dat de huurders niet gebaat zijn bij het beleid van deze minister. Dat blijkt uit de terechte commotie rondom haar plannen voor verregaande huurliberalisatie en de plannen voor de jaarlijkse huurstijging. De huren mogen dit jaar weer omhoog, weer ruim boven de inflatie. De standaardmotie die mijn fractie altijd indient, heeft als strekking "nul is genoeg". Ik ben blij dat de GroenLinks-fractie dit jaar van plan is om die motie in te dienen. Ik heb de motie dan ook van harte medeondertekend. Waar voorheen door de motiveringsplicht nog een prikkel bestond voor met name particuliere verhuurders om de huren niet met een hoger percentage dan de inflatie te laten stijgen, is dit middel nu bot geworden. De vijfjaarlijkse inflatie is dermate hoog dat niet veel huurprijzen daar bovenuit zullen stijgen, maar wel boven de jaarlijkse inflatie voor 2004. Om toch wat goede prikkels te laten uitgaan, hoop ik dan ook dat de staffelgrens in stand blijft. De motie van de heer Depla kan op dit vlak nog enige verzachting bieden.

Bij de SP-fractie is er nog veel onbegrip over de stijging van de normhuur. Waarom is hier gekozen voor een wat mij betreft onwenselijke stijging met het inflatiepercentage, terwijl de bijstandsontwikkeling uitblijft? Waarom heeft de minister die nullijn niet gevolgd? Welke bierviltjesberekening je ook maakt, de huurlasten voor de minima zullen stijgen. Mijn fractie kan daarvoor geen enkel begrip opbrengen. De motie van de heer Depla hierover kan dan ook zeker op onze steun rekenen. Nul is genoeg.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Je zou kunnen zeggen dat er jaar in jaar uit, elk voorjaar weer opnieuw, slecht nieuws voor huurders is te melden. De GroenLinks-fractie betreurt dat zeer. Jaar in jaar uit moeten huurders lijdzaam toezien dat hun huur wordt verhoogd. Het lijkt dan een gematigde huurverhoging, maar voor mensen die niet ruim in de centen zitten is het vaak toch een te grote verhoging. Dat is niet het enige slechte nieuws. Ook de korting op de huursubsidie, nu € 14,28 per maand, is veel voor mensen. Het niet indexeren van de normhuren in de individuele huursubsidie kost volgens onze berekeningen ook € 4,32 per maand. Reken het allemaal maar uit: met de korting op de huursubsidie worden mensen per maand € 18,60 gekort. Vermenigvuldigd met twaalf wordt dat € 223,20. En dat is dan nog exclusief de huurverhoging van € 10 à € 15 per maand. Ik zit dan nog aan de voorzichtige kant. Als je dat allemaal optelt, worden de mensen met toch al niet de dikke inkomens op een korting van hun besteedbaar inkomen gezet van € 350 per jaar. Ik moet zeggen dat de GroenLinks-fractie dat echt de verkeerde keuze vindt van dit kabinet-Balkenende II.

Wij hadden iets dergelijks voorbereid als de CDA-motie die net is ingediend door de heer Van Bochove. Wij weten natuurlijk hoe de hazen gaan lopen en dus zullen wij die motie steunen. Ik heb wel een verrassing voor de heer Hofstra, die zich zorgen maakt over de dekking van de CDA-motie. Ik dacht al dat de heer Hofstra daarover zou beginnen en daarom leek het mij goed om de heer Hofstra tegemoet te komen met een eigen motie die dat probleem helemaal oplost. Bevriezing van de huren biedt ruimte binnen de VROM-begroting om de € 4,32 extra lastenverzwaring voor huurders ongedaan te maken. De heer Hofstra en anderen weten net zo goed als ik dat de corporaties dat geld eigenlijk helemaal niet nodig hebben. Zij hebben tenslotte miljarden op de plank liggen die zij steeds maar niet besteden. Dat zou nog eens een goede politieke keuze zijn die een wat socialere lente zal opleveren voor de huurders in Nederland. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ondanks dat de lonen en uitkeringen bevroren zijn, de regering voornemens is verhuurders de mogelijkheid te bieden de huren met 2,7% te verhogen per 1 juli 2005;

voorts overwegende dat de regering de korting op de huursubsidie verhoogt naar € 14,28 per maand en de normhuur met ongeveer € 5 per maand verhoogt;

overwegende dat door deze drie maatregelen de betaalbaarheid van het huren onder verdere druk komt te staan, met name voor huurders met huursubsidie;

overwegende dat de verhoging van de huren door de verhuurders ertoe leidt dat de uitgaven op de huursubsidie ten laste van de VROM-begroting met circa 55 mln euro zullen stijgen;

overwegende dat een volledige bevriezing van de huren ruimte biedt binnen de VROM-begroting om de normhuur eveneens te bevriezen en zo de € 5 extra lastenverzwaring voor huurders ongedaan te maken;

verzoekt de regering, zowel de huurverhoging als de normhuurverhoging per 1 juli 2005 vast te stellen op 0%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(27926).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik zal deze vergadering helaas moeten verlaten, omdat ik nu ook in een algemeen overleg zit. Mijn excuses aan de minister.

De voorzitter:

Wij zullen u missen, maar wij gaan met uw goedvinden toch door.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter. Wij weten dat de minister elk jaar een keuze kan maken tussen systeem 1 en systeem 2 als het gaat om de ontwikkeling van de normhuur. Het gaat dan om de eigen bijdrage van de huurders die huursubsidie krijgen. Volgens de VVD-fractie maakt de minister een goede, verstandige en verantwoorde keuze. Ik mag erop wijzen dat de huurverhoging door allerlei omstandigheden zelfs uiterst laag is. Het verbaast mij dan ook dat de collega's de minister daar niet voor prijzen, maar dat zij toch weer proberen om op dit onderdeel op een verkeerde reeks uit te komen. Ik noem bijvoorbeeld het systeem dat wij vijf jaar lang gemiddeld de inflatie namen. Dat is nu naar een jaar gegaan, waardoor de verhoging zeer sterk is verlaagd. Het is ook beslist geen bezuiniging en vandaar ook mijn interruptie van zo-even. Als men kiest voor een systeem waarin de normhuur verlaagd zal worden met min 0,6%, dan kost dit geld en dat zal dat fatsoenlijk moeten worden gedekt.

Voorzitter, u kent mijn stelregel. Een bescheiden mens is de vrijheid waard. Ik dien dan ook geen enkele motie in en ik kan u ook melden dat ik nog geen motie heb gezien, gehoord of gelezen waarvan ik denk dat wij die ook maar zouden kunnen steunen.

De heer Depla (PvdA):

Ik heb een amendement uit 1997 gevonden waaronder ook de naam van de heer Hofstra staat. Daarin wordt gezegd: met de kan-bepaling wordt de mogelijkheid gecreëerd de jaarlijkse aanpassing van de normhuur te koppelen aan de ontwikkeling van de bijstandsnorm als alternatief voor de koppeling aan de huurontwikkeling. Het gaat mij om de volgende zin: met deze koppeling wordt voorkomen dat door een uiteenlopende inkomens- en huurontwikkeling de woonlasten van huursubsidieontvangers onevenredig zullen stijgen. Wat is er sinds 1997 veranderd dat u ineens afziet van wat u toen redelijk vond, namelijk dat de eigen bijdrage niet harder stijgt dan de inkomensontwikkeling?

De heer Hofstra (VVD):

U wijst nu op het amendement op grond waarvan die kan-bepaling tot stand is gekomen. Wees blij dat wij dat amendement toen hebben gesteund en dat je de discussie ieder jaar op deze manier kunt voeren. Op grond van wat er in dat amendement staat, ligt toch niet vast dat ik zeg dat het dus altijd op die manier moet gebeuren? Ik heb u het argument genoemd. De huurverhoging is dit jaar bijzonder laag en daarvoor verdient de minister hulde in plaats van kritiek vanwege een verkeerde keuze.

De heer Depla (PvdA):

U zit wat langer in de Kamer dan ik, maar u weet dat de toelichting bij een amendement ook rechtskracht heeft. In die toelichting wordt gewoon gemotiveerd waarom dat amendement is ingediend. Er is nog steeds van kracht dat de bedoeling van het amendement was om ervoor te zorgen dat je de normhuurontwikkeling kiest die het meeste aansluit bij de inkomensontwikkeling. Waarom wijkt u daar nu van af?

De heer Hofstra (VVD):

Ik houd het erop dat de kan-bepaling er bewust via dat amendement is ingekomen en dat het de minister vrij staat om de ene of de andere keuze te maken. Vervolgens kunnen wij hier in de Kamer zeggen of wij dat wel of geen goede keuze vinden. Volgens mij heb ik het standpunt van de VVD-fractie helder verwoord.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Dekker:

Voorzitter. Inderdaad heb ik ieder jaar de mogelijkheid om op grond van de Huursubsidiewet na te gaan wat de prijsontwikkeling zou kunnen zijn. Naar aanleiding daarvan kan ik de normhuur vaststellen.

In 1997 is er een kan-bepaling gekomen om, zoals de omschrijving al aangeeft, een afwijking te kunnen overwegen. Voordat er allerlei verwarring ontstaat, wil ik nadrukkelijk zeggen dat de bepaling van de normhuur, inclusief de effecten daarvan op de huursubsidie natuurlijk geen inkomensmaatregel betreft, ook al is de kan-bepaling verbonden met het percentage waarmee het netto bijstandsinkomen voor gehuwden is gestegen. Dat is de enige verwijzing, maar op zichzelf is het geen inkomensactiviteit. Het is een maatregel uit de volkshuisvesting en daarmee wordt de hoogte bepaald van de tegemoetkoming, alsook de effecten voor de eigen bijdrage van de huurders.

De heer Depla (PvdA):

Kan de minister het uitleggen dat het geen inkomensmaatregel is, wanneer ik als ontvanger van huursubsidie € 5 minder in de maand krijg, bovenop de € 12? Ik krijg dus minder, maar ik krijg wel een heel mooi verhaal van de minister dat het toch iets anders is. In mijn portemonnee zit toch echt € 5 minder.

Minister Dekker:

U omschrijft nu het ervaren van, het gevoel bij het inkomen. Dat is het effect. Op zichzelf is dit echter geen inkomensmaatregel. Er is wel een verwijzing naar de bijstandsontwikkeling. Het wordt echter anders ervaren door individuele mensen. Dat wil ik toch even zeggen, want anders lijkt het erop dat ik nu een beweging zou kunnen maken ter wille van de compensatie van de inkomens. Dat is dus niet het uitgangspunt; dat zijn de normhuren.

Voorzitter. Misschien is het goed dat ik aangeef dat er in de afgelopen jaren steeds is nagegaan op welke wijze dat voor de burger zou uitwerken. Dat heb ik ook nu gedaan. Welnu, de effecten daarvan zijn in de afgelopen periode zeer voordelig geweest. De heer Van Bochove heeft dan ook terecht aangegeven dat wij dit verleden jaar, na een gesprek met de Kamer, opnieuw hebben gedaan.

De weging is er dus ieder jaar. Ook dit jaar is de keuze 1,8% en niet min 0,6%. Gezien het feit dat 1,8% historisch laag is in de bestaande verhoudingen en de ontwikkelingen van de normhuren, vind ik dat ik een verantwoorde keuze heb gemaakt. Natuurlijk heeft dat wel enige effecten op de eigen bijdrage.

Ook overwegende wat de effecten zouden kunnen zijn op mijn begroting, heb ik er zeer bewust voor gekozen om niet in de min te gaan. Vandaar dat ik plus 1,8% als uitgangspunt heb gekozen. De argumenten daarvoor heb ik al aangegeven.

In de motie van de heer Depla en mevrouw Van Gent wordt de overweging van de maatschappelijke ongewenstheid genoemd. Het percentage is echter, gezien alle verhoudingen in de afgelopen jaren, uiterst gunstig. Op basis hiervan en van de argumenten die ik al heb aangegeven, ontraad ik dus aanvaarding van de motie waarin de regering wordt gevraagd om terug te gaan naar het percentage van min 0,6 als meest gunstige variant.

De heer Depla (PvdA):

U zegt dat het historisch laag is, maar de mensen met een historisch lage inkomensontwikkeling zullen daar weinig van merken.

In de toelichting bij het amendement, dat bij het geheel van de wet hoort, staat nadrukkelijk uitgelegd waartoe de kan-bepaling dient. Die moet voorkomen dat bij de koppeling door een uiteenlopende inkomens- en huurontwikkeling de woonlasten van huursubsidieontvangers onevenredig stijgen. De bedoeling van de wet is dus duidelijk. De wetgever heeft toen gezegd dat u de gunstigste moet kiezen in verband met de inkomensontwikkeling. U wijkt daar nu van af. Wat is de reden om af te wijken van wat de wetgever bedoeld heeft?

Minister Dekker:

De omschrijving van het artikel is heel prachtig. Er staat ook een kan-bepaling in: de minister kan een keuze maken.

De heer Depla (PvdA):

Het is niet alleen de wet. De toelichting hoort ook bij de wet. In de toelichting wordt heel duidelijk aangegeven wat de motivatie is om de keuze te kunnen bepalen, namelijk om de keuze te maken die het best aansluit bij de inkomensontwikkeling. Die is op dit moment negatief. Daarom moet dus de link worden gelegd met de bijstandsontwikkeling.

Minister Dekker:

Het is een kan-bepaling. Ik kán een keuze maken; ik kán overwegen. Als wij vanaf 1998-1999 de vergelijking maken tussen de gemiddelde huurverhoging, de bijstandsontwikkeling en de keuze voor de normhuur, dan is het een percentage dat echt historisch laag is.

De heer Van Bochove (CDA):

De minister betoogt dat haar benadering redelijk is. Zij zegt dat het lage percentages zijn. Ik nodig haar uit om verder dan tot nu toe in te gaan op het argument dat de inkomensontwikkelingen voor belangrijke groepen negatief zijn. Dat betekent dat je een groter contrast tot stand brengt dan de feitelijke cijfers die de minister hanteert. Ik hoor graag haar reactie daarop.

Minister Dekker:

Ik heb dat de heer Van Bochove al beantwoord. Het is geen maatregel die iets moet repareren met het oog op de inkomensontwikkeling. Daar is deze maatregel niet voor bedoeld. Ik denk dat u dat met mij deelt. Deze maatregel is bedoeld om een bijdrage te leveren, om in alle redelijkheid een bijdrage vast te stellen in de huurprijzenontwikkelingen voor de groepen waarvoor die is bestemd.

De heer Van Bochove (CDA):

Maar de inkomensontwikkeling is nog iets anders dan het concrete inkomen, dat wat mensen maandelijks ervaren in hun portemonnee. Wij moeten wel constateren dat zij door de inkomensontwikkeling en door deze maatregel er extra op achteruit gaan.

Minister Dekker:

Ik wil niet ontkennen dat dit zo is, dat het ook een bedrag is dat naast de huursubsidiekorting aan de orde kan zijn. Het percentage is in verhouding tot het totale overzicht, dat ik hier voor mij heb en waarbij gestart is met de kan-bepaling, alleszins redelijk. U weet dat ik te kiezen heb uit twee. Ik heb niet te kiezen uit drie. Bevriezen is niet aan de orde. Ik heb te kiezen uit twee en ik kies voor een alleszins redelijke in mijn opvatting.

De tweede motie van de heer Depla betreft het zodanig aanpassen van de maximale huurstijging, zodat met behoud van huursombeperking huren boven de 75% maximaal redelijk vanaf ... met maximaal de inflatie 1,5% in 2004 mogen stijgen. Eigenlijk betekent die motie dat wij een soort van staffel invoeren. Ik begrijp dat dit de wens van de heer Depla is, maar wij hebben er juist van afgezien om dat te doen. Het gaat erover dat de huren een redelijke prijs-kwaliteitverhouding kennen. Dat schrijft u ook. Dat is de reden dat wij dit de komende jaren opbouwen vanuit de inflatie die er nu is. Voor het totaal zetten wij er dan 0,4% op voor het instellingsniveau. Ik ontraad dus aanvaarding van de motie.

De heer Depla (PvdA):

Wij zijn het eens dat de prijs-kwaliteitverhouding van de huren moet verbeteren. Mijn motie is dan toch bij uitstek een instrument dat daaraan bijdraagt? De huren van woningen die al hoger zijn, laat je minder stijgen en de huren van relatief goedkope woningen laat je wat meer stijgen. Dat is precies wat u wilt en dan zegt u dat het niet klopt.

Minister Dekker:

De heer Depla vertaalt het naar een aantal groepen van woningen. In het nieuwe huurbeleid wil ik echter de prijs-/kwaliteitsverhouding op een andere manier gaan weergeven en niet onmiddellijk groepen woningen daarin opnemen of percentages. Daar voel ik niets voor.

De heer Depla (PvdA):

Dat kan ik niet anders begrijpen dan dat de minister onder prijs/kwaliteit verstaat dat de huur omhoog moet.

Minister Dekker:

Dat is een te gemakkelijke uitleg van hetgeen waarvoor ik sta.

De motie op stuk nr. 55 van de heer Van Bochove en mevrouw Koser Kaya heeft dezelfde intentie als de eerste motie van de heer Depla. Er wordt gerefereerd aan een eerdere toezegging van het kabinet om de normhuren in de IHS te indexeren aan de hand van de ontwikkeling van de bijstandsinkomens. Ik heb daarop in feite al geantwoord. Ik ontraad dan ook aanvaarding van deze motie.

Ondanks de vier punten van de heer Van Bochove blijf ik toch met een vraag zitten naar de dekking van deze motie. De openeindregeling wordt heel gemakkelijk genoemd. In de begroting is daarvoor echter ook een taxatie gemaakt waarmee rekeninggehouden is bij de vaststelling van de begroting. Het is niet zo dat wij er iets bij pluggen en dat het dan wel weer even kan. Zo werkt het niet.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik heb in mijn reactie een viertal punten genoemd waaruit de minister de kosten kan dekken. Het ene punt kan wellicht sterker gekwalificeerd worden dan het andere. Ik denk dat de punten twee en drie de minister absoluut voldoende ruimte geven om een en ander te financieren, ook voor de toekomst. Als zij die ruimte ergens anders voor wil benutten, is dat haar keuze.

Minister Dekker:

Mag ik u vragen om deze punten nog even te herhalen, dan ben ik weer helemaal bij?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik verwijs o.a. naar wat de minister zelf heeft geantwoord op vragen van de Kamer, namelijk de middelen die beschikbaar komen door de huurontwikkeling van de afgelopen periode.

Minister Dekker:

Dat lijkt een al te gemakkelijke verbinding met de oproep om het bedrag van 55 mln te dekken.

De heer Van Bochove (CDA):

De minister heeft dit zelf aan de Tweede en aan de Eerste Kamer geantwoord. Die middelen belopen tientallen miljoenen en gaan zelfs over de 100 mln heen.

Minister Dekker:

Desondanks kunnen de budgetten niet zomaar verschoven worden. Dat kan niet in het kader van de doel- en taakstellingen die mij hierbij voor ogen staan.

Gisteren ging het ook over de bedragen die op tafel zouden kunnen komen bij de fraudebestrijding. Ik heb daarvan gezegd daarop nog geen voldoende zicht te hebben. Ik zie dat ook niet als prestatie. Ik ontraad dan ook aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Van Gent en mevrouw Van Velzen hebben een motie ingediend op stuk nr. 56 over volledige bevriezing van de huren. Dit is volledig in strijd met het voorgenomen huurbeleid. Aanvaarding van deze motie wil ik dan ook ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanmiddag aan het eind van de vergadering over deze moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 16.00 uur tot 16.15 uur geschorst.

Naar boven