Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 19 april 2005 over de Kaderrichtlijn Water.

De heer Van Lith (CDA):

Voorzitter. Afgelopen week heeft het algemeen overleg over de Kaderrichtlijn Water plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft een aantal toezeggingen gedaan in dat algemeen overleg en later in een brief. Daarvoor zijn wij haar erkentelijk, maar wij vinden deze toezeggingen niet voldoende.

De Kaderrichtlijn Water kan grote consequenties hebben voor Nederland. Wij moeten enige speelruimte houden en niet alles dichttimmeren, maar dat dreigen wij toch te doen.

De CDA-fractie heeft hierover drie moties voorbereid. De eerste gaat over de voorlopige status van de Waddenzee, de tweede over de invulling van het principe dat er geen achteruitgang moet zijn en de derde over de maatschappelijke kosten en het innovatieprogramma.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering van mening is dat bij de rapportages van de Kaderrichtlijn Water de Waddenzee voorlopig moet worden aangewezen als "natuurlijk water";

overwegende dat bij de Waddenzee ruimte moet worden geboden voor een verdere duurzame ontwikkeling en dat in dit kader ingrepen in het watersysteem zonder meer mogelijk moeten blijven;

overwegende dat bij deze verdere duurzame ontwikkeling niet alleen herstel van natuurwaarden aan de orde is, maar ook zaken zoals een goede ontsluiting van de havens en het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen overstromingen;

overwegende dat de consequenties van een voorlopige aanwijzing van de status "natuurlijk water" wat betreft de morfologische ingrepen en het mogelijk gebruik van uitzonderingsbepalingen niet duidelijk zijn;

verzoekt de regering, in de rapportages van de karakterisering van stroomgebieden de voorlopige status van de Waddenzee te wijzigen in "sterk veranderd water" en hierover aan de Europese Commissie te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Lith. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(28808).

De heer Geluk (VVD):

De heer Van Lith snijdt twee ruggen uit een varken. Hij gaat voorbij aan de balans tussen natuur en economie. Het is puur economie wat ik hoor in deze motie. Hoe rijmt hij dat met het Waddenfonds? Het CDA heeft 500 mln gevraagd voor het Waddenfonds, met een verhoging van 300 mln. Dat is allemaal voor natuur, maar hier gaat de heer Van Lith de andere kant op hangen. Ik begrijp dat niet.

De heer Van Lith (CDA):

Het gaat bij de Waddenzee om een duurzame ontwikkeling. Daarbij gaat het niet alleen om natuur, maar ook om andere maatschappelijke belangen. Er wonen, leven en werken mensen. Daar moet in het Waddengebied op een verantwoorde manier ruimte aan worden gegeven. Als wij bij de Kaderrichtlijn Water onvoldoende zicht hebben of wij de ruimte daadwerkelijk kunnen behouden, moeten wij enige terughoudendheid betrachten. De manier waarop Nederland is omgegaan met de vogel- en habitatrichtlijn, is bekend. Nu hebben wij het probleem dat de Maasvlakte wellicht niet mag worden uitgebreid, omdat dat consequenties heeft voor de bescherming die wij aan de Waddenzee hebben gegeven. Laten wij de Kaderrichtlijn Water wel volledig uitvoeren en omgaan met de onzekerheden, maar laten wij ons niet in de vingers snijden. Laten wij terughoudendheid betrachten en kijken hoe wij de komende jaren tot een verantwoorde invulling kunnen komen.

De heer Waalkens (PvdA):

De heer Van Lith zegt dat de toezeggingen van de staatssecretaris onvoldoende zijn. Zij heeft een opening geboden om een paar uitzonderingen te creëren. Ik begrijp werkelijk niet wat hem bezielt om de strijd om het meest kwetsbare waterlichaam in Nederland en Noordwest-Europa met dit lage ambitieniveau in te zetten. Er zijn naast economische belangen ook ecologische belangen. Hoe komt hij tot de conclusie dat de Kaderrichtlijn Water alles op slot zet, als wij het voorstel van de staatssecretaris volgen?

De heer Van Lith (CDA):

Volgens mij interpreteert u het begrip "natuurlijk water" verkeerd. Dat wil niet zeggen dat wij alleen met een natuurgebied te maken hebben. Als de Kamer kiest voor "sterk veranderd water", blijft de doelstelling nog steeds om tot een ecologische toestand te komen die zo goed mogelijk is. Nederland is er ook aan gehouden om aan schoner water te werken, als het "sterk veranderd water" zou worden. Het gaat erom of wij in de toekomst morfologisch kunnen ingrijpen voor belangen die ook in de Waddenzee moeten worden gediend, zoals veiligheid, ecologie, economie of Van Lithde ontsluiting van havens. Het gaat ons niet om het creëren van een industrieterrein in de Waddenzee. Dat is volgens mij ook niet aan de orde. Het gaat erom dat naast de natuur met het watersysteem ook andere belangen te dienen zijn. Als wij de consequenties van natuurlijk water niet kunnen inzien, moeten wij terughoudendheid betrachten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik begrijp werkelijk niet waarmee de heer Van Lith bezig is, gelet op de vrij duidelijke toezeggingen van de staatssecretaris in het algemeen overleg. Wij hebben ook nog ruimte voor eventuele aanpassingen als blijkt dat de keuzes die wij nu maken, niet te handhaven zijn. Dan kiezen wij nu toch voor een heel goede uitgangspositie op het punt van natuurlijk water?

De heer Van Lith (CDA):

Ik denk dat het lastiger wordt om de status van een hoog beschermingsniveau terug te brengen naar een minder hoog beschermingsniveau. Als wij in de richting van Brussel eerst voorlopig kiezen voor natuurlijk water en vervolgens, nadat wij alles hebben bekeken en met nieuwe inzichten, toch beter kunnen kiezen voor "sterk veranderd water", zal dat een lastige weg worden. Dan zullen wij daar heel veel moeite voor moeten doen. Als je dat van tevoren al weet, zul je een paar slagen om de arm kunnen houden door voorlopig "sterk veranderd water" aan te houden. Laten wij dan met de andere landen, zoals Denemarken en Duitsland, en met de Europese Commissie bekijken hoe wij daar verder mee om moeten gaan.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dat ik hier nog eens mag meemaken dat de VVD het CDA verwijt dat het te weinig "groen" is! U zet de toekomst van het bijzonderste Nederlandse natuurgebied op het spel door bewust te kiezen voor een veel lager beschermingsniveau dan het door de staatssecretaris voorgestelde beschermingsniveau. Dat is immers de consequentie van uw keuze. Blijkbaar is het nooit genoeg, want er zijn al een hoop concessies gedaan. U loopt ook uit de pas met het buitenland, waar een andere keuze wordt gemaakt: altijd één op één optrekken met Europa, behalve als dat voor groene dingen slecht uitkomt.

De heer Van Lith (CDA):

Nee, dat is absoluut niet het geval. Nederland moet zelf zijn afwegingen maken. Bovendien moet Nederland in onderhandeling met andere landen komen tot een zo uniform mogelijk beleid, ook met betrekking tot de Waddenzee. Die afstemming heeft nog onvoldoende plaatsgevonden. Wij zijn het niet met elkaar oneens dat de Waddenzee, ook als natuurgebied, moet worden gekoesterd, maar omdat er ook andere belangen spelen, moet Nederland de eigen verantwoordelijkheid nemen en een eigen afweging moet maken. Laten wij dan de komende jaren maar eens bekijken wat wij met andere lidstaten en met de Europese Commissie kunnen bereiken.

De tweede motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering het voornemen heeft geuit het principe van "geen achteruitgang" niet stringenter toe te passen dan de Kaderrichtlijn Water verplicht, maar daarbij openlaat op welk niveau dit principe wordt beoordeeld;

overwegende dat de toepassing van de Kaderrichtlijn Water geen blokkade mag vormen voor bedrijfsuitbreiding en nieuwe vestiging zoals op de Tweede Maasvlakte door een 0-emissie op lokaal niveau;

verzoekt de regering, bij de toepassing van de Kaderrichtlijn Water ruimte te behouden voor economische groei en daarbij emissieplafonds te beoordelen op ten minste de grootte van Nederlandse stroomgebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Lith en Geluk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(28808).

De heer Van Lith (CDA):

Ik kom nu bij mijn derde en laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering van plan is, vóór 1 december 2005 een Maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) naar de Tweede Kamer te sturen, waarmee inzicht wordt gegeven in de huidige en toekomstige maatschappelijke kosten als het gaat om zaken als watergebruik en zuivering van water;

overwegende dat dit inzicht de basis moet vormen voor de beoordeling van aanvullende kosteneffectieve interventies in het kader van de Kaderrichtlijn Water en dat deze voorzover betaalbaar innovaties in waterkwaliteit van overheid, bedrijfsleven en natuurorganisaties kunnen bevorderen;

verzoekt de regering:

  • - op basis van de MKBA aan te tonen dat de kosten die door de verschillende partijen zouden moeten worden gemaakt, ook redelijkerwijs van die partijen gevraagd kunnen worden;

  • - in overleg met decentrale overheden, bedrijfsleven en natuurorganisaties met een innovatieprogramma te komen en zich in te zetten voor cofinanciering vanuit de Europese Unie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Lith en Geluk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(28808).

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter. Ik zeg de staatssecretaris dank voor de uitvoerige brief naar aanleiding van het algemeen overleg. Ik dank haar eveneens voor de daarin gedane toezeggingen, gehoord het algemeen overleg en de voorstellen die de VVD-fractie daarin heeft gedaan.

Ik ben daar bijzonder blij mee. Er wordt veel meer duidelijk. Er wordt recht gedaan aan de balans die noodzakelijk is in de Waddenzee tussen economie en natuur. De havens krijgen een andere status. Daar wordt ruimte geschapen voor de economische ontwikkeling. Over de vaargeulen komen wij elkaar nader te spreken. Samen met de buurlanden wordt nader onderzoek aangekondigd. De zomerpolders en kwelders doen niet meer mee. Zij maken niet langer deel uit van het waterlichaam natuurlijk water. Ook de andere toezeggingen vallen in goede aarde: geen achteruitgang en geen stringentere toepassing. Het is belangrijk dat Nederland dat niet doet. Een andere heel belangrijke toezegging is dat de Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal worden aangemerkt als kunstmatig water. Dat zijn allemaal uitstekende en goede toezeggingen waarmee veel koudwatervrees wordt weggenomen. Het is prima dat de staatssecretaris luistert naar de stem van het volk via de volksvertegenwoordigers. Dat is ook goed voor de Europese ontwikkeling.

Er blijft een belangrijk punt over: de afwatering van het polderwater in de Waddenzee. De staatssecretaris legt de grens bij een kilometer en wil daar gaan bemonsteren. Ik ben echter bang dat de Raad van State ons later terugwijst vanwege onvoldoende duidelijkheid. Ik vind dat wij duidelijk moeten zijn. Wij moeten het op eenzelfde manier regelen als bij de havens. Ik leg daarom een Kameruitspraak voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de havens aan de Waddenzee een zone van 500 meter rond de monding krijgen met de status "sterk veranderd water";

overwegende dat de verstorende invloed van afwatering op de Waddenzee primair lokaal van aard is;

verzoekt de regering, zones van ten minste 1000 meter in te stellen op die plekken waar polderwater afwatert in de Waddenzee en deze zones de status "sterk veranderd water" te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geluk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(28808).

De heer Waalkens (PvdA):

Is de heer Geluk niet bang dat een enorme versnippering ontstaat van gebieden over het totaal van de Waddenzee? Wij hebben de toezegging van de staatssecretaris geïncasseerd. Als wij vervolgens ringen gaan leggen in de Waddenzee kan een versnipperd beheersregime ontstaan vanuit de Kaderrichtlijn Water. Is de heer Geluk daar niet bang voor?

De heer Geluk (VVD):

Nee. Wie de kaarten bekijkt naar hoe de wateren worden aangemerkt als kunstmatig, natuurlijk en sterk veranderd, ziet reeds een versnipperd beeld. De Waddenzee is een heel groot gebied. Daarvan wordt een aantal gebieden uitgezonderd: de havens en de plaatsen waar de afwatering plaatsvindt. Het gaat om een tiental verschillende plaatsen. Dat is een zeer beperkt aantal.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de informatie in de brief, waarin zij duidelijk verwoordt hoe het kabinet om denkt te gaan met de omzetting van de Kaderrichtlijn Water in Nederlandse wetgeving. De Partij van de Arbeid heeft in het debat aangegeven dat Nederland een loyale en realistische omzetting van de Kaderrichtlijn Water moet naleven. De eerste stap in het proces is het aanwijzen van de waterlichamen. Het meest prominente waterlichaam is de Waddenzee. Het mag niet gebeuren dat het grootste en meest kwetsbare waterlichaam in Nederland het laagste ambitieniveau krijgt. In die zin ben ik verrast over de inzet van het CDA. Wij steunen dan ook de staatssecretaris in het aanmerken van de Waddenzee als natuurlijk water. Gelet op de economische activiteiten is het realistisch om te kiezen voor een paar uitzonderingen.

Ik heb mij erover verbaasd dat de positie van de kwelders, een kwetsbaar overgangsgebied aan de rand van de Waddenzee, is meegenomen in de brief.

Wij stellen voor dat het standstill-principe als uitgangspunt wordt gekozen. Dit wil zeggen dat iets nieuws wordt gesaldeerd met de sanering van iets ouds. Dit kan door innovatie en door nieuwe technologieën. De saldering kan op die manier vorm krijgen in het systeem van vervuilingsrechten die mogelijkerwijs verhandelbaar zijn.

Ik wil op dit punt de Kamer de volgende uitspraak voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat lokale overheden bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden aanlopen tegen de toename van de waterbelasting, waardoor deze ontwikkelingen onmogelijk worden;

verzoekt de regering, bij de ontwikkeling van dergelijke nieuwe gebieden verhandelbare vervuilingsrechten mogelijk te maken, waardoor nieuwe aantasting van de waterkwaliteit pas aan de orde kan zijn als bestaande milieugebruiksruimte wordt vrijgemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens en Boelhouwer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(28808).

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Ik wil beginnen bij de opmerkingen van de heer Van Lith over de Waddenzee. De Waddenzee is het grootste internationale natuurgebied van Noordwest-Europa. Daarom hebben wij ervoor gekozen om de Waddenzee als natuurlijk water te benoemen. Dit past bij en is in lijn met alle andere besluiten die wij nemen bijvoorbeeld in het kader van de PKB Waddenzee en het Waddenfonds.

De zorgen die de Kamerleden hebben geuit tijdens het algemeen overleg, zijn ook mijn zorgen. Wat gebeurt er met de havens? Hoe zit het met de economische activiteiten in het gebied? Ik heb daarom in mijn brief van afgelopen maandag extra garanties opgenomen voor het behoud van de veiligheid, de bereikbaarheid van de havens en de eilanden en de afwatering.

De grootste zorg van de heer Van Lith is of er nog wel ingrepen mogelijk zijn die nodig zijn voor duurzame ontwikkeling. Dergelijke ingrepen zouden niet zijn toegestaan als de Waddenzee als natuurlijk water wordt benoemd. De Kaderrichtlijn Waddenzee maakt hydromorfologische ingrepen mogelijk als dit nodig is voor duurzame ontwikkeling. Ook bij de titel "natuurlijk water" zijn ingrepen mogelijk, maar dan moet je wel kunnen aantonen dat die duurzame ontwikkeling tot gevolg hebben.

De aanwijzing "sterk veranderd" vind ik onverstandig gezien de internationale verhoudingen, maar ook in relatie tot ons nationale beleid en de Waddenzeepartners. Wij hebben met elkaar dit gebied een bepaalde terminologie meegegeven en dan zou er in één keer in Nederland een klein hoekje uit zijn met een andere status. Ik denk dat het ook richting de Europese Commissie moeilijk verkoopbaar zal zijn voor Nederland. Wij kiezen op alle vlakken voor pragmatiek. Wij hebben veel kunstmatig en sterk veranderd water aangewezen. Als er een gebied is waarmee wij volgens mij niet met die argumentatie weg zullen komen, dan zal dat de Waddenzee zijn. De leden zullen begrijpen dat ik aanname van deze motie sterk ontraad.

Ik kom nu te spreken over de motie-Van Lith/Geluk op stuk nr. 31 over het principe van "geen achteruitgang". De motie gaat eigenlijk over de beoordeling van emissies op stroomgebiedniveau. Deze motie is voor het kabinet niet uitvoerbaar, want zij is in strijd met artikel 4, lid 1 en lid 4 en 5 van de Kaderrichtlijn Water. Artikel 4 zegt dat op waterlichaamniveau geen achteruitgang mag plaatsvinden. Je kunt niet kiezen voor stroomgebiedniveau, maar je werkt met waterlichaamniveau. Ook hier heb ik volgens mij al duidelijk tijdens het AO gezegd dat ik met de Kamer wil kijken hoe wij het probleem oplossen dat een bepaalde ingreep in een te klein gebied effect zou hebben. Als voorbeeld is de Maasvlakte genoemd. Ook wij willen natuurlijk dat de zaak niet op slot gaat en dat er mogelijkheden zijn voor groei. De consequentie van deze motie is alleen dat wij de kwaliteitseisen per waterlichaam overboord zetten en dat kunnen wij niet.

Wat kunnen wij wel? Wij kunnen in het vervolg de grootte van de waterlichamen en dus de grens van een waterlichaam aanpassen. Dat heb ik ook tijdens het AO gezegd. Je moet hier praktisch mee omgaan. Op het moment dat wij verder gaan invullen, kun je ervoor kiezen om een waterlichaam groter of kleiner te maken als een bepaalde handeling specifieke problemen oplevert voor een waterlichaam. Ik bied de Kamer aan om voor het vervolgtraject samen juist daarnaar te kijken, ook omdat in deze nota niet eens aan de orde is of wij toetsen op stroomgebiedniveau of op waterlichaamniveau. Daar gaat deze nota niet over. In het vervolg bespreken wij welke ruimte er is per waterlichaam. Dat komt in de decembernota's van 2005, 2006, 2007 te staan. Ik ben dus akkoord met de oproep om maximale ruimte te zoeken bij de nationale implementatie om die groei mogelijk te maken, maar niet door uitvoering van deze motie om het op stroomgebiedniveau te doen. Wij handelen dan gewoon in strijd met de Europese wetgeving en die kan ik niet veranderen. In het verleden zijn wij akkoord gegaan met die wetgeving. Het levert nu geen problemen op. Het staat niet in onze nota en het komt straks bij de verdere invulling aan bod. Laten wij dan samen kijken naar die gebieden, specifieke problemen en hoe groot wij die waterlichamen definiëren. Ik ontraad daarom aanname van deze motie.

De volgende motie-Van Lith/Geluk op stuk nr. 32 is de motie inzake het innovatieprogramma. Ik kan deze motie overnemen. De heer Van Lith heeft hierom tijdens het AO ook gevraagd en ik dacht dat ik daar toen ook al enthousiast op had gereageerd. Het lijkt ons inderdaad een goede zaak om innovatie in te zetten als een van de belangrijke middelen om de opgave van de KRW te kunnen uitvoeren. Wij zullen hier expliciet aandacht aan besteden in de nota van 2005 en bij het opstellen van het programma van maatregelen. Tevens zullen wij ook maximaal zoeken naar medefinanciering vanuit de EU. Ik heb één klein probleem met deze motie. Er staat namelijk dat de MKBA vóór 1 december 2005 naar de Kamer wordt gestuurd. Ik heb steeds gezegd dat de MKBA in december 2005 naar de Kamer wordt gestuurd. Ik kan de Kamer vóór 1 december 2005 niet toezeggen, maar wel ín december 2005.

De heer Van Lith (CDA):

Ik trek de motie in aangezien de staatssecretaris heeft toegezegd dat zij haar overneemt. Als de MKBA in december naar de Kamer wordt gestuurd, dan is dat prima.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Lith/Geluk (28808, nr. 32) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik kom nu te spreken over de motie-Geluk op stuk nr. 33. De heer Geluk vraagt waarom ik niet, net als bij de havens, bij afwatering kies voor hetzelfde instrument, namelijk benoemen tot sterk veranderd. Het water wordt eigenlijk vanuit de polders de Waddenzee ingestuurd. Ik ben het eens met de strekking van de motie, namelijk dat het ongehinderd uitslaan van polderwater op de Waddenzee mogelijk moet zijn. Door het benoemen van een apart waterlichaam op die verschillende plaatsen wordt het vergrootglas er heel erg op gezet. Er wordt dan een ring omheen getrokken, er moeten normen worden opgesteld voor dat specifieke gebied en er moet worden gemonitord. Volgens mij wordt daardoor een averechts effect gecreëerd. Wij hebben gezegd dat wij de Waddenzee als één geheel beschouwen en dat wij zullen monitoren op plaatsen waar wij de effecten kunnen bewerkstelligen. Wij kiezen er niet voor om vlak bij die uitwatering te monitoren. Door het als aparte lichamen op te nemen, moet er juist wel vlak bij de uitlaten worden gemonitord. Dan moet ook daar worden bepaald of er nu twaalf of zes schollen in moeten zitten. Eigenlijk wordt dan op de vierkante kilometer specifiek bekeken wat voor eisen er moeten worden gesteld met betrekking tot die uitlaten.

Ik denk dat dit een consequentie kan hebben die tegengesteld is aan wat wordt beoogd. De kans bestaat dat er allemaal extra eisen worden gesteld aan het afwateringswater en dat wij ons daarmee een extra probleem op de hals halen. Het voorstel is ook in strijd met de uitspraak van de Kamer om van fijn naar grof te gaan. Hiermee wordt voor dit specifieke element juist weer voor een zeer fijnmazig netwerk gekozen. Ik vind deze situatie anders dan die in de havens. Wij hebben een apart waterlichaam bij de havens aangewezen omdat wij daar grote fysieke ingrepen doen. Die moeten mogelijk worden gemaakt. In dit geval betreft het eigenlijk alleen maar het toevoegen van water aan water.

Ik heb een alternatief voorstel. Wij kunnen hier in de toekomst immers verder op studeren. Ik denk dat het voorstel uit deze motie een averechts effect heeft. U waarschijnlijk niet mijnheer Geluk, want anders had u haar niet ingediend. Wij kunnen samen met de regionale beheerders in de periode tot de volgende nota bezien hoe de ongehinderde uitslag van het polderwater nog beter kan worden gegarandeerd. Daar is nog de tijd voor. Wij kunnen dan nog dieper onderzoeken wat precies de effecten zijn van de verschillende systemen. Ik ontraad om het voorstel nu op deze manier op te nemen. Ik denk echt dat u uzelf in de voet schiet in plaats dan dat u het beoogde doel bereikt. Volgens mij willen wij hetzelfde.

De heer Geluk (VVD):

Het is goed om hiernaar te kijken. Ik maak me over één ding zorgen en daar gaat u wat aan voorbij, namelijk dat de Raad van State kan ingrijpen. Ik heb de angst dat er een groep komt, die zich bijvoorbeeld de Wilde Waters noemt, die bezwaar maakt en zegt dat er niet op die ene kilometer moet worden gekeken, maar bij de uitwateringspunten en dat de Raad van State deze groep gelijk geeft. Wij moeten dat zien te voorkomen. Ik denk dat dit mogelijk is met het voorstel uit de motie die nu voorligt. Daar gaat u aan voorbij.

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Wij hebben in het algemeen overleg al besproken dat wij nooit zeker weten welke uitgangspunten de Raad van State zal kiezen. Wij weten wel zeker dat als wij de manier waarop de afbakening rond die uitwateringspunten is georganiseerd sterk veranderen, wij ook verplicht zijn om normen vast te leggen en te monitoren. Dat levert extra aandacht op voor die uitwateringspunten. Volgens mij beoogden wij nu juist om die hele grote Waddenzee waarop een aantal uitwateringspunten zitten juist niet op het allerslechtste punt te laten meten, maar daar waar ook goed kan worden gemeten wat de totale effecten voor flora en fauna zijn. Dat moet in de breedte gebeuren en niet juist op die specifieke punten. Ik kan ook niet zien wat de Raad van State ermee gaat doen. Ik stel voor om de komende periode samen met de regionale beheerders, die het veld goed kennen, te onderzoeken wat wij kunnen doen om die uitwatering nog beter te beschermen in plaats van dat wij nu kiezen voor deze systematiek. Dat laatste levert misschien wel wat meer juridische zekerheden op, maar ook heel veel meer werk en veel meer aandacht voor de uitwateringspunten dan u misschien lief is.

De laatste motie is die van de heren Waalkens en Boelhouwer waarin wordt gevraagd om een nieuwe technologie, namelijk de verhandelbare rechten in de Waddenzee. Wij kennen op heel veel plaatsen verhandelbare rechten al. Er wordt tenminste veel over gesproken over dit onderwerp, maar er wordt nog weinig mee gedaan. In deze motie wordt voorgesteld om deze rechten toe te voegen voor de Waddenzee om het mogelijk te maken om te salderen, dus om iets nieuws voor iets ouds in de plaats te zetten. Er zitten waardevolle elementen in, maar ik wil nu geen besluit over deze motie nemen. Ik denk dat wij het beste kunnen kijken in de stroomgebiedbeheersplannen die wij opstellen voor het gebied in hoeverre een saldering effect kan hebben. Ik weet niet of dat moet gebeuren met verhandelbare rechten. Er zou wel heel goed aangegeven kunnen worden waar wij van plan zijn een ingreep te doen. Dit betekent dat wij daar een extra compensatie zullen realiseren.

De heer Waalkens (PvdA):

Begrijp ik hieruit dat de staatssecretaris dit als een serieuze optie betrekt bij het verder vorm geven van de criteria voor het geven van een passend oordeel? Dat is overigens een verlengstuk van de volgende habitatrichtlijn. Deze salderingsmethodiek biedt misschien ruimte.

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ja, ik weet niet of dat in de vorm van verhandelbare rechten moet. De vraag is dan wie het aan wie verkoopt. Ik vind het wel interessant om dit verder bij de stroomgebiedsplannen te betrekken. Dat zal ik terugkoppelen naar de Kamer.

In de motie staat: verzoekt de regering ... verhandelbare vervuilingsrechten mogelijk te maken. Op grond daarvan ontraad ik aanvaarding van de motie. Ik ga wel aan de slag met de salderingsproblematiek bij de stroomgebiedsplannen.

De heer Waalkens (PvdA):

U zult begrijpen dat ik met mijn collega medeondertekenaar moet overleggen, maar deze toezegging incasseer ik graag. Ik ben zeer benieuwd naar de rapportage hierover om stappen verder te komen dan het opknippen van de Waddenzee.

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Het geeft mijns inziens ook antwoord op de vragen bij het CDA en de VVD, zoals hoe nu om te gaan met de specifieke ontwikkelingen op specifieke plekken en kan je daar op een andere plek weer wat mee?

Voorzitter. Het is nu een kwestie van gespannen afwachten van de stemming.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanmiddag aan het eind van de vergadering te stemmen over de moties.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven