Vragen van het lid De Wit aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het onderzoek van de arbeidsinspectie bij WSW-bedrijven.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Wij kennen in Nederland ongeveer honderd sociale werkplaatsen. Dat zijn bedrijven waar mensen met een handicap kunnen werken in een aangepaste omgeving en in het tempo dat is aangepast aan hun handicap.

Gisteren bracht de Arbeidsinspectie een rapport uit over de veiligheid in de sociale werkplaatsen en de uitkomsten liegen er niet om. Het toezicht op de veiligheid faalt en in meer dan twee derde van de onderzochte gevallen wordt gewerkt met onveilige machines. Dat zijn machines die niet zijn beveiligd, waardoor de mogelijkheid bestaat dat de medewerkers bekneld raken. Het betreft ernstige zaken en zelfs de Arbeidsinspectie spreekt van misstanden.

Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is wat zijn mening is over de uitkomsten van dat onderzoek van de Arbeidsinspectie. De staatssecretaris is van plan de SW-bedrijven, de sociale werkplaatsen, te moderniseren.

Mijn tweede vraag is of het niet verstandig zou zijn eerst na te gaan of het mogelijk is tot verbetering van de arbeidsomstandigheden te komen, waaronder modernisering van de machines waarmee de medewerkers moeten werken. Ik doel dus op het eerst investeren in de veiligheid van de mensen die daar werken.

De derde vraag is wat de staatssecretaris gaat doen. De directies van de sociale werkplaatsen bepalen immers wat er gebeurt. Hoe gaat de staatssecretaris deze directies ertoe brengen om morgen maatregelen te treffen?

Staatssecretaris Van Hoof:

De heer De Wit heeft volkomen gelijk als hij zegt dat de directies van de sociale werkplaatsen de verantwoordelijken zijn. Ik voeg daaraan toe dat ook de gemeentebesturen aanspreekbaar zijn. Zo liggen de verantwoordelijkheden. In dit dossier ligt mijn verantwoordelijkheid veeleer bij de Arbeidsinspectie dan bij de sociale werkvoorziening, ten aanzien waarvan ik verantwoordelijk ben voor de wetgeving, dus wel voor het systeem maar niet voor de uitvoering. Dat neemt niet weg dat ik het geheel met de heer De Wit eens ben dat de resultaten van deze inspectie-ronde zacht uitgedrukt geen fraai resultaat genoemd kunnen worden. Ik ben het met hem eens dat het om ernstige zaken gaat. Hij vraagt naar mijn opvatting erover. Ik onderschrijf wat hij erover heeft gezegd. Ik stel overigens vast dat ook de voorzitter van Cedris, de brancheorganisatie van de SW-bedrijven, in een persbericht dat gisteren is uitgegeven heeft gezegd hier absoluut niet tevreden mee te zijn.

Een volgende vraag is wat hieraan gedaan kan worden. Tegen de achtergrond van de verantwoordelijkheidsverdeling ben ik niet van plan om niet verder te komen dan te zeggen dat het de verantwoordelijkheid is van gemeenten en de directies. Ik wijs op het Arboconvenant dat met de SW-bedrijven is gesloten. Het ligt voor de hand dat de convenantpartijen elkaar naar aanleiding van deze inspectieresultaten eens goed in de ogen kijken. Dat geldt in het bijzonder voor de brancheorganisatie Cedris. Volgende week heb ik een afspraak met de voorzitter van Cedris. Bij die gelegenheid zal een begin worden gemaakt met het aanspreken van de branche op het treffen van verbeteringen.

Voor de Arbeidsinspectie blijft het niet bij de gedane constateringen. Er zullen nog dit jaar en eveneens volgend jaar zogenaamde vervolginspecties plaatsvinden. Op dit moment worden met SW-bedrijven eerst gesprekken gevoerd over de problematiek en de aanpak.

Zowel langs de bestuurlijke weg als langs de handhavingsweg zal de sector dus worden aangesproken.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. 35 van de 86 onderzochte bedrijven zijn stilgelegd. De Arbeidsinspectie zegt dat de mensen die in deze sociale werkplaatsen werken een tweemaal zo grote kans lopen om een ongeval te krijgen. De vraag is aan de orde naar het gevoel van urgentie bij de staatssecretaris. Dit is onaanvaardbaar. Vandaag en morgen gebeuren ongevallen die te wijten zijn aan tekortschietend toezicht en aan oude krakkemikkige machines die onveilig zijn voor de mensen die ermee moeten werken. Wat gaan wij hier aan doen? Een debat, een gesprek, een overleg, dat vergt allemaal tijd. De staatssecretaris zou de gemeenten en de directies en Cedris vandaag nog bij elkaar moeten roepen en hun vragen wat zij eraan gaan doen. Als zij niets doen en alleen maar een plan maken, is het dan niet op zijn plaats dat de staatssecretaris voortaan elke week de Arbeidsinspectie langs stuurt om te controleren wat er aan de hand is?

Moeten de werknemers die er werken dan ook niet kunnen zeggen dat zij hun leven niet langer in de waagschaal stellen en stoppen met werken tot er door de directie respectievelijk de overheid iets is ondernomen?

Staatssecretaris Van Hoof:

Wat ik heb gezegd is niet veel anders dan wat de heer De Wit zegt. Het verschilt misschien alleen in toonzetting. Ik heb al gezegd dat ik Cedris zal aanspreken. Ik heb al gezegd dat de directies zullen worden aangesproken. En ik heb al gezegd dat de gemeenten ook aangesproken moeten worden. Wij hebben daarover geen enkel verschil van mening. Ik heb ook gezegd dat de Arbeidsinspectie vervolginspecties zal houden. Ook daarover hebben wij geen verschil van mening. Ik ben het ook helemaal eens met de heer De Wit als hij zegt dat daarnaast ook werknemers, ondernemingsraden en vakorganisaties een verantwoordelijkheid hebben. Nog erger vind ik dat er een convenant ligt, waarbij de sector partij is en waaraan de sector zich niet houdt. Daarom heb ik gezegd dat ook convenantpartijen spoedig moeten worden aangesproken.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De staatssecretaris schuift de verantwoordelijkheid te gemakkelijk af naar de gemeenten. Wij hebben regelmatig debatten over de sociale werkvoorziening en spreken dan ook over de financieringsstructuur. Daarvoor is de staatssecretaris verantwoordelijk. Hij is aan het bezuinigen via de afschaffing van de SPAK, dus is er minder geld voor de SW-bedrijven. Ik wil dat de staatssecretaris dat element ook meeneemt in de gesprekken. Wellicht heeft dat een relatie met het probleem dat aan de orde is. Ik verzoek hem ook, ons over twee maanden een update te sturen.

Ook ik wil dat onmiddellijk een einde wordt gemaakt aan deze situatie. De staatssecretaris moet met iedereen gaan overleggen. Hij moet zorgen dat er iets gebeurt en ons over twee maanden op de hoogte stellen, zodat onmiddellijk een einde komt aan deze wantoestand.

Staatssecretaris Van Hoof:

Het is goed dat mevrouw Bussemaker de financiën noemt, want daardoor kan een misverstand uit de wereld worden geholpen. In de financiering van de SW-bedrijven is de afschaffing van de SPAK tot en met 2004 gecompenseerd. Dat kan in de inspectieperiode die nu aan de orde is in ieder geval geen element zijn. De afbouw en de compensatie lopen zodanig parallel dat de financiën geen probleem kunnen zijn, tenzij de directies van de SW-bedrijven verkeerde keuzen hebben gemaakt, al dan niet goedgekeurd door gemeentebesturen. Daar zit het probleem. Daarom moet de verantwoordelijkheid worden neergelegd bij de SW-bedrijven en de gemeenten. Dat zijn de instanties die moeten worden aangesproken. Als al deze contacten hebben plaatsgevonden, heb ik er geen enkel probleem mee de Kamer op de hoogte te houden. Ik ben ten minste even gemotiveerd als mevrouw Bussemaker om te zorgen dat juist in deze sector, waar de medewerkers bescherming nodig hebben, de zaken op orde komen. De medewerkers werken overigens niet allemaal met oude machines, integendeel.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit betreft een kwetsbare groep werknemers, die aan zeer hoge risico's wordt blootgesteld. Dit is niet de eerste keer dat de Arbeidsinspectie dit constateert. In een rapportage over 1996 en 1997 is hetzelfde geconstateerd. Wij zijn nu acht jaar verder en de risico's zijn nog even groot. Het gaat om 131 meldingen, 72 mensen met blijvend letsel en 4 doden. Met een convenant zijn deze mensen niet geholpen.

De staatssecretaris moet een zeer pittig gesprek met de brancheorganisatie hebben, want deze heeft het er ook bij laten zitten, zoals blijkt uit vergelijking met het vorige inspectierapport. De Arbeidsinspectie moet continu inspecteren of de situatie werkelijk morgen, of liever nog vandaag, wordt verbeterd. Dit kan zo niet. Mensen lopen zeer hoge risico's met alle gevolgen van dien. De staatssecretaris moet ook een pittig gesprek hebben met de gemeenten om de werkbegeleiding beter te laten regelen. Ook daar ligt een grote omissie. De staatssecretaris wil evenmin als ik op zijn geweten hebben dat deze wantoestanden in de sociale werkvoorziening voortduren. Voor deze zeer kwetsbare groep moeten wij extra alert zijn.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik heb in de woorden van mevrouw Van Gent niets ontdekt waarmee ik het niet eens ben. Ik zie dat als ondersteuning. In mijn gesprekken met alle betrokkenen zal dat mij helpen de ernst van de situatie te benadrukken. Ik zal haar woorden daarbij betrekken. Zij heeft gelijk. Er moet iets gebeuren. Ik ga met alle betrokkenen aan de slag en ik zal daarmee niet een halfjaar wachten.

De heer Bruls (CDA):

Mijn fractie gaat ervan uit dat wij het rapport met een reactie van de regering zullen ontvangen, zoals met alle rapporten van de Arbeidsinspectie te doen gebruikelijk is. Dan kunnen wij het debat voeren en niet alleen een aantal vragen stellen tussen de soep en de aardappels door.

De WSW heeft veel last van onnodige arbo-regels. Juist voor deze kwetsbare groep is dat noodlottig, want het kost werkgelegenheid. Als meer geld nodig is voor de staf en het management, is er minder geld voor arbeidsplaatsen. Als dat pittige gesprek, dat ik op zichzelf steun, volgt, is de staatssecretaris dan ook van plan en bereid zin en onzin van een aantal regels erbij te betrekken? Het feit dat er niet op elk moment toezicht is, hoeft namelijk nog geen drama te zijn.

Staatssecretaris Van Hoof:

De heer Bruls weet wat de procedure voor vermindering van de Arbo-regelgeving is. Op dit moment beraadt de SER zich erover. Mogelijkerwijze wordt er binnenkort een advies uitgegeven. Daarnaast zullen wij de vertaling ervan in de richting van de wet gaan formuleren.

Is er aanleiding om een bepaalde regelgeving bij de WSW los te laten? Nee, die is er niet. De Arbeidsinspectie richt zich op dit moment bij de inspectie echter vooral op de hoge risico's. Dat is hier ook gebeurd. Het gaat hier om hoge risico's. Dat blijkt ook wel uit het rapport, dat ik de Kamer overigens zeer binnenkort zal toezenden inclusief de brief met onze opvattingen dienaangaande, zoals dat bij elk rapport van de arbeidsinspectie gebruikelijk is.

De heer Weekers (VVD):

Ik proef dat de staatssecretaris hetzelfde gevoel van urgentie heeft als de Kamer inzake de sociale werkvoorziening en de naleving van relevante Arbo-wetgeving, zeker als het gaat om de hoge risico's. De staatssecretaris geeft aan – en daar schrik ik wel van – dat de veldpartijen kennelijk hun afspraken in het kader van het convenant niet nakomen. Je kunt dan wel met allerlei koepelorganisaties gaan spreken, maar op zeker moment zul je ook moeten optreden tegen individuele bedrijven.

Mijn concrete vragen aan de staatssecretaris zijn de volgende. Wanneer is zijn geduld op in de richting van de concrete bedrijven? Wanneer gaat de Arbeidsinspectie repressief optreden in individuele gevallen? Alleen dan kun je namelijk een eind maken aan wantoestanden.

Staatssecretaris Van Hoof:

De heer Weekers vraagt in welke situatie en op welk moment wij concreet zullen optreden tegen individuele bedrijven. Dat is gebeurd. Overigens zijn de bedrijven niet stilgelegd, maar zijn machines en lijnen van machines stilgelegd.

Zoals gezegd, is de urgentie groot. Het geeft nog eens aan dat er in de sector SW alle aanleiding is om heel veel aandacht te geven aan de elementen die wij op een rij hebben gezet in het kader van de modernisering, maar ook in het kader van het onderzoek naar aanleiding van de motie-Weekers in verband met de kostenstructuur en de manier waarop de bedrijfsvoering plaatsvindt. Tegen de achtergrond van het feit dat dit probleem niet nieuw is, ben ik zeer gemotiveerd om de sector dienaangaande aan te spreken.

Naar boven