Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (29736).

(Zie vergadering van 1 februari 2005.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. Namens de LPF-fractie heb ik tijdens het debat over de invoeringswet lumpsumbekostiging gezegd dat wij volledig achter het principe van de lumpsum in het primair onderwijs staan, maar dat wij wel een probleem hebben met het feit dat aan een aantal belangrijke randvoorwaarden nog niet is voldaan. Dan sta je voor een dilemma: dus niet akkoord gaan met deze invoeringswet of wel akkoord gaan en erop vertrouwen dat alles goed komt, dat de scholen het financieel en bestuurlijk aankunnen en dat de medezeggenschap bij de behandeling van de WMS goed geregeld zal worden. De stemmingen van vorige week zijn niet helemaal naar onze wens verlopen. Veel amendementen die te maken hadden met de versteviging van de medezeggenschap zijn jammer genoeg niet aangenomen. Er waren echter wel enkele lichtpuntjes: door ons gesteunde moties van mevrouw Hamer en mevrouw Lambrechts zijn aangenomen. Voor ons is ook erg belangrijk dat de motie-Kraneveldt c.s. met brede steun is aangenomen. Met die motie heeft de Kamer uitgesproken dat er een soort go/no go-moment komt waarop wij, voordat de lumpsum echt wordt ingevoerd, bekijken hoe alles ervoor staat, of de gewenste invoeringsdatum gehaald kan worden en of wij misschien aan de noodrem moeten trekken. Dit alles overziende heeft de LPF-fractie besloten om voor deze invoeringswet te stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP tegen dit wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Naar boven