Aan de orde is het debat over softwareoctrooien.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter! Twee weken geleden stond ik hier met het verzoek om een mogelijke stemming over de software octrooiering in de Europese Raad van Ministers uit te stellen totdat het Europees Parlement de kans gehad had een motie in te dienen waarvan om een nieuwe start op dit dossier wordt verzocht.

De staatssecretaris wilde dit niet doen. Tot mijn teleurstelling werd zij hierin gesteund door een krappe meerderheid van deze Kamer. De staatssecretaris zei toen dat de procedure rondom de motie uiterst onzeker was en dat gold ook voor de uitkomst ervan. Ook het tijdpad was volgens haar te vaag om steun te geven aan mijn verzoek.

De ontwikkelingen hebben niet stilgestaan. Er heeft een unicum in de geschiedenis van de Europese democratie plaatsgevonden! Bijna unaniem – 19 stemmen vóór, 1 tégen en 1 onthouding – stemde het juridisch comité van het Europees Parlement vóór een voorstel om artikel 55 van het Reglement van het Europees Parlement in werking te stellen en aan de voorzitter van het Europees Parlement te verzoeken, dit te doen. Dit verzoek wordt op maandag 17 februari gedaan. Met grote waarschijnlijk zal op hetzelfde moment het voorstel van de Europese Commissie op de agenda van de Ecofin-Raad ter stemming staan.

Voorzitter. Dat is niet goed en gaat tot brokken leiden. Zowel voor- als tegenstanders van het voorstel van de Europese Commissie zijn het erover eens dat er een oplossing moet komen voor de huidige situatie van de softwareoctrooiering. Maar dat gaat op deze manier niet gebeuren. Wanneer de Ecofin-Raad het voorstel van de Europese Commissie bekrachtigt, is er sprake van een dusdanig conflict dat de kans dat het Europees Parlement en de Europese Commissie er ooit uitkomen nihil wordt, zelfs al komt het tot reconciliatieprocedure. Dan wordt er dus geen vooruitgang geboekt op dit zo moeizame dossier. Voor alle partijen is het van groot belang dat deze situatie wordt voorkomen.

Wij hebben het vorige keer uitgebreid gehad over democratische procedures, over het feit dat de minister door een verkeerde voorlichting aan de Kamer vóór een voorstel kon stemmen waar de Kamer tégen was en over het feit dat het Europees Parlement zijn eigen democratische proces moet voeren. Dat heeft het Europees Parlement nu gedaan; 19 commissieleden, waaronder Bert Doorn (CDA), Edith Mastenbroek (PvdA) en Toine Manders (VVD), steunen dit verzoek. Ik wil de staatssecretaris dan ook met klem vragen, alle ruimte te geven aan dit democratische unicum in Europa en de stemming van het A-item unilateraal tegen te houden, te beginnen op de Coreper van morgen. Ik denk dat Nederland hierbij steun zal krijgen van Spanje, Italië en Polen en mogelijk ook van Duitsland.

Voor de softwareontwikkeling én voor de democratie hoop ik van harte dat de staatssecretaris dit keer wél aan mijn verzoek wil voldoen.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. Ik kon vorige keer niet bij het debat over de softwareoctrooien zijn vanwege mijn deelname aan een groot debat over onderwijs, vandaar dat ik nog even iets wil zeggen in dit spoeddebat.

Met overweldigende meerderheid heeft de juridische commissie van het Europees Parlement gestemd vóór een herstart van de procedure rondom de softwarepatenten. Daarmee is mijn fractie heel erg blij. Dit soort zaken geeft de burger weer moed. Helaas haalde de motie van mevrouw Gerkens, die ook door ons was ondertekend, het hier twee geleden niet.

De staatssecretaris schrijft in haar brief dat zij geen enkele aanleiding ziet om zich opnieuw te beraden over de ontstane situatie. Zij laat dat over aan de Europese Commissie en het Luxemburgs voorzitterschap. Zij ziet hier voor haar geen actieve rol weggelegd. Dat vind ik jammer. Dat geeft diezelfde burger geen moed! Ik sluit mij dan ook van harte aan bij het pleidooi van mevrouw Gerkens.

De wens van het Europees Parlement in deze kwestie is voor mijn fractie leidend, net zoals het Nederlandse parlement voor deze staatssecretaris leidend moet zijn. Mocht er een motie nodig zijn om een actieve houding af te dwingen, dan hoop ik dat meerderheid van deze Kamer vóór die motie zal stemmen.

De heer Hessels (CDA):

Mevrouw Kraneveldt spreekt met veel overtuiging over een motie die door het Europees Parlement is aangenomen, maar volgens mij is daar in een commissie een motie aangenomen en moet de voorzitter van het Europees Parlement zich daar in overleg met de fractievoorzitters nog op beraden. Zij is er wel heel erg van overtuigd dat daar het verzoek voor een hernieuwde procedure uitkomt. Mengen wij ons door haar inbreng niet in de interne aangelegenheden van het Europees Parlement?

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Dat vind ik niet. Ik denk dat het Europees Parlement via die commissie heel duidelijk het signaal heeft gegeven dat de artikel 55-procedure in werking gesteld moet worden. Natuurlijk moet de voorzitter van het Europees Parlement zich erop beraden hoe hij die wil uitvoeren. Het zou echter wel heel erg stug zijn als hij die niet zou gaan uitvoeren. Ik vind het helemaal niet zo gek om te vragen of de staatssecretaris daar een actieve rol bij wil spelen. Ik denk overigens dat wij ons veel te vaak te weinig bemoeien met wat er in Europa gebeurt. Als wij er wat van vinden, hebben wij ook het volste recht om dat hier te zeggen.

De heer Hessels (CDA):

Ik begrijp dat mevrouw Kraneveldt het normaal vindt dat het Nederlandse parlement een directief geeft aan de voorzitter van het Europees Parlement om een bepaald punt uit te voeren. Hoe zou zij het vinden als het andersom was?

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Ik zeg niet tegen leden van het Europees Parlement of van enige Europese commissie wat zij moeten doen; ik zeg wat de staatssecretaris volgens mij moet doen. En daar heb ik het volste recht toe.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Als je het geduvel tussen Raad, Commissie en Europees Parlement over de softwarepatenten ziet, dan kom je bijna in de verleiding om tegen de grondwet te stemmen. En ik ben toch een hartstochtelijk voorstander van de grondwet. Als die er al was geweest en in werking was getreden, zou het allemaal niet zo zijn gegaan. Dan lag er namelijk meer macht bij het Parlement en desnoods ook bij de lidstaten. Ook zonder grondwet had het trouwens heel mooi kunnen zijn, als de Raad van ministers niet zo eigenwijs en arrogant was geweest, zich niet zo had geleend voor de lobby van een deel van de industrie en niet zo minachtend met het Parlement was omgegaan. Immers, het Europees Parlement had tal van amendementen ingediend en aangenomen, die een richtlijn softwarepatenten een stuk aanvaardbaarder had gemaakt. Nu ligt er echter weer de richtlijn softwarepatenten zoals die volgens de Raad moet luiden, maar die is voor het Europees Parlement en voor D66 niet acceptabel. Ik vind dat die ook voor Nederland niet acceptabel zou moeten zijn. Het gaat er helemaal niet om of er een richtlijn moet komen; deze richtlijn moet er niet komen. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Gerkens dat het kabinet nu beter even kan afwachten of men er in Brussel uitkomt, in plaats van de zaak opnieuw door te drukken in de Ecofin-raad. Dat zou niet alleen vanwege de procedure, maar ook vanwege de inhoud niet juist zijn. Ik wil dat de regering hier samen met een aantal andere regeringen – mevrouw Gerkens heeft daar al opgewezen – de weg van de wijsheid volgt in plaats van de weg van de doordrammerij.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wens dat dit geen herhaling wordt van het debat van twee weken geleden. Ik heb toen ook tegen de staatssecretaris gezegd dat er naast alle formele, procedurele discussies – wie moet zich op welk moment met wie bemoeien en wanneer niet – één politiek feit is dat in dit debat een rol speelt. Dat politieke feit is dat de Tweede Kamer dit voorjaar onjuist is geïnformeerd door de verantwoordelijke bewindspersonen van het ministerie van EZ over de stand der dingen rondom het softwareoctrooi. Ik heb dat de vorige keer aangehaald en doe het bij dezen opnieuw. Ik vind dat het een zekere verplichting met zich brengt. Ik doe opnieuw een beroep op de staatssecretaris om een keer sjiek te zijn, zeker nu helder is dat, wat twee weken geleden eigenlijk al duidelijk was, maar nog niet formeel beslecht, de juridische commissie van het Europees Parlement in grote meerderheid de Commissie opnieuw zal verzoeken om de Software-octrooirichtlijn in eerste lezing bij het EP aanhangig te maken. Die wens leeft in alle fracties van het Europees Parlement, ook bij de fractie van het EVP, zeg ik tegen de heer Hessels. Ik heb vanochtend mijn Europese collega nog gevraagd hoe het ligt bij de vrienden van de heer Hessels in het Europees Parlement. Blijkens mijn informatie zijn die het tamelijk met ons eens. Het Europees Parlement vindt wat hier is gebeurd niet goed. Twee weken geleden ben ik al ingegaan op de omstandigheid van de uitbreiding en de betekenis voor de tien nieuwe Lidstaten die eigenlijk voor een fait accompli zijn gesteld. Ik zal dit nu niet nog eens zeggen, maar ik constateer als politiek feit dat het Europees Parlement dringend behoefte heeft aan heropening van het debat in eerste lezing.

Wij kunnen dan wel weer de discussie aangaan over het feit dat die procedure in het Europees Parlement niet formeel verdragstechnisch is geregeld en dat Nederland daarin geen positie heeft, maar dat ontken ik. Nederland heeft er wel een positie in. Nederland heeft in Europa een opvatting neergelegd over de Software-octrooirichtlijn die niet conform de opvatting van de meerderheid van deze Kamer is. Dat is een politiek feit dat er niet om liegt. Ik denk dat het sjiek is om tegemoet te komen aan de wens van het Europees Parlement en om als Nederlandse regering actief in de richting van de Europese Commissie, met name de betrokken Commissaris, te zeggen: wij stoppen nu de procedure in de Raad, het mag van ons geen A-punt worden via de Ecofinraad van maandag a.s. of de Landbouwraad, de Toerismeraad of welke raad dan ook, en wij vragen u, u te verstaan met de voorzitter van het Europees Parlement om na te gaan hoe aan het verzoek van dit parlement kan worden voldaan. Dat zou de uitkomst moeten zijn van dit debat.

Ik ben het eerlijk gezegd een beetje zat om elke keer weer in discussie te treden over het wel of niet bestaan van het politieke feit dat er een richtlijn door Nederland is aanvaard waarin de meerderheid van het parlement zich niet kon vinden. Dat de meerderheid er zich niet in kon vinden, zou doorslaggevend moeten zijn. Wij hebben er onvrede over en de Europeanen ook. Ik weet dat in het Duitse parlement vergelijkbare acties tot ontwikkeling zijn gekomen. Daar gaat binnenkort waarschijnlijk ook een meerderheid tegen de richtlijn stemmen en de Duitse regering vragen om het debat in Europa opnieuw aan te gaan. Wat is democratie waard als wij ons verschuilen achter de procedures? Het wordt tijd voor een sjiek gebaar. Dat vraag ik u bij dezen, staatssecretaris.

De heer Douma (PvdA):

Voorzitter. Dit dossier heeft een ontzettend lange geschiedenis. Ik denk dat het goed is om terug te gaan naar wat wij hier inhoudelijk van deze richtlijn vonden. De Kamer was bij eerdere debatten gewoon in meerderheid tegen datgene wat in deze richtlijn is geregeld. Het ziet er naar uit dat uiteindelijk ook het Europees Parlement in meerderheid tegen de richtlijn is zoals die thans voorligt. Dat wij in deze situatie terecht zijn gekomen, is eigenlijk alleen maar het gevolg van onzorgvuldige besluitvorming in dit huis – ik zeg het voorzichtig – doordat de Kamer in wezen niet goed was geïnformeerd over datgene wat plaatsvond in Europa. Het zou het democratische gehalte van dit huis en van het gedrag van de staatssecretaris sieren als de staatssecretaris zich erbij neerlegde dat er een meerderheid in deze Kamer is die inhoudelijk tegen deze richtlijn is en dat zich in het Europees Parlement ook een dergelijke meerderheid heeft afgetekend. Daar waar er een mogelijkheid is om aan de meerderheidsopvatting van zowel ons nationale parlement als het Europees Parlement gehoor te geven, zou het haar sieren om niet via procedures en allerlei uitvluchten te proberen om het onmogelijk te maken dat gehoor wordt gegeven aan de meerderheidsopvatting van dit parlement en het Europees Parlement. Ik vraag haar in feite om uitvoering te geven aan datgene wat in de motie van mevrouw Gerkens is gevraagd.

De heer Hessels (CDA):

Heb ik soms iets gemist? Ik kan mij niet herinneren dat de Kamer zich in meerderheid inhoudelijk tegen deze richtlijn heeft uitgesproken. Er is een motie aangenomen waarin staat de regering zich van stemming moet onthouden. De Kamer heeft nooit tegen de inhoud van deze richtlijn gestemd.

De heer Douma (PvdA):

U moet nog maar eens goed nagaan hoe het debat destijds gelopen is. De motie is niet geheel per ongeluk zo geformuleerd dat de tekst langs de randen ging van hetgeen door partijen nog aanvaardbaar werd geacht. Er was geen verschil van opvatting over dat de meerderheid van de Kamer tegen de inhoud van de richtlijn was.

De heer Hessels (CDA):

Het is plezierig dat de heer Douma mij de les wil lezen. Ik wijs erop dat ik aan het debat heb deelgenomen en hij niet. Het is heel fijn dat hij mij zo wil helpen, maar als ik hem was, zou ik nog even kijken hoe het destijds gelopen is. Hij zit er faliekant naast. Wij hebben nooit gestemd over de inhoud van de richtlijn. Daar gaan wij niet over.

De heer Douma (PvdA):

Voor mij is volstrekt helder dat de meerderheid van de Kamer het inhoudelijk oneens was met de richtlijn. De politieke uitvlucht die u nu gebruikt, komt voor uw rekening. Daar verandert het inhoudelijke oordeel over de richtlijn niet door.

De heer Hessels (CDA):

Dat is uw interpretatie. De Kamer had destijds een andere interpretatie.

Staatssecretaris Van Gennip:

Voorzitter. Precies twee weken geleden spraken wij hier ook over. Het begint een beetje op een herhaling van argumenten te lijken. De Kamer heeft mij gevraagd, een brief over de ontwikkelingen rond het softwareoctrooi te sturen en die heb ik haar vanmorgen doen toekomen. De strekking van deze brief is als volgt. Het JURI-comité heeft op 2 februari ingestemd met het inroepen van artikel 55 van het Reglement van orde van het Europees Parlement. Dit is geen motie, maar een verzoek van het comité aan de voorzitter van het Europees Parlement. Zo zijn de procedures daar kennelijk. Ook ik leer er steeds bij.

De voorzitter van het EP moet daar nog toe besluiten. Als hij dat doet, dan zal hij de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso, schriftelijk verzoeken om het richtlijnvoorstel opnieuw in eerste lezing aan het EP voor te leggen. Dat besluit is dus nog niet genomen. Wordt dit gedaan, dan is het aan de Europese Commissie om te beoordelen op welke wijze zij met dat verzoek wenst om te gaan. Als zij besluit, hierop te reageren met het opnieuw indienen van een al dan niet gewijzigd voorstel in eerste lezing, komt het politieke akkoord uit mei 2004 te vervallen en begint de gehele besluitvormingsprocedure van voren af aan. De Kamer weet dat de artikel 55-procedure vervalt als de Raad eerst een gemeenschappelijk standpunt vaststelt. In dat geval gaan Raad en EP door met de tweede lezing.

Wat betekent dit nu voor de formele besluitvorming over het softwareoctrooi? De voorzitter van het EP is nu aan zet. Hij moet zich beraden op het verzoek van het JURI-comité. Vervolgens is eventueel de Europese Commissie aan zet. Volgens mijn laatste informatie – mijn mensen hebben kort geleden gebeld met leden van het Europees Parlement – is nog niet bekend wanneer de voorzitter van het Europees Parlement samen met de fractievoorzitter hierover een beslissing neemt. De eerstvolgende datum waarop men bijeenkomt, is 17 februari, maar ik heb geen indicatie dat dit verzoek dan op de agenda staat. Ook is er op de 17de een Europese Raad, de Ecofin, maar ik heb begrepen dat het Luxemburgs voorzitterschap de vaststelling van het gemeenschappelijke standpunt niet heeft geagendeerd voor een volgende raad, dus ook niet voor de Ecofin van aanstaande donderdag. Hoe dan ook, dit verandert niets aan waarover wij het twee weken geleden hadden. Het Europees Parlement is aan zet en daarna de Europese Commissie. Wij zijn niet aan zet op dit moment. Twee weken geleden hebben wij al gewisseld dat men dit al een halfjaar geleden had kunnen starten. Het is nu aan de Brusselse spelers om hiermee om te gaan. Het is niet aan ons. Het Europees Parlement en met name de voorzitter is nu aan zet. Vervolgens is het aan de Europese Commissie.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik luister met bewondering naar de dubbeltaal die de staatssecretaris hier uitkraamt. Mag ik dat zo zeggen? Eerst zegt zij dat het verzoek is gedaan.

De voorzitter:

Uitkraamt ... Wij zijn in een debat met de regering. Het woord "dubbeltaal" laat ik aan u, maar de staatssecretaris "spreekt iets uit".

Mevrouw Gerkens (SP):

Uitspreekt, voorzitter, u mag mij daarin corrigeren. Eerst zegt de staatssecretaris dat het verzoek is gedaan. Vervolgens zegt zij dat het verzoek nog niet is gedaan. Dat laatste klopt. Het verzoek is nog niet gedaan. Zij weet niet wanneer het gedaan wordt. Ik heb die informatie wel, namelijk 17 februari. In het vorige debat heeft de staatssecretaris gezegd dat haar informatie over de motie was dat zij alleen maar niet ontvankelijk was verklaard. Uit de feiten van de afgelopen tijd, de historie, concludeer ik dat mijn informatie tot nu toe altijd net iets beter dan de hare is geweest.

De staatssecretaris zegt dat het niet op de agenda van de Ecofin staat. Dat kan zo zijn. Wij hebben vaker gezien dat op het laatste moment een punt toch nog op de agenda is verschenen.

Waar gaat het nu om? Wij weten allemaal dat de huidige situatie, nog afgezien van de voorstellen die zijn gedaan, de rol van het Europees Parlement, amendementen, met de softwarepatentering ongewenst is. Om die reden zijn het Europees Parlement en de Europese Commissie bezig geweest met dit voorstel. Wij weten ook dat hoe langer deze situatie voortduurt, hoe slechter dat is. De staatssecretaris stelt voor om het Europees Parlement maar zijn gang te laten gaan. Als het dan tot een stemming komt, is dat jammer. Dat mondt uit in een clash tussen de Europese Commissie en het Europees Parlement, en dat is niet goed voor de voortgang van dit dossier. Wij kunnen met zekerheid zeggen dat er dan zo tegen de haren in is gestreken, dat er nooit meer een oplossing wordt gevonden.

Ik vraag de staatssecretaris om de scherpte uit het proces te halen en het even te laten lopen. Mocht de Europese Commissie "nee" zeggen, dan kunnen wij vervolgens wel weer verder moet dit dossier.

De voorzitter:

U moet uw vraag korter formuleren.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik heb de vraag even gemist. U haalt er veel dingen bij.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik vraag u om de scherpte van het onderwerp af te halen. U kunt ervoor ijveren dat dit punt niet als A-item op de agenda van de raad komt tot de Europese Commissie heeft gereageerd op het verzoek waarvan u en ik heel goed weten dat het komt.

Staatssecretaris Van Gennip:

Maar de scherpte van de discussie is eventueel een zaak van de voorzitter van het Europees Parlement en de Europese Commissie. Het is niet aan ons ...

Voorzitter: Hamer

Mevrouw Gerkens (SP):

Als het Europees Parlement voor het eerst in de geschiedenis van de Europese democratie artikel 55 uit de kast trekt, dan moet de voorzitter van het Europees Parlement wel van heel goede huize komen om dat te weigeren. U en ik weten beiden dat het waarschijnlijk allemaal doorgang zal vinden. Dat verzoek wordt aan de Europese Commissie gedaan. Laat haar verstandig zijn en niet de knuppel in het hoenderhok gooien. Zij moet rustig aan doen, pas op de plaats maken en wachten met de stemming tot het verzoek is gekomen en de Europese Commissie antwoord heeft gegeven.

Staatssecretaris Van Gennip:

De stemming is niet gepland. Er is ten opzichte van twee weken geleden niets veranderd in die zin dat de rol van het nationale parlement een andere is dan die van het Europees Parlement en een andere dan die van de Europese Commissie. Het is nu een discussie tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie.

Mevrouw Gerkens (SP):

Het gaat er nu om dat ik als volksvertegenwoordiger aan de staatssecretaris vraag om, mocht het op de agenda verschijnen voordat de Europese Commissie een uitspraak heeft gedaan over het verzoek, voor die tijd dat punt als A-item van de agenda af te halen, unilateraal, zoals dat mogelijk is.

Staatssecretaris Van Gennip:

Met de motie formuleert u een patstelling. U vraagt de Europese Raad, niet te reageren totdat de Europese Commissie heeft gereageerd. Als de reactie van de Europese Commissie op zich laat wachten, hebben wij tot in den treure met deze patstelling te maken. Het is niet handig, ons op die manier in de Brusselse discussie te mengen. Het is aan de Europese Commissie om te reageren op een eventueel verzoek van de voorzitter van het Europees Parlement. Dat verzoek moet overigens nog worden ingediend. Het zal duidelijk zijn dat ik de aanvaarding van uw motie ontraad.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij is het heel simpel. Als de staatssecretaris zegt dat de Raad, in casu de Nederlandse regering niet aan zet is, dan leggen wij de boel stil. Stop de persen! Het wordt dan niet door de Ecofin behandeld, mocht dit onderwerp er morgen door het Europees voorzitterschap alsnog aan toegevoegd worden. De boodschap van de Nederlandse regering is dan: stop, wij leggen de boel stil, wij zijn niet aan zet, het Europees Parlement zal zich definitief moeten uitspreken en vervolgens praten met de Europese Commissie en de dienstdoende Commissaris. Wij wachten dat af. Als de staatssecretaris het zo bedoelt, zijn wij eruit.

Staatssecretaris Van Gennip:

Zo bedoel ik het natuurlijk niet. Dat weet u best.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daarom is het ook vreemd dat de staatssecretaris zegt dat de Nederlandse regering niet aan zet is. Ik vul alleen maar in wat zij zegt.

Staatssecretaris Van Gennip:

Het is niet aan ons, ons op dit moment met de Europese Commissie te bemoeien. Het Europees Parlement moet dat als eerste doen. Dat is de stand van zaken. In het Europees Parlement is de voorzitter aan zet. Vervolgens is de Europese Commissie aan zet.

Uw collega heeft gememoreerd dat nu voor het eerst de procedure ex artikel 55 in stelling is gebracht. Ik neem aan dat de verschillende partijen zich daarop beraden, omdat het een bijzondere situatie is. Het is aan de wijsheid van de partijen en van de voorzitter om hiermee om te gaan. Daarom heb ik in mijn brief ook het woord wijsheid gebruikt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Hier was ik al bang voor. Wij vluchten in de procedures.

Ik wil het over het politieke punt hebben. Is de staatssecretaris het met mij eens dat zij tegenover de meerderheid van deze Kamer iets goed te maken heeft, gelet op hetgeen er in het voorjaar is gebeurd? Als zij dat met mij eens is, hoe wil zij dat doen?

Staatssecretaris Van Gennip:

Wij hebben in juni uitgebreid gesproken over wat er in het voorjaar is gebeurd. In een motie is verwoord wat het Nederlandse standpunt in Brussel moet zijn. Deze motie is aangenomen en door mij uitgevoerd. In het AO voor het kerstreces hebben wij daar uitgebreid over gesproken. Wij hebben daarover meer dan genoeg van gedachten gewisseld. Aan het verzoek in de motie ben ik zeer royaal tegemoet gekomen. Wij hebben verschillende keren gesproken over de manier waarop de motie moest worden uitgevoerd. Ik kan mij herinneren dat de heer Van Dam en u over de uitvoering van mening verschilden, terwijl de heer Van Dam de indiener van de motie is. De heer Van Dam en ik waren het eens over de uitvoering van de motie. Er is meer dan genoeg van gedachten gewisseld over de uitvoering van de motie en de wens van de Kamer.

De heer Bakker (D66):

Als de staatssecretaris zegt dat nu anderen aan zet zijn, neem ik dat graag van haar aan. Ik zal de geschiedenis niet in herinnering roepen. Zij zegt ook dat zij niet weet of dit onderwerp voor aanstaande maandag geagendeerd staat. De vrees is dat het voor maandag geagendeerd staat of een week later of in welke Raad dan ook en er even doorgejast wordt. Kan de staatssecretaris garanderen dat zodra iemand probeert om, hoewel anderen aan zet zijn, via de agenda van de Raad, welke dan ook, dit onderwerp er even door te jassen, zij zich tegen een dergelijk poging van het Luxemburgse voorzitterschap of wie dan ook, zal verzetten, totdat duidelijk is wat het verzoek van het Europees Parlement en de Europese Commissie ter zake is?

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik blijf van mening dat ik dit toch aan de wijsheid van het voorzitterschap moet overlaten. U vraagt mij te wachten totdat dit of dat gebeurt, maar wij weten niet wat er zal gebeuren de komende maanden. Het voorzitterschap dient met wijsheid naar bevind van zaken te handelen. Ik vertrouw erop dat het voorzitterschap dit zal doen. Mij vastleggen op een aantal optelsommen en voorwaarden, lijkt mij geen wijsheid in dit complexe dossier. Op die manier wordt het alleen maar lastiger.

De heer Bakker (D66):

Dit complexe dossier heeft ons al eens vaker voor een fait accompli gesteld. Het gaat mij niet om de komende maanden, maar vooral om de komende dagen en weken. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de Raad inclusief het voorzitterschap er verstandig aan zou doen om die anderen die nu aan zet zijn, even de kans te geven hun zetten te maken en er niet, met welk agendapunt dan ook, doorheen te lopen?

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik ben het met de heer Bakker eens dat het voorzitterschap, maar ook de Commissie en het Europees Parlement in dezen met wijsheid moeten handelen. Maar ik kan niet voor de komende maanden zeggen wat wijsheid is. Dit is een heel complex dossier met verschillende spelers. Ik wil niet op een of andere manier het Luxemburgse voorzitterschap, dat echt in dezen met wijsheid moet handelen, in een complex dossier aan banden leggen. Wat dat betreft, moeten wij erop vertrouwen dat het Luxemburgse voorzitterschap met wijsheid zal handelen. Eerlijk gezegd, vind ik dat het niet aan ons is om nu te handelen. Ik heb alle vertrouwen dat het Europees Parlement sterk is en zich laat horen. Dat doen die parlementariërs almaar, zij laten zich nu horen. Laat dat proces zijn gang gaan en vervolgens de Europese Commissie reageren!

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Ik denk bij "aan zet zijn" altijd aan schaken. En schaken is ook vooruitzien. Anderen zijn misschien wel aan zet, maar je moet natuurlijk wel een soort noodplan hebben voor het moment dat anderen zetten doen die je misschien niet welgevallig zijn of waar je als Nederlandse overheid in ieder geval op moet reageren. Dan vind ik de staatssecretaris wel een erg afwachtende houding hebben. Ondertussen wordt er achterover geleund. Ik wil wel graag weten wat zij in bepaalde gevallen gaat doen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Wij zijn een half jaar voorzitter geweest. Daarbij ging het over heel veel dossiers. Wat je als voorzitter nodig hebt, is de wijsheid om op dat moment in te schatten wat wel en niet goed is om te doen. Als je daarbij aan banden wordt gelegd door allerlei "als, dan-scenario's" uit een lidstaat, dan geeft dat geen vrijheid om met wijsheid te handelen. Ik heb er alle vertrouwen in dat het Luxemburgse voorzitterschap in dezen met zijn wijsheid zal handelen. Maar waar het hier om gaat, is dat het Europees Parlement op dit moment van zich laat horen. Het is verder aan het democratische proces of de voorzitter nu wel of niet aan dat verzoek zal voldoen. Wij moeten daarbij op afstand staan, omdat het Europees Parlement hierbij aan zet is. Vervolgens is het de Europese Commissie die daarop moet antwoorden. Dat is een proces waar wij niet in staan.

Voorzitter. Ik heb de Kamer dus de aanvaarding van de motie ontraden.

De voorzitter:

Ik stel voor, dat wij een korte tweede termijn houden voor het indienen van moties.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. De staatssecretaris praat over het ontraden van moties, maar er is nog helemaal geen motie ingediend. Dat is dus wel vreemd.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik heb net een motie van u gekregen.

De voorzitter:

Ik was ook even in verwarring, maar de moties komen inderdaad nog. Misschien is de staatssecretaris al voorzien van de moties in conceptvorm, maar alles moet officieel nog worden ingediend.

Staatssecretaris Van Gennip:

Pardon, maar ik heb deze zojuist van een van de bodes gekregen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik wil nog een informatieve vraag stellen voordat de tweede termijn begint. De staatssecretaris zegt steeds dat zij niet kan voorzien wat er in de komende maanden gebeurt. Zij wil de organen niet voor de voeten lopen. Ik kan mij daar procedureel en bestuurlijk wel iets bij voorstellen. Collega's hier houden het voor mogelijk dat de besluitvorming er toch nog voor aanstaande maandag wordt bij "gefrommeld". Sluit de staatssecretaris dit laatste uit?

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik kan dat niet voor 100% uitsluiten. Dat heb ik ook twee weken geleden al gezegd over het moment dat het daar was. Ik kan het niet uitsluiten voor aanstaande maandag of aanstaande dinsdag of voor over een week. Dat is het Brusselse proces. Er is een A-punt. Zoals dat met alle A-punten gebeurt, wordt dat op een gegeven moment geagendeerd door het voorzitterschap. Dan staat het op de agenda. Maar het zou zeer apart zijn als het aanstaande maandag op de Ecofinraad te voorschijn zou komen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik vind het verbazingwekkend dat de staatssecretaris mijn motie al heeft voordat ik haar heb ingediend. Ik vraag mij dan af hoe de wereld hier in elkaar zit.

De voorzitter:

Er is ergens een fout gemaakt.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik hoor net dat de motie op de balie lag. Nou, verstandig!

De voorzitter:

Laten wij ons daar niet te lang mee vermoeien. De motie bestaat pas als u haar heeft ingediend.

Mevrouw Gerkens (SP):

De staatssecretaris zegt dat wij nu eerst de voorzitter van het Europees Parlement aan zet moeten laten. Zij heeft daar helemaal gelijk in. Dat is precies wat wij moeten doen. Er moet worden gewacht op het antwoord van de Commissie. Dat proces moeten wij vooral niet doorkruisen. De Raad moet dat ook niet doen. De Europese ministerraad en het Europees Parlement staan lijnrecht tegenover elkaar. Als nu niet wordt gewacht op het antwoord van de Commissie op het verzoek van het EP om de procedure te herstarten, komt er een frontale botsing tussen de Europese instellingen. Als de Raad zijn voorstel uit mei 2004 nu op de agenda plaatst, wordt het EP volledig genegeerd en dreigt een blokkering van de hele Europese politiek. De enige goede manier om een institutionele oorlog te vermijden, is om het Salomonsoordeel over de herstart van de procedure over te laten aan de Europese Commissie zoals voorzien in de regels van de co-decisieprocedure. De Raad heeft op dit punt geen enkel beslissingsrecht en doet er goed aan om niet te provoceren. Hij moet wachten op het antwoord van de Europese Commissie.

De heer Hessels (CDA):

Wij hanteren kennelijk een andere definitie van het begrip "doorkruisen". Volgens mij is er sprake van doorkruisen als iemand die ergens in feite niets mee te maken heeft, zich er toch mee bemoeit zodat het proces anders verloopt dan wanneer hij dat niet gedaan zou hebben. Als wij een uitspraak doen over Europese procedures, maken wij ons per definitie schuldig aan het doorkruisen van een proces. Of zie ik dat verkeerd?

Mevrouw Gerkens (SP):

Wij doen geen uitspraak over Europese procedures. Wij vragen de staatssecretaris dit onderwerp niet ter stemming te brengen op een van de raden. Dat gebeurt ook wel eens bij andere items die hier ter bespreking voorliggen, zoals de al dan niet geannoteerde agenda. Mijn verzoek aan de staatssecretaris heb ik neergelegd in de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het een unicum is dat het Europees Parlement artikel 55 van het Reglement van het Europees Parlement wil inroepen;

overwegende dat het niet afwachten van het antwoord van de Commissie op het verzoek van het Europees Parlement om de procedure rondom de softwareoctrooien te herstarten een grote confrontatie tussen de Europese instellingen kan veroorzaken;

overwegende dat om een mogelijke institutionele confrontatie te vermijden het goed zou zijn het oordeel over de herstart van de procedure over te laten aan de Europese Commissie en af te wachten;

verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat het onderwerp softwareoctrooien niet als A-punt wordt geagendeerd voordat de Europese Commissie een antwoord heeft gegeven op de vraag van het Europees Parlement naar een procedurele herstart van het dossier,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gerkens, Vendrik, Douma, Kraneveldt en Bakker.

Zij krijgt nr. 76(21501-30).

Staatssecretaris Van Gennip:

Voorzitter. Ik wijs erop dat, als de voorzitter van de Europese Commissie niet aan het verzoek voldoet, er altijd nog de tweede lezing openstaat. Het gaat niet over een richtlijn die wel of niet wordt aangenomen, maar over de eerste lezing.

Mevrouw Gerkens (SP):

Als dit zo doorgaat, komt er een frontale botsing. De kans dat de partijen eruit komen in tweede lezing zal dan vele malen kleiner zijn. Ik heb de motie ingediend om die botsing te voorkomen en om door te kunnen gaan met dit dossier.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik moet in alle eerlijkheid zeggen dat ik niet denk dat uw motie daarbij helpt. Nederland is een half jaar voorzitter geweest en ik weet hoe moeilijk manoeuvreren het soms is op bepaalde dossiers. De verantwoordelijkheid van de voorzitter om procedures goed te laten verlopen, vereist veel wijsheid maar ook de vrijheid om zo nu en dan naar bevind van zaken te handelen. Daarom wil Nederland als een van de 25 lidstaten de voorzitter niet met een dergelijke conditioneel geformuleerde motie aan banden leggen; dat is geen wijsheid. De voorzitter loopt in dezen op eieren, wij doen hem daarmee echt geen genoegen. Ik vraag de Kamer daarom deze motie niet aan te nemen. Het zou niet van wijsheid getuigen om de vrijheid van handelen van de voorzitter op deze wijze in te perken. Het zou overigens ook niet van wijsheid van het Luxemburgse voorzitterschap getuigen als het volgende week dit punt zou agenderen. Ik ga er daarom van uit dat het Luxemburgse voorzitterschap zo wijs is dat niet te doen. Ik ontraad aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter, ik hoor net dat de Luxemburgse minister Schmidt het voor aanstaande donderdag 17 februari heeft geagendeerd als A-item.

Staatssecretaris Van Gennip:

Over die informatie beschik ik niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Dit lijkt me een relevant feit. In de loop van dit debat moet de juistheid daarvan nog blijken, maar ik ga af op de berichtgeving van mevrouw Gerkens. Een en ander maakt de motie erg actueel. De staatssecretaris zegt dat het Luxemburgse voorzitterschap er wijs aan zou doen om het komende week niet als A-punt aan de Ecofin-agenda toe te voegen. Maar dat is precies de strekking van de motie: we moeten het Luxemburgse voorzitterschap vragen om het voorlopig niet als A-punt op te hangen, aan welke raad dan ook. De staatssecretaris vindt dat niet wijs, kennelijk is zij het met ons eens. Het is net zoiets als doorrijden in een straat waarvan je weet dat die doodloopt. Maar ik begrijp de politieke positie van de staatssecretaris niet. Zij vindt het niet wijs, maar de motie waarin wij vragen om uitstel – wat materieel op ongeveer hetzelfde neerkomt – raadt ze af. Ik kan het niet meer volgen.

Staatssecretaris Van Gennip:

De strekking van de motie is – om het maar zo te zeggen – om over het graf heen te regeren, om pas iets te doen nadat de Europese Commissie aan zet is geweest. Daarmee wordt de vrijheid van het voorzitterschap beperkt om het proces in goede banen te leiden. Daarom ontraad ik aanvaarding van deze motie om het Luxemburgse voorzitterschap aan banden te leggen. Ik ben daar heel duidelijk in geweest.

De heer Vendrik (GroenLinks):

In het procedurecircus "Europa" zijn zulke zaken aan de orde van de dag: elke voorzitter wordt dagelijks platgebeld door alle lidstaten over allerlei richtlijnen, voorstellen, mededelingen, de hele reutemeteut. Het is aan de orde van de dag, maar nu ineens heet het dat wij het Europese voorzitterschap de ruimte moeten geven. Moeten wij nu ineens het Luxemburgse voorzitterschap de ruimte geven bij een kwestie die ons materieel allemaal aangaat, terwijl de motie een duidelijke opvatting weerspiegelt, er een hele voorgeschiedenis is en, de procedures in dit parlement zijn geschonden door dit kabinet? Wij zijn toch lid van de EU? Dan oefen je toch je invloed uit? Vanwaar dit pleidooi voor vrijheid voor het Luxemburgse voorzitterschap? Dat doen wij nooit, zeker niet op dossiers die voor ons extreem gevoelig zijn.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik zal het nog één keer herhalen. De voorzitter moet in dezen met wijsheid kunnen handelen. In het Europees Parlement is van alles aan de hand, de voorzitter moet reageren op het verzoek uit de JURI-commissie. De Europese Commissie is ongetwijfeld ook aan het nadenken hierover. In mijn opvatting is deze motie een beperking van de vrijheid van welk voorzitterschap dan ook om met wijsheid naar bevind van zaken te kunnen handelen op het juiste moment.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. In eerste termijn zei de staatssecretaris dat ze zich niet goed kon voorstellen dat het geagendeerd zou worden, daarna vond ze het niet stroken met de wijsheid als dit wel zou gebeuren. Nu wordt door mevrouw Gerkens meegedeeld dat het geagendeerd is. Ik heb daar respect voor, maar ik vind wel dat wij dit van de zijde van vak K bevestigd moeten krijgen. Ik vind ook dat de staatssecretaris er recht op heeft, zich even te verstaan met "haar mensen", om te bezien of het wel of niet geagendeerd is. Ik vind het een uiterst relevant punt. Ik vind dat wij daarvoor de staatssecretaris de ruimte moeten geven.

De voorzitter:

U vraagt dus eigenlijk even om een schorsing? Of beschikt de staatssecretaris inmiddels over informatie?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ja, de consequentie lijkt mij dat wij even vijf of tien minuten schorsen. Het gaat om het principe rond de wijze waarop wij hier met elkaar omgaan.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik heb zojuist het antwoord vóór mij gekregen. Ik kan het u geven, maar ik zou het ook zelf even willen verifiëren bij de PV. Ik blijf overigens bij mijn opvatting dat ik agendering op 17 februari niet wijs vind. Ik blijf ook bij mijn opvatting dat wij niet het voorzitterschap voor de komende maanden aan banden moeten leggen door voor te schrijven wat men wel of niet zou moeten doen. De informatie die ik hier nu krijg, is dat het Luxemburgse voorzitterschap, volgens onze permanente vertegenwoordiging in Brussel, nog niet is overgegaan tot agendering als A-punt voor 17 februari. Het staat dus niet op de agenda.

De heer Bakker (D66):

De staatssecretaris vindt het dus niet wijs om het onderwerp donderdag te agenderen?

Staatssecretaris Van Gennip:

Ja, omdat dit dezelfde dag is waarop het volgens u in het Europees Parlement aan de orde komt.

De heer Bakker (D66):

De meningen verschillen kennelijk nog over het feit of het nu wel of niet is geagendeerd, maar u vindt het niet wijs om het te doen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Neen.

De heer Bakker (D66):

De volgende stap is dan natuurlijk, contact op te nemen met het Luxemburgse voorzitterschap en te zeggen: de Nederlandse regering vindt dat niet wijs. Als de Luxemburgers koppig zijn, belt u eerst de Duitsers, dan de Spanjaarden en wie u maar voor uw mening kunt vinden. Vervolgens zegt u dan: wij vinden het met zijn allen niet wijs, want het lijkt ons niet verstandig de zaak opnieuw door de Raad te slepen, terwijl er in het Europees Parlement, maar ook in het Nederlandse parlement, zoveel bezwaar tegen bestaat. Het gaat er helemaal niet om, het Luxemburgse voorzitterschap maandenlang aan banden te leggen. Zij mogen hoog en laag springen en kunnen op hun kop gaan staan, maar zij moeten het niet agenderen. U wijst nu op de moties en zegt: De Luxemburgers worden voor maanden aan banden gelegd. Maar dat is niet waar, want in de motie staat: Laat het Europees Parlement nu de ruimte krijgen om de procedure opnieuw in te gaan en ga daar als Raad, als Ecofin, Landbouwraad of welke Raad dan ook, niet doorheen stampen. Dat is wat u hier wel steeds voor mogelijk wilt houden, met een exegese van de motie alsof wij een en ander voor maanden zouden willen blokkeren. Dat is echter niet het geval, maar wij willen niet dat de zaak er even doorheen wordt gejast. Het Europees Parlement is in deze zaak overigens in een eerder stadium al buitengewoon verstandig opgetreden met zijn amendering, waar de Raad en de Commissie niet naar hebben geluisterd. Als u nu toezegt dat u zich ervoor zult inspannen dat de zaak er niet doorheen wordt gejast, zijn wij een heel stuk verder.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik ben het niet eens met uw exegese van de motie. Daarin wordt gesproken over de vraag van het Europees Parlement na een procedurele herstart, maar daarvan is nog geen sprake. Vervolgens moet worden gewacht op het antwoord van de Commissie, maar dat kan ook weer maanden duren. Ik wil niet op die manier het voorzitterschap aan banden leggen. U kunt zich echter voorstellen dat ik aan het voorzitterschap zal laten weten dat ik het niet wijs vind om de zaak op 17 februari te agenderen. Ik wil echter niet voor maanden lang vastleggen wat er in welke volgorde zou moeten gebeuren. Het gaat om een ingewikkeld dossier en ik wil het voorzitterschap dus de vrijheid laten om naar bevind van zaken te handelen. Met deze motie gebeurt dat niet.

De voorzitter:

Wij draaien rond in cirkels. Leden van de Kamer hebben een bepaalde mening, maar de staatssecretaris blijf de aanneming van de motie ontraden. Wij kunnen heel lang doorgaan, maar dat lijkt mij niet wijs. Ik geef mevrouw Gerkens, als indiener van de motie, nog éénmaal het woord. Daarna stoppen wij ermee.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik wil één ding recht zetten. De staatssecretaris heeft het steeds over het Luxemburgse voorzitterschap, maar het verzoek wordt gedaan door de voorzitter van het Europees Parlement. Dat is een andere voorzitter. De informatie van de staatssecretaris over het verzoek van de heer Smit heb ik uit een interview met Simon Taylor. Het staat op Tag World en de bron is EEG news service. Hij heeft persoonlijk gezegd dat hij zou vragen om de kwestie als A-item te agenderen. Morgen zal dat waarschijnlijk naar voren komen. Die twee dingen wilde ik nog even recht zetten.

Staatssecretaris Van Gennip:

Als u mij verzoekt om een verzoek te richten tot de voorzitter van het Europees Parlement, vind ik dat in onze democratische besluitvormingsprocessen een vreemde zaak.

Mevrouw Gerkens (SP):

De procedure is als volgt. De conferentie van voorzitters van 17 februari zal aan de voorzitter van het Europees Parlement verzoeken om de Europese Commissie de procedure te laten herstarten. De voorzitter van Europa, het Luxemburgse voorzitterschap dus, zal pas aan zet komen op het moment dat er over het onderwerp wordt gestemd. Dan is er namelijk sprake van een dusdanig conflict, dat de zaak aan de wijsheid van het Luxemburgse voorzitterschap wordt overgelaten. U hebt het steeds over het Luxemburgse voorzitterschap, maar dat is hier helemaal niet aan de orde. Het gaat om de voorzitter van het Europees Parlement, de heer Josep Borell.

Staatssecretaris Van Gennip:

Wij hebben het over drie verschillende voorzitters. In de eerste plaats is er de voorzitter van het Europees Parlement, tot wie het verzoek is gericht om artikel 55 te starten. Verder is er de voorzitter van de Europese Commissie, aan wie dat verzoek is gericht. Ten derde is er de voorzitter, bedoeld in uw motie, die al dan niet iets agendeert voor een raad, en dat is het Luxemburgse voorzitterschap. Dat zeg ik even voor de duidelijkheid. Het Luxemburgse voorzitterschap agendeert onderwerpen voor de Europese raad, of het nu over landbouw gaat of over het milieu of over Ecofin.

Al met al ontraad ik de aanneming van deze motie, want ik vind dat de voorzitter in een zo lastig dossier te veel aan banden wordt gelegd. In de motie staat immers dat er op een bepaald moment iets moet gebeuren. Ik zal het Luxemburgse voorzitterschap adviseren en daarbij aangeven dat ik agendering op korte termijn niet wijs vind. Dat advies is niet bindend, en men zal veel verschillende adviezen krijgen. Het Luxemburgse voorzitterschap moet echter handelen naar bevind van zaken.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Gerkens achterin de zaal in gesprek is met anderen. Het is misschien wel handig als zij naar de antwoorden van de staatssecretaris luistert. Nou ja, ik stel voor dat mevrouw Gerkens een en ander maar even naleest in de Handelingen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Weisglas

Naar boven