Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 november 2003 over de bereikbaarheid van de ziekenzorg, ambulancezorg en de traumazorg.

De voorzitter:

De lijst van sprekers, waar alleen mevrouw Kant op stond, heeft zich inmiddels aanzienlijk uitgebreid, maar wij hadden het zogenaamde "kerstregime" afgesproken; zo langzamerhand naderen wij kerst ook een beetje. Dit wil zeggen dat alleen degenen aan het woord komen die een motie willen indienen. Daarop kunnen zij een korte toelichting geven.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik moet het heel kort houden omdat ik het debat helaas niet kan afmaken en dus ook niet met de minister in discussie kan gaan over de motie. Dat komt doordat het een en ander is uitgelopen.

Ik heb twee vragen. Mij is ter ore gekomen dat gisteren een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de minister en de heer Borghouts over de situatie in het ziekenhuis Emmeloord. De heer Borghouts heeft op tv gezegd dat hij het eens is met deze minister en dus niet met wat de Kamer wil, namelijk het volledige behoud van de functies in Emmeloord, ook op de korte termijn. Ik wil graag dat de minister daar vanmiddag duidelijkheid over geeft.

Dan een ander punt. Er komen twee maatregelen waarbij ziekenhuizen, ook kleine ziekenhuizen, extra geld kunnen krijgen; aan één maatregel ontbreekt alleen nog iets. Een ziekenhuisorganisatie kan wel extra geld krijgen, maar als die ziekenhuisorganisatie uit meerdere kleinere lokaties bestaat, voorziet de regeling daar niet in. Wij vinden dat ook die kleinschalige lokaties gebruik moeten kunnen maken van die regeling om die lokaties in stand te houden, omdat dat maatschappelijk gewenst is. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de investeringsrichtlijn bestemd is voor ziekenhuisorganisaties en dat ziekenhuisorganisaties uit meerdere lokaties kunnen bestaan;

constaterende dat het behoud van de functies op die afzonderlijke lokaties van maatschappelijk belang kan zijn;

verzoekt de regering, de investeringsrichtlijn zo uit te voeren dat de extra middelen ook beschikbaar komen voor kleinere lokaties van ziekenhuisorganisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Nawijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(27295).

De heer Buijs (CDA):

Betekent het behoud van die functies het behoud van de huidige functies, dus ook van de functies die verloren zijn gegaan? En wordt met het beschikbaar komen van functies voor de kleine lokaties de basisfuncties bedoeld?

Mevrouw Kant (SP):

Ja, die bedoel ik. De regeling is bedoeld om kleinere ziekenhuizen met basisfuncties in stand te houden, maar er zijn natuurlijk organisaties die qua bestuurlijke organisatie grootschaliger zijn. Als je meerdere lokaties hebt, kan die regeling niet toegepast worden. Dat vind ik jammer, want volgens mij is de regeling er ook voor bedoeld om die lokaties volwaardig in stand te houden.

De heer Nawijn (LPF):

Ik wil duidelijkheid over de functies van die lokaties. Daar hebben wij het in het AO ook over gehad. Het ging om 24 uur en zeven dagen per week acute zorg en eventueel ook om de zogenaamde poortspecialismen, zoals interne geneeskunde, chirurgie, kindergeneeskunde en verloskunde. Vallen die daaronder of niet?

Mevrouw Kant (SP):

Al die debatten hebben wij in de Kamer veelvuldig gevoerd. Mijn motie beoogt alleen om dat extra geld voor wat wij volwaardige ziekenhuislokaties vinden, ook beschikbaar te stellen als het gaat om één organisatie met meerdere lokaties. Verder geldt alles wat de Kamer op die punten al eerder heeft besproken en waarover eigenlijk ook eensgezindheid bestaat.

De heer Nawijn (LPF):

Dus ook die functies?

Mevrouw Kant (SP):

Ja.

De heer Nawijn (LPF):

Mijnheer de voorzitter. Ik heb een motie die eigenlijk zowat een gelijke strekking heeft, maar waarin ik heel expliciet noem wat die kleine lokaties moeten inhouden: 24-uurszorg, zeven dagen per week, wat betreft de acute opvang en de acute zorg, en de vier basisspecialismen. Als die daaronder vallen, ben ik best bereid om die motie in te trekken, maar ik dien die motie toch in; dan kunnen wij daarover nog overleg voeren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bestaansrecht van kleine ziekenhuizen wordt bedreigd;

van mening dat het verdwijnen vanNawijn de kleine ziekenhuizen een kapitaal vernietiging inhoudt die onverantwoord is met het oog op de toenemende behoefte aan zorg door onder andere de vergrijzing;

verzoekt de regering, een basispakket te garanderen dat alle kleine ziekenhuizen moeten bieden, inhoudende acute opvang en acute zorg voor 24 uur en 7 dagen per week, en de poortspecialismen interne geneeskunde, chirurgie, kindergeneeskunde, verloskunde en cardiologie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nawijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(27295).

Mevrouw Arib (PvdA):

Deze basisfuncties zijn ook opgenomen in de brief van voormalig minister Bomhoff van 10 oktober verleden jaar. Is het dan niet overbodig om daar nog eens een motie over in te dienen?

De heer Nawijn (LPF):

Ik ben dat wel een beetje met u eens, maar als ik de gang van zaken in enkele ziekenhuizen zie, maak ik mij er ernstig zorgen over of die toezeggingen wel gestand worden gedaan. Als de minister nu zegt dat hij ze zal uitvoeren, kan ik de motie natuurlijk ook intrekken.

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. Wij vinden het gebrek aan transparantie in de gezondheidszorg een punt van grote zorg. Het is van belang dat die sterk wordt vergroot. Deze motie is daartoe een eerste aanzet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - cliënten nog weinig keuze hebben tussen zorginstellingen;

  • - zorginstellingen geen gremium kennen, waaraan zij verantwoording afleggen;

  • - er derhalve onvoldoende mogelijkheden zijn om zorginstellingen ter verantwoording te roepen;

overwegende dat:

  • - bij een onafhankelijke bevoegdheid bij de rechtbank de cliëntenraad, de regionale patiënten/consumentenplatforms, zorgverzekeraars en andere belanghebbenden vermeende misstanden voor onderzoek kunnen voorleggen;

  • - deze Zorgkamer op basis daarvan een onderzoek kan instellen en, zo nodig, kan ingrijpen;

overwegende dat dit onafhankelijke waarborgen biedt om misstanden aan te pakken;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk over te gaan tot het instellen van een Zorgkamer bij de rechtbank, zodat zorginstellingen ter verantwoording geroepen kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schippers en Arib.

Zij krijgt nr. 30(29200 XVI).

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Achtereenvolgens hebben minister Bomhoff, minister De Geus en deze minister toezeggingen gedaan aan het ziekenhuis in Emmeloord. Het is zo langzamerhand te dol voor woorden, want de actuele ontwikkelingen plus de uitlatingen van de voorzitter van de raad van toezicht laten zien dat het door de Kamer gewenste beleid daar met de voeten wordt getreden. Om daarover geen misverstand te laten bestaan, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - regering en Kamer toezeggingen hebben gedaan voor basisfuncties en spoedeisende hulp voor de ziekenhuislokatie Emmeloord;

  • - hiermee verwachtingen zijn gewekt;

constaterende dat er in het openbaar, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, uitspraken zijn gedaan door de voorzitter van de Raad van Toezicht IJsselmeerziekenhuizen welke lijnrecht staan tegenover de eerder gedane toezeggingen;

van mening dat in het kader van een betrouwbare overheid de regering gebonden is aan officiële toezeggingen;

verzoekt de regering, te bevestigen dat de door de bewindslieden gedane toezeggingen uitgangspunt van beleid blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Buijs, Schippers, Lambrechts, Nawijn, Rouvoet, Van der Staaij en Kant.

Zij krijgt nr. 59(27295).

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. Zoals wij al eerder hebben gezegd waardeert de fractie van GroenLinks het zeer dat de minister extra geld uitgeeft aan kleine ziekenhuizen en ambulancezorg, al is het voor de ambulancezorg niet genoeg. Wel hebben wij twee problemen. Ziekenhuizen in deze vorm vinden wij kort gezegd geldverspilling. Bij de ambulancezorg vinden wij het een te korte termijnbeleid. De minister stelt bij de kleine ziekenhuizen wel voorwaarden aan de besteding, maar achteraf en niet vooraf, terwijl er nogal wat fout gaat en achteraf blijkt dat het geld niet goed gebruikt is. De vorige keer heb ik een serie voorbeelden genoemd, zoals gebrekkige samenwerking, gebrek aan bereidheid van specialisten om op twee lokaties te werken, uit de pan rijzende topsalarissen, te weinig maatschappelijk ondernemerschap en te weinig democratische verantwoording. Wij willen de regering daarom verzoeken om vooraf al voorwaarden te stellen. In mijn motie worden die niet genoemd, omdat ik het aan de minister wil laten om die zelf te formuleren, maar ik neem aan dat hij wel begrijpt en het er ook mee eens is dat die voorwaarden gesteld moeten worden. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering bereid is om extra geld uit te trekken voor het behoud van kleine ziekenhuizen en ook aangeeft waar dat geld aan besteed moet worden;

constaterende dat de regering echter geen voorwaarden stelt waaraan ziekenhuizen dienen te voldoen teneinde op extra geld aanspraak te maken;

constaterende dat bekend is dat die voorwaarden wel noodzakelijk zijn;

verzoekt de regering, op korte termijn voorwaarden op te stellen waaraan ziekenhuizen moeten voldoen teneinde op dit extra geld aanspraak te maken, deze aan de Kamer voor te leggen en pas daarna tot verdeling van de extra gelden over te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tonkens en Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60(27295).

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik kom nog even te spreken over de ambulancezorg. Ik heb gezegd: te veel korte termijn. Op lange termijn is het immers de vraag of ons systeem wel houdbaar en betaalbaar is. Ambulances worden technisch steeds hoogwaardiger en daarom steeds duurder. Ook het personeel wordt hoogwaardiger en duurder. Het is daarom van belang dat ambulances alleen worden ingezet voor spoedvervoer en niet voor niet-spoedeisend ziekenvervoer zoals nu nog op grote schaal gebeurt. De ideeën voor verandering op dit punt zijn tamelijk ingrijpend en ik begrijp waarom de minister die niet onmiddellijk overneemt. Ik verzoek de minister daarom, de mogelijkheden te onderzoeken. Een en ander is kostenbesparend, hetgeen deze minister moet aanspreken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat dure en hoogtechnologische ambulancezorg nu niet alleen wordt ingezet voor spoedvervoer maar ook voor niet spoedeisend ziekenvervoer;

constaterende dat daarmee volgens deskundigen onnodig veel geld wordt uitgegeven;

verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre het mogelijk en wenselijk is de ambulancezorg op langere termijn te splitsen in spoedvervoer en ziekenvervoer en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tonkens en Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(29247).

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Ik zal de moties in volgorde van indiening doorlopen. In de motie van mevrouw Kant wordt mij gevraagd om de wijziging in de investeringsrichtlijn uit te breiden van kleine ziekenhuizen naar kleine lokaties. Mijn voorkeur gaat daar niet naar uit, want in dat geval moet ik extra geld beschikbaar stellen en dat heb ik niet. Als ik het geld dat ik beschikbaar heb ook besteed aan die kleine lokaties, verwatert het totale bedrag. Bovendien is het alleszins redelijk om te veronderstellen dat grotere ziekenhuizen met meerdere lokaties bepaalde schaalvoordelen genieten, zoals het hebben van één raad van bestuur. Het lijkt mij dan ook onnodig om terug te keren naar een systeem dat dergelijke ziekenhuizen bevoordeelt. Met het voorstel wordt voor een deel teruggekeerd naar de situatie waarin een ziekenhuis met meerdere lokaties voordeel geniet. Ik ontraad het aannemen van deze motie.

De heer Nawijn (LPF):

De minister kent de situaties waarin kleine ziekenhuizen ver uit elkaar liggen?

Minister Hoogervorst:

Als een ziekenhuis minder dan een bepaald aantal bedden heeft, kan het voor de investeringsregeling in aanmerking komen. Als het maar klein genoeg is, heeft het niet meer het nadeel waarmee het nu te maken heeft. Het systeem is simpel: gelijke monniken, gelijke kappen. Zo moeten wij het houden.

De heer Nawijn verzoekt de regering bij motie, een basispakket te garanderen voor alle kleine ziekenhuizen. Ik heb de beschikbaarheidstoeslag in het leven geroepen voor de kleine ziekenhuizen die nu reeds beschikken over spoedeisende hulp. Als hij mij vraagt of die toeslag daarvoor bedoeld is, dan kan ik dat bevestigen. Die is bedoeld voor het veilig stellen van de spoedeisende hulp en die basispakketten. Als hij dat bedoelt, kan ik met deze motie leven en haar beschouwen als een ondersteuning van mijn beleid.

Ik kom bij de motie van mevrouw Schippers, en niet te vergeten mevrouw Arib, over het zo spoedig mogelijk instellen van een Zorgkamer. Tijdens het algemeen overleg heb ik al aangegeven dat het idee mij sympathiek voorkomt, maar dat ik nog niet alle gevolgen ervan kan overzien. Als ik de motie mag opvatten als een aansporing om hiervan serieus werk te maken, sta ik daar positief tegenover. Ik wil echter nog wel de vrijheid hebben om bij deze Kamer terug te komen als er sterke negatieve overwegingen zouden zijn. Ik begrijp het signaal in de motie.

De heer Buijs heeft een motie ingediend over de IJsselmeerziekenhuizen. Gisteren heb ik inderdaad een gesprek gehad met de heer Borghouts over de situatie aldaar. Hij heeft mij geïnformeerd over de uitvoering van het plan van aanpak, zoals dat voor de zomer is vastgesteld. Destijds heb ik de Kamer hierover een brief gestuurd, waarin ik heb aangegeven dit plan van aanpak plausibel te vinden, hoewel ik er in principe niet over ga. Waarschijnlijk is dit de beste manier om te bereiken dat op zo kort mogelijke termijn de basisfuncties weer teruggaan naar het ziekenhuis in Emmeloord. De heer Borghouts heeft mij daarover bericht. Op basis van dit plan van aanpak functioneren ondertussen een groot aantal vakgroepen op die twee verschillende lokaties. Hiermee is een belangrijke stap gezet naar samenhangend werken over de twee lokaties. De huisartsenpost wordt op 1 januari 2004 geopend; dan zal ook de acute opvang functioneren. Verschillende geledingen, onder andere de ondernemingsraad en de medische staf binnen het ziekenhuis, dringen aan op een voortvarende realisatie van het plan van aanpak. Ook de gemeentebesturen hebben na de uitspraak van de rechter aangegeven dat het plan van aanpak moet worden uitgevoerd. Verder heeft de heer Borghouts mij gezegd dat de exploitatie van de IJsselmeerziekenhuizen in de maand september voor het eerst een positief saldo heeft laten zien. Deze positieve ontwikkeling heeft zich doorgezet in de maand oktober. De heer Buijs schudt nee, maar ik moet toch voor waarheid aannemen wat mij wordt verteld. Er melden zich ook weer medisch specialisten voor vacatures, dus er lijkt sprake van een prille opgaande beweging.

De leden van de raad van toezicht hebben aangegeven dat zij in ieder geval tot 1 januari 2006 verantwoordelijkheid willen dragen voor de uitvoering van het plan van aanpak, inclusief de daarin vervatte terugkeer van klinische functies naar Emmeloord na die datum. Gezondmaking van de IJsselmeerziekenhuizen staat voorop. Een werkgroep langetermijnontwikkelingen gaat zich met de terugkeer van klinische functies naar Emmeloord bezighouden in het licht van de landelijke ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Per 1 januari 2004 zal een nieuwe raad van bestuur aantreden. De besprekingen van het ziekenhuis met de verzekeraar over de invulling van de beschikbaarheidstoeslag die ik in ruime mate voor de IJsselmeerziekenhuizen beschikbaar heb gesteld, zijn inmiddels begonnen. Binnen enkele weken zal duidelijk moeten zijn hoe de beschikbaarheidstoeslag zal worden ingevuld en hoeveel geld daarmee gemoeid is. Daarbij wordt nadrukkelijk nagegaan of en, zo ja, hoe de toeslag kan bijdragen aan de terugkeer van klinische functies naar Emmeloord.

De heer Borghouts heeft mij duidelijk aangegeven dat het ziekenhuis nog niet uit de gevarenzone is, maar dat de eerste tekenen van herstel zich aandienen. Hij is ervan overtuigd dat het uitvoeren van het plan van aanpak de lijn is die moet worden voortgezet om uit de problemen te komen en om het ziekenhuis te vrijwaren van de middelpuntvliedende krachten waar het al jaren aan is blootgesteld. Ik ben niet primair en zelfs niet secundair of tertiair verantwoordelijk voor dit ziekenhuis, maar ik vind het verhaal van de heer Borghouts buitengewoon plausibel.

De heer Buijs (CDA):

De minister zal zich realiseren dat de informatie die ons beiden bereikt heeft, heel anders is dan datgene wat hier nu ter tafel komt. In het kader van de bereikbaarheid, ook wat de acute zorg betreft, hebben wij een uitstekend debat gehad. Afspraken uit het verleden hebben wij zwart op wit voorhanden, ook van de minister. Wat er nu gebeurt, is ten hemel schreiend. Dit kan zo niet. Wij moeten hier niet over alle lokaties praten, maar dit is de eerste toets om de uitgezette beleidslijn inzake goede bereikbaarheid van ziekenhuiszorg waar te maken. De minister handelt op dit moment niet in overeenstemming met datgene wat met de Kamer is afgesproken. Wij zullen erop terugkomen.

Minister Hoogervorst:

Ik ben benieuwd wat dat zal inhouden. Ik ben er echt van overtuigd dat, wil dit ziekenhuis een kans hebben, men niet het gevoel moet hebben: we gaan het weer eens via die Tweede Kamer regelen. Dat is zo slecht. De raad van bestuur moet een kans krijgen om het plan van aanpak uit te voeren. Ik zou niet weten wat wij anders moeten doen. Het ziekenhuis heeft stabiliteit nodig. Daar heeft het veel te lang aan ontbroken. Eindelijk begint men een beetje de bocht te nemen. Eindelijk begint men een enigszins positief resultaat te vertonen.

Stel dat ik hier zou zeggen: dat plan van aanpak, dat is gewoon helemaal niks, het wordt toch nooit wat tussen die ziekenhuizen. Ik nodig de groep-Sturkenboom, die op de achtergrond steeds een rol speelt, via de Tweede Kamer uit om nog eens een bod te doen op het ziekenhuis. Dan kan men misschien Emmeloord gaan afzonderen. Dat leidt al vijftien jaar een kwijnend bestaan, maar met privaat kapitaal lukt het misschien. Kan men zich voorstellen wat er dan gaat gebeuren?

De heer Buijs (CDA):

Ik begrijp de irritatie bij de minister. Bij mij is die irritatie net zo groot. De minister kan echter niet ontkennen dat hij verantwoordelijk is voor een goed bereikbare zorg. Dat geldt voor ambulancezorg, dat geldt voor huisartsenzorg, dat geldt voor ziekenhuiszorg. Het College Bouw heeft een soort spreidingsplan vastgesteld, waarin duidelijke voorwaarden vastliggen. De ministers hebben zich daaraan gecommitteerd. De Kamer constateert dat het met de bereikbaarheid op dit moment de verkeerde kant uitgaat. Functies zijn vanaf 1 november niet meer beschikbaar. Daar spreek ik de minister op aan, zoals de minister ook heeft toegegeven dat hij daarop aanspreekbaar is, niet meer en niet minder. Het is jammer dat het over één locale situatie gaat. Dat deel ik. De minister kan echter niet ontkennen dat hij verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de zorg in het kader van de bereikbaarheid.

Minister Hoogervorst:

Ook ik voel die verantwoordelijkheid. Daarom heb ik in een begroting waarin ik meer dan 2 mld euro heb moeten bezuinigen, toch een aanzienlijk bedrag ter beschikking gesteld voor kleinere ziekenhuislokaties. Van dat bedrag zal ook Emmeloord gebruik kunnen maken. Voor Emmeloord komt dit neer op meer dan 2 mln euro.

De opmerking dat ik daar niets aan doe, is dan ook absoluut niet waar. Er moet ook een menselijke en organisatorische infrastructuur bestaan die de problemen oplost. Ik kan niet ongedaan maken wat er in het verleden is mis gegaan tussen de desbetreffende twee ziekenhuizen en tussen specialisten die niet wilden samenwerken. Het was daar een groot tranendal. Dat tranendal heeft ook onnodig lang geduurd, omdat alle belanghebbenden steeds een kansje roken, wanneer het punt weer aan de orde was in de Tweede Kamer.

Nu moeten de huidige raad van bestuur en raad van toezicht doorpakken en de problemen oplossen. Zij moeten het geld pakken dat ik ter beschikking heb gesteld. Wanneer wij deze lijdensweg eindeloos blijven rekken met moties, wordt het daar nooit wat. Het risico is best groot dat het uiteindelijk fout loopt. Men kan wel zeggen dat daar twee jaar geleden had moeten worden ingegrepen, maar zo werkt het niet. Dit is primair een verantwoordelijkheid van lokale partijen. Het feit dat dit proces al zo verschrikkelijk lang duurt, komt doordat het gepolitiseerd is geraakt. Ik vraag de Kamer om daar een einde aan te maken. Eerlijk gezegd, had ik gehoopt dat de kwestie door de beschikbaarheidstoeslag uit de politieke sfeer kon worden getrokken. Maar nee, elke keer na een interview in een lokale krant of op de tv komt dat punt weer hier aan de orde. Dat is een van de redenen, niet de hoofdreden, dat dit probleem niet wordt opgelost. Ik ontraad dus aanvaarding van de motie.

De heer Nawijn (LPF):

Ik begrijp de irritatie van de minister wel, maar wij hebben een heel goed algemeen overleg met hem gehad. Wij dachten dat wij toen een heel eind op weg waren. Ik was ook van plan om niet meer over Emmeloord te spreken. De minister zegt nu dat de gemeentebesturen achter het plan van aanpak staan, maar het gemeentebestuur van de Noordoostpolder en dat van Urk staan daar absoluut niet achter. Daarbij komt dat de voorzitter van de raad van toezicht gisteren voor de radio verklaart dat de Tweede Kamer, met alle respect, niet over de IJsselmeerziekenhuizen gaat. Dat doet alles af aan wat wij constructief in het AO hebben besproken. Wij zien in Emmeloord echter geen enkel positief signaal. Het gaat wel om een bevolking die zich zorgen maakt over een heel goede ziekenhuisvoorziening. Daar moeten wij oor voor hebben, ook deze minister.

Minister Hoogervorst:

U wilt van mij dat ik hier uitspreek dat de twee ziekenhuizen opgesplitst moeten worden.

De heer Nawijn (LPF):

Dat hoeft helemaal niet en dat willen wij ook niet. Wij willen alleen een volwaardig ziekenhuis in Emmeloord, inclusief acute zorg, zeven dagen per week en vierentwintig uur per dag. Dat is er nu niet en dat had er al moeten zijn. Bovendien willen wij basisspecialismen, waarover ook de heer Buijs heeft gesproken. Als daar een positief signaal over komt, hebt u in de Kamer van mij geen last meer, als het over Emmeloord gaat.

Minister Hoogervorst:

Wij moeten elkaar niet verkeerd begrijpen. Dat wil ik ook. Ik zeg alleen dat volgens de raad van bestuur en de raad van toezicht het plan van aanpak de beste en snelste manier is. Ik denk dat ook, hoewel ik er natuurlijk niet primair verantwoordelijk voor ben. Ik vind het dus een plausibel verhaal. Niemand zal het kunnen bewijzen, maar al het andere leidt aldaar tot nieuwe bestuurlijke chaos. Stel dat ik het signaal geef dat het plan van aanpak niet goed is, dan is morgen de heer Borghouts verdwenen. Dan is het daar één grote ellende.

Ik ben niet geïrriteerd over uw gevoel en uw inzet voor dit ziekenhuis; dat begrijp ik allemaal. Als wij echter doorgaan met de processie van moties over dit onderwerp, die zich hier al een paar jaar heeft voltrokken, dragen wij niet bij aan de oplossing van het probleem. Dat is mijn oprechte gevoel.

Mevrouw Tonkens heeft een motie ingediend over de ambulancezorg met het verzoek, een onderzoek te doen naar de mogelijkheid om een onderscheid te maken tussen de simpele ambulancezorg die niet zo spoedeisend is en de meer sophisticated ambulancezorg. In het algemeen overleg heb ik al gezegd dat zij daarvan niet te veel moet verwachten, omdat het in de aansturing van de ambulances erg moeilijk is om daartussen een goed onderscheid te maken. Ik wil wel nagaan of ik binnen mijn onderzoekscapaciteit daaraan aandacht kan besteden. Ik weet dat men in Engeland probeert om daarmee te werken. Misschien kunnen wij daar eens een kijkje nemen hoe het werkt.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Dat is heel mooi, maar kunt u zeggen wanneer wij daarover iets horen? Het hoeft niet meteen een heel dik rapport te worden.

Minister Hoogervorst:

Als ik zeg binnen drie maanden lijkt mij dat een educated guess.

Ik kom vervolgens op de motie die betrekking heeft op een eerdere stelling van mevrouw Tonkens, waarvan ik zei dat het wel verfrissend is dat ik er ook eens van beschuldigd wordt. Dat is namelijk de stelling dat ik de beschikbaarheidstoeslag wel wat erg gemakkelijk over de balk gooi. Zij vraagt of ik daaraan nadere voorwaarden kan stellen. In het algemeen overleg heb ik al gezegd dat het geld er niet zomaar naartoe gaat. Het geld gaat bijvoorbeeld niet naar Emmeloord voordat wij weten dat het goed wordt ingezet en voordat de verzekeraar weet of aan de voorwaarden wordt voldaan. En er zijn nogal wat voorwaarden, zoals aanwezigheid van de basisfuncties en dergelijke. Ik heb niet het gevoel dat ik dat geld zomaar wegsmijt. De inspectie kijkt ook nauwlettend toe op de kwaliteit van de kleine ziekenhuizen. Hoewel een motie die mij oproept om niet onvoorwaardelijk geld weg te geven, mij enorm aanspreekt, heb ik het gevoel dat zij overbodig is. Ik vind het moeilijk om te bepalen wat ik ermee aan moet.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik heb de motie ingediend, omdat wij er de vorige keer ook niet helemaal uit kwamen. Ik wil graag dat u een onderscheid maakt tussen voorwaarden die u stelt aan de besteding, zeg maar: voorwaarden achteraf, en voorwaarden die u stelt voordat u het geld geeft. Het ging zojuist over de ziekenhuizen waarin specialisten bijvoorbeeld niet goed samenwerken. Vaak gaat het mis omdat men niet bereid is om op verschillende lokaties te werken. Het gaat mij erom dat u eerst dergelijke voorwaarden formuleert en stelt. Vervolgens kunt u beslissen dat de ziekenhuizen die daaraan voldoen en daarover afspraken met u maken, het geld krijgen.

Minister Hoogervorst:

Die afspraken worden niet met mij gemaakt, maar met de verzekeraar. Ik wil wel met Zorgverzekeraars Nederland overleggen of in de gesprekken die de daarbij aangesloten leden aangaan met de betrokken ziekenhuizen, aan dergelijke kwesties, zoals de samenwerking tussen specialisten, specifieke aandacht moet worden gegeven. Bij elke motie die mij oproept om geld zorgvuldig uit te geven en niet zomaar over de balk te smijten, aarzel ik hevig om aanvaarding ervan zomaar te ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven