Vragen van het lid Teeven aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en aan de minister van Justitie over de (personeels)tekorten bij de arrestatieteams (AT's).

De heer Teeven (LN):

Voorzitter. Gisteren en vanmorgen vroeg werd ik opgeschrikt door een bericht op een pagina van teletekst, waarin de politiebond ACP alarm sloeg, omdat de bezetting van de arrestatieteams feitelijk onderbezet is, hetgeen in de praktijk problemen zal opleveren en omdat er roofbouw wordt gepleegd op de arrestatieteams.

De minister heeft hiervan ongetwijfeld kennis genomen. Ik heb ook begrepen dat er op 29 juni € 900.000 ter beschikking is gesteld om de ergste nood te lenigen, althans om dat daarvoor te besteden. Mijn vraag is een andere. De crème de la crème van de Nederlandse politie vervult een belangrijke taak, zeker op het gebied van personeelsbeveiliging waarvoor op dit moment in dit land veel overuren gemaakt moeten worden. Is de minister van mening dat een structurele uitbreiding van die arrestatieteams aan de orde zou moeten zijn?

De tweede vraag is of de minister niet van mening is dat hij aan de 25 politieregio's dwingend moet voorschrijven hoe groot de formatie moet zijn van de AT's, die verdeeld zijn over het land. Moet de minister niet aangeven waaruit die bezetting moet bestaan?

De derde vraag is of de minister al eerder heeft gehoord van deze feitelijke onderbezetting van de arrestatieteams. Ik verwijs de minister naar een artikel in Actualiteiten van de ACP van vorig jaar april. Ook toen is al geklaagd over een structurele onderbezetting van de AT's, met 60% van de werkelijke bezetting.

Met een zo belangrijke politie-eenheid moet in Nederland niet worden gemarchandeerd. Er moet sneller worden gehandeld. Ik heb de volgende vraag aan de vertegenwoordigers van de fracties van CDA, VVD en LPF. Deze minister verkeert in de laatste dagen van zijn periode. Ik hoop dat het nieuwe kabinet met dit punt heel snel aan de gang gaat. Dat is nodig voor de politie in Nederland.

Minister De Vries:

Voorzitter. Ik begin met de laatste vraag. Deze problematiek heeft al langer de aandacht. Geruime tijd is reeds bekend dat het grote problemen geeft om de AT's goed te bemensen en om mensen op te leiden voor deze moeilijke functie. Dat is het laatste jaar alleen maar erger geworden, doordat er ook allerlei persoonsbewakingstaken aan AT'ers zijn opgedragen omdat andere medewerkers dit soort werk elders moesten verrichten.

Vorig jaar is geprobeerd om een tweede opleiding mogelijk te maken. Dat is ook gebeurd. Die opleiding is gestart in november 2001 en is afgerond in februari 2002. Het probleem bij die opleiding is dat vanuit de korpsen niet voldoende mensen werden aangeleverd om aan die opleidingen mee te doen. Wij hebben daar de goede richting gekozen door ook de Koninklijke Marechaussee de gelegenheid te geven, die cursus te volgen. In het licht van de behoefte zijn dit jaar gelden gezocht – die voor een deel uit onderuitputting moeten komen – om een extra opleiding te starten, naast de opleiding rond de jaarwisseling en de reguliere opleiding. Ik tracht om geld beschikbaar te krijgen voor een derde opleiding in het jaar 2002. Dat betekent dat de korpsen moeten zorgen dat de mensen die dit werk willen doen, de weg vinden naar die opleiding. Het gaat om een buitengewoon kostbare opleiding. Dat is bekend. De cursus kost voor 16 cursisten zo'n 2,5 mln euro. Dat is niet erg. Het is immers nodig dat het gebeurt.

De heer Teeven vraagt mij of de korpsen niet voorgeschreven moet worden dat zij verplicht mensen leveren, zoals ook voor andere functies kwantitatieve doelstellingen worden gesteld. Ik zal dat zeker overwegen. Ik zal het ook met de politie bespreken. Het kan niet zo zijn dat wij wel de capaciteit voor de opleidingen maken, dat iedereen zegt dat uitbreiding nodig is en dat de mensen vervolgens niet door de korpsen beschikbaar worden gesteld. De opleiding geldt nu voor 16 mensen. Ik wil dat uitbreiden naar 22 mensen, zodat er qua capaciteit voor de opleidingen voorzien is in een veel groter aantal AT'ers.

De heer Teeven (LN):

Het is bijzonder dat de politiebonden al in het artikel van vorig jaar april zeggen, net zoals nu, dat op herhaalde verzoeken aan het departement van BZK niet wordt gereageerd als het gaat om het AT en dat het dus oorverdovend stil blijft. Hoe verklaart de minister dat die indruk bestaat bij de politiebonden en bij de leiding van een aantal regiokorpsen?

Minister De Vries:

Ik kom net terug uit de Antillen. Ik heb het stuk van de heer Vogel gelezen op weg hierheen van het vliegveld. Dat stuk roept op sommige punten vragen op. Ik heb de werkelijkheid weergegeven. Er is gezorgd voor een extra opleiding. Die is vanuit de korpsen niet voldoende gevuld. In het Nederlandse bestel is het de verantwoordelijkheid van de korpsen om mensen aan te wijzen. Het probleem zit hem niet in de formatie maar in de bemensing. Per korps is verplicht voorgeschreven dat er een AT dient te zijn, hetzij in een samenwerkingsverband met anderen hetzij in het korps zelf. Wat betreft de mogelijkheden om mensen op te leiden, heb ik meer gedaan dan de korpsen op het ogenblik kunnen hebben. Wij moeten er met de korpsen voor zorgen dat mensen zich aanmelden voor de opleidingen.

De heer Teeven (LN):

De minister zou in een regeling kunnen vastleggen dat de korpsen die AT-sterkte moeten leveren verplicht zijn daadwerkelijk voldoende mensen te leveren. Ziet hij daarin meerwaarde? Wij praten nu over een belangrijk onderdeel van de Nederlandse politie. Daarop wordt op het ogenblik roofbouw gepleegd. Het kan toch niet dat een paar korpschefs die het misschien allemaal niet zo belangrijk vinden zich kunnen onttrekken aan die verplichting. Is de minister dat met mij eens?

Minister De Vries:

Ik aarzel wel een beetje, want ik laat graag de verantwoordelijkheid voor het functioneren van de korpsen daar waar die wettelijk is neergelegd, namelijk bij korpsbeheerders en korpschefs. Ik zou er zeer tegen zijn om vanuit Den Haag precies te zeggen wat iedereen allemaal moet doen. Wel geloof ik dat ik een nadere rol kan spelen bij het onderstrepen van de urgentie om volledig gebruik te maken van de mogelijkheden die nu zijn gecreëerd. In die zin komen wij er meestal wel goed uit met de korpsen. Ik ben daarom zeker bereid gevolg te geven aan de suggestie van de heer Teeven om nog eens met klem de korpsen voor te houden dat het noodzakelijk is gebruik te maken van die opleidingen. Eenieder weet dat dit dringend nodig is.

De heer Dittrich (D66):

In de krantenartikelen stond dat de kans aanwezig is dat er slachtoffers vallen vanwege de overbelasting van de arrestatieteams, omdat de leden daarvan te hard en te lang moeten werken. Zij moeten veel overuren maken. Hoe schat de minister die kans in? Het zou toch vreselijk zijn als er echt slachtoffers door zouden vallen. Hoe gaat de minister met die gedachte om?

Minister De Vries:

Het is natuurlijk heel moeilijk om dat in te schatten. Als korpsonderdelen en bepaalde functionarissen overbelast zijn, is dat heel slecht. Vandaar dat ik probeer de capaciteit aan AT'ers te vergroten, zodat de teamleden minder overuren zullen moeten maken. Ik hoop overigens ook dat het extra beroep dat de afgelopen tijd op AT'ers is gedaan om mee te werken aan persoonsbeveiliging gaandeweg zal afnemen. Nogmaals, er is een schrijnend gebrek aan AT'ers. Ik heb de opleidingsplaatsen geregeld die nodig zijn om daaraan een einde te maken. Ik hoop dat wij in de dialoog waarover ook de heer Teeven sprak, in staat zullen zijn de korpsen indringend duidelijk te maken dat men van die capaciteit gebruik moet gaan maken.

De heer Van Heemst (PvdA):

Ik wil allereerst van de minister weten of hij de 166 formatieplaatsen die volgens berekeningen noodzakelijk zijn voor de arrestatieteams nog steeds toereikend vindt. Ik vraag dit, omdat het aantal taken dat bij deze mensen terechtkomt wordt uitgebreid. Zouden er niet meer formatieplaatsen moeten zijn?

Heb ik goed begrepen dat de minister zegt dat op dit moment niet geld het probleem is, maar het aanbod van agenten voor die opleiding? Geldt datzelfde voor de middellange termijn of voorziet de minister dat over een halfjaar of een jaar het probleem zal worden gevormd door zowel het geld als de mensen?

Minister De Vries:

Mijn grootste probleem is op het ogenblik niet de omvang van de formatie zoals die is vastgelegd, maar het feit dat de formatie niet wordt gehaald. Deze onderdelen zijn onderbezet. Wij proberen er dus voor te zorgen dat meer mensen beschikbaar komen. Daarvoor heb ik die opleiding ook gecreëerd.

Voorzie ik daarmee op termijn veel problemen? De heer Eerdmans kijkt mij nog aan. Dat is iets wat het volgende kabinet onder ogen moet zien. Dat moet bekijken of het structureel wil komen tot uitbreiding van het aantal mensen die deze belangrijke functie bekleden.

Geld is voor de opleidingen op het ogenblik inderdaad niet het probleem. Het probleem is, zoals ik al heb gezegd, dat er onvoldoende mensen worden aangeleverd door de korpsen voor het volgen van die opleiding.

De heer Rietkerk (CDA):

Omdat anders dan normaal vanuit de korpsen wordt gesteld dat er wel voldoende mensen zijn die de arrestatieteamscholing willen doen, maar dat daarvoor geen geld is, vraag ik de minister hoeveel geld er is voor de scholing van de leden van de arrestatieteams. Als dat antwoord nu niet kan worden gegeven, kan hij het dan wel geven voordat morgen het debat begint over de politieopleidingen? Want dan wil ik er in ieder geval op terugkomen.

Minister De Vries:

Ik heb gezegd dat wij een extra opleiding mogelijk hebben gemaakt van november 2001 tot februari 2002. Daarmee is zo'n 2,5 mln euro gemoeid. Ik heb nu ook middelen beschikbaar voor nog een extra opleiding in 2002. Het gaat erom of er mensen naar die opleiding komen.

Ik zag dat in het artikel van de heer Vogel ook stond: wij hebben een tijdje niks gehoord. Dat kwam doordat in het licht van de urgentie moest worden geprobeerd in de begroting geld bij elkaar te sprokkelen voor dit doel. Dat probleem is in een paar weken opgelost. Wat dat betreft, kan de opleiding dus plaatsvinden.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het einde van deze serie vragen. Wij zitten een beetje op de rand, maar ik wil de vragen van de heer Van Bommel nog toestaan, ervan uitgaande dat dit kort en krachtig kan met niet te veel aanvullende vragen. Ik zeg er eerlijk bij dat ik dit ook wil omdat de minister van Buitenlandse Zaken al zolang zit te wachten. Tot mijn spijt moet ik de vragen van mevrouw Gerkens dan over de rand laten vallen, maar dat zat erin.

Naar boven