Vragen van het lid Wolfsen aan de minister voor het Grote Steden- en Integratiebeleid over de gang van zaken rond de onthulling van het slavernijmonument.

De heer Wolfsen (PvdA):

Voorzitter. Gisteren was het een zeer belangrijke dag in de geschiedenis van Nederland: de dag van de onthulling van het slavernijmonument in het Oosterpark in Amsterdam. Het schema van de feestelijkheden stond tot op de minuut nauwkeurig op het internet. Voor veel mensen was dat een extra reden om naar deze plechtige onthulling te komen. Het thema van de dag luidde: verbonden door vrijheid. Dit thema is de kiem van alle communicatie, stond er ter toelichting bij. Uit het verloop van de gebeurtenissen bleek echter hoe navrant deze toelichting eigenlijk was. Het werd een pijnlijke vertoning.

Ik heb eigenlijk maar één vraag, namelijk hoe het in vredesnaam mogelijk is dat het uitgebreide en mooie programma plaatsvond en werd gevierd met uitsluiting van het overgrote deel van de mensen die door deze onthulling emotioneel het meest worden geraakt.

Minister Van Boxtel:

Voorzitter. Ook ik betreur zeer wat er gisteren is gebeurd. Dit neemt niet weg dat het echt niet anders had gekund. Ik begrijp heel goed dat een aantal mensen zeer geëmotioneerd is geraakt. Het monument is echter met instemming van alle betrokkenen – het Landelijk Platform Slavernijverleden, de gemeente Amsterdam en het Rijk – geplaatst in een hoek van een publiek park. U moet zich voorstellen dat op die plek zo'n vierhonderd genodigden aanwezig waren. Voor een deel waren dat mensen van de pers, maar het overgrote deel bestond uit vertegenwoordigers van de Nederlandse gemeenschap die waren uitgenodigd via het Landelijk Platform Slavernijverleden. Verder waren er hoogwaardigheidsbekleders – de koningin, vertegenwoordigers van het kabinet en van de Kamer, onder wie ook de voorzitter, de heer Weisglas – en vele andere betrokkenen. Het was onmogelijk om daar een open huis te organiseren. Dat kon gewoon echt niet, of we hadden bomen, struiken en dergelijke moeten gaan snoeien om iedereen zicht te geven op het geheel.

Een en ander is heel goed voorbereid. Met politie, brandweer, maar ook met het landelijk platform is erover gecommuniceerd hoe wij het zouden doen. Iedereen was het daarmee eens. De mensen die de Bigi Spikri hebben gelopen – ik heb zelf ook een deel meegelopen – zijn naar een plek geleid waar een videoscherm van circa zes bij vier meter stond. Zij konden de onthullingsceremonie als zodanig vanaf die plek meemaken. Dat is ook in alle waardigheid gebeurd. Natuurlijk was het jammer – wij hoorden dat ook al tijdens die ceremonie – dat enkelen een poging hebben ondernomen om door de hekken heen te komen. Dat deed echt afbreuk aan de plechtigheid van het moment. Men moet er namelijk van overtuigd zijn dat de leden van het kabinet en alle betrokkenen het echt gevoeld hebben als een waardig moment van herdenking, maar ook van gezamenlijk vooruitkijken. Tegen de mensen die zich gefrustreerd hebben gevoeld, kan ik niets anders zeggen dan dat het heel erg te betreuren is dat het zo is gelopen, maar dat het echt niet anders had gekund. Het is goed voorbereid. Ik heb overigens aan de burgemeester van Amsterdam een ambtsbericht gevraagd om uit een oogpunt van openbare orde en veiligheid nog eens goed op een rij te krijgen wat er is gebeurd en onder welke omstandigheden de afzettingen zijn neergezet om te waarborgen dat de ceremonie veilig en waardig kon plaatsvinden. Ik snap best dat de heer Wolfsen hier, ook na het zien van beelden en het lezen van kranten, door geraakt is. Ik denk dat wij dat allemaal zijn. Ik moet echter ook zeggen dat het in mijn ogen niet anders had gekund.

De heer Wolfsen (PvdA):

U zegt dat het niet anders had gekund dan zo. Maar wat mij verbaast, is dat er op internet op geen enkele wijze werd aangegeven dat het om een besloten bijeenkomst zou gaan. Ik ben daar geweest, en heb gemerkt dat dat aan geen van de aanwezigen, zelfs niet een ambassadeur van het monument, bekend was. U zegt dat het heel royaal bekend is gemaakt aan iedereen, maar niemand wist het.

Minister Van Boxtel:

Als u zegt, het woord "besloten" nergens te hebben gezien, moet ik u daarin gelijk geven. Maar er is heel goed gecommuniceerd dat er een plechtigheid zou zijn. In de voorbereiding is met het Landelijk platform slavernij zeer secuur gesproken over een en ander. Eerst was de verwachting dat er duizenden belangstellenden zouden komen. Dat had daar nooit in die hoek gekund. Daarom is gekozen voor een flankerende gelegenheid met een videoscherm en een aparte presentatrice, om iedereen gelijktijdig deelgenoot te laten zijn van de onthulling. Dat is niet goed overgekomen. Nogmaals, ik betreur dat, maar het is niet meer terug te draaien. Ik hoop dat de voornaamheid van het moment in de geschiedenis voor eenieder zal voortleven en dat degenen die zich gefrustreerd hebben gevoeld, omdat ze er niet meteen bij konden zijn, willen berusten in het feit dat het op deze manier, met medewerking van alle betrokkenen, zo is ingericht. U bent er zelf geweest, dus u heeft het kunnen zien. Iedereen die er kwam en geen kaart had voor de lokatie rondom het monument, kreeg keurig aangewezen, hoe kon worden omgelopen naar het videoscherm. Dat is echt zo, hoor.

De heer Wolfsen (PvdA):

Het siert u dat u betreurt hoe het is gelopen. De waardigheid van het moment en van het monument moet voorop staan. Ik dank u ook zeer voor uw toelichting, want die ontbrak gisteren helaas enigszins in de pers.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Vorige week werd in het Oosterpark in Amsterdam een opera opgevoerd, waarbij duizenden mensen aanwezig waren...

De voorzitter:

Ik onderbreek u even, en dan begint u overnieuw met uw vraag. Ik zie overal groepjes leden met elkaar praten. Dat recht hebben zij, maar niet in de zaal, niet in de wandelgangen, maar gewoon in de koffiekamer of elders.

(Applaus)

De voorzitter:

Bij uitzondering sta ik dit applaus toe!

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Vorig weekeinde werd in het Oosterpark in Amsterdam een opera opgevoerd, waar duizenden mensen aanwezig waren. Ieder jaar wordt in hetzelfde park het bevrijdingsfestival gehouden, waar eveneens duizenden mensen aanwezig zijn. U merkt, ik woon daar om de hoek! Waar baseert de minister het op dat het Oosterpark een capaciteitsprobleem heeft? Daar kunnen vele duizenden mensen in, die hier dus ook aanwezig hadden kunnen zijn. Waarom heeft deze minister – hij verschuilt zich achter andere organisatoren – zich dit niet eerder gerealiseerd? Hij is de man die hierover gaat, hij is de man die dit ruim tevoren aan had kunnen zien komen. Bovendien wordt ieder jaar op 1 juli de afschaffing van de slavernij gevierd. Door de organisatie van dit jaar is dit bijzondere evenement voor heel veel mensen geen bijzonder evenement geworden. De minister moet rekenschap afleggen, waarom hij zich dat niet eerder heeft gerealiseerd.

Minister Van Boxtel:

De heer Van Bommel woont om de hoek van het Oosterpark. Ik kom er ook heel vaak, en ik weet dat er grote publieke manifestaties kunnen plaatsvinden. Maar we spreken hier echt over iets anders. We spreken hier over de onthulling van een nationaal monument in een hoek van dat park, omgeven door loofbomen, waardoor het per definitie onmogelijk is – tenzij er van alles gekapt zou zijn – om daarop een open zicht te krijgen. Zo simpel is het! We hadden een officiële onthulling, in aanwezigheid van de koningin, een Surinaamse minister en de Antilliaanse en Arubaanse parlementsvoorzitters. Dus we hadden ook van doen met specifieke veiligheidsmaatregelen. Het is niet anders! Er moest een balans worden gevonden tussen het publieke karakter en bescherming. In samenwerking met al de partijen die bij de organisatie waren betrokken, hebben wij dat gedaan. Dat is geen vorm van verschuilen. Er is zeer goed vooroverleg geweest met politie, brandweer en het landelijk platform om de best mogelijke oplossing te vinden. Die is in deze vorm gekozen. Dat heeft ertoe geleid dat een groot deel van het publiek op het moment van de onthulling van het monument niet aanwezig kon zijn, maar later wel. Om halfvijf zijn de poorten opengegaan en kon iedereen erlangs. Ik wil graag rekenschap afleggen, wat ik hier ook doe. Ik leg uit hoe het is gekomen. Als het gaat om de specifieke openbare orde en veiligheid heb ik ambtsberichten gevraagd aan de burgemeester. Ook dat is geen vorm van verschuilen, maar zo hoort het gewoon. Dat er emoties bij deze onthulling speelden, was bekend. Daar hoeft u mij na de afgelopen vier jaar aanloop naar dit moment niet opnieuw vragen over te stellen. Het is begrijpelijk dat het besloten karakter van de onthulling tot woede leidt bij een aantal mensen die wellicht niet van tevoren te horen hadden gekregen dat zij er niet direct bij konden zijn. Toch moet ik u helaas zeggen: dan was het zo. Het kon niet anders.

De heer Dittrich (D66):

Ik accepteer de uitleg van de minister, maar heb toch een vraag. Een heleboel mensen die aanwezig waren, zeggen: natuurlijk is dat monument als symbool heel belangrijk. Toch gaat het er ook om dat in Nederlandse schoolboeken in het onderwijs aandacht wordt gegeven aan het slavernijverleden. Dat was tot voor kort minimaal het geval. Mijn vraag aan de minister is: wat wordt eraan gedaan dat in scholen aandacht besteed wordt aan het Nederlandse slavernijverleden?

Minister Van Boxtel:

Ik heb vorige week samen met staatssecretaris Van der Ploeg het NINSEE mogen oprichten, het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfgoed. Dat is wat wij in de volksmond "het dynamische monument" noemen. Het is misschien nog belangrijker dan het statische monument dat gisteren is onthuld. Het NINSEE heeft een bepaalde financiële toezegging gekregen. Mevrouw Acton is de voorzitter van het bestuur van dat instituut. Het instituut heeft de opdracht om onderzoek naar het slavernijverleden te doen en dat om te zetten in de educatie. Het legt dus ook de links naar het onderwijsmateriaal. Dat moet gebeuren, daarover ben ik het met de heer Dittrich eens. Ik heb vorige week hier bij de presentatie van een boek met de titel 's Meesters slaaf, geschreven door Cynthia McLeod and Carel de Haseth, voorbij mijn verantwoordelijkheid sprekend gezegd: eigenlijk zou dit boek verplicht op de literatuurlijst moeten komen van middelbare scholen, alleen hebben wij geen verplichte literatuurlijst meer. Het zou goed zijn als iedere middelbare scholier dit las. Ook ik hoor bij een generatie die geschiedenisboekjes had waarin pagina's lang verhandeld werd over West- en Oost-Indië, terwijl er ergens in een alinea stond: gedurende die periode was er ook sprake van slavernij; die werd in 1863 afgeschaft. Dan is er geen sprake van gedeelde geschiedenis en ik denk dat het echt alle aandacht verdient om ook onderwijsmateriaal in dat licht te gaan herzien. Mijns inziens kan het NINSEE, dat instituut, daar een heel belangrijke rol in gaan vervullen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik was vorig jaar aanwezig bij de onthulling van het winnende ontwerp van het slavernijmonument. Ik vind het ontzettend jammer dat de onthulling van het uiteindelijke monument als moment van bezinning, erkenning en verzoening is ontaard in woede, tranen en chaos. Natuurlijk wordt de aanwezigheid van prominente politieke en sociale figuren op prijs gesteld, maar mijn indruk is toch wel dat de nadruk heel sterk is komen te liggen op openbare veiligheid en bobo's in plaats van op het delen en toegankelijk maken van dit bijzondere moment. Mijn eerste vraag is dan ook: wat vindt de minister daarvan? Wat is het oordeel van de minister daarover? Mijn tweede vraag is: wat gaat u samen met het Landelijk platform slavernijverleden doen aan het herstellen van het vertrouwen?

Minister Van Boxtel:

In de eerste plaats is de afgelopen paar jaar gelukkig de aandacht voor het slavernijverleden toegenomen. Dat was niet alleen gisteren te merken bij de onthulling van het monument. Wij hebben zondagmiddag van 15.00 tot 20.00 uur een grote bezinningsbijeenkomst in de Ridderzaal gehad, waarbij honderden mensen aanwezig waren. Dat waren niet alleen bobo's, maar allerlei mensen die een intensieve band hebben, organisatorisch of anderszins, met dit verleden. Dat was gisteren ook zo. Er waren niet alleen maar bobo's bij de onthulling aanwezig. Er waren ook genodigden via het Landelijk platform slavernijverleden. Maar het is natuurlijk waar dat een heel groot deel van het publiek, dat bijvoorbeeld ook in de Bigi Spikri heeft meegelopen, het liefst rondom dat monument had gestaan. Maar dat ging fysiek gewoon niet. Er konden maar zo'n 400 mensen om dat monument staan. En dus moesten wij organisatorische maatregelen nemen en hebben wij de mensen in de gelegenheid gesteld om op een andere plek mee te kijken. Dat hebben sommigen niet als goed genoeg ervaren. Die hebben gezegd: wij willen toch proberen om daarbij te komen. Ik betreur het dat die emoties niettemin zo zijn opgelopen. Ik vind dat echt jammer, maar ik sta voor het feest dat wij georganiseerd hebben in deze vorm. Ik hoop dat ik met deze woorden het vertrouwen weer kan herstellen van die teleurgestelden. Het kon niet anders dan zo. Wij hebben het maandenlang voorbereid en er met velen over gesproken. De Kamer weet dat dit monument al met emoties is omhangen. Sommigen willen zelfs herstelbetalingen, terwijl anderen er helemaal niets van willen horen omdat ze zich al volledig geëmancipeerd voelen. De grote groep heeft het echter als een overwinning ervaren dat er nu in Nederland een dynamisch monument is. Ik denk dat we dat in het licht van de geschiedenis moeten koesteren en dat we, zonder dat ik het wil bagatelliseren, van de uit de hand gelopen emoties van sommigen die er niet meteen fysiek bij konden staan, moeten zeggen: het zij zo, het was niet anders.

Naar boven