Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 juni 2002 over de Milieuraad.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Duyvendak. Ik heb begrepen dat dit zijn maidenspeech zal worden.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Dat is dan wel een voorrecht, want dat is mijn tweede.

De voorzitter:

Dat zouden wij niet in de Handelingen laten komen. Dít is uw maidenspeech.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Tien jaar geleden was er een grote milieutop in Rio de Janeiro over duurzame ontwikkeling. Deze top werd bezocht door een groot aantal staatshoofden, regeringsleiders en minister-presidenten en had in mijn ogen een dubbele betekenis. Voor het debat over duurzame ontwikkeling betekende deze top wereldwijd een enorme impuls. Je kunt zeggen dat hij bijna de top van de golf was in het debat over duurzame ontwikkeling. Bovendien werd er een serie concrete resultaten geboekt. Het Biodiversiteitsverdrag is bijvoorbeeld opgestart in Rio de Janeiro en – misschien nog wel bekender – wat later het Kyotoprotocol is gaan heten, heeft er het levenslicht gezien. De top in Rio de Janeiro was in meerdere opzichten een groot succes.

Wij staan op dit moment op de drempel van een nieuwe top in Johannesburg, die in de wandelgangen "tien jaar na Rio" wordt genoemd. Deze top zou moeten evalueren waar het goed is gegaan en waar het mis is gegaan en een forse impuls moeten geven aan het verdere debat. Voorts zouden er verdere afspraken gemaakt moeten worden over duurzame ontwikkelingen. De vooruitzichten voor deze top zijn veel en veel somberder dan tien jaar geleden voor Rio de Janeiro. Daarom is het nu noodzakelijk om alles op alles te zetten om ervoor te zorgen dat deze top alsnog een groot succes wordt. In dat verband wil ik volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het internationale beleid voor duurzame ontwikkeling onder grote druk staat vanwege internationale spanningen en dat de voorbereidingen van de top in Johannesburg tot dusverre niet hoopgevend zijn;

van mening dat resultaten alleen zullen worden geboekt als de regeringsleiders, evenals in Rio, hun politieke verantwoordelijkheid nemen;

overwegende dat onduidelijk is of landen een afvaardiging van topniveau naar de duurzame ontwikkelingstop in Johannesburg augustus a.s. zullen sturen;

van mening dat Nederland via zijn afvaardiging het signaal zou moeten geven groot belang te hechten aan de top in Johannesburg;

verzoekt de regering om de minister-president als vertegenwoordiger van Nederland naar de duurzaamheidstop in Johannesburg af te vaardigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak en Crone. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 150(21501-08).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Een van de afspraken voortvloeiend uit Johannesburg was dat alle landen een nationale strategie zouden bepalen voor duurzame ontwikkeling. Nederland heeft zich daaraan verbonden. In Nederland is het helaas niet verder gekomen dan een verkenning voor een dergelijke strategie. Mijn fractie acht het van groot belang dat wij ook in Johannesburg laten weten dat Nederland alsnog zal komen tot een dergelijke nationale strategie die daadwerkelijk inhoud heeft. In dat verband dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland zich internationaal gecommitteerd heeft om een Nationale strategie voor duurzame ontwikkeling (NSDO) te ontwikkelen;

overwegende dat de regering een verkenning van het rijksoverheidsbeleid in het kader van de NSDO heeft uitgevoerd;

van mening dat de SER in zijn advies inzake de NSDO (d.d. 22 mei 2002) terecht opmerkt dat de rijksverkenning de indruk wekt een op zichzelf staande exercitie te zijn, die losstaat van de strategische besluitvorming over het te voeren beleid, en dat daarmee een stap terug wordt gezet ten opzichte van het NMP-4, dat de noodzaak van structurele aanpassingen in de economische en sociale orde heeft erkend;

van mening dat dientengevolge de Verkenning van het rijksoverheidbeleid in het kader van de NSDO nog onvoldoende bouwstenen heeft opgeleverd voor het opstellen van een duurzame ontwikkelingsstrategie;

verzoekt de regering, met urgentie een NSDO te ontwikkelen, waarin conform het advies van de SER ten opzichte van de rijksverkenning in ieder geval de volgende nieuwe elementen zijn opgenomen:

  • - een heldere aanduiding van te maken strategische keuzen;

  • - een heldere aanduiding van sociale dilemma's die het maken van keuzen bemoeilijkt;

  • - een heldere aanduiding van oplossingsrichtingen die mogelijk zijn;

  • - een heldere aanduiding van de wijze waarop de NSDO wordt verankerd in de strategische beleidsvorming, waaronder investeringen in de economische structuur;

verzoekt de regering, de Kamer voor het kerstreces te berichten over de voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151(21501-08).

Het doet mij plezier u te feliciteren met uw maidenspeech, mijnheer Duyvendak!

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik feliciteer de heer Wijnand Duyvendak met zijn tweede maidenspeech. Ik mocht hem ook al feliciteren bij zijn eerste maidenspeech. Ik doe het echter met genoegen. Wij kennen elkaar al heel lang. Ik verheug mij, in het verlengde van het verleden, op een goede samenwerking. Samen in de oppositie, wie had dat kunnen hopen! Nog mooier is dat hij zijn eerste motie mede namens mij heeft ingediend.

Ik voeg graag wat argumenten toe aan het verzoek aan de regering om de motie ter harte te nemen en het verzoek aan de kamerleden om de motie te steunen. De top in Johannesburg is heel belangrijk. Het is niet alleen maar het vervolg op Rio, met een evaluatie na tien jaar. Dat is op zichzelf al belangrijk. Het gaat echter om een top, enkele dagen voor 11 september. De wereld zal in die weken vol zijn van de evaluatie van de grote ramp die ons op 11 september is overkomen. Ook toen was al de discussie hoe dit kan worden voorkomen. Dat kan door veel samenwerking en door politieke keuzen te maken. Dat vergt dat wereldleiders: de leiders van Amerika, de andere rijke landen, de leiders van de landen in Afrika en Azië, samenwerken. Dat was ook de geest na de val van de Muur, tien jaar geleden, in Rio. Er zou een nieuwe start worden gemaakt. Er zou een nieuwe toekomst komen. Toen gingen dan ook niet voor niets de wereldleiders naar Brazilië. Vanuit Nederland waren dat premier Lubbers en de minister van Landbouw van toen. Toen was tot op het laatste moment onzeker of "pappa Bush" ook zou gaan. Hij ging echter. Ik wil in alle duidelijkheid zeggen dat in het verlengde van het optreden van Lubbers en Kok bij dergelijke internationale conferenties ook de nieuwe, beoogde premier, Jan-Peter Balkenende, moet gaan. Andere landen moeten zien dat Nederland ook op het hoogste niveau inzet. Het gaat om het signaal.

Minister Pronk:

Mijnheer de voorzitter. De strekking van de tweede motie is: regering kom met een nationale strategie voor duurzame ontwikkeling. Dat is op zichzelf een overbodig verzoek, omdat de regering heeft toegezegd te komen met een nationale strategie voor duurzame ontwikkeling. Echter, in overleg met de Kamer heeft de regering ervoor gekozen die strategie in drie fasen te ontwikkelen. Zij heeft ervoor gekozen niet een strategie van de regering voor de samenleving te ontwikkelen, maar een strategie die het resultaat is van de discussie met de samenleving. Daartoe heeft zij in overleg met de Kamer een tweetal verkenningen gepubliceerd. Het was de bedoeling dat die zouden fungeren als bouwstenen voor een discussie die politieke richting zou kunnen geven aan de uiteindelijke strategie. Destijds is afgesproken dat de maatschappelijke discussie zou kunnen plaatsvinden in de eerste helft van dit jaar, min of meer samenvallend met de discussies rond de verkiezingen, zodat de verkiezingen ook zouden kunnen gaan over de toekomst van de Nederlandse samenleving op langere termijn. Daarna zou een nieuw kabinet, welks samenstelling het resultaat zou zijn van diezelfde verkiezingen, die bouwstenen de Verkenning rijksoverheidsbeleid de resultaten van de maatschappelijke discussie kunnen onderbrengen in één strategie.

Wat mij in deze motie opvalt, is dat er over de maatschappelijke discussie en over het stuk dat ik de Kamer heb toegestuurd ter samenvatting daarvan met geen woord wordt gerept. Er wordt alleen maar gerept van de eerste fase, de Verkenning rijksoverheidsbeleid die is uitgebracht, en over een van de reacties op die verkenning, namelijk de reactie van de SER. De SER is een op zichzelf relevante instelling, maar geen unieke instelling wanneer het gaat om het formuleren van een reactie op de verkenningen. Wij hebben aan de samenleving in haar totaliteit reacties gevraagd. Ik ben het niet eens met het oordeel dat over de advisering van de SER in de motie is neergelegd. De ondertekenaar van de motie stelt zich unverfroren achter het negatieve oordeel van de SER. Dat oordeel is overigens niet meer dan een indruk van de SER, namelijk dat de maatschappelijke verkenning een op zichzelf staande exercitie is, terwijl de regering expliciet heeft geformuleerd dat zij de verkenning niet heeft beoogd als een op zichzelf staande exercitie, maar integendeel als een eerste stap in een proces. Per definitie is dat iets wat niet op zichzelf staat. Het staat ook nadrukkelijk aangekondigd in de Verkenning rijksoverheidsbeleid dat ik mij nauwelijks kan voorstellen dat de SER die indruk zou kunnen hebben. Óf de indruk van de heer Duyvendak over de indruk van de SER is verkeerd óf de indruk van de SER zelf is gebaseerd op heel slecht lezen. Daarom kan het ook niet zo zijn dat, zoals in de vierde alinea van deze motie staat, dientengevolge de verkenning onvoldoende bouwstenen heeft opgeleverd. Dat dientengevolge heeft betrekking op de verkeerde indruk op basis van het verkeerd lezen door slechts één van de partners in de samenleving, te weten de SER. Als datgene wat in die vierde alinea is neergelegd het oordeel is van de Kamer, dan is dat zeer eenzijdig. Immers, het kabinet heeft nooit de bedoeling gehad dat de verkenning voldoende bouwstenen zou opleveren. De bedoeling was dat deze verkenning bouwstenen zou opleveren voor een maatschappelijke discussie die op zichzelf doorslaggevend zou zijn voor het oordeel van een volgend kabinet.

Ik heb even de tijd genomen om deze motie goed te bestuderen. Naar mijn mening ontbreekt alinea voor alinea nogal wat aan de analyse die eraan ten grondslag ligt. Ik ontraad dan ook de aanvaarding van de motie, omdat zij niet in overeenstemming is met datgene wat in overleg tussen kabinet en Kamer is afgesproken. Dat neemt niet weg dat in de operationele paragraaf van de motie een verzoek ligt dat op zichzelf natuurlijk overbodig is, omdat het steeds de bedoeling is geweest dat de regering een nationale strategie voor duurzame ontwikkeling gaat ontwikkelen, zo spoedig mogelijk nadat het nieuwe kabinet is aangetreden. Dan ligt het voor de hand dat die elementen hun plaats krijgen in de nationale strategie op langere termijn. Het gaat dan om strategische keuzes, dilemma's – deze zijn overigens aangegeven in de verkenning – oplossingsrichtingen en uiteraard strategische fysieke en financiële beleidsvorming met betrekking tot toekomstige investeringen. Ik heb niet al te veel moeite met het dictum, maar dat geldt wel voor de achterliggende overwegingen. Ik vind dat deze zeer zorgvuldig behoren te worden geformuleerd. De motie is wat het dictum betreft overbodig en inzake de achterliggende overwegingen niet adequaat. Ik ontraad dan ook deze motie. De strategie zal er toch wel komen. Deze motie voegt aan dat proces niets toe, maar doet er juist iets aan af. Het hoofdelement van de voorbereiding van de maatschappelijk strategie, de uitkomst van de maatschappelijke discussie van de afgelopen maanden, is daarin op geen enkele wijze geïncorporeerd. Het stelt mij een beetje teleur dat deze motie afkomstig is van de GroenLinksfractie.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik houd toch vast aan mijn oordeel. Ik vond dat de SER dat, mede gezien het draagvlak, het krachtigst heeft verwoord. De verkenning levert onvoldoende bouwstenen om te komen tot die strategie. In de maatschappelijk verkenning – het is misschien goed om die nog toe te voegen aan de tekst van de motie – wordt dat ook door zeer veel maatschappelijke organisaties gezegd. Hier kunnen wij nog niet zoveel mee. Het is van belang, dat te benadrukken om daarmee een contrast te maken, dat wij nodig hebben en verlangen bij het daadwerkelijk uitwerken van die nationale strategie. In dat licht heb ik in het dictum expliciet verwoord wat onze fractie verwacht van zo'n nationale strategie. Deze punten zijn tot nu toe nog niet zo precies in de teksten van de regering teruggekomen. Wij willen voorkomen dat het een verhaal wordt met veel woorden maar weinig concrete verankering. Daarom hebben wij gekozen voor deze precieze formulering in het dictum.

Voorzitter: Dittrich

Minister Pronk:

Ik heb als minister mijn uiterste best gedaan om in het kader het milieubeleid op middellange en langere termijn goed te luisteren naar geluiden uit de samenleving. Mijn bedoeling was, deze zo goed mogelijk te gebruiken als input voor het beleid. Ik heb dat ook vaak gewisseld met deze Kamer. Ik vind het, in de laatste week dat ik hier sta in dit huis, van het grootste belang om dit te benadrukken, juist omdat er nieuwe fracties tot dit huis zijn toegetreden die zeer hechten aan een goed overleg tussen regering en burger. Het gaat om het luisteren naar wat burgers zeggen en dit vervolgens meenemen in het beleid; het vertrouwen wordt belangrijk geacht. Dit hoeft niet pas te worden hersteld als er een nieuw kabinet komt; het was reeds gelegitimeerd in de afgelopen periode, omdat wij hebben geluisterd naar hetgeen uit de samenleving kwam. Wij hebben de samenleving ook uitgedaagd om ergens mee te komen. In dat licht ontraad ik aanvaarding van de motie, waarin totaal wordt voorbijgegaan aan de poging van het kabinet, de samenleving uit te nodigen, met input te komen ten behoeve van beleidsformulering. Als een dergelijke motie afkomstig was geweest van een van de nieuwe fracties, had ik dat begrepen; het past in hun politieke straatje. Nu deze motie afkomstige is van de GroenLinksfractie, begrijp ik daar niets van. Daarom ontraad ik aanvaarding van deze motie.

Ik kom bij de tweede motie. De regering heeft bij monde van de minister-president bij de verslaglegging over de topconferentie in het kader van de Europese Unie in Laken van december vorig jaar meegedeeld dat alle regeringsleiders hebben toegezegd, naar Johannesburg te gaan voor de topconferentie. Sindsdien zijn er enkele maanden verstreken. Op de afgelopen topconferentie in Sevilla is dat mede op instigatie van de Nederlandse minister-president nog eens onderschreven. Er is daarover een interessante passage opgenomen in het communiqué van Sevilla.

Gisteren heeft president Chirac op een grote nationale bijeenkomst in Rennes, waarvoor ik ook was uitgenodigd, nog eens publiekelijk gezegd dat hij naar Johannesburg gaat. In reactie daarop heeft de Duitse bondskanselier Schröder bekendgemaakt dat hij zijn verkiezingscampagne zal onderbreken en ook naar Johannesburg gaat. Van premier Blair was de komst reeds bekend. De aanwezigheid van die drie, die een en ander nog eens hebben onderstreept, is uiteraard van groot belang voor de aanwezigheid van alle premiers en ik kan nu zeggen dat er geen enkele wijziging is opgetreden in het standpunt van de huidige Nederlandse regering. Wanneer zij er eind augustus, begin september nog steeds is, zal premier Kok zijn woord gestand doen en naar Zuid-Afrika gaan om de grote betekenis van de topconferentie voor wereldwijde duurzame ontwikkeling en de opstelling van de Nederlandse regering terzake te onderstrepen. Wat dat betreft kan ik de motie van de geachte afgevaardigden Duyvendak en Crone beschouwen als een sterke ondersteuning van de huidige Nederlandse regering.

De heer Crone (PvdA):

U bedoelt toch te zeggen "van het huidige kabinet"? De regering zal immers niet wijzigen en om die reden wil ik ook nooit een overbodige motie indienen. Deze motie is niet overbodig, omdat de Kamer daarmee in haar laatste week voor het reces kan laten weten dat het nieuwe kabinet in de oude regering de lijn van het oude kabinet moet doortrekken.

Minister Pronk:

De correctie van de geachte afgevaardigde de heer Crone is terecht. Om die reden heb ik aanvaarding van de motie volstrekt niet ontraden vanwege overbodigheid. Die term heb ik alleen gebruikt bij de vorige motie. Deze tweede motie beschouw ik als een steun in de rug van het kabinet en als een onderstreping van het huidige kabinetsbeleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de moties donderdag in de loop van de dag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven