Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 juni 2001 over CITES.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Ik wil mij in dit debat niet richten op het gehele CITES-gebeuren, maar op de openstelling van het keuringspunt Schiphol.

In het overleg dat wij de vorige week met de staatssecretaris hebben gevoerd, is voor ons niet duidelijk geworden dat alle vluchten met dieren die daar binnenkomen, ook gecontroleerd worden. Uit berichtgeving blijkt ons dat de KLM daarin toch een monopoliepositie inneemt en dat alleen vluchten die via de KLM binnenkomen, worden gecontroleerd. Voorzover wij dit kunnen bekijken, brengt dit risico's mee, zeker in het kader van dierenwelzijn. Wij zien namelijk dat bij een aantal vluchten directe terugzending plaatsvindt. Wij vrezen bovendien dat risico's worden gelopen met de import van de ziektes, als vluchten via Frankfurt binnenkomen en dan via de weg onze buitengrenzen passeren. Daarmee worden naar ons gevoelen toch de nodige risico's genomen.

Daarom vragen wij in de volgende motie de staatssecretaris om toch nauwlettender te kijken en alle vluchten die binnenkomen op het keuringspunt op Schiphol te controleren. De motie is door de VVD-fractie en een aantal andere fracties ondertekend.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inspectiepost voor levende dieren op Schiphol alleen vluchten van de KLM controleert;

overwegende dat dit onnodig veel risico's voor dierenwelzijn (onder andere bij directe terugzending) en import van ziektes oplevert;

van mening dat veterinaire controle voor alle geïmporteerde dieren noodzakelijk is;

verzoekt de regering, hiervoor de nodige maatregelen te nemen, zodat het huidige keuringspunt voor alle vluchten van alle maatschappijen wordt opengesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Augusteijn-Esser, Swildens-Rozendaal, Stellingwerf, M.B. Vos en Van Wijmen.

Zij krijgt nr. 102(27400 XIV).

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie dringt al jaren aan op een structurele samenwerking bij de aanpak van de CITES-criminaliteit. Het eindverslag van het project-CITES van de stuurgroep laat zien dat de structurele samenwerking inderdaad heeft bijgedragen aan een beter gecoördineerde aanpak van handhaving en werking van de nationale wetgeving, de Budep.

Het project liep helaas in 1998 af en is nog met een jaartje verlengd. De activiteiten worden nu overgedragen aan de landelijke milieugroep van het Korps landelijke politiediensten, met inbedding in de regio's. Mijn fractie blijft dit toch zorgelijk vinden. In de eerste plaats zit CITES – laat ik het aardig zeggen – nog niet echt goed tussen de oren van de korpsleiding. Vervolgens is behoud van deskundigheid op centraal niveau, wat bij internationale criminaliteit buitengewoon belangrijk is, met name bij de AID, niet gegarandeerd. In strijd met de sinds jaren gemaakte afspraak om veertien fte's vrij te maken, zijn vier van de veertien plaatsen nog steeds niet ingevuld. Wij vrezen risico van versnippering van aanpak. Zaken als weegfactoren op basis waarvan op jaarbasis een aantal zaken moeten worden aangepakt, zijn nog niet echt helder.

Nu heeft de staatssecretaris in het overleg aangegeven het allemaal niet zo heel erg somber in te zien, maar wij vonden dit niet vreselijk overtuigend. Dit heeft onze zorg niet helemaal weggenomen. Nu zal in een halfjaarlijkse milieurapportage over de nieuwe aanpak verslag worden gedaan. Mijn fractie heeft uitdrukkelijk gevraagd en herhaalt die vraag, om juist de activiteiten van politie en justitie heel erg duidelijk te maken in het eigen jaarverslag à la het beleidsplan politie. Daarin moet duidelijk worden gemaakt dat na de opheffing van de veldpolitie, de "groene poot" daadwerkelijk wordt opgepakt. De betrokkenheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Justitie wordt daarmee ook veel duidelijker aangegeven. Ik vraag de staatssecretaris dan ook dringend om met haar collega's af te spreken dat ook in de verslaglegging van de politie duidelijk wordt aangegeven wat de CITES-activiteiten zijn.

We maken ons zorgen over de quarantaineruimte op Schiphol.

De voorzitter:

U moet gaan afronden.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Daarom hebben we de motie van mevrouw Snijder-Hazelhoff medeondertekend. We zouden graag de laatste stand van zaken in de praktijk over de opvang in zijn algemeenheid en met name de coördinatie daarvan horen.

Ik kom aan mijn laatste puntje. Op zichzelf hebben we begrip voor het niet in werking laten treden van het amendement-Swildens-Rozendaal, dat door de Kamer in volle breedte is aanvaard, maar we dringen er toch bij de staatssecretaris op aan dat ze er zich toch in internationale fora hard voor blijft maken. Dit zou bovendien de problematiek rond de implementatie van de bijlage III-soorten en de problematiek rond regels tot het vaststellen van de legale status, voorkomen. Er moet dus in internationaal verband voor worden blijven gepleit. Wij vragen de staatssecretaris uitdrukkelijk om nu snel met een positieflijst van wel te houden exotische dieren te komen; dit is met name vanuit welzijnsoverwegingen van het grootste belang. In dat verband hebben ons berichten bereikt dat de Raad voor dieraangelegenheden op de helling staat_

De voorzitter:

U moet niet meer afronden, maar nu stoppen. U zit op het dubbele van uw tijd.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Mag ik...

De voorzitter:

Nee. Het woord is aan de heer Van Wijmen.

De heer Van Wijmen (CDA):

Voorzitter. U bent streng.

Ook de CDA-fractie steunt de motie van mevrouw Snijder-Hazelhoff. De motie beschrijft een ernstig probleem. Nederland is een draaischijf op het gebied van internationale milieucriminaliteit, in het bijzonder de illegale handel in bedreigde diersoorten. Er zijn heel schrijnende voorbeelden van. Zo is er het geval van een koffer waaruit geluiden kwamen. De eigenaar kon vervolgens 's avonds weer afreizen, omdat de koffer niet volgens de juiste procedure was geopend, dus niet bij de douane of de politie. Om uitdrukking te geven aan onze zorgen op dit punt, kom ik met een tweetal moties. De eerste betreft de bezetting van de formatie op centraal niveau, waarmee ik overigens niets wil afdoen aan de noodzaak om op decentraal niveau iets te doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er wereldwijd sprake is van illegale handel in bedreigde dieren- en plantensoorten, welke handel in belangrijke mate via Nederland plaatsvindt;

overwegende dat Nederland ondanks bundeling van krachten er niet afdoende in slaagt, deze vorm van ernstige criminaliteit aan te pakken en terug te dringen, zulks in strijd met de verplichtingen die ingevolge het CITES-verdrag op Nederland rusten;

overwegende dat het in dit verband onaanvaardbaar is dat er al sedert jaar en dag vacatures voor vier van de veertien formatieplaatsen bij de Algemene inspectiedienst (AID) op centraal niveau niet worden vervuld;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat deze vacatures vóór 1 januari 2002 definitief zijn opgevuld en dat de AID vervolgens op de vereiste sterkte blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Wijmen, Augusteijn-Esser, Swildens-Rozendaal, Passtoors en M.B. Vos.

Zij krijgt nr. 103(27400 XIV).

De heer Van Wijmen (CDA):

Voorzitter. De tweede motie betreft de verslaglegging over CITES aan de Tweede Kamer. Zij luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer Van Wijmenen Visserij tijdens het algemeen overleg met de Kamer op 13 juni 2001 te kennen heeft gegeven de verslaglegging aan de Kamer over de wijze waarop Nederland gevolg geeft aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit het CITES-verdrag (bestrijding van illegale handel in bedreigde dieren- en plantensoorten) te willen laten verlopen via de halfjaarlijkse rapportage van de handhaving der milieuwetgeving;

overwegende dat de Kamer deze handelwijze onvoldoende doeltreffend acht: die verslaglegging gebeurt onder verantwoordelijkheid van een ander ministerie en het CITES-onderwerp krijgt niet de vereiste aandacht door de grote hoeveelheid onderwerpen van andere aard die in dat milieuverslag aan de orde komt;

verzoekt de regering, twee maal per jaar in de Kamer verslag uit te brengen over de handhaving door Nederland van de verplichtingen voortvloeiend uit het CITES-verdrag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Wijmen, Augusteijn-Esser, Passtoors, M.B. Vos en Stellingwerf.

Zij krijgt nr. 104(27400 XIV).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn fractie heeft op basis van alle rapporten geconcludeerd dat het bedroevend gesteld is met de opsporing en daadwerkelijke vervolging van CITES-criminaliteit. De staatssecretaris erkent dat het een ernstig probleem is, maar heeft er het volle vertrouwen in dat zij dat probleem zal kunnen oplossen. Mijn fractie heeft op een aantal punten grote bezwaren tegen de wijze waarop zij dat wil doen en heeft om die reden een aantal moties medeondertekend. Vindt de staatssecretaris het niet van zeer groot belang dat de landelijke expertise van CITES-experts bij de AID in stand gehouden wordt? In dit kader leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot belang is, de expertise op het gebied van CITES-wetgeving in stand te houden;

overwegende dat de illegale handel in bedreigde dier- en plantensoorten, welke in belangrijke mate via Nederland plaatsvindt, bij uitstek een vorm van internationale criminaliteit betreft;

overwegende dat voor een effectieve aanpak van internationale criminaliteit een landelijk team van CITES-experts van groot belang is;

verzoekt de regering, een landelijk team van CITES-experts bij de AID in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden M.B. Vos, Augusteijn-Esser, Stellingwerf en Van Wijmen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105(27400 XIV).

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter. De illegale handel in uitheemse plant- en diersoorten dient zoveel mogelijk te worden bestreden, is de stelling van D66. Die handel betekent namelijk een directe bedreiging van de biodiversiteit. Helaas loopt de illegale handel veelal via Nederland. Dat betekent volgens mijn fractie dat controle en opsporing hier met kracht moeten worden bevorderd. Wij vrezen, mede op basis van ons gemelde voorbeelden uit de praktijk, dat met name de opsporing door de overdracht van de CITES-taken niet meer effectief en intensief genoeg is. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het CITES-project per 31 december 1998 is beëindigd;

overwegende dat de taken nu zijn ondergebracht bij de milieugroep van het Korps Landelijke Politiediensten;

overwegende dat sindsdien opsporingsonderzoeken niet of nauwelijks meer worden uitgevoerd;

overwegende dat de illegale handel in beschermde plant- en diersoorten nog steeds veelal via Nederlandse contacten verlopen;

verzoekt de regering:

  • - de hoogste prioriteit te geven aan het daadwerkelijk onderzoeken en opsporen van de illegale handel in plant- en diersoorten;

  • - daarbij nauw samen te werken met NGO's die zijn gespecialiseerd in de aanpak van deze vorm van illegale handel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Augusteijn-Esser, Van Wijmen, Stellingwerf en M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106(27400 XIV).

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Tot slot nog een vraag, mede namens mevrouw Swildens van de PvdA. Ik verzoek de staatssecretaris de Kamer nader te berichten over de voornemens van de Raad voor de dierenaangelegenheden.

De heer Passtoors (VVD):

Voorzitter. Wat bedoelt mevrouw Augusteijn met haar verzoek in de motie om de hoogste prioriteit te geven aan het onderzoeken en opsporen van de illegale handel in plant- en diersoorten? Is dat bijvoorbeeld een hogere prioriteit dan bij de opsporing van moorden? Welke NGO's bedoelt mevrouw Augusteijn die gespecialiseerd zijn in de aanpak van deze vorm van illegale handel?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Met betrekking tot de laatste vraag kan ik wel een voorbeeld geven. Dan denk ik met name aan de organisatie Traffic van het Wereldnatuurfonds en de Fast Forward Foundation die ons zeer vele en gedurende lange periode berichten hebben gestuurd. Als ik het heb over de hoogste prioriteit heb, bedoel ik het natuurlijk wel in het kader van de CITES-wetgeving en niet anders. Dat leek mij zo vanzelfsprekend, dat ik vond dat ik dat niet hoefde uit te spreken. Maar ik wil het graag voor de heer Passtoors herhalen.

Staatssecretaris Faber:

Voorzitter. De verschillende geachte afgevaardig den van de Kamer spreken elkaar tegen. Dat is jammer bij zo'n gigantisch project wat we met elkaar hebben doorlopen. Mevrouw Vos zegt dat de opsporing bedroevend is. Mevrouw Augusteijn zegt dat er niet of nauwelijks meer iets wordt uitgevoerd. Mevrouw Swildens daarentegen vindt dat we een interessant CITES-project hebben gehad, waarbij duidelijk is gebleken dat het er, als we dat project niet hadden gehad, nog steeds slecht zou voorstaan met de opsporing en de handhaving. Dat project heeft tot iets geleid. Het heeft niet voor niets handen en voeten gekregen. Ik ben het volledig eens met wat mevrouw Swildens over het hele project heeft gezegd. We hebben dat in het algemeen overleg uitgebreid met elkaar besproken.

Het is een project geweest dat absoluut noodzakelijk was. Ik ben het met mevrouw Vos eens dat het voor die tijd niet zo goed gesteld was met de opsporing en de handhaving. Dit enorme project is niet voor niets opgezet. Het heeft ertoe geleid dat het nu allemaal beter gaat. Je kunt dus niet zeggen dat er niet of nauwelijks meer wordt opgespoord. De cijfers die ik van de AID gekregen heb, logenstraffen dat.

Het project is afgerond, maar de samenwerking tussen de verschillende opsporings- en handhavingsdiensten krijgt nu een vervolg, zoals dat behoort. Er is een versterking van de aansturende rol van het openbaar ministerie. De landelijke milieugroep neemt het onderwerp CITES volop mee in de werkzaamheden. Er is een criminaliteitsbeeldanalyse die gezamenlijk door de landelijke milieugroep, de AID en het OM wordt uitgevoerd en die dit jaar meer inhoudelijke informatie zal geven over de illegale handel en de zorgpunten daarbinnen, om vervolgens verdere prioriteiten te kunnen stellen met betrekking tot de opsporing. Daarnaast is er een verdergaand toezicht en controle, die buiten de zware opsporingsonderzoeken via het LMG loopt.

Voorzitter. Al deze zaken komen voort uit het project CITES dat we de afgelopen periode hebben afgerond.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik denk dat niemand in deze Kamer eraan twijfelt dat het CITES-project een grote bijdrage heeft geleverd. Dat is niet de discussie. Het gaat om het punt van de daadwerkelijke vervolging. Hoeveel mensen zijn er aangehouden en echt vervolgd? Dat resultaat is volgens mij bedroevend. Daar zijn een aantal oorzaken voor aan te wijzen. Wij zijn er op dat punt nog lang niet. Dat wil ik de staatssecretaris voorleggen.

Staatssecretaris Faber:

Ik zeg niet dat we er zijn. Dan zouden we een aantal andere prioriteiten in de werkzaamheden kunnen stellen. Dat is niet aan de orde. Sterker nog, ik heb de formatie bij de AID op het terrein van de opsporing en de handhaving bij natuurbeleid uitgebreid. Deze is naar de beroemde 31 formatieplaatsen gegaan. Dat is absoluut een groei. Vervolgens is er een andere taakverdeling binnen de AID gekomen, zodat niet alleen meer mensen zich heel specifiek met CITES bezighouden, maar ook meerdere mensen die zich hiermee bezighouden deskundig zijn op dit gebied. Je kunt niet meer zeggen dat het een geïsoleerd clubje is van zo'n veertien mensen. De totale formatie is uitgebreid en de formatie-eenheden maken daar onderdeel van uit. Dat heeft te maken met het feit dat er nog steeds behoorlijk moet worden gehandhaafd en opgespoord.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De concrete vraag is hoeveel mensen er de laatste jaren daadwerkelijk zijn vervolgd. We hebben gezien dat allerlei zaken uiteindelijk zijn misgelopen en dat nauwelijks één illegale handelaar de straf heeft gekregen die hij heeft verdiend.

Staatssecretaris Faber:

Voorzitter. Er zijn wel degelijk mensen vervolgd. Op het moment dat je met elkaar afspreekt dat je een strenger regime hanteert – ik kom daar meteen op terug bij de bespreking van de motie van mevrouw Snijder over Schiphol – dat je de touwtjes aantrekt en daadwerkelijk meer gaat opsporen, gebeurt er ook iets aan de voorkant van het traject. Zo heeft dit project opgeleverd dat mensen weten dat criminaliteit in zijn algemeenheid niet altijd leidt tot gevolgen die bestraft worden. In dat kader hecht ik eraan om in te gaan op twee meldingen waarover mevrouw Augusteijn sprak tijdens het algemeen overleg. Het betrof meldingen van 3 en 10 juni die volgens haar fout waren gegaan.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Komt de staatssecretaris nog terug op de AID?

Staatssecretaris Faber:

Ja, zodra ik zal ingaan op de formaties.

Eén van de NGO's waarover mevrouw Augusteijn sprak heeft een mededeling gedaan, kennelijk alleen aan de Kamer en niet aan mij, dus ik wist het niet en heb het moeten nazoeken. Er werden gewoon even twee aantijgingen in het openbaar gedaan en ik ben blij dat zij zijn gedaan, want daardoor had ik de kans om er eens in te duiken. Gebleken is dat er op 3 juni een rommelmarkt was in 's-Hertogenbosch waarbij huiden van een Bengaalse tijger werden aangeboden en dat er op 10 juni een bezoeker van een reptielenbeurs samen met een Amerikaan in een taxi op weg was naar Houten en van deze Amerikaan hoorde dat hij gesmokkelde kameleons vervoerde. Daar zou dus actie op moeten worden ondernomen.

Buiten kantooruren en in het weekend wordt de telefoon van alle AID-kantoren automatisch doorgeschakeld naar de meldkamer, die alle gesprekken op de band vastlegt. Er blijkt op 10 juni geen melding binnengekomen te zijn van illegale handel op de beurs te Houten. Het is dus inderdaad mogelijk dat iemand zegt dat er een melding is gedaan, maar dat is in dit geval niet bij de AID gebeurd. De melding van de tijgerhuiden op 3 juni is wel degelijk geregistreerd. Daar is vervolgens actie op ondernomen. Een controleur natuurbescherming van de AID is naar de rommelmarkt gegaan en heeft inderdaad een stukje van een tijgerhuid aangetroffen. De verkoper heeft een waarschuwing gekregen omdat het te koop aanbieden daarvan is verboden, maar in dit geval ging het om een erg oud en bijna vergaan stukje huid. Ik ga zo uitgebreid in op deze voorbeelden omdat ik me hier eerlijk gezegd aan heb gestoord. Ik neem het mevrouw Augusteijn uiteraard niet kwalijk, want zij vroeg zich af of dit wel goed liep en dat is ook de taak van de Kamer. Naar mijn mening ging het om uitingen die een eigen leven gaan leiden, terwijl er geen onvertogen woord over de AID op zijn plaats was. Dat mag ook wel eens worden gezegd.

Ik zal nu ingaan op de AID en de handhavingsinstanties. Uit het CITES-project is naar voren gekomen dat de AID een soort expertisecentrum vormt binnen de bestaande handhavingsinstanties en daar is de dienst ook voor toegerust. Ik doel hierbij op ondersteuning van de andere handhavingspartners, op het organiseren van opleidingen en het aanleveren van informatie. Ik heb al uitgelegd dat zich door de reorganisatie en regionalisatie meer mensen met CITES bezighouden dan voorheen. Het totale aantal formatie-eenheden – dat is dus wat anders dan het aantal mensen – bedraagt veertien en de taken zijn verdeeld over 31 mensen. Er kan dus niet worden gezegd, zoals het WNF tegen de Kamer deed, dat er nog steeds maar tien van de veertien formatieplaatsen zijn opgevuld, want dat is natuurlijk niet zo. Er zijn inderdaad vacatures, maar dat is in iedere grote organisatie het geval. Het gaat echter niet om vier van de veertien, maar om een aantal van die 31. Ze moeten natuurlijk wel zo snel mogelijk opgevuld worden. Ik heb tijdens het algemeen overleg ook toegezegd dat ik ervoor zal zorgen dat ze voor het eind van het jaar zijn opgevuld. Op dit moment lopen de procedures volop. Ik denk dat ik hiermee afdoende heb gereageerd op de motie van de heer Van Wijmen. Ik vind de motie overbodig, omdat er al aan wordt gewerkt.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

In de vorige kabinetsperiode was er al sprake van die vier niet opgevulde plaatsen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe lang die vier plaatsen open zijn gebleven? Het hoeven niet per se dezelfde mensen zijn, maar het is wel tekenend dat het voortdurend bij die tien mensen blijft en dat er vier vacatures zijn. Is er enig moment geweest dat die vier plekken opgevuld waren en, zo ja, wanneer dan?

Staatssecretaris Faber:

Het gaat niet om veertien mensen, maar om veertien formatie-eenheden die in de begroting zijn opgenomen. Dat is veertien maal 36 uur, want de huidige werkweek is 36 uur. Dat wordt gekapitaliseerd en dat bedrag is beschikbaar voor specifieke CITES-taken. Vervolgens zijn die werkzaamheden verdeeld over veel meer mensen. Er zijn 31 mensen die zich bezighouden met CITES-taken en met niet-CITES-taken. Je kunt dus niet zeggen dat er vier mensen nodig zijn voor die CITES-taken. Dat is op dit moment niet aan de orde. Dat was in het verleden mogelijk wel het geval, maar ik heb met de huidige situatie te maken. De reorganisatie heeft ertoe geleid dat er geen exclusief clubje van veertien mensen meer zit, maar dat iedereen die het veld wordt ingestuurd voor opsporing en handhaving op het terrein van natuur ook deskundig is op CITES-gebied. Het is toch fantastisch dat zij ook de CITES-elementen kunnen herkennen. Ik denk echt dat het een verbetering is ten opzichte van de huidige situatie. Ik kan niet zeggen dat er op het aantal van 31 mensen zoveel vacatures zijn dat de handhaving van natuurbeschermingswetten in het gedrang komt. Zo zit de organisatie niet meer in elkaar.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter.

De voorzitter:

Wij gaan het algemeen overleg niet overdoen. Degenen die bij de interruptiemicrofoon staan, mogen nog één korte vraag stellen en dan sta ik geen interrupties meer toe.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

De staatssecretaris heeft zelf gemeld dat een aantal vacatures nog niet is opgevuld. Ik wil dan ook graag een antwoord op de eerste vraag die ik heb gesteld, namelijk hoelang die situatie al bestaat.

Staatssecretaris Faber:

De reorganisatie is, zoals ik ook al tijdens het AO heb gezegd, op 1 januari formeel in gang gezet, maar materieel gaat er meestal enige tijd overheen voordat alles echt werkt. Er is van alles gebeurd vanwege de bemoeienissen van de AID bij de MKZ-crisis. U zult begrijpen dat men materieel nog maar een paar maanden in deze nieuwe situatie werkt. Daarom is niet concreet aan te geven wat de stand van zaken is bij het vacaturebeleid en de invulling daarvan.

Voor alle duidelijkheid, ik ben het niet eens met de overweging in de motie van de heer Van Wijmen dat al sedert jaar en dag vacatures voor vier van de formatieplaatsen op centraal niveau niet worden opgevuld. Zo is de situatie op dit moment helemaal niet. Zo was de situatie wellicht enige jaren geleden, maar er wordt nu op een totaal andere manier gewerkt. De vacatures worden zo spoedig mogelijk opgevuld tot alle 31 formatieplaatsen bezet zijn. Ik ben het wel eens met het dictum van de motie, namelijk dat de vacatures voor 1 januari 2002 moeten worden opgevuld en daar werk ik ook aan. Maar, ik kan natuurlijk niemand verbieden om elders aan het werk te gaan. U zult dus begrijpen dat ook dit een continuüm is.

De heer Van Wijmen (CDA):

Voorzitter. Ik heb meegeschreven in het AO. De staatssecretaris heeft toen gezegd dat er in totaal veertien formatie-eenheden zijn over drie inspecties verdeeld. Zij heeft ook nog een onderverdeling van zeven formatie-eenheden aangegeven, maar die ga ik nu niet herhalen. Op dat moment waren er tien vervuld en dus nog vier vacatures en volgens de staatssecretaris was dat al een hele tijd het geval. Als zij nu zegt het met de motie eens te zijn, mag zij die ook wel zien als een duidelijke aansporing van de Kamer!

Staatssecretaris Faber:

Voorzitter. De situatie is zoals ik zojuist uiteen heb gezet!

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter. Ik ben dan wel benieuwd naar het antwoord dat mevrouw Augusteijn nog niet heeft gekregen. Wanneer waren die veertien fte's wel volledig ingevuld? Het gaat het om de periode voor 1 januari 2001!

Op welke wijze zet de staatssecretaris zich in en kan worden voorkomen dat als meer AID'ers naast andere activiteiten een beetje CITES doen, deskundigheid te veel versnippert? Hoe kan zij ervoor zorgen dat als men een grote zaak op het spoor is de krachten ook daadwerkelijk kunnen worden gebundeld? Men kan ook met andere belangrijke dingen bezig zijn, zoals de MKZ-crisis. Hoe kan worden gewaarborgd dat die prioriteit gegeven kan worden en de mensen uit de regio kunnen worden geplukt?

Staatssecretaris Faber:

Dat is nu precies de core business van de AID. Je moet er wel enig vertrouwen in hebben dat de organisatie dat op een goede manier aanpakt en dat gebeurt ook. Tijdens het AO heb ik uitgelegd op welke wijze de expertise en de opleiding binnen de AID vorm krijgen en hoe de expertise vanuit de AID naar andere opsporings- en handhavingsdiensten gaat. Vervolgens wordt in de werkprogramma's uitdrukkelijk aangegeven waar de prioriteiten liggen en hoe ze verdeeld moeten worden. Mocht in enig jaar blijken dat dit niet is gebeurd, dan hebt u de jaarverslagen en kunnen wij daarna de vinger aan de pols houden. Tot nu toe is er geen enkele aanleiding om te zeggen dat het niet goed is gegaan.

Hierbij komt – ik zet het maar even vrij stevig neer – dat het natuurlijk niet zozeer gaat om de manier waarop de AID is georganiseerd – dat heeft inderdaad alles te maken met de effectiviteit – maar om wat er wel en niet goed gaat. Op dat punt is het zaak voor degenen die daarover gaan, in dit geval de regering, om te bezien of de organisatie niet moet worden aangepast. Vooralsnog blijkt de huidige werkwijze in het kader van de CITES de beste en de meeste garantie te bieden dat zoveel mogelijk mensen deskundig zijn. Daar heeft het totaal van de opsporing en de handhaving met betrekking tot de zgn. CITES-taken in mijn overtuiging alleen maar baat bij.

Voorzitter. De motie van mevrouw Augusteijn stelt dat er nauw moet worden samengewerkt met NGO's die gespecialiseerd zijn in vormen van illegale handel en dat de hoogste prioriteit moet worden gegeven aan het daadwerkelijk onderzoeken en opsporen van de illegale handel in plant- en diersoorten. Dat laatste gebeurt. Wij hebben het over een verslag van een project waarvan uitdrukkelijk is aangegeven dat dit een hoge prioriteit heeft, in het kader waarvan organisatieafspraken naar voren zijn gekomen, waarin integraler wordt gedacht dan voorheen. Er zijn goede contacten met verschillende opsporingsdiensten. De motie is dus absoluut een ondersteuning van het beleid.

De voorbeelden die mevrouw Augusteijn noemde van NGO's die terzake gespecialiseerd zijn vond ik niet de meest gelukkige voorbeelden van effectieve samenwerking met de AID en die moet natuurlijk wel effectief zijn. Daar waar het effectief kan, lijkt mij dit geen probleem, maar ik moet in ieder geval dit deel van de motie ontraden, want ik vind dit geen versterking van de wens dat de hoogste prioriteit wordt gegeven aan het werkelijk onderzoeken en opsporen van de illegale handel in planten en dieren. Ik heb geen probleem met de motie, maar dus wel met de beperking die daarin zit. Om die reden moet ik de motie dus ontraden.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Een beperking? Integendeel! Dit is bedoeld als versterking. Ik kan mij best voorstellen dat de staatssecretaris hierin geen zin heeft, maar dit is bedoeld als versterking van met name de opsporing, omdat het daaraan toch echt schort, ondanks alle woorden van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Faber:

Ik ben het hiermee niet eens. Het schort niet aan een goede opsporing. Ik denk dat de werkwijze die mevrouw Augusteijn voorstelt wel eens minder effectief zou kunnen zijn. Daar leg ik de vinger bij. Om die reden ben ik het met dat deel van de motie niet eens en daarom ontraad ik de motie.

Mevrouw Swildens heeft gesproken over de verslaglegging in politierapporten. De heer Van Wijmen verzoekt de regering in een motie om tweemaal per jaar verslag uit te brengen aan de Kamer over de handhaving door Nederland van de verplichtingen voortvloeiend uit het CITES-verdrag. Hij doelt daarmee op een afzonderlijke verslaglegging. Gelet op het feit dat de Landelijke milieugroep nu volop meedraait in de werkzaamheden, dat er afspraken zijn gemaakt over de informatie-uitwisseling met de opsporingsdiensten en dat het Platform zware milieucriminaliteit adviseert aan de Landelijke milieugroep, lijkt het mij het meest verstandig en efficiënt om in die rapportage CITES mee te nemen. Daar vindt de bundeling van werkzaamheden plaats en daar vindt ook de bundeling van de informatiestromen plaats. Ik heb tijdens het algemeen overleg toegezegd dat ik graag bereid ben dit als een afzonderlijk, herkenbaar onderdeel te presenteren. Juist gelet op het feit dat wij met het CITES-project een betere afstemming en samenwerking tussen de verschillende opsporingsdiensten beogen, vind ik het nogal merkwaardig dat om een aparte verslaglegging wordt gevraagd. Ik vind dit niet consequent en om die reden ontraad ik deze motie.

De heer Van Wijmen (CDA):

Voorzitter. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij als verantwoordelijk bewindspersoon kan worden aangesproken bij de behandeling van de halfjaarlijkse rapportage over de handhaving van de milieuwetgeving met de minister van VROM?

Staatssecretaris Faber:

Voorzitter. Niets weerhoudt de Kamer ervan om voor de behandeling van dit verslag de staatssecretaris van LNV uit te nodigen.

De voorzitter:

Ik voeg hieraan toe dat niets de regering ervan weerhoudt om te bepalen wie daarbij aanwezig is.

Staatssecretaris Faber:

Precies, als het nu nog niet goed komt, weet ik het niet meer.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

De staatssecretaris nam mijn opmerking in een moeite mee in haar reactie op de motie van de heer Van Wijmen, maar ik heb haar uitdrukkelijk gevraagd om er bij de collega's van Justitie en van BZK op aan te dringen dat zij de activiteiten van het groene politie- en justitiewerk ook tot uitdrukking brengen in de verslaglegging over het Beleidsplan justitie. Juist na de opheffing van de veldpolitie is het van het grootste belang – ook met het oog op de evaluatie van de reorganisatie van de politie – dat de CITES-activiteiten nadrukkelijk zijn terug te vinden in dit verslag. Daarom het verzoek aan de staatssecretaris om hierop aan te dringen bij haar collega's.

Staatssecretaris Faber:

Voorzitter. Ik neem dit voorstel graag over. Het lijkt mij heel goed dat dit gebeurt. Het is een goede en effectieve manier om de andere diensten nog meer bij dit beleid betrokken te krijgen en te houden. Het is ons gelukt ze erbij te krijgen, maar het is een grotere kunst ze erbij te houden. Ik zal hierop aandringen bij mijn collega's van Justitie en van BZK. Mevrouw Vos verzoekt mij in haar motie, een landelijk team van CITES-experts bij de AID in stand te houden. Na alles wat ik over de organisatie van de AID heb gezegd, zal zij begrijpen dat ik de aanneming van deze motie ten stelligste ontraad.

Mevrouw Snijder vroeg naar de inspectiepost van de KLM op Schiphol. Tijdens het algemeen overleg heb ik al aangegeven dat het van tweeën één is: of er komt op Schiphol een keuringspost die aan de eisen voldoet of er komen meerdere keuringspunten die niet aan alle eisen voldoen. De Kamer heeft mij volkomen terecht gevraagd om op te treden, omdat het op dit moment helemaal niet goed gaat. Ik heb opgetreden en het gevolg daarvan is dat er één keuringspunt komt dat zeer binnenkort aan alle eisen zal voldoen en eréén andere keuringspunt wordt gesloten.

De beslissing daartoe is niet van vandaag op morgen genomen. Daar is een lange voorbereiding aan voorafgegaan. Zo is er uitgebreid overleg gevoerd met degenen die de keuringspunten exploiteren en exploiteerden. Op een gegeven moment heeft de eigenaar van een van de keuringspunten gezegd dat hij niet bereid is om te investeren, omdat de kosten niet opwegen tegen de baten. Hij heeft dat gedaan in de wetenschap dat ik zijn keuringspunt dan zou moeten sluiten.

Het gevolg van een en ander is dat er nu één keuringspunt is. Dat is mede het gevolg van de vrije markt en dat moet mevrouw Snijder als vertegenwoordigster van de VVD enorm aanspreken. De afhandeling van vracht is een vrije markt, waarop zowel luchtvaartmaatschappijen als afhandelaars actief zijn. Ik heb er echter wel voor gezorgd dat alle vrachtvervoerders, afhandelaars en andere betrokken organisaties ruimschoots van tevoren op de hoogte zijn gesteld van mijn besluit, een keuringspunt te sluiten.

De overheid beschikt niet over de publiekrechtelijke bevoegdheid om welke maatschappij of onderneming dan ook te verplichten, alle zendingen te accepteren en af te handelen. Het maakt daarbij ook niet uit of een van die maatschappijen de KLM is. Ik wijs daar nog maar eens op, want blijkbaar hebben bepaalde Kamerleden romantische ideeën over voormalige staatsbedrijven. Het is aan de maatschappijen die ook dieren naar Schiphol willen kunnen vervoeren, om een contract te sluiten met de KLM. Het staat iedereen vrij om dat wel of niet te doen.

Het is uiteraard mogelijk dat een andere maatschappij een keuringspunt op Schiphol inricht. Ik heb de Kamer dat ook schriftelijk laten weten. Er is hiervoor echter een bikkelharde voorwaarde en wel dat men zal moeten voldoen aan de Europese eisen. Pas als daaraan is voldaan, kan men erkend worden als keuringspunt.

Dit alles is geheel conform hetgeen wij nu al jaren met elkaar bespreken. Het verbaast mij dan ook enigszins dat men nu tegen mij zegt dat het ongewenst is dat bepaalde vrachten dan niet kunnen worden afgehandeld. Ik wijs erop dat dit een gevolg is van de eisen die wij met elkaar hebben gesteld en het feit dat wij met een vrije markt van doen hebben. Ik kan geen maatregelen nemen die ertoe leiden dat het huidige keuringspunt voor alle vluchten van alle maatschappijen wordt opengesteld. Ik kan mij verder ook niet voorstellen dat de Kamer een voorstander is van het oprichten van een publiek keuringspunt. Het enige wat ik kan toezeggen, is dat ik bereid ben, de KLM te verzoeken tegemoet te komen aan de wens van de Kamer. Ik kan overigens nu al wel zeggen wat het antwoord zal zijn.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De staatssecretaris verdient alle lof voor de wijze waarop zij het keuringspunt heeft geregeld. Het is echter de zorg van de Kamer dat het dierenwelzijn in het geding komt als een aantal vluchten van andere maatschappijen niet op Schiphol kan worden behandeld. In de motie wordt uitgesproken dat het te risicovol is om deze vluchten op een ander vliegveld binnen te laten komen. Ik verzoek haar daarom om toch in te gaan op de motie, iets verder te gaan dan zij met haar toezegging heeft gedaan en het gesprek met de KLM te heropenen.

Staatssecretaris Faber:

Ik kan geen enkele onderneming verplichten om bepaalde diensten aan te bieden aan anderen, contracten te sluiten met andere maatschappijen en diensten af te nemen of aan te bieden. Ik kan dus ook de KLM daar niet toe verplichten. Het lijkt mij ook een novum om daartoe over te gaan, nota bene op instigatie van een vertegenwoordiger van de fractie van de VVD. Ik kan mij niet voorstellen dat mevrouw Snijder dat serieus meent. Het enige wat ik kan doen – en dat gaat echt al heel ver – is aangeven dat het de overheid een lief ding waard is als de onderneming andere vluchten gaat keuren. Tegen een onderneming wordt anders gezegd: wij vinden dat u met andere maatschappijen contracten moet sluiten. Dat is toch heel merkwaardig? Ik wil de zorg overbrengen en aangeven hoe de zaken staan, maar ik kan onmogelijk de ene onderneming verplichten om contracten te sluiten met andere ondernemingen. Ik doe dat ook niet, want de overheid en de regering werken niet op die manier. Ondernemingen hebben op dit punt eigen verantwoordelijkheden. Het gevolg van onze afspraken, en de maatregelen die ik vervolgens heb getroffen, is dat keuringspunten zijn gesloten. Dat is niet leuk. Er was echter nu eenmaal sprake van zaken die gewoon niet door de beugel konden. De Kamer en de regering hebben gezamenlijk besloten dat het zo niet langer kon en zij moeten daarvan gezamenlijk de consequenties aanvaarden. Aan de voorkant zijn maatregelen genomen en sommige maatschappijen hebben naar aanleiding daarvan besloten dat zij met hun vracht niet meer naar Schiphol vliegen. Dat is ook vrije marktwerking.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Het gaat zeker om de vrije markt. De KLM houdt momenteel evenwel ontzettend strak vast aan haar monopoliepositie. De overheid heeft een taak op het terrein van zowel dierenwelzijn als ziektebestrijding bij importen. Ik herinner de staatssecretaris eraan dat wij op dat gebied een zorg hebben op Schiphol. Het is niet alleen een taak van de KLM.

Staatssecretaris Faber:

Het staat iedere maatschappij vrij om morgen een vergunningsaanvraag bij mij in te dienen voor een keuringspunt zodat alle vluchten daar afgehandeld kunnen worden. Ik heb daar geen enkel probleem mee. Er is echter een bikkelharde voorwaarde: eerst voldoen aan de Europese eisen. Het is heel merkwaardig dat geen enkele onderneming gebruik heeft gemaakt van die mogelijkheid. Sterker nog, de enige ondernemer die op Schiphol zat, was niet langer bereid om een keuringspunt te exploiteren. Dat is de harde werkelijkheid en die consequentie moeten wij vooral onder ogen zien. Nogmaals, ik zal de KLM de zorg van de Kamer overbrengen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De Kamer heeft nooit een keuringspunt voor slechts de KLM voorgestaan. Het gaat om een keuringspunt voor Schiphol. De staatssecretaris kan toch niet zeggen dat het niet meer haar verantwoordelijkheid is. Het is wel degelijk haar verantwoordelijk heid, de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid, om ervoor te zorgen dat er een keuringspunt op Schiphol komt. Dat verzoek legt de Kamer bij de staatssecretaris neer.

Staatssecretaris Faber:

Er is een keuringspunt op Schiphol. Daar heb ik voor gezorgd. Ik heb ervoor gezorgd dat het punt aan de eisen voldoet die wij met elkaar hebben gesteld en ik heb ervoor gezorgd dat er niet meer wordt gerommeld, conform de wensen van Kamer en kabinet. Dat een en ander ertoe leidt dat bepaalde vluchten en maatschappijen niet meer op Schiphol vliegen, is inderdaad de consequentie van de strenge maatregelen die zijn genomen. Ik ben van mening dat de Kamer die consequentie onder ogen moet zien. Als het zo jammer is dat bepaalde maatschappijen ineens niet meer op Schiphol vliegen, dan moeten die maatschappijen gezamenlijk een keuringspunt opzetten. Als de Kamer van mening is dat er een keuringspunt van de overheid moet komen, dan wacht ik dat debat met belangstelling af.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 17.03 uur tot 19.00 uur geschorst.

Naar boven